NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 146. 1914.
Maandag' 33 Maart
38e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. D HUI), te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Voor de Gezondheid.
Buitenland.
Mexico.
Binnenland.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25
[Enkele nummers0.05]
UITGAVE DER FIRMA'S
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
EN
van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels ƒ1.—, iedere
regel meer 10 cent.
Zij die zich met 1 April a. s. op
ons [bfad abonneeren, ontvangen de
tot dien datum verschijnende num
mers gratis.
Tn het behing der openbare
gezondheid acht ze dat de over
heid te waken heeit tegen
verontreiniging van den pu-
blieken weg en tegen vergifti
ging van den dampkring of het
water, zorg heeft te dragen voor
zindelijkheid in haar eigen
huishouding, en een eerbare
begrafenis der lijken, en voorts
bij het zich vertoonen van be
smettelijke ziekten (behoudens
de vrije beschikking van een
iegelijk over zijn eigen lichaam
en zijn eigen consciëntie) al
zulke maatregelen heeft te
nemen als strekken kunnen en
onmisbaar zijn om te voorkomen
dat iemand, onwillens of on
wetens, met de smetstof dezer
ziekten in eene voor hem ge
vaarlijke aanraking zou treden.
(Art. 15 van „Ons Program".)
In de laatste jaren heeft de Overheid
al zooveel in het belang der openbare
gezondheid gedaan, dat er schier geen
aanleiding meer bestaat om door boven
staand artikel haar tot krachtiger optre
den te dringen. Wij denken aan de Ge
zondheidswet. de Woningwet, de Caisson-
wet, de Mijnwet, de Boterwet, de Wet op
besmettelijke ziekten, de Schoolwet, met
hare bepalingen inzake lokaliteit, licht en
lucht; enz. Voorts het verscherpte toezicht
op Gevangenissen, Ziekenhuizen, Isoleer-
inrichtingen; de zorg voor goed drink
water, zwemgelegenheden, doorstraling en
rioleering; keuring van levensmiddelen,
onderzoek van melk; altegaar maatregelen,
waarmede de Overheid zich slechts heeft
aan te passen aan het volksgebruik. Want
het Nederlandsche volk is over 't geheel
nogal gesteld op reinheid en zuiverheid.
Vooral de Zeeuwen, de bewoners van het
waterland, houden van wasschen en plas
sen. God heeft den mensch geschapen:
ziel en lichaam. Daarom is het niemand
geoorloofd zijn lichaam, ook wat de rei
niging aangaat, te verwaarloozen.
Wie zijn Bijbel kent, en daaruit de les
sen ook voor zijn huiselijk leven put, zal
dan ook geen Crit.iek oefenen op dat al
door wasschen van kleeding of woning,
van vaatwerk en beddegoed, omdat hij
weet, dat de Heere, blijkens de reinigings-
wetten aan Israël de volksgezondheid op
hoogen prijs stelt.
De overheid heeft dan ook niets anders
te doen dan de neiging tot zindelijkheid
bij de burgerij te voeden; bij conflict de
ziel boven het lichaam te eeren; en te
zorgen, dat haar zorg nimmer ontaarde
in consciëntiedwang of heerschappijvoe
ring over een menschenlichaam.
In acht genomen dient te worden, dat
elke poging tot ontsmetting of beteugeling',
tot onschadelijkmaking of afsluiting van
kwalen en ziekten slechts betrekkelijk is.
Immers microben en bacillen zijn zoo on
deelbaar klein. Hun werking is nog niet
te volgen, laat staan te keeren. Zij ver
giftigen de lucht, het water, onze levens
middelen, ons bloed, ja wat al niet. De
smetstof der ziekten, door verschillende
insecten of stofdeeltjes, of door de lucht
zelf overgedragen, is niet vatbaar voor
.ontdekking of ontleding. Zelfs de arts,
die bij onze kranken komt, brengt de smet
stof van andere ziekten in ons gezin over.
