NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 134. 1914. Woensdag 35 Februari 38e Jaargang. HISTORISCH m ine. CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK F. P. DHUIJ, te Middelburg. PRUS DER ADVERTENTIÊN Feuilleton. Onder de Oranjevlag. 61. m Staten-Generaal LEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25 Enkele nummers0.65 UITGAVE DER FIRMA'S OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes EN vaw 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Familieberichten van 1—10 regels\fl—, iedere regel meer 10 cent. Ee onlangs medegedeelde cijfers, in verband niet onze directe en indirecte belangen bij Indië, hebben de aandacht getrokken en zijn de aanleiding gewor den, dat bij menigeen meer dan tot dus ver, is op den voorgrond getreden de vraag: zijn deze belangen veilig, of moet gevaar voor benadeeling dier belangen worden geducht, en, zoo ja, van welken kant dreigt het gevaar? Bij het stellen van die en dergelijke vragen wordt dan gedacht eenerzijds, aan de onrust, eenige maanden geleden ge wekt door de beweging onder de inland sche bevolking, anderzijds aan de moge lijkheid van een overweldiging van een deel van ons koloniaal bezit door een vreemden vijand. De beweging onder de inlandsche be volking, voor zoover- die voortspruit uit den drang naar ontwikkeling, zoowel gees telijke als economische, vindt haar oor sprong: in de evolutie der uvenschheid in het algemeen, en het zou een slechte regeering zijn, die dit niet begrijpende, tegen het zich overal openbarende ver schijnsel zou ingaan. Een dergelijke politiek zou de positie van het Nederlandsch gezag in Indië zwak maken, terwijl daarentegen de bevorde ring der ontluikende beweging, mits ge leid in goede bermen, slechts kan strek ken om den band tusschen moederland en koloniën, tusschen Nederland en zijn on derdanen hechter te maken, omdat daar door ook b.Vi. de inlandsche bevolking van onze Oost het gevoel zal worden ge wekt, dat de belangen van Nederland en Indië zijn gemeenschappelijke belangen, en dat een vijand van het Nederlandsche gezag in Indië zou zijn een gemeenschap pelijke vijand. Om aan te toonen dat de verwachting', dat door wijs bestuur' ook hier een gevoel van vertrouwen wordt ge wekt op werkelijkheid berust, kan als jongst» voorbeeld worden aangevoerd, dat de laatste, lang' voor onverzoenlijk gehou den vijanden van het Nederlandsche gou vernement, de Atjeërs, thans ook tot het inzicht gekomen zijn, dat zij er nu heel wat beter aan toe zijn, dan toen zij aan de willekeur van hun eigen hoofden en priesters waren overgeleverd. Een'verhaal uit het rampjaar 1672. door IJ. PENNING. [Nadruk verboden.) „Houdt hem 1" schreeuwde Andries Dirk sen, „houdt den spion!" Het was reeds te laat; in de verwarring van het oogenblik gleed de man tusschen de mariniers door als water, dat ons door de hand glijdt, klauterde als een eekhoorn tegen den wal op, en aan den anderen kant naar beneden dalend, wierp hijl nog een laatsten blik over de verschansing, en riep, de vuisten ballend: „Wij! spre ken elkander nader, veekoopman van Naarden!" Het was Jan Pietersen; het was de man, die in gezelschap van den verrader lijken Kamerijkschen boer verleden nacht den ouden Dirksen en diens zoon was gepasseerd. Toen Andries en een aantal mariniers de kruin van den wal hadden bereikt, was Jan Pietersen verdwenen; hijl was ner gens meer te zien. Maar in de buurt was veel struikgewas, en zonder twijfel had de spion daar schuiling gezocht. HOOFDSTUK XXI. Al wajs Ida Gravebrug herwonnen, zij was te laat herwonnen, om een snelle ver- Als het de inlandsche bevolking onder het Nederlandsch bestuur welgaat, behoeft een vreemde overweldiger, wie hij ook zij, er niet op' te rekenen, dat hij bij die bevolking steun zal vinden. En het allerminst zou dit het geval zijn indien de veroverende mogendheid China of Japan ware, omdat de inlandsche bevolking! 