NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 134. 1914.
Maandag 9 Maart
38e Jaargang.
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
Geen reden voor.
VERSCHUNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. D HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Onder de Oranjevlag.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25
Enkele nummers0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
EN
van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels [/"l.iedere
regel meer 10 cent.
Zij die zich met 1 April a. s. op
ons blad abonneeren, ontvangen de
tot dien datum verschijnende num
mers gratis.
-k
Minister Treub grondt zijn recht om
de 'wet-Talnra te vermoorden vooral 1 tier-
op, (dat in de- jvet is overgenomen het
amendetnent-Duys (artikel 369) welks re
volutionaire strekking hij1, minister Treub,
wraakt.
Is dit juist'?
De heer Regout heeft in de Eerste Ka
merzitting van 27 Febr. de bewering van
den [minister tegengesproken.
Aldus 'sprak hij:
De ibedoeling van den voorsteller en
van den Minister, die het amendement,
overnam, is bekend. Voor de invoering
van de Invaliditeits- en Ouderdomsver-
zekering [zijln voorbereidende maatregelen
noodiig, die geraimen tijd vereischen.
Minister Talma had dien tijd, gelijk opk
uit de wet blijkt, gteschat op- een mlaxi-
mum van 3J/2 jaar na de afkondiging,
maar had de mogelijkheid voorzien, dat
men spoediger met die voorbereiding ge
reed zou zijln.
iNu 'b'eteekent latere invoering voor de
peiisotoen, die nog op jeugdigen leeftijid
zijln alleen dat zij een paar jaar minder
premie betalen, ook niet profiteeren vian
de premie, die door den werkgever voor
hen .over die jaren zou zijn betaald, teï-
yvijl gij later iets. minder rente zullen ont
vangen.
Maar voor de 70-jarigen of degenen die
dien leeftijd nabij koauen, is de toestand
een {geheel andere. Die personen wachten
met angst, want hoe langer die voorbe
reiding ,van administratieve maatregelen
tot (invoering der wet duurt, hoe lang
zamer men aan het Departement daaraan,
(werkt, des te grooter w.ordt voor hen
het gevaar, dat zij bijna nieits, ja bij vroeg
tijdig overlijden, in het geheel nieits zullen
krijgen.
Minister (Talm a had dit bezwaar reeds
zoozeer gevoeld, dat ook vóór de overne
ming iyan het amendement-Duys en
daar moge men wel op letten in art.
411 de bepaling was opgenomen dat art.
369 kon worden ingevoerd bij Koninklijk
besluit vóór het inwerking treden van
Feuilleton.
Een verhaal uit het rampjaar 1672.
door E. PENNING.
(Nadruk verboden.)
71.)
De haard was uitgedoofd, de kaars was
afgebrand, en zij zat daar in de duister
nis met strakken blik, met dien eerito-
nigen uitroep op haar bevende lippen
„O God hoe hebt Gij dat kunnen toe
laten!"
HOOFDSTUK XXVI.
I. i
Wat jaagt daar langs het ruischend riet
Op 'tnacht'lijk ijsveld voort?
Het rinklen van het suizend staal
.Wordt in de lucht gehoord.
Te Alphen bonden zij vannacht
De vlugge schaatsen aan;
In dichte drommen komen zij
Snel als de .stormwind aan!
Een half uur had Benjamin de Jood in
doffe gepeinzen bij de ongelukkige moe
der1 neergezeten, toen in dat1 vindingrijke,
sluwe brein met zijn onuitputtelijke hulp
bronnen een nieuw, geweldig ,plan was
geboren. En zonder een woord te uiten,
|was hij opgesprongen, in de onrust van
zi|n geest, om het uiterste tot de redding
ran den jongen Dirk sen te beproeven.
