DE ZEEUW
Schetsjes van de» Scheldeken!
TWEEDE BLAD.
Via dolorosa.
Feuilleton.
Allerlei.
Onder de Oranjevlag.
Buitenland.
Gemengd Nieuws.
VAN
VRIJDAG- 27 FEBRUARI.
Via dolorosa, de weg; der smarte, wordt
nu nog bij Jeruzalem de een half ure
lange weg genoemd, welken men veronder
stelt dat de Zaligmaker voor den Olijf
berg naar Golgotha heeft afgelegd, hij!
begint bij de St. Stephanuspoort.
Zes weken voor Pasohen herdenke de
gemeente des Heeren het lijden van Jezus,
den Heiland. Dan worden herdacht de
tafereelen van diepe vernedering, die voor
afgingen aan de vorstelijke verrijzenis
van vorst Imanuel uit het graf.
Van de zalving door Maria, tot. de be
grafenis van Jezus in den hof van Josef
van Arimathea, wordt ons de weg der
smarte aan Jezus herinnerd en leven wij
opnieuw in het lijden en sterven onzes
gezegenden Zaligmakers.
Ja' ook wij hebben een weg. der smar
ten, want van den aardbodem, om der
zonden wil vervloekt, rijst dagelijks een
bange klacht van menschenwee opwaarts.
Het gansche schepsel zucht in bangen
nood naar den dag der verlossing en der
vrijmaking, geboeid in de kluisters, dei-
zonde, heerscht onder de kinderen der
menschen, de adem des doods. Doornen
en distels tieren welig op hun levenspad.
Duizenden bij duizenden strijden den moei
lijken 'sitrijid voor het bestaan. Het bezit
van aardsch geluk en ongestoorden voor
spoed is de vlinder waarnaar men inge
spannen jaagt. Van allerlei volk en taal
komt men op congressen te zaam om te
overleggen wat er gedaan moet worden
om de menschelijke ellende te verzach
ten. Achturige arbeidsdag, en wettelijk
geregelde loonstandaaxd is het devies van
bet vaandel. Men worstelt om den pracht
van bet kapitaal te ontkomen, en
de gelijksuiling van liet individu. Ou.
den schiin van vrette" ett- gefok. bouwt
3ÉÜ
e. ze^f^T
lossing, die buigt gewillig het hoofd om
achter Jezus te gaan, dragende Zijn Kruis.
Zóó de lijdensweken in te gaan zal
voeren tot den heerlijken morgen der ver
rijzenis, zal voeren tot aan de voeten
van den middelaar, die te prijzen is in
der eeuwigheid.
Want in het lijden van Jezus is opge
lost al het lijden van Zijn volk. Zij ge
bogen onder den vloek der zonden zullen
komen tot de vrijheid van de kinderen
Gods. Eenmaal zal Hij vrijmaken alle ziel
die zich aan hem heeft overgegeven. Want
vorst Immanuel is de Koning der eeuwen
de Groote Vredevorst, voor Hem zullen
zich eenmaal buigen alle vorsten der aar
de, van alle volken, tongen en natiën
zal Hem eenmaal de eere worden toege
bracht. Doch dan zullen de zienlijke din
gen zijn voorbijgegaan, dan zal Hij1 zitten
in den troon Zijns Vaders en de strij
dende Kerk hier op aarde zal geheel
zijn opgelost in de triomfeerende Kerk
daar boven in den hemel der heerlijkheid.
Mocht zoo in ons. aller hart de via
dolorosa worden doorleefd, dan zal er rijke
vrucht blijven tot eer en heerlijkheid van
God den Vader, die alzoo lief de wereld
gehad heeft dat Hij Zijn eenigen Zoon
niet heeft gespaard.
JOHAN VAN VLISSINGEN.
door Kees van den Hoek.
n van vr
nipn zijn
laar en wil niet rastemraor^
Rijden krHHflWP em veij^rt óp het
vale paard door de gedachten der volke
ren, de wetenschap gort zich aan in den
campagne tegen bacil, bacterie, splijt
zwam.
