WSBLAD VOOR ZEELAN1 ven Maandag' Februari 38e Jaargang. No. 104. HISTORISGH K itore 'S 1914. GHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK F. P. D H(JIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN taerpen van Begrootinp. Feuilleton. Onder de Oranjevlag. Buitenland, Lrr 97, stijlen ie sor- IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25 Enkele nummers0.95 UITGAVE DER FIRMA'S OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes EN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Familieberichten van 110 regels ƒ1.iedere regel meer 10 cent. Het verwerpen van begrootingen otn redenen buiten die begrootingen gelegen, keurt ze, namelijk de anti revolutionaire party, tenzij in zeer buitengewone omstandigheden, als machtsoverschryding af. (Artikel 9 van Ons Program van Beginselen.) In .lit artikel moeten wij het hebben over macjitaover,schrijding, overschrijding van. macht. Hel. liberalisme heeft, reeds van Thor- becko af, wij zeggen niet onder Thor- bécke'si invloed, het revolutionaire be ginsel der volksmacht, in plaats van dat van volksinvloed bij het optreden der volksvertegenwoordiging als deel der wet gevende m acht gehuldigd. De liberale partij heeft echter nog meer gedaan. Zij heeft de grenzen hater macht, welke zij zelve zich gesteld had, niet zelden over schreden, onder anderen door als ge woonte, als recht in te voeren hel af stemmen van een begrooting om redenen buiten die begrootiiig gelegen. Wat dat zeggen wil begrijpt terstond wie zich herinnert wat den 30 Januari 189Gb in de Kers-te Kamer is voorgeval len. Aan de orde was toen de beraadslaging over Hoofdstuk X (Koloniën) der Staats- begrootingd voor dat jaar. De minister, die dit hoofdstuk .had te verdedigen, was de heer Keuchenius, de godvruchtige staatsman, bij wiens stervenssponde eeni- ge jaren later vriend en tegenstander hem den lof zou geven an oprechte godsvrucht en onwrikbare geloofsovertuiging. Doch toen in 1890 - was de vijandschap jegens hem, en dat juist om zijn be lijdenis van den Christus in onze Twee de en Eerste Kamer, van de zijde der liberalen zeer groot. In de Tweede Ka mer hadden ook vele liberalen tegen zijn begroeting voor dat jaar. De minister, staande zij geen enkelen post op die be grooting konden aanwijzen, waartegen zij bezwaar hadden. De rechterzijde had ech ter Sn de Tweede Ivamer de meerderheid, en z.oo kwam het dat de beg'roofing voor Koloniën door de Tweede Kamer werd aangenomen. Doch in de Eerste Kamer hadden de liberalen ,de meerderheid, en da.ii zouden zij den minister, dien zij open lijk beschuldigden van te lijden aan gods dienstwaanzin, eens gevoelig doen gevoe- Een verbaal uit het rampjaar 1672. door L'. PENNING. (Nadruk verboden.) 42. De Roomschen ma,akten op die alge,- meene verslagenheid een uitzondering, en met welgevallen fluisterden ziji het elkan der- in het -oor, dat de machtige- koning vap Frankrijk aan de bevriende Katho lieke hoven had doen weten, dat hij het zwaard had getrokken tot voortplanting van het Katholiek geloof en tot straf voor de ketters. Onze Roomsehe medeburgers, die tot nog toe slechts geduld waren, zagéin den blijden morgen schemeren, ■waarin zij weer als de eerstgehojreneni Z'Oudcn. women J^6liund.eld.j zij troostten, de Protestanten, en zeiden, dat alles zon der1 stoornis glad zou overgaan als een vinkentouw. 