DE ZEEUW Schetsjes van de» Scheldeken! TWEEDE BLAD. Via dolorosa. Feuilleton. Allerlei. Onder de Oranjevlag. Buitenland. Gemengd Nieuws. VAN VRIJDAG- 27 FEBRUARI. Via dolorosa, de weg; der smarte, wordt nu nog bij Jeruzalem de een half ure lange weg genoemd, welken men veronder stelt dat de Zaligmaker voor den Olijf berg naar Golgotha heeft afgelegd, hij! begint bij de St. Stephanuspoort. Zes weken voor Pasohen herdenke de gemeente des Heeren het lijden van Jezus, den Heiland. Dan worden herdacht de tafereelen van diepe vernedering, die voor afgingen aan de vorstelijke verrijzenis van vorst Imanuel uit het graf. Van de zalving door Maria, tot. de be grafenis van Jezus in den hof van Josef van Arimathea, wordt ons de weg der smarte aan Jezus herinnerd en leven wij opnieuw in het lijden en sterven onzes gezegenden Zaligmakers. Ja' ook wij hebben een weg. der smar ten, want van den aardbodem, om der zonden wil vervloekt, rijst dagelijks een bange klacht van menschenwee opwaarts. Het gansche schepsel zucht in bangen nood naar den dag der verlossing en der vrijmaking, geboeid in de kluisters, dei- zonde, heerscht onder de kinderen der menschen, de adem des doods. Doornen en distels tieren welig op hun levenspad. Duizenden bij duizenden strijden den moei lijken 'sitrijid voor het bestaan. Het bezit van aardsch geluk en ongestoorden voor spoed is de vlinder waarnaar men inge spannen jaagt. Van allerlei volk en taal komt men op congressen te zaam om te overleggen wat er gedaan moet worden om de menschelijke ellende te verzach ten. Achturige arbeidsdag, en wettelijk geregelde loonstandaaxd is het devies van bet vaandel. Men worstelt om den pracht van bet kapitaal te ontkomen, en de gelijksuiling van liet individu. Ou. den schiin van vrette" ett- gefok. bouwt 3ÉÜ e. ze^f^T lossing, die buigt gewillig het hoofd om achter Jezus te gaan, dragende Zijn Kruis. Zóó de lijdensweken in te gaan zal voeren tot den heerlijken morgen der ver rijzenis, zal voeren tot aan de voeten van den middelaar, die te prijzen is in der eeuwigheid. Want in het lijden van Jezus is opge lost al het lijden van Zijn volk. Zij ge bogen onder den vloek der zonden zullen komen tot de vrijheid van de kinderen Gods. Eenmaal zal Hij vrijmaken alle ziel die zich aan hem heeft overgegeven. Want vorst Immanuel is de Koning der eeuwen de Groote Vredevorst, voor Hem zullen zich eenmaal buigen alle vorsten der aar de, van alle volken, tongen en natiën zal Hem eenmaal de eere worden toege bracht. Doch dan zullen de zienlijke din gen zijn voorbijgegaan, dan zal Hij1 zitten in den troon Zijns Vaders en de strij dende Kerk hier op aarde zal geheel zijn opgelost in de triomfeerende Kerk daar boven in den hemel der heerlijkheid. Mocht zoo in ons. aller hart de via dolorosa worden doorleefd, dan zal er rijke vrucht blijven tot eer en heerlijkheid van God den Vader, die alzoo lief de wereld gehad heeft dat Hij Zijn eenigen Zoon niet heeft gespaard. JOHAN VAN VLISSINGEN. door Kees van den Hoek. n van vr nipn zijn laar en wil niet rastemraor^ Rijden krHHflWP em veij^rt óp het vale paard door de gedachten der volke ren, de wetenschap gort zich aan in den campagne tegen bacil, bacterie, splijt zwam. Desniettemin, eischt de dood gtestaag1 zijn offers, en blijft den mensch van een vrouw geboren slechts kortheid van dagen en zatheid ykn onrust; via dolorosa, de weg der smkrten blijft 't deel van 't