Desniettemin, eischt de dood gtestaag1
zijn offers, en blijft den mensch van een
vrouw geboren slechts kortheid van dagen
en zatheid ykn onrust; via dolorosa, de
weg der smkrten blijft 't deel van 't Adams--
kind tot £rfn jongste snik, want naar het
heilig Woord des Heeren keert stof tot
stof weder, en beklijft de vijandschap tus-
schen het zaad der vrouwe en dat der
slang.
Evenwel keert nu in de gemeente des;
Heeren de schildering, van „via dolorosa."
En belicht door het volheerlijke licht
van den Heiligen Geest zien wijl in dien
weg de man van smarte, Jezusi onzen
Heiland.
„Want hij is voor onze overtredingen
„verwond en voor onze sanarte verbrij1-
„zeld, de straf die ons den vrede aan
brengt was op Hem en door Zijne strie-
„men is ons genezing geworden."
Hij is als het eenige offerlam, dien weg
gegaan, om verlossing aan te brengen,
voor al Zijn volk, en straks plaats te
kunnen bereiden in liet huis Zijns. Vaders
met de vele woning;en.
Het tracht de kunst de ziele op te voeren
tot den hoogen adeldom van den grooten
lijder, weemoedig klinkt in de poëzie cle
toon van onschuld en zelfopoffering, be
wonderd wordt de liefde tot het ideale
en de groote mate van geduld en lijd
zaamheid, maar waar die niet komt tot
de diepe smart van eigen schuld, en eigen
verlorenheid, daar komt ze nooit tot de
volheerlijke verlossing door het lijden en
sterven van den grooten Verlosser.
Voor dengene die gelooft is de lijdens
weg van Christus de rijkdom der ver-
(Nadruk verboden.)
VI. Een verschrikkelijke naclit
in 't Sas. van K1 ein-Wi'l 1 ebroek.
liet vijf mosselbooten van „Ons Duve-
land" en drie „Ies-enèèrs" lagen we 'sa-
voncls in 'tkanaal van Willehroek, „de
Bruselsche vèèrt" zooals de schippers zeg
gen, te wachten tot de sleepboot van de
„Société Anonyme" ons. den volgenden
morgen om vijf uur naar Brussel zou
brengen.
De hooge deuren van 'tSas. lagen vlak
achter ons; daar kon geen enkel schip
Rupel meer binnen, want 't
ol schepen, dat je gemakkelijk
TT[lën^genen kant naar 'den anderen
kon loopen. En nu maar wachten.
""""Buiten de deuren stormde de Rupel.
Over de zwarte golven dansten llchtrfhbe-
lingen van de gaslantaarns, die op de
leuning van de voetbrug vaar Boom, hei-
opglansden lijn den donkeren avond.
Iets verder naar heneden flakkerde de
rosse flambouw op 'de spoorwegbrug en
lekten vlammentongen uit de schoorsteen
tjes der ijzergieterijen aan den rechter
oever. Daar was het nog vol bedrijvigheid
en waren de nachtploegen aan den ar
beid. Duidelijk kon je 't gestamp der ma
chines hooren.
„Kees", riep de schipper uit 'tkof, „gè
m'n om 'n pinte? Oo'k oa zoan dost zie-je
'k kan d'r trek twééë uut".
Nu, daar had ik niets) op) 'tegen en we
gingen den wal op>.
Bij „de madam op 'toekje" zaten nog
meer schippers bij hun pinten, draK-rede-
neerende over de zaken van den dag.
„Bel 'tis zonde", hoorde ik Joapje Kru-
kel zeggen, „a-je-noe mên-èvend 'toalf-
zasse in Meulenbeek bint1), dan mag; je
den émel wel op je bloate knieën danke."
„E, Joapje,," zei toen Jewannes, van
Krina, even tippend aan z'n glaasje Kem
penaar, „e Joapje, dat leste zou 'k er
noe mê of doe. dal weet jie net zoa
goed asi ik, en wat zeide-gijj madam."
„Joa schieper", meende de dikke ma
dam achter den toog' „da'si van eigest."