'Ce wijken en de verstandi-gen meenden dat ze den gansehen dag van zaken, die mek den ondergang der N-ederlandsche Re publiek moest eindigen, wel op hun vin gers hadden kunnen uittellen. Deze oor deelkundige menschen beweerden, dat de Zeven Provinciën bij de gratie va,n En geland en Frankrijk als een onafhanke lijke staat uit den Tachtigjarigen Oorlog wagen te voorschijn gekomen, en dat het i.orh ni-cts bevreemdends was, dat de Ne- derJ.andsche Staat na een kortstondig er len. En met één stem meerderheid ver wierp de Eerste. Kamer 's Ministers be grooting, om redenen niet i 11 die begroo ting zelve gelegen, maal' om redenen buiten deze. De begïooting wasi in orde, maar - de minister beviel hun niet. Hij moest en zou er uit. De Ko ning' zou en moest gedwongen worden den minister te ontslaan, en een anderen minister te benoemen, die hun, vrijzin nigen, ineer aanstaan zou. En nu was dit het alleen niet, dat ergernis- wekken moest, al was- het wel liet. ergste, maar ook het feit dat hier een hoofdstuk ver worpen werd, hetgeen liep over de trac- tementen der ambtenaren aan het depar tement van Koloniën. Dientengevolge kon den, volgens recht, deze tra-ctementen niet worden uitbetaald dan door middel vair een credietwet of door opnieuw de be grooting in Je dienen, hetgeen dan ge schieden moest door een opvolger van den uitgeworpen minister. De geschiedenis dezer verwerping van minister Keuchenius' begrooting blijkt een -duidelijke toelichting voor allen, die dat artikel van Ons- Program niet verstaan. Zulk een verwerping "is een revolutio naire daad, omdat zij in den grond de Kamers, en dus het volk, den baas laat spelen over den vorst, Een bedrijf waar tegen de beste antirevolutionaire staats lieden der vorige eeuw en deze steeds krachtig zijn opgetreden. Met name Ivuy- per en Lobman hebben dit kwade in- kruip&el voor goed weten te weren uit ons staatsrecht- Een begrooting af te stemmen om rede nen in de begrooting gelegen is een recht dat de Volksvertegenwoordiging wel toe komt. Een begrooting kan immers on verdedigbaar slordig of ongemotiveerd hoog zijn, dat het zonde en schande zou zijn indien de Kamers haar goedkeurden. Maar indien er op een begrooting geen aanmerkingen zijn, ook al is de minis ter die haar verdedigt een nog zoo in- popidair man, dan is- naar anti-revolu tionaire beginselen de afstemming een verboden wapen. Verboden dewijl liet on billijk gehanteerd wordt; maar verboden nog meer, dewijl het rechtstreeks een aan randing is van een privaatrecht van den vorst, wien de gelden om het. land naar eisch te besturen nimmer mogen wor den onthouden. Bezwaren tegen clienaien der Kroon be kend bestaan van vier en twintig jaren door diezelfde mogendheden weer in het niet werd teruggestooten. De verlichte wij&geeren lachten om do veelvuldige bedestonden, die door de Hoo- ge Overheid werden uitgeschreven, en vonden het doeltreffender, een knieval te doen voor Lodewijk XIV, die thans het veroverde Doesburg was binnengetreden, dan voor het Oppenvezen, dat zich niet bemoeide met het nietig gedoe der men- schenkinderen. Doch deze wereldwijzen vormden toch slechts een kleine, geringe minderheid velen zagen in de inzinking der nationale weerkracht en den ongehoorde n voor spoed der Fransche wapenen een strenge tuchtroede van den Hemelsehen Vader, die een iegelijk zoon kastijdt, dien Hij liefheeft. De kerken waren te klein voor de benauwde harten; en de Utrechtsche Domkerk zag, voordat er de Roomsehe mis zou worden ingevoerd, een dichte schare, die met gezucht, en geween, als met asch op hun hoofd, tot den al Ier- hoagsten Koning naderde, van wien het volk als een tweede Jeschurum zoo ver was afgezworven. HOOFDSTUK XIII. De morgen begon te schemeren, toen een veekoopman, met een flinken stok gewapend, en een paarsen doek om den