Adams-- kind tot £rfn jongste snik, want naar het heilig Woord des Heeren keert stof tot stof weder, en beklijft de vijandschap tus- schen het zaad der vrouwe en dat der slang. Evenwel keert nu in de gemeente des; Heeren de schildering, van „via dolorosa." En belicht door het volheerlijke licht van den Heiligen Geest zien wijl in dien weg de man van smarte, Jezusi onzen Heiland. „Want hij is voor onze overtredingen „verwond en voor onze sanarte verbrij1- „zeld, de straf die ons den vrede aan brengt was op Hem en door Zijne strie- „men is ons genezing geworden." Hij is als het eenige offerlam, dien weg gegaan, om verlossing aan te brengen, voor al Zijn volk, en straks plaats te kunnen bereiden in liet huis Zijns. Vaders met de vele woning;en. Het tracht de kunst de ziele op te voeren tot den hoogen adeldom van den grooten lijder, weemoedig klinkt in de poëzie cle toon van onschuld en zelfopoffering, be wonderd wordt de liefde tot het ideale en de groote mate van geduld en lijd zaamheid, maar waar die niet komt tot de diepe smart van eigen schuld, en eigen verlorenheid, daar komt ze nooit tot de volheerlijke verlossing door het lijden en sterven van den grooten Verlosser. Voor dengene die gelooft is de lijdens weg van Christus de rijkdom der ver- (Nadruk verboden.) VI. Een verschrikkelijke naclit in 't Sas. van K1 ein-Wi'l 1 ebroek. liet vijf mosselbooten van „Ons Duve- land" en drie „Ies-enèèrs" lagen we 'sa- voncls in 'tkanaal van Willehroek, „de Bruselsche vèèrt" zooals de schippers zeg gen, te wachten tot de sleepboot van de „Société Anonyme" ons. den volgenden morgen om vijf uur naar Brussel zou brengen. De hooge deuren van 'tSas. lagen vlak achter ons; daar kon geen enkel schip Rupel meer binnen, want 't ol schepen, dat je gemakkelijk TT[lën^genen kant naar 'den anderen kon loopen. En nu maar wachten. """"Buiten de deuren stormde de Rupel. Over de zwarte golven dansten llchtrfhbe- lingen van de gaslantaarns, die op de leuning van de voetbrug vaar Boom, hei- opglansden lijn den donkeren avond. Iets verder naar heneden flakkerde de rosse flambouw op 'de spoorwegbrug en lekten vlammentongen uit de schoorsteen tjes der ijzergieterijen aan den rechter oever. Daar was het nog vol bedrijvigheid en waren de nachtploegen aan den ar beid. Duidelijk kon je 't gestamp der ma chines hooren. „Kees", riep de schipper uit 'tkof, „gè m'n om 'n pinte? Oo'k oa zoan dost zie-je 'k kan d'r trek twééë uut". Nu, daar had ik niets) op) 'tegen en we gingen den wal op>. Bij „de madam op 'toekje" zaten nog meer schippers bij hun pinten, draK-rede- neerende over de zaken van den dag. „Bel 'tis zonde", hoorde ik Joapje Kru- kel zeggen, „a-je-noe mên-èvend 'toalf- zasse in Meulenbeek bint1), dan mag; je den émel wel op je bloate knieën danke." „E, Joapje,," zei toen Jewannes, van Krina, even tippend aan z'n glaasje Kem penaar, „e Joapje, dat leste zou 'k er noe mê of doe. dal weet jie net zoa goed asi ik, en wat zeide-gijj madam." „Joa schieper", meende de dikke ma dam achter den toog' „da'si van eigest." „Noe", bekende Joapi, j'ei geliek Je wannes, mê, da's noe oaltied ïer zoaë, je kruupt èèl den dag, over 'n ende van zag uren gèèns en ik zê infer Van uit 'n hoek van de stamenee klapte plotseling 'n Vlaamsohe tong: een der Sasknechts had 'ne gazet in de hand en las hardop, met plat accent het hoogst-belangrijke „Ien den oavend ven dry Augustus is bai Rupelmonde op de rivier een woal- sohiep bestolen en den voarensgesf, die op 't geruchte toeliep, in de borst ge stoken. Een 'verhaal uit het rampjaar 1672. door li. PENNING, [Nadruk verboden,.) 