'van onzen Archipel de Chineezen en Japan ners in ieder opzicht wantrouwt. En nu het gevaar van buitenaf. Onze Oost is altijd 'een begeerlijk bezit ge weest voor iedere naai' koloniën, als expansis-middel, 'als afzetgebied voor han del en industrie, dorstende mogendheid. Dat de Europeesche grootmachten des ondanks de handen van onze koloniën tot nu toe hebben afgehouden, wordt gewoon lijk toegeschreven aan het feit, dat zij, de een de ander een zoo kostelijk bezit niet gunnende, elkander in bedwang heb ben gehouden. Maai- aangenomen, dat deze Veronderstelling juist is, en dat de ver houding, waardoor het evenwicht werd bewaard, onveranderd voortduurt, en bo vendien de gelegenheid tot vrij mededin gen, die wij in Indië voor andere na- nionaliteiten openstellen, onze positie ver sterkt, dan is hierin toch niet meer te zien een 'reden voor volkomen gerust heid. Immers er dient thans met een nieuwen, zeer belangrijken factor te wor den rekening' gehouden. In het verre Oos ten zijn de omstandigheden veranderd. In de laatste halve eeuw, sinds de westersohe beschaving haar intrede deed in Japan, heeft dit land zich merkwaardig snel ont wikkeld. De overwinningen, door Japan behaald eerst op China en daarna op Rusland, leverden daarvan het bewijs. Vooral het laatsite succes was van groote beteekeniis. De bekende redeneering: der Japanners na den Russischen oorlog: „De Russen hebben Napoleon, den overheer- scher van het Westen, verslagen en wij versloegen de Russen, dus zijn wij ook den anderen westersohe volken de baas", moge naïef klinken, toch twijfelt nie mand er aan, dat Japan het bij zijn ver overingen niet zal laten. En in Japan maakt men er dan ook geen geheim van, dat gebiedsuitbreiding noodzakelijk is, en de blikken thans zijn gericht naar het Zuiden, in de eerste plaats naar de voorloopig nog onder protectoraat meesteiing van Weerden te doen geluk ken. In den voormiddag van den 12den Oc tober gaf de Kapitein-Generaal bevel, om den aanslag op de vesting te doen sta ken; de graaf Van Hoorn liet onder een hevig vuur, dat hij op; de vesting opende, zjjkie troepen langzaam terugtrekken op Linschoten, terwijl de Prins met zijn krijgs volk weer naar Bodegraven marcheerde. Zoo was de aanslag op Woerden dan wel mislukt, maar de zedelijke winst van den dag woog tegen tien vestingen op:. Voor den eersten keer in dezen veld tocht hadden de Nederlanders den vijand in een open slag ontmoet en teruggewor pen. Door verraad was hem de schans aan de Gravebrug in handen gevallen, maar hij1 had den mariniers van kolonel Palm geen stand kunnen houden, en was in de veroverde schans vernietigd. De Nederlanders trokken eerst terug, toen de Kapitein-Generaal het bevel daar toe gaf; het was een geregelde terug tocht, geen vlucht, en generaal Luxem burg waagde het niet, dien terugtocht te bemoeilijken. Op dien terugtocht naar Bodegraven kwam de Prins tot de overtuiging, dat hij kon rekenen op de sterke, trouwe wacht in de Hollandsche waterlinie, en dat hij nog een dappere krijgsmacht zou overhouden, om zelf tot de offensieve over te gaan. En in het wonderbare