„Noe", bekende Joapi, j'ei geliek Je
wannes, mê, da's noe oaltied ïer zoaë,
je kruupt èèl den dag, over 'n ende van
zag uren gèèns en ik zê infer
Van uit 'n hoek van de stamenee
klapte plotseling 'n Vlaamsohe tong: een
der Sasknechts had 'ne gazet in de hand
en las hardop, met plat accent het
hoogst-belangrijke
„Ien den oavend ven dry Augustus is
bai Rupelmonde op de rivier een woal-
sohiep bestolen en den voarensgesf, die
op 't geruchte toeliep, in de borst ge
stoken.
Een 'verhaal uit het rampjaar 1672.
door li. PENNING,
[Nadruk verboden,.)
63.)
„God zou David toch wel hebben uitge
red", antwoordde zij), „al was Husai bij
den koning gebleven. Neen die din
gen bevallen mij niet. Wij hebben een
God, die machtig genoeg is; om ons, uit
te redden, zonder onze slinksohe manie
ren noodig te hebben."
»Oij z|jt ©en vrouw", hernam Jan Kees
met rustige stem, „en hebt natuurlijk geen
begrip van krijgslisten. Dit punt willen
we echter thans, laten rasten, en hopen
pr nader o-p, terujg t ekornen, als de Fran
schen naar huis zijn gejaagd. Dit alleen
wil ik nog eens herhalen, dat de Fran-
schen op uw Andhes spionneerendat
hij niet veilig' meer is, en dat het een
heel ding zal zijn, om hein in veiligheid
be brengen."
„Als hij maar eerst hier wasl" zeide
vrouw Dirksen met een zucht.
„Hier zal hij ook niet veilig zijn!"
„Waarom niet?"
„Omdat, zoo de vorst aanhoudt, de
Franse hen binnen acht dagpn hier zijn.
zullen uw zoon trachten op te spo
ren; i het wemelt in Holland van stille
verklikkers, die hen wel op de hoogje
zullen brengen, waar zijn ouderlijk huis
staat. Ik zal hen echter misleiden, als
ik dan van u maar weet, waar ik hem
niet moet zoeken. Wees: maar gerust.
vertrouw op mijl Maar ik zon mijn tijd
verpraten tot weerziens, moeder Dirk
sen
„Tot weerzien!' 'zeide zij, ten prooi
aan de tegenstrijdigste aandoeningen.
HOOFDSTUK XXII.
Op den Dinsdag van den 27sten Decem
ber, terwijl het Nederlandsche Protestan
tisme met een verslagen hart Kerstfeest
had gevierd, stond generaal Luxemburg,
het sombere gedrocht in de Fransche
uniform, op de hartsteenen stoep van
het Woerdensehe stadhuis, en hield, ter
wijl wolken de zon bedekten, en sneeuw
viel, wapenschouwing over de voorbijtrek
kende troepen.
Hoe hadden de Franschen reeds sedert
maanden r eikhalzend uitgezien naai' deze
vorst! Reeds in de hondsdagen van dit
jaar 1G72 hadden vorst en ijs de basis
gevormd van de berekeningen op de bu
reaux der Fransche militaire autoriteiten.
Op die vorst hadden de Fransche gene
raals hun koning gewezen, als hij begon
te brieschen van ongeduld, omdat de
Fransche lelievlag1 nog niet wapperde van
de Amslerdainsche muren; met die vorst
troostten zij hun troepen gedurende de ein-
delooze regendagen van den .zomer 'en
den herfst, toen de zee en de regenwol
ken een verbond schenen gemaakt te heb
Verdere biezonderheden in 't volgende
nummer."
„Joa, doar zitten in deuze contry veul
smêrlappen, manne", zei Polleke, de Sas-
knecht, terwijl hij de gazet dpvouwde,
„veul smêrlappe, laast t' Aantwerpe uek,
en de politie ken ze moar niet te pekke
kraige.
Levendige bespreking in de stamenee
van madamke op den eek.
Joap en Arjoan en Jewannes moesten
bij beurte verhalen doen over moord en
doodslag en dat „wilder bienè op 'n don
keren èvend d'r an wère, dat 't mêr 'n
èère schilde of me wère om 'toekje."