63.) „God zou David toch wel hebben uitge red", antwoordde zij), „al was Husai bij den koning gebleven. Neen die din gen bevallen mij niet. Wij hebben een God, die machtig genoeg is; om ons, uit te redden, zonder onze slinksohe manie ren noodig te hebben." »Oij z|jt ©en vrouw", hernam Jan Kees met rustige stem, „en hebt natuurlijk geen begrip van krijgslisten. Dit punt willen we echter thans, laten rasten, en hopen pr nader o-p, terujg t ekornen, als de Fran schen naar huis zijn gejaagd. Dit alleen wil ik nog eens herhalen, dat de Fran- schen op uw Andhes spionneerendat hij niet veilig' meer is, en dat het een heel ding zal zijn, om hein in veiligheid be brengen." „Als hij maar eerst hier wasl" zeide vrouw Dirksen met een zucht. „Hier zal hij ook niet veilig zijn!" „Waarom niet?" „Omdat, zoo de vorst aanhoudt, de Franse hen binnen acht dagpn hier zijn. zullen uw zoon trachten op te spo ren; i het wemelt in Holland van stille verklikkers, die hen wel op de hoogje zullen brengen, waar zijn ouderlijk huis staat. Ik zal hen echter misleiden, als ik dan van u maar weet, waar ik hem niet moet zoeken. Wees: maar gerust. vertrouw op mijl Maar ik zon mijn tijd verpraten tot weerziens, moeder Dirk sen „Tot weerzien!' 'zeide zij, ten prooi aan de tegenstrijdigste aandoeningen. HOOFDSTUK XXII. Op den Dinsdag van den 27sten Decem ber, terwijl het Nederlandsche Protestan tisme met een verslagen hart Kerstfeest had gevierd, stond generaal Luxemburg, het sombere gedrocht in de Fransche uniform, op de hartsteenen stoep van het Woerdensehe stadhuis, en hield, ter wijl wolken de zon bedekten, en sneeuw viel, wapenschouwing over de voorbijtrek kende troepen. Hoe hadden de Franschen reeds sedert maanden r eikhalzend uitgezien naai' deze vorst! Reeds in de hondsdagen van dit jaar 1G72 hadden vorst en ijs de basis gevormd van de berekeningen op de bu reaux der Fransche militaire autoriteiten. Op die vorst hadden de Fransche gene raals hun koning gewezen, als hij begon te brieschen van ongeduld, omdat de Fransche lelievlag1 nog niet wapperde van de Amslerdainsche muren; met die vorst troostten zij hun troepen gedurende de ein- delooze regendagen van den .zomer 'en den herfst, toen de zee en de regenwol ken een verbond schenen gemaakt te heb Verdere biezonderheden in 't volgende nummer." „Joa, doar zitten in deuze contry veul smêrlappen, manne", zei Polleke, de Sas- knecht, terwijl hij de gazet dpvouwde, „veul smêrlappe, laast t' Aantwerpe uek, en de politie ken ze moar niet te pekke kraige. Levendige bespreking in de stamenee van madamke op den eek. Joap en Arjoan en Jewannes moesten bij beurte verhalen doen over moord en doodslag en dat „wilder bienè op 'n don keren èvend d'r an wère, dat 't mêr 'n èère schilde of me wère om 'toekje." Het hoofd vol huiverige, rillerige sipook- en moordhis;tone's, gingen we eindelijk naar 'tSas terug en daalden in 'tkot van de B. R. U. 57 af, om de „zoetelijke geneuchten van den slaap met volle teil- gen te genieten. En als. je meevaart op België, leg je dadelijk op de kooi. Sok ken hoef je niet uit te trekken, je broek ook niet en je krui ook niet. Je gaat zoo maar onder de wol, dan heb je 's morgens weinig last met aankleeden. Nu, we waren