Doch dit neemt niet weg, dat men doen
moet hetgeen mogelijk is, hetgeen voor de
hand ligt, en dat de overheid daarbij hel
pend en bevorderend optreedt. En, gelijk
wij boven reeds opmerkten, zij doet. dat
reeds. Ook de verontreiniging van lucht
en water behoort zij tegen te gaan. Pri
vaten bederven vaak de lucht of de regen
bakken; riolen of afvoerkanalen van fa
brieken brengen niet zelden de gezond
heid der omwonenden in gevaar; slooten
en modderpoelen bezwangeren de lucht
met schadelijke geuren; de miasmen, die
uit mestvaalten opstijgen, kunnen een
langzaam vergif zijn. Dit kan zooveel mo
gelijk worden belet.
Evenwel ook de eigen huishouding der
Overheid zij zindelijk. De mestvaalt van
den ingezetene bespiedende, zorge de ge
meentepolitie tegelijk, dat de gemeente
mestvaalt geen kwaad sticht. De openbare
gebouwen moeten rein en vooral niet verf
loos zijn.
Begraven vooral eischt een zeer verstan
dig toezicht, en stipte naleving van de
verordening. De beweging voor lijkver
branding op zichzelf, gelijk die vóór der
tig jaren uitsluitend uit hygiënisch oog
punt werd opgezet door de geneeskundi
gen, had aanspraak op bewondering voor
zoover zij uitsluitend de volksgezondheid
op het oog had. Deze beweging was in
1897 verloopende. Toen toch verklaarde
Professor Fokker uit Groningen op het
Congres van geneesheoren„Lijkverbran
ding heette toen een hygiënische eisch;
thans is lijkverbranding een stokpaardje
geworden van philosofen en politici, dat
den hygiënist koud laat".
In den kaatsten tijct echter is de aan
drang weer meer algemeen geworden, en
zal het voor de regeering steeds moei
lijker worden een aanvraag tot het op
richten van een crematorium af te wijzen.
In zake de besmettelijke ziekten ga de
overheid met voorzichtigheid te werk. Ma
zelen zijn reeds van de lijst afgevoerd.
Typhus schijnt ook niet besmettelijk; al
leen de uitwerpselen van den lijder zijn
het volgens het oordeel der deskundigen.
Syphilis daarentegen is vreeselijk besmet
telijk, en zie, juist deze ziekte, door eigen
schuld opgedaan, wordt zoo geheimzin
nig mogelijk behandeld. Voor deze en alle
andere besmettelijke ziekten, roodvonk en
mazelen uitgezonderd, is de strengste con
trole der overheid noodig. Aangifte door
den arts; verbranding der uitwerpselen;
afzondering uit de scholen; waarschuwing
en ontsmetting zijn de aangewezen maat
regelen; en ook aanplakking, voorzoover
namelijk de bewoner zich hiertegen niet
verzet.
Wat de koepokinenting aangaat, zoolang
de dokters het niet eens zijn of de in
enting voorbehoedmiddel tegen de pok
ken is, moet een ieder vrijgelaten wor
den of hij dit voorbehoedmiddel al dan
niet op zich en de zijnen wenscht te
doen toepassen.
In ieder geval, ook al staat de deug
delijkheid van de overheid vast, onthoude
zij zich van den dwang, gelijk zij dien
in zake de verplichte inenting handhaaft.
Ijln dat vooral dewijl de vaccinedwang
voor velen een consciëntiezaak is en de
Overheid van het terrein der consciëntie
heeft af te blijven.
Afschaffing van den vaccinedwang, en
bevordering van schoolbezoek zonder pok
kenbriefjes, achten wij meer tot de roe
ping der overheid te behooren, dan de
wijze, waarop zij nog in onze dagen op
treedt. En het is werkelijk voor onze
rechtsche kabinetten geen eer, dat zij op
dit gebied niet iets beters hebben kunnen
brengen dan de mogelijkheid van vrijstel
ling van vaccine op medisch attest.
Het is een bespottelijk stelsel.
De heer Lohman zei er terecht van in
Tweede Kamerzitting van 19 Mei 1911;
„Nu laten wij onze kinderen op 4- of
5-jarigen leeftijd inenten, ofschoon er in
het geheel geen ziekte te zien of in aan
tocht is. Maar stel dat zij na verloop
van eenige jaren wel in aantocht is, dan
is het effect van de inenting geheel ver
loren gegaan, daarover zijn alle heeren
het eens, maar dan is inenting niet voor
geschreven. Wij hebben ons dus gewa
pend tegen een kwaal, die op grooten
afstand is, jarenlang zal wegblijven, maar
die ons, wanneer ze komt, ongewapend
zal vinden. Dit is het stelsel dat op het
oogenblik onze wetgeving huldigt, en ik
vraag of men dat. niet iets belachelijk
mag noemen".