hals, de richting naar Hilversum in sloeg. Hij' liep rustig en bedaard, met jeug digen tred, en keek door de blauwe bril hooien op andere wijze aan de Kroon te worden kenbaar gemaakt. En wel bij andere, bij alle. andere wetsvoorstel len, bij interpellatie of motie, bij adres of aanklacht. Dat is de weg. Dit laatste echter alleen als uiterste dwangmiddel, wanneer alle wettige middelen van kracht oE verweer zijn uitgeput. En zoo ten slotte bleek dat een regeering door wanbe heer het vaderland ten verderve voerde, dan zou het eerlijkei' zin en nobeler ziels beweging verraden, zoo de Volksverte genwoordiging niet haar schot op één man loste, niet één minister als zondebok de woestijn indreef, maar alle ministers te gelijk trof door afstemming van de wet op de middelen. De wet die ieder jaar hef allerlaatst in stemming komt, wanneer alle wetsvoorstellen, de begrootiiig be treffende. aan de orde kwamen. Een maatregel echter die in het Nededandsche parlement, naai wij meenen te weten, zich nog nimmer heeft behoeven voor te doen. Nog' beter zou het zijn, indien bij de komende Grondwetsherziening artikel 123 der Grondwet zoodanig kon gewijzigd wor den, dat jaarlijksche stemming over uit gaven die bij de wet zijn vastgesteld, en daarom moeten geschieden, niet meer moest plaats hebben. Nog geen rechtsgelijkheid. Uit de begroo-ting 1914 heeft „De Heraut" in sterk sprekende cijfers een pakkend argument gdjnit voor de vol ledige rechtsgelijkheid op het gebied van het onderwijs; dat wil zeggen voor lager-, middelbaar- en hooger onderwijs! Het Rijk geeft uit aan de Rijksuniversi teiten te Leiden f 1,230,238, te Utrecht f 1,110,809,50; te Groninsen f 825,130, te Delft f 1.015,100,50; f4,181,278,— dus te zaam 4 millioen. Dat een bedrag van i 4000 aan het bijzonder Hooger onderwijs (met f3000 voor studiebeurzen) tegenover deze ruim vier millioen voor het Openbaar Hooger onderwijs een schreiend onrecht is, zal ieder moeten toegeven. Een onrecht te meer in het oog springend wijl de bij zondere universiteit, voor welke deze bij drage werd uitgetrokken, deze eerst ont ving, nadat ze meer dan een kwarteeuw bestaan had, terwijl aan de pas opgerichte naar het Oosten, waar een purperen tint als een lange vurige streep den dageraad aankondigde. Maar de sterren, die den nacht verlichtten, waren nog niet afgelost van haar taakzij' schitterden met zachten glans, terwijl de morgenster ze allen overtrof in den luister van haar licht. Uit de grienden en de moerassen klonk de scherpe kreet der watervogels; het heir van vogelen schudde den dauw van de vleugelen om straks uit te barsten in een jubellied, terwijl over de velden ter weerszijden van den weg een wit achtige damp lag uitgespreid. „Het zal weer heet worden vandaag zeide de man met de blauwe bril tot zichzelven, en hij! wierp een blik achter waarts, want hij' meende het gedruisch van hoefgetrappel te hebben gehoord. Maar hij had zich blijkbaar vergist; er heerschte een diepe stalte, en terwijl de damp langzaam optrok, zag hij in de verte van een paar boerenwoningen kaarsrecht den blauwen rook uit de sehoorsteenen oprijzen naar den wolkeloozen hemel. Hij' bleef even staan, om te luisteren. Nu hoorde hij! het hoefgetrappel werkelijk; het geluid kwam van het Zuid Oosten, en terwijl de dag elk oogenblik sterker werd, konden zijn oogen reeds onderschei den, dat het een afdeeling ruiterij was. Een oogenblik scheen den jongen vee koopman de lust te bekruipen, achter een wilgenstruik weg te kruipen; hij had den bundel, dien hij in een blauwgeruiten zak op den rug droeg, reeds