Het hoofd vol huiverige, rillerige sipook-
en moordhis;tone's, gingen we eindelijk
naar 'tSas terug en daalden in 'tkot
van de B. R. U. 57 af, om de „zoetelijke
geneuchten van den slaap met volle teil-
gen te genieten. En als. je meevaart op
België, leg je dadelijk op de kooi. Sok
ken hoef je niet uit te trekken, je broek
ook niet en je krui ook niet. Je gaat
zoo maar onder de wol, dan heb je
's morgens weinig last met aankleeden.
Nu, we waren met ons vieren aan
boord, en 'tonvermijdelijke zou gebeuren:
met drie man op de kooi en een in de
krop, heelemaal róórin, de bergplaals! van
touw en allerlei benoodigdheden.
„Bin-je klèèr,' 'vroeg de schipper, „dan
doe 'k 't licht uut.''
„Ja, nacht-ge-nacht", riepen we in trio
terug, 't petroleum-lamp je werd uitge
draaid en 't dievedeurtje van de last half
geopend.
Daar gingen we den nacht tegemoet, met
ons drieën op de kooi van één meter
breedte enik in 't midden.
Na enkele uren onophoudelijk heen en
weer draaien en venijnig elleboog-gesloot
van de kooimakkers in m'n ribben, viel
ik eindelijk in slaap v.
Maar wat was dat! Klonken daar geen
voetstappen op ,het dek boven m'n hoofd
Dan weer wat stilte, doch opeens hoor
de ik een stap in de last en 't andere
oogenblik kroop 'n kerel door 't dieven-
deurtje in 't kot.
„Joa, doar zitte veul smêrlappen in
deuze contry," schoot het me eensklaps
te binnen.
Met 'n zaklantaarn onderzocht de kerel
de kastjes aan den wand. Het licht viel
op 't ruige gezicht, op de bloed-beloopen
oogen, o, dat was 'n schurk, dezelfde
wellicht die te Rupelmonde op de rivier...;
Ik kon 'tniet meer te bedde houden
en rees overeind. De dief keek op en
bracht de rechterhand naar den gordel,
naar 't mes;
Met één sprong vloog ik hem naai' de
keel.
„Geef hier, schurk, boef,; je gpstolen
geld," brulde ik hem toe, „gauw schip1-
per, help, help, hij vermóórdt me..."
Het mes flikkerde voor m'n oog1, nog
een oogenblik sledhts en
„Help, schipper, Jan, Arjoan, help,
móórdmóórd
„Bè-je dan gek Kees1, je schreeuwt èèl
Willebroek wakker," klonk! het uit de krop.
„Wat is. 'ter gèènde", geeuwde 'n
slaa.pstem van de kooi.
Goeie gunst, daar lag ik zoowaar met
'n stel pli.ejassen door ,'tkot te rollen,
m'n vingers nog krampachtig rond een
der kragen, om den „smêrlap" te wurgen.
„Kom d'r noe mêr op, 't isl nog gèèn
tied", zei de knecht,
'k Was blij dat ik weer op1 de pauwe-
veeren lag, heerlijk, ongekwetst, met nog:
iets van heldenmoed in de aderen.
En ik sliep weer in op de kooi van één
meter breedte, als middelste tusschen
twee gi'oote, zware mensehen.
Iesenèèrs Schippers uit Ierseke. 't Sas Sluis
A-je-mên-t'Peiid enz. als je morgenavond
half zes in Molenbeek (deel van Brussel) bent.
Pauweveeren (naam voor den stroozak.)
Engeland.
Er komt al meer en meer stemming
voor een tunnel onder het Engelsche Ka
rraak Hoorde men aanvankelijk niets, dan
bedenkingen, thans schijnen die grooten-
deels ontzenuwd te zijln, want in han-
ben, om half Nederland onder water te
zetten, met die vorst werden de duizen
den Fransche krijgslieden gepaaid, die,
het natte klimaat niet. gewoon, met de
moeraskoorts in de aderen, smachtend
uitzagen naar het oogenblik, dat zijl te
rug konden naar het zonnige Zuiden.
Eén man had in Juni waarschuwend,
geroepen: „Vooruit! vooiuit!" Dat wasl
D'Estrades, de vroegere Fransche gezant
in„ Den Haag.
