erke.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
iii
1914.
Woensdag 39 April
38e Jaargang.
HISTORISCH
y
No.
CHRISTELIJK-
skin
m
it.
ielburg.
uw rijwiel
n, ketting-
kunt ge
leverd kan
05.
Ikmeid.
oudster
udster
kersknecht
ingen.
»ter,
Co.,
stift
eg
F. P. D HUI!, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Staten-Generaal
INI
ca CD
CO
CO
rj.
BASTING,
G. C. BEVIN,
TAALMAN,
tburg, E. M.
19
ug drogen,
t en zink-
verven in 4
ilenvernis,
Bezems,
elend.
de boerderij
31', bij Bergen
n huismeester
NIER te Brig-
IAARS. Land
ed
Wemeldinge.
gens ziekte der
tkantoor, Oost-
e n st
3.-R0TTERD.
plaatsen.
tgezonderd des
vm, 6,20, van
rdam vm. 8 uur.
Mei dienst van
ssingen en van
15. 18, 20, 22,
;terdam 1, 4, 7,
26 en 28 Mei.
ee vervoerd.
tiddelburg..
SI
:ten vlekken,
iz. per stift
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
LEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs, per drie maanden franco p.p. f 1.25
Enkele nummers0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
EN
van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels f 1.—iedere
regel meer 10 cent.
De Prinses leve
30 April viert de natie feest.
Hare Koninklijke Hoogheid Prinses
Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina
viert heden haar vijfden verjaardag. Haar
eerste kroonjaar.
De Heere omringe dit geliefde, van Hem
afgebeden, Koningskind met de keur Zijner
zegeningen, doe Haar onder de zorg harer
zelve Christelijk opgevoede Koninkljjke
Moeder opwassen in de kennis en de
vreeze des Heeren, en bekwaamd worden
tot de groote taak, eenmaal zij het
spadel ons Volk te regeeren.
Vooral de kinderen onzes volks geden
ken dit Koningskind en zingen Haar hunne
liefste liederen toe. Op school en catechi
satie wordt dan ook algemeen deze heer
lijke laatste April herdacht, en uit volle
borst jubelt gansch Nederland, voorzoover
het nog niet zijn liefde voor Oranje en
zijn eerbied voor het Gezag verloor, de
hooge Jarige toe:
Lang leve Prinses Juliana!
if vf
Gefopt.
Wie de rede van liet vrijzinnig-demo
cratische lid uit Zuidhorn, den heer Teen
stra, nog eens overleest, die komt tot de
slotsom dat de vrijzinnigen in 1913 de
menschen hebben gefopt met hun concen
tratie-manifest, op het punt van belas
tingen.
Tegen het reehtsche kabinet werd aan
gevoerd, dat het indirecte belastingen wil
de invoeren (Tarief) en het concentratie-
minifest stelde er tegenover directe belas
tingen. belasting naar draagkracht!
Nu kwam de heer Patijn, het lid uit
Zierikzee, in de Kamer bet pleit voeren,
voor indirecte belastingen en dit lokte
den heer Teenstra uit zijn tent.
„Wanneer wij nagaan", zoo sprak hij,
„op welk program wij de verkiezingen
hebben gevoerd, hoe in het concentratie-
manifest. stond, dat de Regeering niet
moest terugdeinzen voor het heffen van
directe belastingen, dan komt het mij voor,
dat de geachte afgevaardigde uit Breu-
kelen, de heer de Monté verLoren, vol
komen gelijk had, toen hij zeide: als gij
met die uitlating bedoelde wat de heer
Patijn wil, hadt gij u nauwkeuriger en
openhartiger moeten uitdrukken, dan hadt
gij moeten zeggen, dal ter verkrijging van
do voor sociale hervormingen noodige
middelen niet mocht worden t 'ruggedeinsd
voor verhooging zoowel van de directe als
van de indirecte belastingen. Ik weet,
dat de heer Patijn zegt: ik heb mij in
de verkiezingstijden geheel uitgelaten zoo-
als ik nu doe. Maar al heeft de heer
Patijn dat. gedaan, ik weet zeker, dat
de algemeene toon een andere is geweest.
De rechterzijde wilde geld halen uit in
directe belastingen, uit tariofsverhooging
Feuilleton.
De Broeders van St. Jan.
6)
door L. PENNING.
(Nadruk verboden).