In het holle van den Deoembeïnacht,
de overige artikelen van de verzekerings
wet. Maar- het spreekt vanzelf, dat er,
vooral hij een wisseling van Regeering',
omtrent het tijdstip van dat Koninklijk' be
sluit groote onzekerheid kon bestaan, en
het ,was juist de bedoeling van den heer"
Duys, te zorgen, dat de ouderdomsrente,
die nu eenmaal j'n de wet stond, ook
met ^zekerheid en zonder lang uitstel zou
komen pan de ouden van dagen. Minister
Talma nam dat amendement over, omdat
hij een vroegere invoering steeds had be
oogd, en tevens, zooals blijkt uit hetgeen
door hem i'n deze Kamer is gezegd, omdaitj
hij er zooveel prijs op stelde, dait daari
door de invoering van de Invaliditeit^
en Ouderdomswet werd vastgelegd, nog
wel door een voorstel afkomstig van een,
lid van de tegenpartij1.
Ik kan echter beggij'pen, dat er personen
izijln die de overneming van het amendie-
ment-Duys niet toejuichen, omdat naar
hun oordeel, in weerwil van den precajren
toestand van die ouderen van dagten, die
met iangst zaten te wachten, het toch beten
Wdre geweest om de ouderdomsrente van
art. 369 eerst te doen ingaan tegelijk met
de invoering' va.n den verzekerings-
plichl.
Mijhheer de Voorzitter! Ik zal niet zeg
gen hoe ik persoonlijk over die quaestie,
denk, omdat ik 'deel heb uitgemiaakt van
het .vorige Kabinet. Het doet ook niets
ter zake, maar ik' wil mij1 eenv,oudigheidsr
halve en verander,stellendexwijlze eens
scharen aan de zijde van degenen, die
tegen dat amende ment-'Duys waren ge
kant.
Dan voel ik dat) het vooral dengenen, die
er 'prijs op stelden de invaliditeits- en
ouderdomsverzekeringswet in het Staats
blad te krijgen, met aangenaam was bij
die wet op den koop toe het amendemenlb-
Duys te moeten slikken, maar die ont
stemming mag ook weer geen reden zijin
om over de b'eteekenis van het amende
ment een onbillijk oordeel te vellen.
Waarom werd door de overname van het
amendement-Duys principieel niets ver
anderd
In de eerste plaats omdat, zooals ik
reeds straks zeide, ook zonder dat amen
dement in art. 411 al de mogelijkheid
was voorzien om Mii Koninklijk Besluit
.art. 13-69 eerder in te voeren dani.de overige.
In de tweede plaats, omdat de sterkste
band bleef bestaan tussclien de ouder
domsrente van art. 369 en de verzekerings-
te'rwijl een krachtige wind uit het Westen
blies, en de regen hem. in het gezicht
sloeg, liep hij langs den Rijndijk over
het in de asch gelegde Zwammerdam naar
de Gouwsche sluis. Drie keeren werd hem
onderweg, binnen de Fransche linie, om
zijn ja|s gevraagd; hij liet dan het door
generaal Luxemburg geteekende biljet
zien, en kon ongemoeid passeeren. Maar
toen hij aan de voorposten was gekomen,
werd hij gewaarschuwd, niet verder te
gaan, want nog geen uur geleden waren
een troep halfdronken soldaten, die naar
geen goeden paiad hadden willen luisteren,
en de Gouwsche Sluis waren genaderd,
onderweg door een bende met pieken ge
wapende boeren overvallen en bijina geheel
vernietigd. Hijl moest het zelf weten, maal*
de stemming onder het landvolk was
uiterst verbitterd, en als de Hollanders
achter zijn eigenlijk handwerk kwamen,
dan zou hij wel vóór morgen vroeg zijn
opgeknoopt.
De oude Jood stoorde zich echter ner
gens aan; dezelfde 'overweging-ten had hij
zichzielve gedaan, maar zij konden hem
niet doen wankelen in zijn heldhaftig voor
nemen, om aan die treurende moeder,
die hem .eens zoo liefderijk en trouw
had verpleegd, haar kind terug te geven.
Hij .wilde er alles voor wagen, hij wilde
er zijn grijshoofd voor geven, en Zoo
ging hij voort, recht dp de Gouwsche
Sluis aan, door regen en storm, totdat
hem plotseling uit de duisternis een
krachtig: „Werda!" werd toegeroepen.