geniale brein van dien Weeken, nxageren jongen j rijjpte op dien terugtocht naar Bodegraven reeds het plan, om in een stoutmoedige^ Bnellen tocht door de Spaansche Neder landen heen Maastricht te ontzetten, de van Noord-Amerika staande Philippijnen en vervolgens naar de Nederlandsche eilanden. Als geen oogenblikkelijk gevaar te duch ten is van de zijde "van Japan, ligt dit in de ongunstige financieele positie, waar in dit rijk tengevolge van de snelle op eenvolging der gebeurtenissen zich be vindt, maar hierin kan spoedig verande ring komen. En dan: Sommigen zien juist in den berooiden toestand van de Japansohe ti nancien een gevaar. Om zich onmiddel lijk een bron van inkomsten te verschaf fen, teneinde uit den meest dringenden nood te geraken zou Japan zich bijv. van ons eiland Banka met zijn tinmijnen kunnen meester maken. Inmiddels, dat staat vast, wordt het terrein verkend door talrijke spionnen, Japansohe officieren, die in allerlei ver momming als muizenkatten, toko- en bor deelhouders, over onzen geheelen ar chipel verspreid zijn en de havens en verdedigingswerken in kaart brengen. Men herinnert zich, dat kortelings eenige de- zei' spionnen, die als medicijnverkoopers het land afliepen, te Batavia werden ver oordeeld. Docih niet alleen van Japan uit dreigt het „gele gevaar'". Nu ook door China de nieuwe koers is ingeslagen, kan met reden worden verwacht, dat ook dit Rijk zich spoedig zal ontwikkelen. Gelukkig bedreigt het „gele gevaar" niet alleen onze Oost, doch ook de zichzelf besturende Engelsche Koloniën in Austra lië, onze naaste buren. Een aaneensluiting van degenen, die gelijke belangen hebben, ligt ook in de zen het eerst voor de hand, hetgeen hier beteekent, een gezamenlijke machtsont wikkeling tegen de Aziatische rijken. In de Australische pers werden reeds stem men in dien zin vernomen. En ook vernam, men bij geruchte, dat een dergelijk werken in dezelfde irichn ting zou kunnen rekenen op den steun van de Vereenigde Staten van Noord- Amerika. Anstralië nam reeds de vlootversterking ter hand. Als wij nu het onze ertoe bijdragen om een voldoende weermacht in het Oosten aanwezig te doen zijn, dan zal de vraag, Fransche grenzen over te trekken, en Char leroi met zijh gevulde krijgsmagazijben te overrompelen. Vijf dagen later, den 17den October, bracht de Prins dit gewichtige plan in een krijgsraad te Gouda ter sprake; ad miraal De Ruyter was in dezen krijgs raad tegenwoordig, én reeds in de eerste weken van November rukte de Prins aan het hoofd van een indrukwekkende macht cavalerie oyer Hoogstraten, Karstendonk en Peer in snelle marschen op Maastricht aan. Da meeningen' over 's Prinsen onderne ming waren in ons land verdeeld. De voorzichtige menschen zeiden, dat zij 'ter wereld niet konden begrijipen, hoe de jonge Kapitein-Generaal de vermetelheid zoover durfde drijlven, om op een oogenblik, dat de vijand zijn krachten concentreerde, ten einde bijl de eerste krachtige vorst over het ijls de provincie Holland binnen te dringen, met 30.000 man de Hollandsche waterlinie te verlaten. In elke stad en tot in het kleinste dorp Van Holland werd over de onderneming druk gesprokenin de barbierswinkels kre gen er de burgers de hevigste ruzie over onder elkander, terwijl de stille aanhan gers der oude regentenpartij het God ge klaagd noemden, om het lot van land en volk in de onbedreven handen van een twee-en-twintig-jarigen waaghals te leggen. Baas Dirksen dacht er geheel anders over dan deze bedillers. Hij! zeide, dat