Frankrijk.
Zaterdagmiddag heeft het eerste ver
hoor van mevrouw Caillaux plaats gehad.
In het kort heeft zij den rechter van
instructie haar levensgeschiedenis verteld.
'tWas een droevig verhaal, dat niet
nagelaten heeft ontroering te wekken. Al
les scheen er op berekend, om haar ge
moedstoestand tijdens de ontzettende daad
te verklaren en tot verontschuldiging te
doen strekken.
In 1894 is zij getrouwd met Léo Cla-
retie. Uit dit huwelijk verkreeg zij twee
dochters, waarvan een nog in leven. In
1908 is echtscheiding uitgesproken te ha
ren gunste. Na drie jaar trouwde zij met,
Caillaux, t.oen minister-president.
Mevrouw Caillaux noemde het een hu
welijk uit liefde; een zeer gelukkig hu
welijk. Zij nam deel aan het leven van
haar man, ook aan zijn pcrlitieke leven.
Vandaar dan ook, dat de perscampagne
van Calmctte tegen Caillaux haar tot een
oorzaak van groot verdriet .was.
Reeds tjwee jaar geleden, naar aanlei
ding van het afstaan van een deel van
Fransch Congo aan Duitschland, had men
een groote lastercampagne tegen haar man
gevoerd.
Sedert Caillaux in het kabinet-Doumer-
gue getreden was, was de veldtocht zoo
hevig geworden, dat zij overal rondom
zich vijandschap gevoeld had. Wanneer
zij een salon binnenkwam, merkte zij,
dat de menschen zich van haar afkeerden.
Zij gaf vervolgens een beschrijving van
haar geestestoestand tot aan den dag van
het drama. In een volgend verhoor zal zij
mededeelingen doen over het drama zelf.
Was dit wellicht de eerste schrede op
den weg naar de vrijspraak?
Ook de publicatie van het langdurige
onderhoud met nar. Labori schijnt stem
ming voor de moordenares te willen ma
ken.
Het gesprek van den advocaat met zijn
cliënte, aldus lezen wij, liep uitsluitend
over de feitelijke omstandigheden van het
drama. Mevr. Caillaux ontkende beslist,
dat zij met voorbedachten rade gehandeld
zou hebben. Zij herhaalde tegenover mr.
Labori haar verklaring, dat zij niet de
bedoeling had gehad, den lieer Calmettc
om het leven te brengen, maar dat zij
hem, zooals zij ook tegen den commissaris
van politie gezegd had, een les had wil
len geven. In een opwelling van oprecht
heid, waarvan de spontaneïteit een die
pen indruk op haar verdediger maakte,
voegde zij er bij, dat zij de tragische ge
volgen van haar daad diep betreurde.
ïjc
Aan het politieke weekoverzicht van
het Handelsblad, blijkbaar van de hand
van een zeer bekwaam en uitnemend in
gelicht dagbladschrijver, ontleenen we de
volgende bijzonderheden over de politiek
van Frankrijk, in 't bijzonder die van Cal-
mette en Caillaux.
Een poel van vuil en modder wordt
hier blootgelegd, aldus het Hbl., in de
journalistiek en in de politiek.in het
geheele openbare leven in Frankrijk.
Er is niet veel te zeggen ter verdedi
ging van de wijze, waarop Gaston Cal-
mette een politieken tegenstander, den mi
nister Caillaux, aanviel. Het was geen
faire, geen nobele strijd, van argument
tegen argument; het was een strijd met
onedele middelen; met vergiftigde pijlen.
Een wijze van strijdvoeren, die herinner
de aan de ergste dagen van den strijd
over de Dreyfus-zaak, aan den laster en
den hoon tegen hen, die opkwamen voor
den onschuldig veroordeelde.
Hoewel persoonlijk behoorend tot de
Bonapartistische partij had Calmette zich
verbonden met de tegenstanders van Cail
laux, met Barthou en Briand, om dien
minister en zijn inkomstenbelasting te be
strijden. Niet door te betoogen dat die be
lasting niet deugde, of dat het ontwerp-
wet slecht was; maar door den minister
verdacht, te maken.
