NIEUWSBLAD VOOR ZEELAN1 Mo. 153. 1914. Maandag 30 Maart 38e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Buitenland. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK F. P. D HUI|, te Middelburg. PRUS DER ADVERTENTIËN Ons belang bij het behoud van Indië. LEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25 Enkele nummers0.85| UITGAVE DER FIRMA'S OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes EN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Familieberichten van 110 regels ƒ1.—, iedere regel meer 10 cent. Zij die zich met 1 April a. s. op ons blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende num mers gratis. De aan de lezers van dit blad bekende ■artikelen onder den titel „Ons belang bij bet behoud van Indië" hebben naast veel instemming ook eenige bestrijding uitge lokt, al kan niet worden gezegd, dat de inhoud dier artikelen inderdaad is bestre- deen veel minder weerlegd. Van zekere zijde zijn de artikelen („sensa- tioneel" genoemd. Als de qualificatie juist i.s, dan kunnen zij die eigenschap slechts hebben ontleend aan de daarin vermelde nuchtere feiten, waaruit de omvang van hef; belang bij het behoud van Indië dui delijk blijkt. De bestrijders lieten de feiten onaan getast, gingen er langs been wat meer voorkomt. Merkwaardiger is echter, dat een der bestrijders, doende of bij ons aanvalt, op menig punt betzelfde zegt als wij Zoo zal de lezer 'dier „bestrijding" bijv. meenen, dat door 'ons is beweerd, dat het behoud van Indië is een belang van zuiver sfoffebjken aard, en dat het door ons is geschetst ais een voordeel uitsluitend „voor de schatkist der Nederlandsche Handels- en andere maatschappijen", waarbij slechts betrokken zijn de geldbe legger, „die kloppingen gevoelt in zijn In- dische-fondsenhart", de scheepvaarton- dernemer en de mijnontginner, die een voorrecht willen behouden boven ande ren. Bij de opsomming der door ons ge noemde economische voordeelën, ver zwijgt de bestrijder dan zorgvuldig, en zulks niet tegenstaande wij daaraan een geheel artikel hebben gewijd, de indi recte belangen, dat zijn die belangen, welke iedereen raken Wie de bestrijding leest, zou meenen, dat de strekking onzer „gevaarlijke" arti kelen was niet meer of minder dan „ten profijt» van bet conservatief militairistisch element" de publieke opinie te drijven „in de richting van de imperialistische groot doenerij" (als boeman wordt hierbij de geest van Chamberlain opgeroepen) en het protectionisme, met inbegrip van de iwederinvoeiing der differentieele rechten in Indië, benevens de wering van de vreemdelingen en van het vreemd kapitaal uit onze koloniën. De lezers onzer artikelen weten echter, dat wij niets van dit alles hebben aanbe volen integendeel en dat wij even min ons hebben verklaard tégen de ver heffing van de Inlandsche bevolking, waaromtrent wij juist schreven, dat het een slechte regeering zou zijn, die den drang voor geestelijke en economische ont wikkeling der inlandsche bevolking zou tegengaan, in plaats van dien te steunen en aldus den band (tusschen de Nederland sche onderdanen in Indië ten het moeder land hechter te maken. Ter voorkoming van misverstand ver- meene® wij hier look nog in herinnering te moeten brengen, dat wij ons omtrent plannen tot vlootbouw niet hebben uitge laten. Evenmin als al het overige, dat men ons in de schoenen Dacht te schuiven, nemen wij voor onze rekening de „gevaar lijke argumentatie van hen, die beweren, dat ons land zonder Indië materieel niets zou te beteekenen hebben en ten gronde zou gaan." Eens en vooral wenschen wij hier te zeggen, dat wij niet willen verantwoorde lijk worden gesteld voor wat anderen, zelfs diegenen met wier streven wij tot op zekere hoogte kunnen medegaan, tot staving van hunne meening wenschen aan te voeren. Daarom kunnen wij voorbij gaan, wat tot bestrijding van onze argu menten wordt