de besite stuurlui aan wal staan, dat de vrees een slechte raadgeefster is, en dat een stoutmoedige aanval op de hartader aan den aanvang dezes gesteld, of de groote belangen die wij bij Indië hebben, veilig zijn, in de toekomst niet meer met een stellige ontkenning behoeven te wor den beantwoord. Steenkolen. In 1913 heeft 'Nederland naar België uitgevoerd 621 miljoen K.G. steenkolen; terwijl uit België slechts 288 miljoen K.G. steenkolen hier binnen kwamen. Dit is geen gezonde toestand. Ons land voert uit; terwijl hetgeen in gevoerd wordt, door het Duftsche steen kolen-syndicaat 0]> prijk gehouden wordt en vaak slecht is. Hier is onderzoek wenschelijk. Een Kappeyniaan. De -heer Lieftinck heeft dezer dagen, zijn 35-jarig jubilé gevierd als Kamerlid. Dewijl hij een persoonlijke vriend is van sommige rechtsehe voormannen, o.a. dr. Kuypter en graaf V. Bylandt, zullen wij1 van dien man geen kwaads zeggen. jWiijl hebben nooit den indruk gekregen, dat aan dezen vrijmetselaar bij zijn heengaan uit de Kamer veel zou gemist worden. Doch wat wijl "zeggen wilden, de man heeft dezer dagen gejubileerd, en aan gezeten aan een door vrienden hem be reid feestmaal, waar goede woorden wer den gesproken. Ook de jubilaris sprak zulk een „goed" woord. Lees maar: „Geen oogenblik heb ik er spijt vair gehad. Nog betreur ik, méér dan eenige i-andere in mijn lang parlementair leven, de aanneming van de wet-Mackay. Ik had in Friesland van te nabij! de ware oorzaken van het ontstaan der z'.g. bij- zondere christelijke scholen gjezien, om te weten dat, wanneer men eenmaal met aanneming der wet-Mackay begon, en daardoor pacificatie beloofde, men öf de Kamer misleidde of, zooals de heer L o h m a n voor eenigen tijd erkende, zich vergiste". Hier spreekt de oude onbekeerlijlke vol geling van Kappeyne, die tolt leuze had de minderheden dood te drukken, en tot doel de vrij» school prijls te geven aan de vergetelheid. De oude heer die in 1879 voor Leeuwar den naar de Kamer toog ter vervanging van den Minister- K arrrerl i d De Roo, heeft in de jaren van strijd daarna gevolgd niets vergeten en niets geleerd. Zich uit- des vijiands de beste verdediging is. Men begon intusschen te merken, dat de Franschen, nu de Prins met een be langrijk deel van het leger naar het Zui den was 'getrokken, brutaler in hun op treden werden. Zij volvoerden aanhouden de strooptochteneiken avond was de gezichtseinder verlicht door de vlammen, die uit de eene of andere woning sloe gen; de Staten van Holland, die den tocht van den Prins hadden goedgekeurd, wer den dringend aangezocht, om op "het ne men van krachtige maatregelen bedacht te zijln. De Prins had reeds alles in de hoofd punten geregeld. Veldmaarschalk Johan Maurits van Nassau was kommandant der stelling Muiden-Nieuwerbruggraaf van Koningsmarck in het kwartier1 te Bodegra ven, en veldmaarschalk Wirtz in de stel ling Goejan-VerwellesluisSchoonhoven Gorinchem. De beide in den krijgsdienst vergrijsde veldmaarschalken hadden tot den Prins gezegd: „Ga gerust! Vast staat en trouw de wacht der Hollandsche waterlinie! En laat den donder van het Nederlandsche geschut daveren in het Fransche land!" Zij hebben, in trouwe eendracht met de gedeputeerden van de Staten van Hol land te velde, dan ook alles gedaan, wat vaderlandsliefde en de ernstigste plichts betrachting van hen kon vergen. Tusschen de vijf hoofdposten der beroemde water linie werden op verschillende punten bar kens opgesteld, teneinde elkander te kun nen seinen