met ons vieren aan boord, en 'tonvermijdelijke zou gebeuren: met drie man op de kooi en een in de krop, heelemaal róórin, de bergplaals! van touw en allerlei benoodigdheden. „Bin-je klèèr,' 'vroeg de schipper, „dan doe 'k 't licht uut.'' „Ja, nacht-ge-nacht", riepen we in trio terug, 't petroleum-lamp je werd uitge draaid en 't dievedeurtje van de last half geopend. Daar gingen we den nacht tegemoet, met ons drieën op de kooi van één meter breedte enik in 't midden. Na enkele uren onophoudelijk heen en weer draaien en venijnig elleboog-gesloot van de kooimakkers in m'n ribben, viel ik eindelijk in slaap v. Maar wat was dat! Klonken daar geen voetstappen op ,het dek boven m'n hoofd Dan weer wat stilte, doch opeens hoor de ik een stap in de last en 't andere oogenblik kroop 'n kerel door 't dieven- deurtje in 't kot. „Joa, doar zitte veul smêrlappen in deuze contry," schoot het me eensklaps te binnen. Met 'n zaklantaarn onderzocht de kerel de kastjes aan den wand. Het licht viel op 't ruige gezicht, op de bloed-beloopen oogen, o, dat was 'n schurk, dezelfde wellicht die te Rupelmonde op de rivier...; Ik kon 'tniet meer te bedde houden en rees overeind. De dief keek op en bracht de rechterhand naar den gordel, naar 't mes; Met één sprong vloog ik hem naai' de keel. „Geef hier, schurk, boef,; je gpstolen geld," brulde ik hem toe, „gauw schip1- per, help, help, hij vermóórdt me..." Het mes flikkerde voor m'n oog1, nog een oogenblik sledhts en „Help, schipper, Jan, Arjoan, help, móórdmóórd „Bè-je dan gek Kees1, je schreeuwt èèl Willebroek wakker," klonk! het uit de krop. „Wat is. 'ter gèènde", geeuwde 'n slaa.pstem van de kooi. Goeie gunst, daar lag ik zoowaar met 'n stel pli.ejassen door ,'tkot te rollen, m'n vingers nog krampachtig rond een der kragen, om den „smêrlap" te wurgen. „Kom d'r noe mêr op, 't isl nog gèèn tied", zei de knecht, 'k Was blij dat ik weer op1 de pauwe- veeren lag, heerlijk, ongekwetst, met nog: iets van heldenmoed in de aderen. En ik sliep weer in op de kooi van één meter breedte, als middelste tusschen twee gi'oote, zware mensehen. Iesenèèrs Schippers uit Ierseke. 't Sas Sluis A-je-mên-t'Peiid enz. als je morgenavond half zes in Molenbeek (deel van Brussel) bent. Pauweveeren (naam voor den stroozak.) Engeland. Er komt al meer en meer stemming voor een tunnel onder het Engelsche Ka rraak Hoorde men aanvankelijk niets, dan bedenkingen, thans schijnen die grooten- deels ontzenuwd te zijln, want in han- ben, om half Nederland onder water te zetten, met die vorst werden de duizen den Fransche krijgslieden gepaaid, die, het natte klimaat niet. gewoon, met de moeraskoorts in de aderen, smachtend uitzagen naar het oogenblik, dat zijl te rug konden naar het zonnige Zuiden. Eén man had in Juni waarschuwend, geroepen: „Vooruit! vooiuit!" Dat wasl D'Estrades, de vroegere Fransche gezant in„ Den Haag. Condé was het er volkomen mee eens geweest. Maar het pistoolschot van luite nant Ossenbroek verbrijzelde den arm en liet geh-eele veldtochtsplan van den op perbevelhebber Condé, en Turenne, wiens krijgsroem zelfs dien van Condé had ver duisterd, had zich tegen een vermetel voortrukken verzet, daar de winter de bruggen zou slaan tot in het Kart van Holland. Het was dus winter, het vroor, dat het kraakte nóóit is een winter met inniger voldoening door de Fransche legers ge groet. In de Domkerk te Utrecht werden dankliederen