De minister, tegen wien die strijd werd
gevoerd, is een der eerzurhtigste en
heerschzuchtigste staatslieden, die Frank
rijk wellicht kan aanwijzen.
Het leven van Jozef Caillaux is een
merkwaardige paradox; het is begonnen
in het hotel van een conservatieven mil-
lionair, en heeft zich ontwikkeld tot een
agitatorische demagogie, tot een volkslei
derschap van de slechtste soort.
Zijn vader was grootgrondbezitter in
het Sarthe-departement, bekend Orleanist,
conservatief, clericaal, reactionair zelfs.
Toen de monarchisten hun grooten coup
d'état wilden ondernemen tegen de Repu
bliek, op 40 Mei 1877, nam de kabinets
formeerder de Broglie den heer Caillaux-
père, als minister van openbare werken
op in het ministerie, dat naar het woord
van de Broglie „Frankrijk zou dwingen te
marcheeren". Caillaux gebruikte zijn mi-
nisterieele loopbaan, om zonder toestem
ming van het Parlement en zonder dat
daarvoor middelen waren aangewezen,
kostbare bouwwerken te laten uitvoeren.
Na de algemeeue verkiezingen, toen de
363, onder leiding van Gambetta en Thiers
in het Palais Bourbon terugkeerden, werd
het kabinet-De Broglie gedwongen heen
te gaan, en Mac Mahon, de president der
Republiek, om zijn ambt neer te leggen.
Tegen Caillaux werd een proces begon
nen wegens verspilling van 's lands gel
den, en slechts een der geregeld in de
Fransche geschiedenis terugkeerende ain-
nestiën bewaarde hem er voor, veroor
deeld te worden de onwettig uitgegeven
millioenen uit zijn eigen zak te moeten
terugbetalen.
Jozef Caillaux heeft een geheel andere
politieke overtuiging dan zijn vader.
Even reactionair en clericaal als de va
der was, even radicaal en anti-clericaal is
de zoon geworden.
Aanvankelijk studeerde hij in de rech
ten, en wSrd na volbracht examen amb
tenaar bij de belastingen; de practische
ervaringen die hij als ambtenaar verwierf
legde hij neer in een boek „Les impöts
en France", dat even rijk aan statistie
ken als arm aan gedachten is en dat
zijn eenige litteraire bagage uitmaakt.
Toen Caillaux-fils inzag, dat hij voor
zijn eerzucht meer bevrediging kon vinden
in de p'olitiek, dan in de belasting-car
rière, liet hij zich tot lid der kamer kie
zen, wat hem door zijn grondbezit in het
departement der Sarthe niet moeilijk viel.
In de politiek heeft Caillaux met groote
handigheid en nog meer geluk zijn weg
gevonden.
Reeds een jaar na zijn verkiezing werd
hij door Waldeck-Rousseau, bij de vor
ming van diens kabinet, met do porte
feuille van financiën belast. Het was in
dien tijd, dat hij den brief schreef, door
Calmette in den Figaro gepubliceerd, waar
in hij zeide, dat hij de inkomstenbelasting,
veinzende die te verdedigen, vernietigd
had.
Eenmaal het zoet der macht genoten
hebbende, bleef hij voortdurend daarnaar
verlangen. Hij was minister van financiën
in de kabinetten van Clemenceau en Mo-
nis, en trad in 1911 als minister-president
op; gedurende zijn bewind viel de Agadir-
strijd met Duitschland, dien hij met groote
handigheid tot een goed einde wist te
brengen.
Tusschen zijn verschillende minister
schappen in vormde hij met vlijt en vol
harding financiëele maatschappijen, waar
van hij voorzitter of commissaris werd,
zoodat hij zijn vermogen niet alleen aan
zienlijk uitbreidde, maar zijn jaarlijksch
inkomen totinkomen tot 250,000 a 300,000
fracs wist op te voeren. Het waren deze
innige betrekkingen tot bank en beurs
die Briand aanleiding gaven hem den „de-
magogischen plutocraat" te noemen.