Doch terwijl Eibcrt daar rustig heen-
schrijdt. en aan Judith denkt, en zich
vermeit in de voorstelling, hoe 'n knappe
molenaarsyrouw zij zal worden, voelt
hij plotseling, als bij ingeving, dat er on
raad is. En hij blijf stokstijf staan, want
hij weet, wat dit beteekent; nog geen
vierweken geleden heeft Judith's vader
tiet hem verteld, toen zij samen van de
llarderwijksche vischmarkt huiswaarts
keerden.
„Eibert", zeide de schaapherder: „als
gij voelt, dat er onheil dreigt, dan moet
gij drie keeren met luide stem de lof
zegging uitspreken„Gebenedeid zij de
Heilige Maagd!" Hapert uwe tong, dan
kunt. ge er zeker van zijn, dat de gloeiende
■oogen Van een wolf op u gevestigd zijn!
Geen mensch is dan in staat om te spre
ken: d« Pastoor van Ermelo niet; de
Konunandeiu' van Sint Jansdaal 1) niet;
zelfs de heilige heremiet niet, die op den
jurriaanskamp bij Harderwijk zijn kluis
heeft. Ik z°g de waarheid: niemand!
zelfs gcen- Keizer, Bisschop of Paus!"
i) '5 Heeren Loo.
en daartegenover hebben wij op het pro
gram gezet verhooging van de directe be
lastingen. Daarom geloof ik, dat wanneer
wij een aandrang oefenen in den zin
als de heer Patijn doet wij in strijd ko
men met hetgeen staat in het concentratie
manifest, waarop wij de verkiezingen heb
ben gevoerd. Bovendien is bij de bespre
king van de Staatspensionneering en van
andere uitgaven voor de sociale verzeke
ring altijd gezegd, dat de daarvoor benoo-
digde uitgaven moesten komen uit directe
belastingen, uit belasting naar draag
kracht."
Terecht mocht 'de heer Duymaer van
Twist, dit hoorende, uitroepenMaar de
verkiezingen zijn afgeloopen
Malle menschen toch, die niet Voor
zien wilden dat het zoo loopen moest!
ff ff
ff
Misleid.
Den menschen is ook voorgesteld dooi
de vrijzinnigen dn 1913 dat de suiker-
accijns zou verminderen. Minister Kolk
man had al een suikerpotje klaar staan
met tien millioen er in. De minister stelde
in uitzicht dat suikerpotje voor andeir©
doeleinden aan te spreken. En de heer
Patijn riep hem toe: dat is niets erg,
Excellentie, ga je gang maar.
Doch ook dit jging den beer Teenstra,, den
spreker uit het Noorden en terecht
te ver. Hij sprak: „(De heer Patijn) heeft
tot den minister gezegddat suikerpotje,
och, daar geef ik niet veel om; het staat
daar onbeheerd, een potje vol gouden
AVillems, steek er uw handen maar in,
haal het maar naar binnen, geneer u niet.
Excellentie, pak het maar in. Het speet
mij, dit van den geachten afgevaardigde te
hooren. Wat zouden wij dan gaan doen?
De geachte afgevaardigde zegt: och, het
is alleen een kwestie van boekhouding.
Neen, het is niet alleen een kwestie van
boekhouding. Wanneer de minister met
onze goedkeuring het suikerpotje gaat op
maken, is daarmede de verlaging van den
suikeraccijns voor langen tijd van de baan.
Dit gaat niet aan. De reehtsche Minister
Kolkman heeft gezegd: ik wil den drank
accijns verhóogen, maar ik wil den sui
keraccijns verlagen. Er zijn er geweest,
die gezegd hebben, daar komt toch niets
van en die daarom gestemd hebben tegen
de verhooging van den drankaccijns. In
de eerste jaren hebben die personen ge
lijk gehad; de Minister heeft opgebruikt
wat had behooren te komen in het sui
kerpotje. Maar wij hebben gezien, dat
de Minister daarna dat overschot niet
heeft opgebruikt en er thans een bedrag
is van 10 millioen galden, maar nu gaat
het. toch niet aan, dat 'van deze èijde
wordt gezegdgebruik dat maar op. Na
dat men eerst een soort van wantrouwen
tegen de rechterzijde aangaande dit sui-
Er kan best een wolf in aantocht zijn
waarom niet? Een oude vrouw ]aagt
zoo'n roofdier met den bezemsteel het
erf af, als het verzadigd is, maar als
het dol is van den honger, staat het voor
niets. En de voeten als vastgeworteld
aan den grond, den stok als een hooi
vork voor zich neergezet, zegt Eibert
Sterkenburg drie keeren achter elkander
de lofzegging op.