Condé was het er volkomen mee eens
geweest. Maar het pistoolschot van luite
nant Ossenbroek verbrijzelde den arm en
liet geh-eele veldtochtsplan van den op
perbevelhebber Condé, en Turenne, wiens
krijgsroem zelfs dien van Condé had ver
duisterd, had zich tegen een vermetel
voortrukken verzet, daar de winter de
bruggen zou slaan tot in het Kart van
Holland.
Het was dus winter, het vroor, dat het
kraakte nóóit is een winter met inniger
voldoening door de Fransche legers ge
groet. In de Domkerk te Utrecht werden
dankliederen aangeheven. De Fransche
geestelijken spraken van een gebedsver-
hooring, en over het algemeen wasi er
eenige verwondering, dat de Nederland
sche Katholieken niet luidruchtiger hun
dankbare vreugde te kennen gaven.
Op de hulp van de Roomschen Was van
meet aan gerekend. D'Estrades had reeds
in bet begin van den oorlog gerapporteerd,
dat in de stad Utrecht 6000 Roomschen
woonden en dat op1 de anderhalf mil li-
oen inwoners, die het Gemeenebest telde,
detekringen is een merkbare kentering
in de meeningen gekomen.
Op uitnoodiging van de commissie uit
het Lagerhuis voor het onderzoek naar
de wenschelijkheid om een tunnel onder
het Engelsche kanaal te graven, is gis
teren een groote vergadering van zaken
mannen uit de City gehouden. Het mi
nisterie van oorlog en de andere depar
tementen hadden vertegenwoordigers ge
zonden. 1
Met algemeene stemmen is een motie
aangenomen ten gunste van den houw
van een tunnel. De vergadering was van
meening dat daardoor de hartelijke be
trekkingen van Engeland met Frankrijk
en de andere mogendheden van het vaste
land zullen worden bevorderd. In tijiden
Van vrede zal de tunnel den Engelscihen
handel zeer ten goede komen en in oor
logstijd kan men hem gemakkelijk met
dynamiet vernielen.
Ziet, zoo denkt men er thans over.
Dit voorspelt zeker een spoedig ern
stig aanvatten van deze zaak.
De tegenstand is thans miniem.
Oostrnrijk-Hongarije.
Voor het gerecht té Boedapest is een
merkwaardig geval behandeld van diefstal
van geestelijk eigendom. In een der kleine
Hongaarsche plaatsjes worden twee dag
bladen uitgegeven, die natuurlijk in woe
denden concurrentiestrijd met elkaar leef
den. Op zekeren dag Verneemt de redacteur
van het eene blaadje, dat in de concurreer
rende krant dien dag een zeer sensatie-
wekkènd artikel zal staan. Hij! roept on
middellijk zijn geheelen redactie,staf bij
een, bestaande uit één jongen man, en
looft 100 kronen uit voor een afdruk van
het bestaande artikel.
De jonge man gaat op weg; maar in
de redactie-bureaux van het andere blad
is niets te vernemen. Het artikel wordt
als een heilige schat bewaard, en de re
porter moet onverrichter zake vertrek
ken. Maar hij! wil nog een poging wa
gen. Hij begeeft zich naar de drukkerij';
doch ook hier wordt hij' wantrouwend
ontvangen, en geen snippertje papier met
eenige aanwijlzing kan hij' in handen krij
gen. Doch op den steen ligt de opgemaakte
pagina, met het bewuste artikel er in,
glimmend van drukinkt, waarvan zoo juist
een afdruk is gemaakt. Zonder zich te
bedenken, springt hij op den steen, en
zet zich flink op den gereed liggenden
vorm.
De jonge man had namelijk een mooie
wit flanellen tennisbroek aan. En eer nog
de zetters vair hu;n verbazing bekomen zijd,
snelt de jonge reporter weg, naa.r zijn
hoofdredacteur; daar trekt hij1 fluks zijn
tennisbroek uit, en overhandigt den ver
baasden chef den uitstekend leesbaren af
druk van het bewuste artikel.
Voor honderd kronen kon hij licht een
nieuwe tennisbroek koopen.
De rechtbank te Boedapest heeft hem
thans tot 20 kronen boete veroordeeld.
De rechters hebben braaf gelachen om
het geval, et qui rit est désarmé.
Vandaar de lichte straf. (Hbl.)