aangevoerd, zoo dikwijls men hetgeen door ons i* gezegd, verwart met wat te lezen staat in de geschriften, afkomstig van anderen, die de aandacht voor de Indische quaesties vragen, en met name in de vaak tegen ons uitgespeelde brochure „Is Lands welvaart in gevaar uitgegeven door de Vereeniging „Onze Vloot." Met waardeering voor veel van de goede bedoelingen der schrijvers, zijn wtj van meening, dat men zich ook bij het vermelden der belangen, verbonden aan het behoud, en de gevolgen van een eventueel1 verlies van Indië, heeft te hoe den voor overdrijving. Nochthans zijn die belangen, ook naar onze meening, zeer groot; de materieele zoowel als de ideëele. Wij beseffen niet minder dan onze 'tegenstanders in wie wij voornamelijk op dit punt medestanders ontmoeten! de moreele beteekenis voor Nederland van het behoud van zijn kolo niën, waaraan ons volk voor een goed deel zijn aanzien dankt. Ook ons lijkt de beste en meest veilige politiek in Indië te volgen, die welke uitgaat van de verheffing der inlandscho bevolking, en ook wij wenschen de vrije openstelling voor den ondernemingsgeest an den vreemdeling maar wij voegen hieraan, toe; niet voor den ondernemings geest van den vreemden overweldiger. En op den vreemden overweldiger, niet op den' vreedzamen vreemden mededinger hadden wij' het oog, toen wij in een onzer artikelen waarschuwden, dat, als 'Neder land de Oost verloor, wel is waar alle bezittingen van Nederlanders in In dië met één slag zouden zijn verloren, omdat het gezag, dat het Nederlandsche aldaar zou opvolgen, den eigendom van particulieren zou hebben te eerbiedigen, maar dat het verlies van Indië wel zou beteekenen, dat de Nederlanders gaan deweg uit Indië zouden worden verdron gen. Een vreemde overweldiger, zeiden wij, zou zich zeker niet meester maken van den Archipel om den tegenwoordigen gang van zaken te bestendigen en den Hollanders het leeuwendeel der economi sche voordeelen (en dat hebben zij op dit oogenblik dan toch onze bestrij ders ten spijt) te laten behouden. In de waardeering van de ideëele be langen, die wij bij Indië hebben, doen wij voor onze bestrijders niet onder. Daar om kunnen wij volkomen onderschrijven, hetgeen blijkbaar tegen ons was bedoeld, dat het belang 'bij het behoud van een Indië, dat zich onder Nederlandsche vlag en Nederlandsch opperbestuur gaande weg' ontwikkelt tot een zelfstandige volks gemeenschap, voor Nederland (niet licht is te overschatten, en dat als Indië zich tot een zelfstandigen staat onder Neder landsche opperregeering en nog zeer vele jaren onder Nederlandsche leiding ont wikkelt, deze haar merk zal zetten op den wordenden staat en dat dan de Ne derlandsche taal, indien wij onze taak tegenover het onderwijs in Indië behoor lijk opvatten, een groot verspreidingsge bied zal vinden, en dan bovenal ons land met zijn koloniën 'tezamen 'een plaats van beteekenis zal blijven innemen in de rij der volken, waardoor het aanzien van den Nederlandschen stam wordt verhoogd. Wij zijn het ;ook met onzen aanvaller eens, die zeide: „Verlies van onze kolo niën zou een ramp zijn", en wij gaan ook in zoover met hem mede, dat wij meenen, dat het althans minder noodlottig zal zijn, wanneer dat later het geval wordt, als het oogenblik zal zijn gekomen voor hare geheele zelfstandigheid, dan wan neer het geschiedt door 'de overheersching door een ander volk. Doch het tijdstip voor de algeheele zelf standigheid, ligt, zelfs bij een snelle ont wikkeling, in een verre toekomst ook naar de meening van onzen bestrijder in een verdere toekomst allicht dan het tijdstip, waarop de ramp 'zal komen, waar van ook onze tegenstander sprak, en welks komst zonder twijfel zal worden verhaast, als wij bij de pakken blijven neerzitten, in gelatenheid afwachtende de dingen, die komen zullen. Wil men de handen niet uit de mouwen steken, nu het nog tijd is, dan stelle men zich van