Tenslotte weet het Handelsblad nog
mede te deelen, dat mevrouw Caillaux,
toen zij zich per auto naar de bureaux
van aen Figaro had laten brengen, alvo
rens den wagen te verlaten, eerst nog een
onderzoekenden blik in den spiegel wierp
zij had het schitterende kleed aan, waar
mede ze 's avonds het diner bij den Ita-
liaanschen gezant Tittoni zou bijwonen
on zich zorgvuldig poederde met een klein
kwastje, dat ze met het poederdoosje in
haar mof droeg.
Daarop ging zij naar binnen om het
plan, dat weldra de heele wereld met
afschuw zou vervullen, ten uitvoer te
brengen.
Ondoorgrondelijk
In opdracht van Huerta zijn Vrijdag
to Vera Cruz onderhandelingen gevoerd
tusschen John Lind, den specialen af
gezant, van president Wilson en Rojas,
den Mexicaanschen minister van buiten-
landsche zaken. Het resultaat van het
onderhoud, dat twee uren duurde, is niet
bfkend. Uit het gunstig oordeel echter,
dat Wilson over Rojas heeft uitgespro
ken, meent men te Washington de ge
volgtrekking te kunnen maken, dat er een
schikking tot stand zal komen.. Men denkt
zioh deze als volgt: Huerta zou aftre
den om persoonlijk den veldtocht tegen
Villa Ite gaan leiden en opgevolgd wor
den door Rojas, wien Wilson, gezien de
goede meening, die hij van hem heef clw
erkenning zeker niet zal onthouden.
Italië.
In Italië, aldus lezen wij in De Ned.,
is het officieele getal Protestanten ternau
wernood de 80,000 te boven gaand, en dit
op 35 millioen inwoners; veel is dat niet.
Maar sinds den val van het pauselijk ge
zag, houdt de doorwerking van het Evan
gelie in 't geheel geen gelijken tred met
genoemd cijfer. Daarvan kan men licht
overtuigd worden, wanneer men navraag
doet naar den propaganda-arbeid van het
Genootschap voor Evangelische Italiaan-
sche uitgaven. Volgens een mededeeling
der Evangelisatie onder de Italianen in
den loop van 50 jaren verspreid elf mil
lioen exemplaren van verschillende schrif
ten, waaronder van de H. Schriften drie
millioen. Zoo worden jaarlijks bijna twee
millioen lezers bereikt. Daarbij bedenke
men, dat sinds 1870 het percentage Ita
lianen, die niet lezen en schrijven kun
nen, aanmerkelijk is verminderd.
De G.G. en de geïnteerden.
De heer Van Geuns schrijft in het
Soer. Hbl. van 21 Febr. Zooals bekend,
heeft D. D. bij de socialistische Kamer
club een verklaring van veranderde men
taliteit ingediend en is die volgens mr.
Troelstra later naar den Minister door
gezonden. Of het stuk den G.-G. bereikt
heeft is mij onbekend, maar wel kan ik
uit goede bron verzekeren,' dat de Land
voogd niet van plan is het interneerings-
besluit in te trekken. Zoolang hij aan het
bewind is aldus heeft de heer Iden-
burg zich uitgelaten, zullen de drie
bannelingen niet op Java terugkomen."
Treub's Ouderdomsrente.
Naar het Centrum verneemt, is het
ontwerp van Minister Treub in de afdee-
lingen der Tweede Kamer zeer slecht
ontvangen. Zoowel de uitsluiting der be
deelden als de wijze, waarop de gemeen
ten in de zaak wórden betrokken, werd
algemeen afgekeurd.
Historische spoorwegfentoon-
s tel 1 ing.
Binnenkort, zal te Utrecht, op aan
stichting1 van de Staatsspoorwegen, een
historische tentoonstelling op spoorweg
gebied worden gehouden. Behalve hetgeen
de S. S. zelf daar zal inzenden en een
verzameling van den heer G. W. van
Vloten, commies bij de S. S„ zal de tem
toonstelling verder nog omvatten eenige
min of meer belangrijk© inzendingen van
partiuoliere zijden.
Deze 'tentoonstelling1 zalwaarschijnlijk
eenige maanden geopend blijven, en het
moet volgen© de „N. RL Crt." in de be
doeling liggen te trachten er een spoor
wegmuseum van te maken.
Homoeopathisch Maandblad
van deze maand bevat een uitgebreid ver
slag van de opening; van het Homoeopa
thisch Ziekenhuisi, met photo van het ge
bouw, van den hoofdinging, in welks ge-