Mo de 1-VV e t h o u d e r. In een Zuid-
Limburgsche gemeente kwamen de vroe
de vaderen bijeen. En nadat de edelachl,ba
ren hunne zetels hadden ingenomen, en de
voorzitter de vergadering met gebed had
had geopend, vroeg, een der wethouders
het woord aanden dorpsveldwach
ter, die in het volle besef zijner waardig
heid bij iedere zitting! van den Raad acte
de presence geeft. Zóó iets, vertelt „De
Tijd", was den veldwachter nog nimmer
overkomen, dat een wethouder hem, sim-
pelen „boai", het woord vroeg. De veld
wachter merkte op, dat de wethouder aan
het verkeerde adres: Was, dat niet hij;
maar de burgemeester den Raad presideer
de. Toen ontstak de wethouder in woe
de en overlaadde den Hermandad met een
stortvloed van scheldwoorden. De wethou
der werd door den veldwachter geverbali
seerd, en taen de wethouder gekalmeerd
en de overige raadsleden van den schrik
bekomen waren, werd nummer een der
agenda aan de orde gesteld.
stellig een derde gedeelte Katholieken vie
len. Doch het rekenen met die hulp1 was
een 'misrekening; de Katholieke Nederlan
ders, wier religieuze sympathieën natuur
lijk met de Franschen waren, hebben des
ondanks hun lijdelijke houding" niet ver
laten, en daardoor het Fransche .gezag
meer dan eens ontstemd.
Maar de winter was er, de vorst, de
metaalharde vloer over het verdronken
land, en dat was het voornaamste.
Den Wen December wasi de wind, die
tot nog toe Zuidelijk of Westelijk was
geweest, naar het Oosten geschoten, en de
vorst ingetreden; den volgenden nacht
had het zóó hard gevroren, dat de men-
schen de schaatsen reeds onderbonden, en-
een dag later liep men op het IJ.
Het Fransche leger was thans uit zijn
zomerslaap1 ontwaakt; generaal Imxem-
burg stond gereed om zijn grooten slag!
te slaan; in de stad Utrecht waren 14
bataljons infanterie saamgetrokken. De
hard gevroren dijken en wegen dreun
den onder het gewicht van het zware
geschut; in de "bezette vestingen, die op
de uithoeken van Gelderland lagen, kwam
beweging'; te Móntfoort concentreerden
zich 2000 man; en staande op1 de stoep
van het stadhuis, aan het einde van de
Kerkstraat, hield generaal Luxemburg; zijn
trotsche wapenschouwing; over de voorbij
trekkende troepen.
De gendarmen reden voorop in hun roo-
de rokken, met blauw gèvoerd, de zwarte
pluimen op den hoed; de infanterie trok
in eompagniën van honderd man voorbij,
De boerenschrik is op
reis. Terwijl een dag of tien geleden
de boerenschrik nog in den omtrek van
St. Paul in Garinthië is gezien, zoo
schrijft men aan de Reichspost uit Graz,
komen thans berichten uit de streek van
Marburg, waaruit blijkt dat het nog steeds
onbekende roofdier zich ophoudt op de
helling van den Poszruck. In Heilkreuz
bij Marburg zijn 11 schapen doodgebeten.
Den volgenden dag vond men een lam
en twee geiten verscheurd. Een jacht
had geen susses, wel zag men liet versche
spoor van het dier, maar wegens de
sneeuw kon men het niet volgen. Nu
wordt er weer van regeeringswege een
groote jacht op touw gezet om den boe
renschrik nog voor het smelten van de
sneeuw neer te leggen. In het bedreigde
gebied zijn afdeelingen gendarmerie ge
legd en de scholen gesloten. N. R. Ct.
De geleerde brievenbe
steller. Naar „Het Volk" meldt, be
staat het voornemen, den heer Sprayt
te Rotterdam, die als brievenbesteller
met goed gevolg het examen middelbaar
onderwijs voor staathuishoudkunde en
staatsinrichting heeft afgelegd, aan het
hoofdbestuur der posterijen te plaatsen,
waarschijnlijk als adjunct-commies.