Nu gaat hij weer voort, volkomen ge
rustgesteld. Niet één keer heeft hij ge
haperd; zijn tong isyprak zoo rad, alsof
hij zijn grootmoeder om een homp mik-
brood verzocht, en hij schrijdt vlug voort
met een heimelijken glimlach .om de dwaze
(aanvechting, die zijn gemoed had bekom
merd.
Een verwilderde kat komt uil het ak
kermaalshout te voorschijn, kijkt even
rond, en holt dan met wijde sprongen
voort. En in de verte, bij een krom ge-
groeiden eik, ontdekt Eibert's scherp
oog het ineengedoken, ranke lijf van een
marter, die geduldig op zijn prooi loert,
terwijl een grauwe sperwer met trillen
de vleugels en in al nauwer kringen
boven den marter zweeft, en straks als
een pijlschicht op hem zal neerschieten.
Het is doodstil in het bosch; overal
zijn versche sporen van wolven, doch de
roofdieren zeiven hebben zich in hun
duistere sluiphoeken terug getrokken;
een maf roeit met breede slagen tegen
den wind op, en in de verte glipt de
kerpotje aan den dag heeft gelegd, nu
Zullen wij, nu er een Regeering is van de
linkerzijde aan alle hoop op' verlaging van
den suikeraccijns den bodem inslaan en
die tien millioen nu reeds opgebruiken 1
Ik geloof dat dit in strijd zou zijn met
hetgeen hier over het algemeen aan de
linkerzijde verklaard is. Wanneer wij zeg
gen gebruik dien suikerpot maar, dan
weten wij, dat nog lange jaren de ver
laging van den suikeraccijns tot de vrome
wensChen zal blijven behooren, terwijl we
andere wellicht na 2, 3 jaar wel niet
zullen komen tot een eenigszins belang
rijke verminderingdat behoeft dan ook
niet, maa.r tot een vermindering van bijlv.
fö per 100 K.G. Dit zal reeds een be
langrijken invloed hebben op het gebruik
vain suiker. Om deze redenen heb ik
dus met groote teleurstelling de rede van
den heer Patijn gehoord. Wanneer wij
zien ,hoe deze Minister reeds gaat in
de richting van de indirecte belastingen,
hoe hij reeds wil bier- en tabaksbelastin
gen, en vooral wanneer wij hooren wat
bij deze debatten gezegd wordt door de
rechterzijde, waaruit blijkt, dat zij nog
hoopt te komen tot protectie, die zij blijft
voorstellen als het ideaal van belasting
heffing, dan moeten wij wel gevoelen, hoe
gevaarlijk het is geweest, van den geach
ten afgevaardigde uit Zierikzee, om bij
dezen Minister, onder deze omstandighe
den aan te dringen óp hex heffen van meer
indirecte belastingen en op het verbrui
ken van het suikerpotje."
Van links heeft men geprobeerd dit
alles goed te praten, en de minister heeft
wat water in zijn wijn gedaan. Maar het
gevaar is hiermede niet afgewend, en de
teleurstelling van den lirikschen afgevaar
digde Teenstra was rechtmatig.
Maar de verkiezingen zijn afgeloopen
En de kiezers mogen het aanzien, wanneer
straks het suikerpotje van minister Kolk
man tot op den bodem wordt schoonge
likt!
Een onvaste grondslag.
Minister Cort v. d. Linden heeft den
volkswil uitgekozen als grondslag voor
het kabinet.
Niemand verwondert zich over die
keuze.
De volkssouvereiniteit toch is van ouds
het dogma geweest onzer vrijzinnige
staatslieden en hoogleeraren.
De hoogste norm voor het recht en
voor het staatkundig beleid was, zoo leer
de de vrijzinnigheid ten allen tijde, het
algemeen belang. En dat algemeen belang
werd gedecreteerd door de meerderheid
der kiezers.
Mr. Troelstra heeft dan ook terstond
dezen grondslag van den volkswil met een
schaduw van een wild konijn voorbij. En
met een frisschen blos van de koude op
de wangen, schrijdt de molenaarsknecht
al vlugger voort, totdat hij de heide be
reikt, en in de verte de besneeuwde,
breede linde ontdekt, onder welker tak
ken de lage woning van Tijs den schaap
herder verscholen ligt.
Eibert stond vreemd te kijken, toen
hij de woning binnentrad, waar niets dan
verdriet en verslagenheid heerschte; Ju
dith had roodgekreten oogen, en haar
vader zat in een gebogen houding, de
armen slap langs het lichaam afhangend,
met een somberen trek op zijn klein, Spich
tig gezicht in het vuur van den haard
te staren.