omtrent het voortdringen van den vjjand; de steden, met Amsterdam voorop, dat (ale een onneembare reuzen- gevend voor vooruitstrevend, is hij pp precies hetzelfde plekje waar hij toen maals stond blijven staan. Erger dan conservatief reactionair klinkt dan ook zijn klaagzang over den schoolstrijd, die geheel buiten hem om is gegaan. i Maar wat te denken van een „bevredi ging", die ook naar dergelijke adviseurs te luisteren heeft? Immers de heer Lieftinck is in zijn. partij begrijpe 'twje kan! een per sona grata. Eerste Kamer. Minister Lely aan het woord. Wat Zeeland aan hem zal hebben. Die Eerste Kamer heeft haar agenda afgehandeld, doch zal weldra wie®1' bijl een moeten komen, om de nog resteerende hoofdstukken der Staatshegrootmg, w-P,- Binnenlandsche Zaken, Oorlog en Marine^ te bespreken. Thans, is slechts een kleine pjauze in getreden. We kunnen ons overzicht ditmaial tot enkele korte aianteekeningen beperken. Eï! was weinig aan de orde, dat de belang stelling kan prikkelen. De zaak der Maas kanalisatie is naar aanleiding van 's hee- ren Van Lanschot's opmerkingen uitvoe rig behandeld, en deze kan tevreden zijn. In hoofdzaak is deze zaak op den goeden weg. Wanneer nu de noodige spoed ber tracht wordt, kunnen allen verheugd zijn- Niet zoo goed kwam de heer Regout met zijn ambtsiopvolger in het reine; n.l. op het stuk dier post-circulaire wiais hij volstrekt nüet bevredigd. Met breede redeneering teekende de heer Lely, hoe z.i. intrekking: der post-circu laire noodig was geweest. Want hij achtte het verkeerd om hoe dan ook rekening te houden met den godsdienst van een sollicitant. En met behulp! van Buys en Heemskerk betoogde hijl, dat zulks in strijd, was met de Grondwet. Het komt ons echter voor, dat de heer Regout jets anders bedoelde. Hijl wilde den bestaanden toestand als een wan toestand uit den weg ruimen. De circu laire ging Ms-t uit om een toestand te herstellen, die in strijd was met de Grond wet. De cijfers voor de Katholieken in burcht oprees boven de grauwe wateren, verzorgden de militie van proviand, wfn- terkleeding, brandstoffen; te Bodegraven Word als een der belangrijkste plaatsen een krachtige krijgsmacht geconcentreerd. Den 13den December werden de burgers en de boeren van Bodegraven en omstre ken bij trommelslag opgeroepen, om te gen twaalf stuivers dagloon in dien tijd een hoog loon! aan het opwerpen der aarden verschansingen te werkenAm sterdam en Gouda zouden de noodige bouwstoffen en gereedschappen leveren; te Alphen zouden de palissaden of storm- palen worden gereed gemaakt; terwijl graaf Koningsmarck reeds den léden De cember aan de Staten-Generaal berichtte, dat de ingenieurs bezig waren met het kielspitten van de werken. Het dorp Bodegraven zou thans, indien de weersgesteldheid het niet belette, in een sterke vesting worden herschapén. Menschelijkerwijs gesproken, zou het weer over het lot van Holland beslissen, en het land beefde voor het gevaar, dat de Wind in den vrieshoek zou schieten. Als baas Dirksen des morgens opstond, was zijn eerste werk, de luchtgesteldheid op te nemen, en des avonds was het zijn laatste werk, vóórdat, hij de deur op het nachtslot wierp. Hij! bleef opg|e- wekt en moedig, 'totdat de wind naai) het Oosten schoot, en onveranderlijk in dien vrieshoek bleef. Toen versomberde zijn gelaat, en de oude beurtschipper op Rotterdam zeide met een bedenkelijk ge zicht: „Dat kan een winter worden als in het jaar veertig!" "fffordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1