ions aandeel in de ontwik keling van de inlandsche bevolking van Indië maai- niet veel' voor, en breke zich vooral' het hoofd maar niet over de vraag, wanneer het tijdstip zal zijn aangebroken, waarop Indië rijp zal zijn voor zelfbe stuur. Over het al of niet verleenen der emancipatie zal ons oordeel dan vermoe delijk wel niet meer worden gevraagd. Daarom is het zoo gevaarlijk om, als het aankomt op handelen, het materieele gedeelte van het vraagstuk geheel voor bij te gaan en uitsluitend aan het ideëele aandacht te schenken. Van welken kant men de Indische vraag stukken ook beziet, men zal moeten er kennen, dat zij hebben een zeer belang rijke financiëele zijde. Wij gelooven niet, dat door een ver wijzing, zonder meer, 'naar de wet van 1912, waarbij de Scheiding tusschen Ne derland en Indië tot stand kwam, de Ne derlandsche schatkist van de zaak afkomt. Een liefde voor Indië, die de financiëele gevolgen uitsluitend ten laste van Indië wil brengen, is apenliefde. Men verklaarde dan maar ronduit: Wij laten Indië liever los. Waar nu de geldelijke regeling dient vooraf te gaan, leek het ons practisch en lijkt het ons nog, ondanks! de verwij ten onzer aanvallers tegenover de even- tueele verplichtingen van materieelen aard te wijzen in de eerste plaats op de mate rieele en niet op de ideëele, op geld niet waardeerbare belangen, gelijk onze tegenstanders deden. Al hebben wij er nimmer aan gedacht, te geweren, dat het belang bij het behond van Indië slechts een materieelen kant ion hebben, wij zijn toch niet genoeg idealist om te mee nen, dat de doorsnee-Nederlander in Europa zoowel als in Indië tot groote ï'inancieele offers zal worden bereid gevon den, wanneer men herq komt spreken b.v. over ons taalbelang, voor welk be lang hij wel niet geheel ongevoelig js, maar toch alleen dan als het hem geen geld kost. Ook de behartiging der ideëele belan gen eischl in Indië voor alles materi eele bescherming. Dit hebben wij1 nog. onlangs vernomen uit den mond van den Javaan Noto Soeroto, toen deze de ethi sche zijde van het vraagstuk, het een drachtig en in onderlinge waardeering. sa mengaan van het Oostersche en Wester- sche element in Indië, in warme bewoor dingen bepleitte. Maatregelen materieele en ideëele moeten worden getroffen vóór het. He laat is. Alle doeltreffende maatregelen, van wel ken aard ook, die kunnen strekken tot verhooging van de weerkracht, het weer standsvermogen van Indië zullen wij toe juichen. Als tot de maatregelen, die ab soluut noodzakelijk moeten worden geacht, ook behoort uitbreiding van leger en vloot, oif van een van beide, zullen wij ook die hebben te aanvaarden op gevaar af van militarisme en imperialistische groot doenerij te worden beticht. Doch dat deed men ons trouwens reeds bij voor baat. Wij zijn het inmiddels volkomen eens met onzen tegenstander, die zeide dat, hoe de verdediging in Indië te land en te water behoort te worden gevoerd, met vrucht eerst zal kunnen worden bespro ken, als voorstellen van de Regeering ter tafel liggen. Het beoordeelen van de doeltreffendheid der door de Regeering in te dienen voor stellen op het Stuk der defensie zullen.: zij echter hebben over te laten aan do deskundigen. Wij kunnen dus slechts afwachten, na dat wij ons hebben gekweten van de taak de aandacht te vestigen op het belang, aan het behoud van Indië verbonden, zon der daarbij de stoffelijke zijde van dat belang voorbij te zien. Waarlegen wij echter nog wenschen te waarschuwen met alle kracht, dat is te gen het gevaar van zich te laten in slaap sussen met zuiver ideëele argumenten, los van de materie. Dergelijke slaapdeuntjes zijn te gevaar lijker naarmate zij schooner klinken en.... goedkooper zijh. Frankrijk. De zaak van mevrouw Caillaux, die nu in Parijis aan de orde van den dag is, brengt allerlei sensatieWekkend nieuws aan de markt. lederen dag yinden verhooren plaats