„Breng mij bij den bevelvoerenden of-
wet, n.l. het recht op ouderdomsrente
beperkt tot .degenen, die, volgens de be
palingen van de wet zelf, behooren tot
de categorie van de verzekeringsplich-
tige .arbeiders. En in de tierde plaats om
dat de invoering van de invaliditeits;- en
ouderdomsverzekeringswet onwrikbaar
werd vastgekoppeld aan de invoering van
art. 369. Immers in de wet staat geschre-J
yan, dat de invoering van den verzeker
ringspli-cht uiterlijk 3 jaren na het in wer
king treden van art. 369 moet geschie
den, en dientengevolgebepaalt de wet,
dat de ouderdomsrente Van art. 369 ge
durende ten hoogste 3 jaren mag worden
uitgekeerd zonder de inyoering v,an den
verzckeringispJicht; het geldt hier dus een
overgangstijdperk van ten hoogiste 3 jaren
en daaruit blijkt toch zeker, dat het kaJ
rakter van den overgangsmaatregel aller
minst is verloren gegaan.
Het is ook heel merkwaardig, dat de
Minister van Landbouw dat zelf heeft er
kend ;als Kamerlid in de Tweede Kamel
en .wel vóór de aanneming der wet. Dit
is van belang en is van meer beteckenis
dan wat achteraf is gezegd. De Minister
heeft n.l. op 16 Oct. 1912 gezegd, diat
hij het karakter van overgangsbepaling
volstrekt niet iaan art. 369 wilde ontzeg
gen, maar met nadruk voegde hij er bij:
„Maar ik herhaal nog eensalleen in
Zooverre, dat man niet moet zeggendan
beginnen wij eerst maar met de over
gangsbepaling en zullen wij later zien
wat verder moet geschieden".
Welnu, dat laatste is nu juist niet ge
beurd, want men behoeft niet meer latei-
te zien wat verder geschieden moet, omdat
de wet zelf heeft bepaald wat er zal ge
schieden, n.l., dat van rechtswege binnen
3 jaren na de invoering der ouderdoms
rente van art. 369 de overige bepalingen
van de Invaliditeits- en Ouderdomswet
zullen in werking treden.
Eerbied voor de godsdienstige overtuiging.
Dat een volksspreker, vooral in de S. D.
A. P. zich wel eens laat afdrijven op de
wateren van de satire, vooral wanneer
'hij de farizeërs, da,t zijn de mannen
van rechts, er'tusschen neemt, rekenen
wij hem niet al te zwaar toe.
Maar dat de leiders der S. D. A. P. him
aardigheden vastknoopen aan het geloof
dierzelfde mannen van rechts, naar wier
arbeiders zij dagelijks hengelen, om ze
te brengen in de S. D. A. P., kan er
ficiex," zeide hij kortaf.
Van achter den dijk kwam een lantaarn
te voorschijn, nu werd de nachtelijke be-
bezoeker gesommeerd, op dit licht aan
te loopen, terwijl van beide zijden de
Joop van een musket hem bedreigde.
Hij volgde de lantaarn, en bereikte het
wachthuis.
„Wat heb je?" vroeg de officier op
forschen toon, den vreemdeling van het
hoofd tot de voeten opnemend.
„Ik verzoek u, mij onmiddellijk tot baas
Dirksen van Bodegraven te brengen."
„Baas Dirksen ik ken dien man
niet!"
„Hij is scheepsbouwmeester, luitenant!"
De officier wendde zich tot eenige on
derofficieren, die daar stonden, en vroeg
hun, of zij den genoemden man kenden.
„Neen", zeide een breedgeschouderde kor
poraal met een bruine snor, „dien baas
ken ik niet, maar ik waarschuw u, luite
nant, om niet dezen sinjeur voorzichtig
te zijn."
De achterdocht van den officier werd
grooter; hij -zeide tot den vreemdeling
„Kom eens dichter hij de lamp ben jij
,een Jood?"
„Ja!" zeide de vreemdeling, „pk ben
een Jood!"
„En een der Sluwste spionnen van den
Franstehman metéén!'-' zeide de korporaal
op vinnigen toon, onderzoek hem maar
eens op zijn lijf! Het is de oude Ben
jamin !'-'
Die naam, die uitroep, die betichting!
maakten een ontzaglijken indruk. Het
on zes inziens niet mee door.