„Wat is dat nu?" vroeg Eibert met
groote verbazing, terwijl hij beurtelings
naar Judith en naar haar vader keek;
„zeg, wat is hier gebeurd, Tijsbaas?
Hebben die onverlaten van wolven een
bezoek gebracht aan uw schaapskooi?"
De herder rees uit zijn doffe, lusteloozo
houding even op, en zeide met een die
pen zucht: „Hoeveel schapen denkt ge
dat die ondieren gepasseerden nacht heb
ben verscheurd?"
„Hoeveel? Ik hoop niet éénl" zeide
Eibert, maar de schaapherder trok de
mondhoeken neer, terwijl hij op scham
peren toon hernam: „Geen één? Zeven
schapen, die ik apart had in het achter
huis 1 Niet één is er overgeschoten, en
Turk is ook dood! O, 't is een ramp
likkebaardend gebaar aanvaard, en er als
zijn meening aan toegevoegd, dat de S. D.
A. P., straks meerderheid geworden, wel
zal uitmaken waar ergens die „volkswil"
zit.
Natuurlijk, want dat is de consekwentie
van de leer, die hem aan de Rijks hooge-
school door zijn vrijzinnige leermeesters
is ingeprent.
Professor Krabbe leerde reeds voor ja
ren, dat het rechtsgevoel de eenig juiste
grondslag is voor het recht.
Niet meer de Hoogste Wetgever is God,
maar de mensch stelt zichzelf de wet,
met verantwoordelijkheid alleen aan den
medemensch.
En die medemensch is voor mr. Cort
v. d. Linden de kiezer; voor mr. Troelstra
de S.D.A.P.
Zoo zakken de hooggeleerden al meer
af naar het Paganisme en de natie maakt
de tuimeling meel
•Jf
De opcenten.
De twintig opcenten op de vermogens-
en bedrijfsbelasting en de zestig opcenten
op de naamlooze vennootschappen zijn
met 47 tegen 5 stemmen, schier zonder
verzet onder 's Voorzitters hamer door
gegaan.
Alleen de heer Van Vuuren sprak en
vijf leden van rechts stemden er tegen.
Op de presentielijst hadden 75 leden
der Kamer geteekond. Vele leden van
rechts waren bij de operatie van den
Nederlandschen belastingschuldige afwe
zig.
Dat heeft velen in den lande gespeten,
zoo niet gehinderd.
De liberalen hebben in 1905 getoornd
tegen de vijf opcenten van minister Harte.
Die dan ook werden teruggenomen. Nu
slikten zij met groote blijmoedigheid de
twintig en de zestig van minister Bertling.
En de reehtsche minderheid, al ging
zij mee, wat wij overigens allerminst haar
kwalijk nemen, verzuimde bij den „consi
derans", bij monde van een der leiders
haar stem te bepalen, en daarbij de ge
legenheid om dat geval van de vijf op
centen van Harte aan de meerderheid
onder haai- politieken neus te wrijven.
En wat nog erger is velen waren
afwezig.
Tweede Kamer.
Linksche verdeeldheid en
linksche kleinzieligheid.
Gisteren was het amendeimentendag. Met
al den aankleve ervan was deze dag niet
weinig belangwekkend.
ik kom ze nooit te boven!"
Eibert zweeg een oogenblik, met ont
hutst gelaat in den gloed van den haard
turend, terwijl hij zich moest bukken,
om met het hoofd niet tegen de lage zol
derbalken te stooten. Het sneed hem
door het hart, Judith's betrokken gelaat
te zien, maar zijn jonge moed worstelde
tegen die neergedruktheid op, en den
.schaapherder frisch in de oogen kijkend,
zeide hij: „Kom Tijsbaas 't kon erger!
Moed gehouden, man, en op God en de
heiligen vertrouwd dat is het beste!"
De schaapherder rees op als een hond,
die gesard wordt, en Judith, die voor
een hooze uitbarsting vreesde, zeide tot
Eibert, dat hij geen besef had van het
verschrikkelijk tooneel, dat zich hier op
den rand der heide in den afgeloopen
had afgespeeld. Zij nam hem bij den arm,
en leidde hem naar buiten, waar zij
hem in den wand van oude planken en
plaggen de bres aanwees, die de wolven
als een stormend leger waren binnenge
drongen, om de schapen te verscheuren.
De trouwe hond lag nog in de opening:
als een held, die bij de verdediging der
veste den dood heeft gevonden, met den
voorpoot in de uitpuilende ingewanden
verward, den bek met de scherpe tan
den wijd open.