en wordt een poel van ongerechtigheden, geopend, ons een blik gunnende in het private leven der Parijlsche aristocratie. Over het conflict Calmette-Caillauix wor den nu weer bijzonderheden vermeld, die een ander licht op de zaak werpen. Voor da waarheid yan het verhaal staan wij echter geenszins in. De juistheid van der gelijke mededeelingen staat natuurlijk bui|- ten onze beoordeeling. Er is reeds lang een andere oorzaak gezocht voor de buitengewone heftigheid, waarmee Calmette 'zijn polemiek tegen, Caillaux gevoerd heeft als die, welke al leen in een yerbchil van inzicht in d« belastinghervoiming gjelegen zou zijn. De] menschen, die Calmette goed gekend heb ben, moeten 'verbaasd zijh geweest over dein ongewoon scherpen toon, die uit zijn stukken tegen Caillaux sprak en die vol- baasd zijh geweest over den ongewooh scherpen toon, die uit zijn stukken tegen Caillaux sprak en die volstrekt niet in overeenstemming was met zijn karakter. Calmette schijnt een zacht en beleefd metnsch geweest te zijn. Natuurlijk heeft zijjn verwoede aanval op den minister van financiën tot veel racontars aanlei ding gegeven, en 'rij1, die in de vrouw- den sleutel tot het geheim meenen te moeten zoeken, vinden het meest geloof. Calmette en Caillaux, zoo wordt verteld, dongen beiden naar de gunsten van een zelfde vrouw, mevrouw; B„ de vrouw vlan, een bekend journalist. Calmette was op het oogenblik, dat hij vermoord werd, gqwikkeld in het proces, dat hem van zijn. vrouw moest pcheiden en men zegt dat ook Caillaux scheidingsplarmen had. Ah leen (het feit, dat zijn tegenwoordige vtouw; een erfenis yan twee millioen Dank get- kregen had, heeft hem doen besluiten) brji haar te blijven. 't Is dus mogelijk, dat do haat van Cal mette tegen Caillaux, die uit de verwoede aanvallen van den journalist op den per soon van den minister van financiën sprak, zijn oorzaak vond in minnenijd. Deze zou dus de Fransche politiek be- heerschen. Geheel onwaarschijnlijk is het niet. Fmnkrijk's historie vermeld meer derr gelijke gevallen. Engeland. Omtrent den toestand te Belfast wordt van daar aan „Het Vaderland" het volgen de geschreven: De „oorlogs"-toebereidselen gaan hun rustigen gang. Gisteren was ik in een van de gebouwen van de Unionisten, het oude Stadhuis. Ik sprak even met den Unio nist Council mr. Anderson, die me uiteen zette, hoe de Ulster-mannen werken. In de Town-hall alleen zitten een 100-tal klerken ter regeling van alle orders en werkzaam heden. Daar van uit; gaan ook de ontzagge lijke bergen propaganda-lectuur. De regimenten zijn op domocxatischen, grondslag gevormd. Iedere sectie, icdero compagnie, ieder bataljon en regiment kiest zijn eigen leiders, 's Avonds komen de manschappen van hun werkplaatsen en kantoren om gezamenlijk te oefenen. Tot dusver nog in burgerkleëren, doch langzaam aan worden ze allen gestoken in militaire kleed ij,. Naar Captain Graig's buitenplaats, even buiten Belfast, waar sir Carson voor een' paai' dagen verblijf houdt, wordt regel matig door de Belfasters een bedevaart ondernomen. Ik ging er gisteren even heien om sir C'arson te spreken en mijn brief werd aan tien ingang van het buitengoed aangenomen door een Van de Ulstersol daten volkomen in oorlogstenue met de kogelpunten komend uit zijn bandelier en zijn zwaard hangend aan een wit-leeren koppel. De uniform zelf is van reseda- kleurige stof gemaakt als die van de ler&che infanterie met omwonden beenen. Aan iederen ingang van de buitenplaats stonden 12 gewapende Ulstersoldaten en op de zacht-glooiende heuvelhellingen van het landgoed zag ik de tenten voor een 200 man sir Carson's lijfwacht. Mijn brief werd beroken en beslagen, alsof er dynamiet in kon zitten, vóór besloten werd hem- den leider te brengen. En 's avonds zag ik een afdeeling van 500 man door Belfast's straten trekken, zonder uniform, maar met zeven Schob sche pijpers en acht