In 'de op een der jongste Zondagen
gehouden kiesrechtmeeting heeft blijkens
het verslag in de Courant de heer Oude
geest 'gezegd dat de „marine-dominé" vroe
ger bij de matrozen kwam met in de eene
hand den Heidelbergschen Catechismus en
in de andere Bunyan's Christenreize, een
aardigheid die met daverend applaus werd
begroet. En de heer Troelstra vertelde
onder groote vroolijkhpid dat de meeste
leden der Eerste Kamer niet veel tijd
meer te leven hebben en dien „wel mo
gen gaan gebruiken voor hun onsterfelijke
ziel."
Het is zaak dat wij de oogen open
houden voor de sociale nooden, en den
arbeider helpen aan een rechts-positie,
en, waar noodig, billijker arbeidsvoor
waarden. Doch tegelijk hem ook waarschu
wen dat hij zich niet late overhalen om
in de gelederen der S. D. A. P. over te
gaan. Want de leiders daar zeg'gen wel
dat zij den godsdienst er huiten laten,
en de godsdienstige overtuiging' der Chris
telijke arbeiders eerbiedigenmaarde
daden zijn anders.
Dit bewijzen weer de woorden van bo
vengenoemden.
Hemeltergende Godslastering.
„De Standaard" schrijft:
In de „N. Rott. Crt." van 4 Maait j.l.
komt in het feuilleton deze hier volgende,
hemeltergende Godslastering voor:
„Kijk, kijk, onze lieve Heer
gaat ook naar bed!"
En ze keek naar de lucht, bedekt
met kleine, geelgrijze brokjes wolk, als
gehot, waartusschendoor vlak vóór hen
fel wit maanlicht straalde over zee.
Maar de wind dreef de wolkjes vlug
voort langs den zilverig lichtenden he
mel, en drong ze samen tot grootere
bonken, die telkens het maneschijusel
-afsneden.
De -oude God gaat met zijn
kaars langs de raampjes, hij
schuift de gordijntjes al toe.
[Wat loopt ie hard voor zoo'n
oudje. Nou i is ie al h e e 1 e m a a 1
daar; flap, w e g i s 't 1 i c h t. Zou
ie z'n kaars nou uitgeblazen
hebben? Zeg Willem, zou onze
lieve Heertje alleen slapen?"
„H ij neemt één voor één 'n
engeltje mee!"
„Och gunst, zeg z o o'n o u w e t j e
Maai- h ij is er nog niet in g e-
stapt. Nog 's even gluren.
Nacht lieve Heertje! Dut
maar gerust; wij zullen ;wel ree-
nieuws verbreidde zich; de landweer daar
in de buurt kwam aanhollen, en de wacht
kamer vulde zich met sterke mannen,
in de kracht huns levens, met gespierde,
onverschrokken gelaatstrekken, die een
dreigenden kring "om den vreemdeling
vormden.
Nu zag hij de ware, de trouwe
wacht der Hollandsche waterlinie; op deze
wacht had de Prins vertrouwd, toen hij
zijn verme telden tocht naar het Zuiden
ondernam, en deze stoere, krachtige wacht
zou een onverwinnelijken muur vormen,
mits zij slechte goed werd aangevoerd.
De pieken stootten dreunend tegen den
grond.
„Hang hem op, -luitenant," riep een
{boer uit Leiderdorp.
„Stilte," kommandeerde de luitenant;
„spreek man ben jij de oude Benja-
man?"
„Ik hen het," bevestigde de grijsaard.
„Zeide ik het niet?" riep de korporaal;
„die ellendeling heeft ons de poets- bij
Kamerijk gebakken, toen hij aan de hulp
troepen -onder generaal Luxemburg den
weg wees naar onze stellingen bij Gra-
veschans
Het was een hachelijk oogenblik, maai
de oude Benjainin bleef rustig en be
daard.