aangeheven. De Fransche geestelijken spraken van een gebedsver- hooring, en over het algemeen wasi er eenige verwondering, dat de Nederland sche Katholieken niet luidruchtiger hun dankbare vreugde te kennen gaven. Op de hulp van de Roomschen Was van meet aan gerekend. D'Estrades had reeds in bet begin van den oorlog gerapporteerd, dat in de stad Utrecht 6000 Roomschen woonden en dat op1 de anderhalf mil li- oen inwoners, die het Gemeenebest telde, detekringen is een merkbare kentering in de meeningen gekomen. Op uitnoodiging van de commissie uit het Lagerhuis voor het onderzoek naar de wenschelijkheid om een tunnel onder het Engelsche kanaal te graven, is gis teren een groote vergadering van zaken mannen uit de City gehouden. Het mi nisterie van oorlog en de andere depar tementen hadden vertegenwoordigers ge zonden. 1 Met algemeene stemmen is een motie aangenomen ten gunste van den houw van een tunnel. De vergadering was van meening dat daardoor de hartelijke be trekkingen van Engeland met Frankrijk en de andere mogendheden van het vaste land zullen worden bevorderd. In tijiden Van vrede zal de tunnel den Engelscihen handel zeer ten goede komen en in oor logstijd kan men hem gemakkelijk met dynamiet vernielen. Ziet, zoo denkt men er thans over. Dit voorspelt zeker een spoedig ern stig aanvatten van deze zaak. De tegenstand is thans miniem. Oostrnrijk-Hongarije. Voor het gerecht té Boedapest is een merkwaardig geval behandeld van diefstal van geestelijk eigendom. In een der kleine Hongaarsche plaatsjes worden twee dag bladen uitgegeven, die natuurlijk in woe denden concurrentiestrijd met elkaar leef den. Op zekeren dag Verneemt de redacteur van het eene blaadje, dat in de concurreer rende krant dien dag een zeer sensatie- wekkènd artikel zal staan. Hij! roept on middellijk zijn geheelen redactie,staf bij een, bestaande uit één jongen man, en looft 100 kronen uit voor een afdruk van het bestaande artikel. De jonge man gaat op weg; maar in de redactie-bureaux van het andere blad is niets te vernemen. Het artikel wordt als een heilige schat bewaard, en de re porter moet onverrichter zake vertrek ken. Maar hij! wil nog een poging wa gen. Hij begeeft zich naar de drukkerij'; doch ook hier wordt hij' wantrouwend ontvangen, en geen snippertje papier met eenige aanwijlzing kan hij' in handen krij gen. Doch op den steen ligt de opgemaakte pagina, met het bewuste artikel er in, glimmend van drukinkt, waarvan zoo juist een afdruk is gemaakt. Zonder zich te bedenken, springt hij op den steen, en zet zich flink op den gereed liggenden vorm. De jonge man had namelijk een mooie wit flanellen tennisbroek aan. En eer nog de zetters vair hu;n verbazing bekomen zijd, snelt de jonge reporter weg, naa.r zijn hoofdredacteur; daar trekt hij1 fluks zijn tennisbroek uit, en overhandigt den ver baasden chef den uitstekend leesbaren af druk van het bewuste artikel. Voor honderd kronen kon hij licht een nieuwe tennisbroek koopen. De rechtbank te Boedapest heeft hem thans tot 20 kronen boete veroordeeld. De rechters hebben braaf gelachen om het geval, et qui rit est désarmé. Vandaar de lichte straf. (Hbl.) Mo de 1-VV e t h o u d e r. In een Zuid- Limburgsche gemeente kwamen de vroe de vaderen bijeen. En nadat de edelachl,ba ren hunne zetels hadden ingenomen, en de voorzitter de vergadering met gebed had had geopend, vroeg, een der wethouders het woord aanden dorpsveldwach