tamboers voorop. En de bedwelmende doedelzak-muziekj meti haar eentonig motief gaf een stille begees tering zóó groot, dat ik voelde hoe deze mannen the very minute den dood zou den zijh ingegaan. Vereenigde Staten. Het Panamakanaal. Bij de stem ming in het Amerikaansche Huis van Afgevaardigden over het nieuwe Pana makanaal-wetsvoorstel van president Wil son, hebben de aanhangers van Wilson, trots het heftige verzet zijner tegenstan ders, de overwinning behaald. Het Huis besloot n. 1. met 207 st. tegen 176 st. met de beraadslaging van het voorstel, dat naar men weet de opheffing beoogt der vrijstelling van tol in het Kanaal voor Amerikaansche schepen, voort te zetten. Uit deze stemmen-verhouding kan vrij wel worden opgemaakt, dat de voor standers van het wetsvoorstel ook bij de definitieve eindstemming in de meer derheid zullen zijn. Oobtenrijk-Hongarije. Het gebeurde eens, in den goeden ouden tijd, dat ergens in Bohemen een vader weigerde zijn kind naar de cate chisatie te zenden, weigerde het kind godsdienstonderwijs te doen geven. Dit was geen quaestie van ongodsdienstig heid, maar hing natuurlijk samen met den taalstrijd. De vader was een Tsjech en wilde geen godsdienstonderwijs aan zijn kind laten geven in het Duitsch. De districtsschoolraad, die door den schoolopziener met het geval in kennis werd gesteld, velde het besluit, dat die vader verplicht was, met het oog op de bestaande bepalingen, 't kind godsdienst onderwijs te doen geven. De vader tee- kende tegen dit besluit van den districts schoolraad verzet aan, en de zaak kreeg nu het gewone verloop. Telkens werd een besluit geveld, en telkens verzet aangeteekend met hooger beroep, zoodat ten slotte de beslissing van den minister van onderwijs in Weenen moest worden ingeroepen. Deze heeft nu beslist, in allerhoogste instantie, dat de vader verplicht is, zijn kind godsdienstonderwijs te doen geven. De districtsschoolraad kreeg tevens de opdracht den vader te doen ontbieden, en hem dit duidelijk te maken. De districtsschoolraad antwoordde ech ter, toen dit besluit van den minister van onderwijs aankwam, dat het niet meer noodig was. Er waren toch sedert de eerste beslissing van den schoolraad en dit besluit tien jaren ver- Ioopenhet kind van toen is nu meer derjarig, gehuwd, en zelf reeds vader. De quaestie komt nu spoedig voor, of hij z ij n kinderen godsdienstonderwijs zal laten geven Hand. Zuid-Afriks. De Ka f fors. De Transvaalsche Boe ren zijn nogal eens over den hekel ge haald omdat zij de kaffers niet als hun evenboortigen behandelden. De Boeren merkten daartegen evenwel altijd op', dat deze beoordeelaars de kaffers niet keil den. Wat lezen wij in „Het Handelsblad"? I 1 „!Het Zwarte igevaar groeit intusschen voortdurend. Het aantal aanrandingen1, vooral in de buurt van Johannesburg) neemt met den dag toe. Zoo veelvuldig zelfs komen aanvallen van Kaffers op blanke meisjes voor, dat do kranten zie niet eens meer allemaal vermelden. Het valt niet te ontkennen, dat, al was het ré gime van den Boer in sommige opzich ten wel eens wat ruw en hard, het toch ook veel goeds had. Het respect van deiï Kaffer voor den witmensch was stellig) veel grooter in dien tijd dan tegenwoordig. En aanrandingen kwamen lang niet Zoo veel voor. Sommige Engelschen beginnen zelf in te zien, dat hun emancipatie- systeem hier en daar niet geheel in orde schijnt, ta wezen, maar ze glijden langs de helling en heit zal niet Zoo heel ge makkelijk wezen om thans te stoppen. De Kaffers bezitten eigen bladen, die een geheelen staf van Kaffer-redacteuren hébben. Die kranten beginnen een toon aan te slaan, die als een teeken dejsl tijös wel de aandacht waard is. Een er van, de „Abantu-Batho" zegt bijrv. het volgende: „Wij hebben au al zoo lang moeten hooien, dat de Kaffers kinderen rijn en als zoodanig moeten

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1