„De korporaal vergist zich dezen keer'',
zeide hij; „de man die de Franschen
den weg wees heet anders. Maar ik bid
u, luitenant, roep b'aas- Dirksen van Bode
graven, want een menschenleven staat
op het spel."
p'en als er brand komt. Naacht! Zeg
Wam, zie je dat witte wolkje daar bo
ven zijn raampje?.,. Daar, daar, met
dat. pluimpje?" En ze wees met haar
vingertje in de groote lucht, en duwde
ongedurig zijn gezicht waarheen ie kij
ken moest. „Da's z'n s 1 a a p m u t s
Precies, precies".
Toen de kellner zijln blad vol bracht,
zweeg ze heel ernstig: „Johan, logeert
die ouwe, zure barones vóór in 't ho
tel
„De Barones heeft haar kamers op 'de
eerste verdieping, aan den strandkan)t
mevrouw".
„Ga haar dan zeggen, dat ze de gordij
nen goed toedoet, want onze lieve
Heer kijkt door een kiertje".
[Wie cursiveerden (spatieerden) liierin het
zoo, brutaal schandelijk geschrijf, dat, 't zij'
in Engeland of in Duifcschland, buiten
quaestie de redactie met den Strafrechter
in aanraking zou brengen.
Nog ialtoos blijft de mogelijkheid open,
dat de redactie zelve over dit schandelijk!
stuk van haar feuilletonist leedwezien en
berouw betuigt en- er zich van losmaakt.
Doet ze dit niet, dan verstaan we, wat
een ernstig man pus betuigde: Een blad
dat derwijs God durft lasteren, komt bij
mijl niet meer in huis.
We durven er dan ook op' aandringen,
dat die .organen der Pens, die met ons
zulk éen Godslastering [verafschuwen, deze
onzè driestar in him kolommen overne
men. i
De gemeenten en Treubs ouderdomswet.
Het is te verwachten dat meer dan
een gemeente zal protesteeiren tegen de
bepaling in Treubs ontwerp- ouderdoms
wet, waarbij' een deel der kosten uit dit
ontwerp voortvloeiende allicht zal afge
schoven worden op de gemeenten.
De Raad van Velsen in Noord-Holland
nam- reeds in voltallige zitting met alge-
meene stemmen in dezen zin een besluit.
Het adres aan de Tweede Kamer luidt
aldus
„Geeft met verschu] digden eerbied te
kennen
de Raad der Gemeente Velzen;
dat hij met belangstelling heeft ken
nisgenomen van het aan Uwe verga
dering ingediende Ontwerp van Wet tot
verleening van Ouderdomsrenten aan
behoeftigen en de daarbij gevoegde- Me-
,morie van toelichting
dat in dit ontwerp een deel der kos
ten, aan de uitvoering dezer wet ver
bonden, wordt gebracht ten laste der
gemeenten
Het dreigende gemompel werd luider.
„Stoot hem de piek in de borst 1" werd
er geroepen.
„Kent niemand baas Dirksen?" riep de
luitenant te midden van het tumult, en
een kuiper, die te Zwammerdam woon
achtig was, zeide„Ik ken hem wel,
luitenant, hij is te Alphen gestatio
neerd."
„Goed," zeide de luitenant, „dan zul
len w,e hem onmiddellijk ontbieden."
„Weer een half uur vertraging!'' zeide
de oude Benjamin, en hij steunde. Als
eenig antwoord liet de luitenant hem in
de ijzers sluiten.
Maar binnen een half uur was baas
Dirksen reeds aan de Gouwsche Sluis,
in de hevigste opwinding, want Klara
had hem eenige uren te voren de tijding
van Andries' gevangenneming gebracht.
Hij werd aanstonds met den Jood gecon
fronteerd het licht van twee flambouwen
viel op het gelaat van den ouden Ben
jamin, en de luitenant vroeg: „Kent ge
dien Jood, meester?"
„Neen", zeide de baas onder een angs
tige spanning, „ik ken hem niet."
„Maar ik ken u", zeide de Jood, s,en
wil ithans mijn dankbaarheid bewijzen,
voor de weldadigheid, die gij en uw yrouw
vijftien jaren geleden dezen armen Jood
hebt bewezen."
Toen zeide de baast „Als gij die man
zijt, dan (moet het litteeken van een
wond, door den hoefslag van een paard
veroorzaakt, op uw schedel nog zichtbaar
zijn." (Wordt vervolgd.)