O, het was om er bij te huilen: zooals
de wolven hadden huisgehouden I Zij had
den de verscheurde schapen een eind
meegesleept, om ze dan te verslinden;
't, Is soms merkwaardig de ontvangst
van een amendement na te gaan, minder
om de zwaarwichtigheid van de onder
werpen, als wel om de houding der link
sche heeren.
't Begon al met het amendement van
den heer Tydeman op art. 13.
Hij stelde voor de oorspronkelijke lezing
van de artt. 13 (en 14) van het ontwerp
te herstellen. De fiscus zal z. i. anders
geen houvast meer hebben voor de be
rekening van het inkomen. Stelt men het
alternatief: het gemiddelde inkomen van
de laatste 3 jaren bij geregelde boekhou
ding, of het inkomen over het laatste
jaar wanneer er geen geregelde boekhou
ding (is, dan zal de belastingschuldige,
zoodra het in zijn belang is, de boeken
vernietigen. Bovendien staat het begrip
geregelde boekhouding niet vast. Het is
daarom, volgens dhr. Tydeman, beter ak
leen het laatste jaar te nemen.
De minister sputterde hard tegen; de
heer Ketelaar hielp hem een handje, ter
wijl de heer de Meester aan de zijde
van den Tielschen afgevaardigde stond,
en de heer Vliegen weer juist de tegen
overgestelde meening was toegedaan.
Het eind was, dat de heer Tydeman zijn
zin kreeg. Met 39 tegen 27 stemmen kwam
z'n amendement er door.
Voor minister Bertling weer een hard
gelag. Ofschoon hij overigens nog al op
dreef scheen te komen.
De heer van Vuuren (r.-k.) verdedigde
zijn amendement, om den kinderaftrek ook
uit te breiden over de inkomstengrens
van f5000, en met een klimmend bedrag,
doch met degressie. Hij las voor, wat
omtrent het stelsel van doorgezetten kin
deraftrek in het ontwerp-Kolkman en De
Meester werd gezegd in het voorloopig
verslag, waaruit blijkt, dat dit stelsel niet
ongunstig werd ontvangen. Van hetzelfde
beginsel, waarop dat stelsel rustte, gaat
zijn amendement uit.
De juistheid ervan wordt iederen dag
door een ieder in het dagelijksch leven
erkend. Wanneer men van iemands in
komen spreekt, vraagt men dadelijk naar
de grootte van het gezin. Dat geschiedt
in eiken rang en stand.
We zouden hier te doen hebben met een
belasting „naar draagkracht", welnu, dan
mag men toch zeker het element, dat het
gewichtigste is in de draagkracht, niet
weglaten.
Om te zeggen, dat na een zekere grens
de kinderen geen invloed meer hebben op
de draagkracht, moet men de oogen slui
ten voor de werkelijkheid.
Buiten de financicele is er nog een
principieele zijde aan de zaak.
Er zijn tegenwoordig menschen, die, wat
de grootste zegen is, een last noemen, n.l.
het hebben van veel kinderen. De overheid
en de ruiven, de posten, de planken, de
sneeuw daarbuiten het was alles vol
bloed. Overal in het rond lagen rood
gekleurde plokken wol, een stuk van een
afgekloven 'schapenbeen, lappen vleesch
de stal leek wel een slachthuis, en
het rook er naar bloed.
Eibert begon te trillen van toorn, toen
hij de verwoesting zag; zijn neusvleugels
bewogen zich, en hij balde de verschrik
kelijke vuisten.
,,'t Is een schandaal!" barstte hij uit:
„een gruwel! De edellieden willen altijd
vechten laat ze Itegeai dat wolvenge-
broed hun moed en dapperheid toonen!"
„Ze zullen toch wel een wolvenjacht
houden?" vroeg Judith; „dat doen ze
immers elk jaar, als de wolven te ver
metel worden?"
„'t Is zoo", antwoordde Eibert op be
daarder toon; „de valkenier van Leuve-
num heeft mij gister nog verteld, dat het
er spoedig v,an komen zal, en we zul
len met die rakkerts afrekenen, dat het
zoo'n aard heeft I"
De gedachte aan die geduchte afreke
ning scheen hem tot kalmte te brengen;
er kwam verheuging in zijn blauwe, spre
kende oogen, en Judith schepte nieuwen
moed, nu zij hare verloofde in het open,
vastberaden gelaat staarde.
1
(Wordt vervolgd.)