ter, die in het volle besef zijner waardig heid bij iedere zitting! van den Raad acte de presence geeft. Zóó iets, vertelt „De Tijd", was den veldwachter nog nimmer overkomen, dat een wethouder hem, sim- pelen „boai", het woord vroeg. De veld wachter merkte op, dat de wethouder aan het verkeerde adres: Was, dat niet hij; maar de burgemeester den Raad presideer de. Toen ontstak de wethouder in woe de en overlaadde den Hermandad met een stortvloed van scheldwoorden. De wethou der werd door den veldwachter geverbali seerd, en taen de wethouder gekalmeerd en de overige raadsleden van den schrik bekomen waren, werd nummer een der agenda aan de orde gesteld. stellig een derde gedeelte Katholieken vie len. Doch het rekenen met die hulp1 was een 'misrekening; de Katholieke Nederlan ders, wier religieuze sympathieën natuur lijk met de Franschen waren, hebben des ondanks hun lijdelijke houding" niet ver laten, en daardoor het Fransche .gezag meer dan eens ontstemd. Maar de winter was er, de vorst, de metaalharde vloer over het verdronken land, en dat was het voornaamste. Den Wen December wasi de wind, die tot nog toe Zuidelijk of Westelijk was geweest, naar het Oosten geschoten, en de vorst ingetreden; den volgenden nacht had het zóó hard gevroren, dat de men- schen de schaatsen reeds onderbonden, en- een dag later liep men op het IJ. Het Fransche leger was thans uit zijn zomerslaap1 ontwaakt; generaal Imxem- burg stond gereed om zijn grooten slag! te slaan; in de stad Utrecht waren 14 bataljons infanterie saamgetrokken. De hard gevroren dijken en wegen dreun den onder het gewicht van het zware geschut; in de "bezette vestingen, die op de uithoeken van Gelderland lagen, kwam beweging'; te Móntfoort concentreerden zich 2000 man; en staande op1 de stoep van het stadhuis, aan het einde van de Kerkstraat, hield generaal Luxemburg; zijn trotsche wapenschouwing; over de voorbij trekkende troepen. De gendarmen reden voorop in hun roo- de rokken, met blauw gèvoerd, de zwarte pluimen op den hoed; de infanterie trok in eompagniën van honderd man voorbij, De boerenschrik is op reis. Terwijl een dag of tien geleden de boerenschrik nog in den omtrek van St. Paul in Garinthië is gezien, zoo schrijft men aan de Reichspost uit Graz, komen thans berichten uit de streek van Marburg, waaruit blijkt dat het nog steeds onbekende roofdier zich ophoudt op de helling van den Poszruck. In Heilkreuz bij Marburg zijn 11 schapen doodgebeten. Den volgenden dag vond men een lam en twee geiten verscheurd. Een jacht had geen susses, wel zag men liet versche spoor van het dier, maar wegens de sneeuw kon men het niet volgen. Nu wordt er weer van regeeringswege een groote jacht op touw gezet om den boe renschrik nog voor het smelten van de sneeuw neer te leggen. In het bedreigde gebied zijn afdeelingen gendarmerie ge legd en de scholen gesloten. N. R. Ct. De geleerde brievenbe steller. Naar „Het Volk" meldt, be staat het voornemen, den heer Sprayt te Rotterdam, die als brievenbesteller met goed gevolg het examen middelbaar onderwijs voor staathuishoudkunde en staatsinrichting heeft afgelegd, aan het hoofdbestuur der posterijen te plaatsen, waarschijnlijk als adjunct-commies. Een Duitse li aviateur is drie weken geleden tijdens een mist over de Russische grens gevlogen. Hij werd aangehouden en, hoewel hij schets- materiaal noch fotografietoestel bij zich had, als spion