neergezet, maar toen bedacht hij zich, nam de bagage weer op den rug, en schreed, zonder om Handelshoogeschool te Rotterdam, die met het Rijk evenmin iets te maken heeft, ter stond een jaarlijksche subsidie is ver leend van f20.000, die zeker nog wel klimmen zal, wanneer het aantal hoogleer- aren toeneemt. En dan staan op deze zelfde begrooting nog 'uitgetrokken voor de opleiding van predikanten of geestelijken bij de volgende kerkgenootschappen1 i de Hervormde Kerk f 43,792 de Ev. Luth., fierst. Luth. en Rem. Kerk 'f 9,772; de Roomsehe Kerk f 13,580 de Joden f 19,600; Voor de opleiding der predikanten voor de Gerei'. Kerken, hoewel deze na 'de Hervormde en Roomsehe Kerken het sterkst in ledental zijn, betaalt, het Rijk niets. Voor Hooger Onderwijs, mocht door onze mannen in de Kamer ook wel voor rechts gelijkheid gepleit worden. Er zal nog heel wat water door de Gehelde loopen, eer de rechtsgelijkheid volkomen is. En toch, eerder kan de schoolstrijd niet eindigen. Frankrijk. Vrijdag j.L is in Nice overleden en morgen wordt te Parijs begraven de bekende Fransche dichter en politicus Paul Dérouléde. De pers zingt lofzangen en houdt lof redenen op den grooten geest, waaraan het vaderland zooveel verschuldigd is. „Een schoon type", noemt men hem, „niet een groot karakter". Men spreekt van zijn dapperheid, geestdrift en vader landsliefde. Het zij zoo. Een land moet zijn groote mannen weten te eeren. Daarin mogen wij, Hol landers. nog wel eens een lesje hebben. Wat ons echter bij deze schier godde lijke vereering treft, verbaast en ergert, is, dat de gansche pers, onze liberale groote pers voorop, aan de nagedachte nis van Dérouléde meer dan gewone hulde brengt, wijl hij was een zelfmoordenaar. In de N. R. C. staat het te lezen: „Dérouléde heeft den dood gezocht. De hartziekte, waaraan hij reeds lang lijdende was, maakte hem het leven on dragelijk. Maar ook in de wijze, waarop hij voor zijn moeilijk lichaam de rust gezocht heeft, heeft 'het heldhaftige, het te zien. rustig voort, totdat het gebriesch der paarden hem in de ooren klonk. „Hallo!" schreeuwden de voorste ruiters in het Fransch, met een paar Hollandsche stopwoorden er tusschen, clie ze reeds hadden geleerd: „aan den kant, slungel, of we rijden je onder den voet!" De veekoopman week snel terzijde, naar een stoep, die naar het. erf van een boer leidde, die, de blauw sajetten slaapmuts op het ruige hoofd, met nieuwsgierigen angst over de onderdeur naar buiten keek. En de koopman stond, met de muts van astrakan in de hand, eerbiedig te wachten, totdat- die honderddertig paarden gepas seerd zouden zijn. De Fransche cavallerie vormde een tref fend, prachtig gezicht in den zomerschen Junimorgen. Het waren flinke ruiters met krijgshaftige gelaatstrekken; eenige offi cieren reden voorop, de zwierige hoeden met gouden lispels opgetoomd, terwijl de rand met de prachtigste vederbossen was versierd. Hun wapenrokken waven belegd met .goudborduursel, hun vesten waren van het fijnste damast, terwijl de laarzen, waaraan cle zilveren sporen waren vastge- gespt, met kanten en linten getooid waren. De ruiters hadden blijkbaar veel schik; hun vroolijke scherts daverde door de stilte van den zomermorgen, en toen de blauwe slaapmuts plotseling vol benauwdheid weg dook onder den bovenrand van de onder deur, klonk er een schaterend gelach. De ruiterij was nu voorbij, en de vee koopman zette de muts weer op, toen een rijtuig' snel achter den ruiterstoet volg de. Hij had er geen flauw vermoeden van. soldateske van zijn natuur zich doen gelden. Hij was er verre van af door