Een Duitse li aviateur is
drie weken geleden tijdens een mist
over de Russische grens gevlogen. Hij
werd aangehouden en, hoewel hij schets-
materiaal noch fotografietoestel bij zich
had, als spion beschouwd. In Warschau
wordt het spionnage-proces reeds voor
bereid. Op verzoek van de Duitsche re
geering onderhandelt de Duitsche con
sul-generaal te Petersburg thans met de
Russische autoriteiten over deze zaak.
De vliegmachinefabriek te Leipzig, voor
welke Mischewski vloog, heeft een ver
tegenwoordiger naar Warschau gezonden,
om den beklaagde rechterlijken bijstand
te verzekeren. Mischewski is in het citadel
van Warschau opgesloten en wordt ei-
streng bewaakt. Hij mag zelfs niet met
zijn familie in verbinding treden.
Zwaar gestraft. De olifanten
van de te Aalst in België vertoevende
menagerie van Hagenbeek doen dage
lijks een wandeling door de stad, en de
straatjeugd vermaakt zich met lien snoe
perijen te geven. Een jongen vond het
aardig, een stukje brandende sigaar te
geven, wat hem duur te staan kwam.
De dikhuid gaf hem met den snuit zulk
een geweldigen slag, dat de jongen vijf
meter ver "vloog en met inwendige
kneuzingen werd opgenomen de dokter
staat voor zijn leven niet in.
Lastige lui. Toen een koopman te
Tuk (Steenwijkerwold) met sinaasappe
len ventte, werd hij aangesproken door
een paar zigeuners, die voorgaven sinaas
appelen van hem te willen koopen. Zij
weigerden echter te betalen en ontfut
selden den man bovendien nog eenig
geld. Toen deze op betaling en terugga
ve van het ontfutselde geld aandrong
lostte een zigeuner een revolverschot en
trof den koopman in het been. De ver
moedelijke dader is gearresteerd.
Hoog water. Ten gevolge van den
zeer hoogen waterstand op de Maas zijn
alle pontveren opgebroken. De sluizen
zijn gesloten, waardoor men in N.-O.
Brabant weer veel last van het water
krijgt.
Verklaarbaar.
Dus u bekent, dat u den getuige in de
grot een klinkende oorveeg hebt gegeven.
Ja, edelachtbare.
Wat hebt u tot uw verdediging aan
te voeren
Edelachtbare, er was daar zóo'n magni
fieke echo! (Volk.)
Een s t ij 1 b 1 o e m p j e uit een rede,
gehouden in het Oostenrijksche Huis van
Afgevaardigden
„Ja, mijne heeren, men voelt zijn hart
in het lijf omdraaien, als men op de vroe
ger zoo bloeiende boerderijen, thansi het
gouden kalf van de rijke heeren, die ter
jacht gaan, ziet zetelen."
terwijl de lelievaandels ruisohten.
Het was een onafzienbare stroom van
uniformen en musketten; de officieren
reden 'rechts van de troepen, en groetten
den opperbevelhebber, gekleed in groen-
fluweelen rok, rijk belegd met gouden
afzetsels; de leeren bandelier, waarin de
de sabelschede hing, met kanten om
zoomd en met gouddraad opgewerkt.
Ze trokken voorbij het stadhuis, waar
Luxemburg stond; de Fransche Rabsaké,
die de slagorden Van het Protestantsohe
Israël had gehoondvoorbij1 de Groote
Kerk, waarvan de geblaakte muren droe
vig uit de puinhoopen oprezen; voorbij
een straat van afgebrande huizen, het ge
laat gewend naar Leiden, naar het hart
van Holland, waarvan men had verteld
dat de paarden aan vergulde ruiven en
marmeren voederbakken werden g'evoe-
derd. i i
fle't sneeuwde; de daken, de straten, de
velden buiten werden met het witte, blan
ke kleed bedekt,
„Het vriest toch nog?" vroeg de gene
raal, en zijn officieren zeiden: „Of het
vriest I Het ijs kan reeds het zware geschut
dragen overmorgen zijn we te Lei
den." 1
„Het zou warempel ook tijd worden!"
meende Luxemburg", terwijl hij zioh wend
de naar den ingang van het Stadhuis, waar
in den top het beeld der gerechtigheid
prijkte. I
(Wordt vervolgd.)