beschouwd. In Warschau wordt het spionnage-proces reeds voor bereid. Op verzoek van de Duitsche re geering onderhandelt de Duitsche con sul-generaal te Petersburg thans met de Russische autoriteiten over deze zaak. De vliegmachinefabriek te Leipzig, voor welke Mischewski vloog, heeft een ver tegenwoordiger naar Warschau gezonden, om den beklaagde rechterlijken bijstand te verzekeren. Mischewski is in het citadel van Warschau opgesloten en wordt ei- streng bewaakt. Hij mag zelfs niet met zijn familie in verbinding treden. Zwaar gestraft. De olifanten van de te Aalst in België vertoevende menagerie van Hagenbeek doen dage lijks een wandeling door de stad, en de straatjeugd vermaakt zich met lien snoe perijen te geven. Een jongen vond het aardig, een stukje brandende sigaar te geven, wat hem duur te staan kwam. De dikhuid gaf hem met den snuit zulk een geweldigen slag, dat de jongen vijf meter ver "vloog en met inwendige kneuzingen werd opgenomen de dokter staat voor zijn leven niet in. Lastige lui. Toen een koopman te Tuk (Steenwijkerwold) met sinaasappe len ventte, werd hij aangesproken door een paar zigeuners, die voorgaven sinaas appelen van hem te willen koopen. Zij weigerden echter te betalen en ontfut selden den man bovendien nog eenig geld. Toen deze op betaling en terugga ve van het ontfutselde geld aandrong lostte een zigeuner een revolverschot en trof den koopman in het been. De ver moedelijke dader is gearresteerd. Hoog water. Ten gevolge van den zeer hoogen waterstand op de Maas zijn alle pontveren opgebroken. De sluizen zijn gesloten, waardoor men in N.-O. Brabant weer veel last van het water krijgt. Verklaarbaar. Dus u bekent, dat u den getuige in de grot een klinkende oorveeg hebt gegeven. Ja, edelachtbare. Wat hebt u tot uw verdediging aan te voeren Edelachtbare, er was daar zóo'n magni fieke echo! (Volk.) Een s t ij 1 b 1 o e m p j e uit een rede, gehouden in het Oostenrijksche Huis van Afgevaardigden „Ja, mijne heeren, men voelt zijn hart in het lijf omdraaien, als men op de vroe ger zoo bloeiende boerderijen, thansi het gouden kalf van de rijke heeren, die ter jacht gaan, ziet zetelen." terwijl de lelievaandels ruisohten. Het was een onafzienbare stroom van uniformen en musketten; de officieren reden 'rechts van de troepen, en groetten den opperbevelhebber, gekleed in groen- fluweelen rok, rijk belegd met gouden afzetsels; de leeren bandelier, waarin de de sabelschede hing, met kanten om zoomd en met gouddraad opgewerkt. Ze trokken voorbij het stadhuis, waar Luxemburg stond; de Fransche Rabsaké, die de slagorden Van het Protestantsohe Israël had gehoondvoorbij1 de Groote Kerk, waarvan de geblaakte muren droe vig uit de puinhoopen oprezen; voorbij een straat van afgebrande huizen, het ge laat gewend naar Leiden, naar het hart van Holland, waarvan men had verteld dat de paarden aan vergulde ruiven en marmeren voederbakken werden g'evoe- derd. i i fle't sneeuwde; de daken, de straten, de velden buiten werden met het witte, blan ke kleed bedekt, „Het vriest toch nog?" vroeg de gene raal, en zijn officieren zeiden: „Of het vriest I Het ijs kan reeds het zware geschut dragen overmorgen zijn we te Lei den." 1 „Het zou warempel ook tijd worden!" meende Luxemburg", terwijl hij zioh wend de naar den ingang van het Stadhuis, waar in den top het beeld der gerechtigheid prijkte. I (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 5