een „gewonen" zelfmoord een einde aan een leven, dat voor hem nog slechts smart beduidde, want hij hoopte vurig te kun nen sterven als een strijder op het slag veld. Champigny met het plateau, ten Zuid-oosten van Parijs, waar zijn Bond van vaderlanders elk jaar een betooging hield om hen te gedepken, die er voor het vaderland gevallen waren, zou, zó* smachtte hij, eindelijk ook zijn slagveld worden. Toen dit jaar het tijdstip van de betooging bij Champigny-la-Bataille naderde, begon Dérouléde juist weer eenigszins te herstellen van een hevigen aanval van zijn hartziekte. Elke inspan ning kon den uiterst zwakken man nu doodelijk zijn. Zijn verwanten en vrien den drongen bij hem aan dat hij niet naar Champigny zou gaan, zijn genees- heeren verboden het hem, maar Dérou léde was. besloten te gaan. hij ging en nog wist toen niemand welke geheime hoop hij meedroeg naar het slagveld van Champigny. Wie hem, zoo zeggen thans de gebroeders Tharaud in het doodsbe richt van den vurigen vaderlander in het Journal des Debats, Dérouléde niet te bed heeft zien liggen, den avond vóór de betooging, het fiere gelaat verwoest, zijn groote lichaam uitgeput, kan zich niet voorstellen hoe wreed, hoe onmen- schelijk de wil was om in- een hotsend rijtuig, met een hart dat elk oogenblik kon breken, den langen afstand at te leggen, die dc Boulevard Malesherbes scheidt van de hoogvlakte van Cham pigny. Het was de hoop, de eenige gedachte van Dérouléde te sterven bij deze in spanning, te voelen, dat zijn hart hefc opgaf, dat het brak op het tragische plateau van Champigny, terwijl het een laatste beroep deed op de Bond-genooten." En dan heet het even verder „Dérouléde keerde uitgeput en afge broken, maar levend, in zijn huis terug, wanhopend, dat hij niet op de bres gebleven was." Wanhopend dus, dat de poging tot zelfmoord niet gelukt was. In plaats van een betuiging van diep medelijden met den stakkerd, krijgt men een lofrede te liooren op den moed(?) van dezen hulploozen man, die rust zocht en niet vond. Zoo spot het ongeloof en noemt het de lafaards fier en moedig. Tegelijk teekenend voor dat ongeloof. Het kent hier geen rast en weldadig aandoende zekerheid des geloofs, die het leven van den Christen verlicht. Wanneer dat deze karos bij den ruiterstoet behoor de, maar een der heide dragonders, die ter weerszijden van het rijtuig reden, sloeg, met den stompen kant van de sabel naar hem, om den man te beduiden, dat hij zijn hoofd had te ontblooten. De veekoopman volgde den wenk onmid dellijk op. En terwijl hij daar stond, en een spiedenden blik in het rijtuig wierp, zag hij daar een man zitten in een schit terende uniform, met het ééne been op een kussen. Nu zette iiij' zijn voettocht voorl, maar hij1 zou nogmaals de ruiterij ontmoeten, want de stoet hield plotselinghalt aan een tweesprong, oogenschijnlijk in beraad, welken weg men nu had in te slaan. De ruiters schenen het over den te nemen weg niet eens te zijhhet portier van het rijtuig werd driftig opengestoo- ten, terwijl de hoofdofficier, die daar zat, kort en dringend met een dragonder sprak, met een handgebaar achterwaarts naar den veekoopman wijzend. „Dat zal om mij te doen zijn", dacht de Hollander, toen de dragonder hem wenkte, en nu liep hijl sneller voort, plaat ste zich naast het open portier, en zeide in tamelijk vloeiend Fransch: „Wat wenscht u, mijnheer?" „Hél" riep de officier verrast, „dat is een buitenkansje l'1 Het was ritmeester Moisel, een der meest doortastende officieren van mar kies Rochefort I (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1