Landbouw.
Uit de Pers.
Uit de Provincie.
Ned. Ver. van houders van
Adv. Bureaux.
Het Enjrelsche voorbeeld volgend, heeft
de Nederl. vereoniging van advertentie
bureau-houders besloten, ook in ons land
een reclametentoonstelling te organisee-
ren. Doel is o.a. den adverteerders een
overzicht te geven van de Nederlandsche
Pers en van de nieuwste toepassing der
reclame in binnen- en buitenland.
De inzendingen zullen verdeeld worden
in twee groepen.
Groep AProducenten, als de pers,
advertentie-bureaux, drukkers, fabrikan
ten van reclame-artikelen, enz.
Groep Bconsumenten, grossiers en
winkeliers. Voor inzenders van groep B
zullen eenige wedstrijden met kostbare
prijzen worden uitgeschreven, o.a. een
advertentie-wedstrijd.
Er zal een eere comité gevormd wor
den, bestaande uit uitgevers of directeu
ren van couranten en vakbladen en
eenige leiders van groote ondernemingen.
De plaats, waar de tentoonstelling in
het begin van October 1914 zal worden
gehouden, is nog niet vastgesteld.
Vergoeding levensmiddelen.
Bij Kon. besluit werd bepaald, dat van
1 April 1913 af aan ongehuwde korpo
raals en soldaten, (ook miliciens), die om
de een of andere reden geen gebruik
konden of wenschten te maken van de
van rijkswege verstrekte voeding, geen
geldelijke vergoeding meer zou worden
toegekend. Deze bepaling werd echter
bij Kon. besluit van 12 Juni 1913 weer
ingetrokken.
De minister van oorlog is thans voor
nemens, alle militairen, die als gevolg
van eerstgenoemd Kon. besluit in het
tijdvak 1 April—12 Juni 1913 geen ge
bruik hebben gemaakt van rijksvoeding
en wier rations levensmiddelen dus ten
voordeele van het Rijk zijn gekomen
alsnog voor liet gemis van die rijksvoe
ding schadeloos te stellen. (Avondp
Verbond van Onafhankelijke
Clir. Hist, en An tir e v.
De heer C. E. van Koetsveld met de
zijnen zetten hun plannen voort om een
nieuwe politieke organisatie te stichten,
schrijft „De Banier1', die zij voorloopig
genoemd hebben: „Verbond van onaf
hankelijke Christel. Historischen en An
ti rev."
Zij maken toch bekend
„De Commissie die door de vergadering
van 15 September, te Zwolle, werd be
last met het ontwerpen van een Regle
ment, is met haar arbeid gereed. Binnen
enkele dagen wordt het ontwerp aan
kiesvereenigingen en personen ter over
weging toegezonden.
De Algemeene Vergadering ter behan
deling van het ontwerp-reglement en ter
bespreking van den politieken toestand,
hopen wij bijeen te roepen tegen Maan
dag 9 Februari te Amsterdam. Plaatsen
uur van aanvang zullen nader worden
bekend gemaakt."
De tuinbouw in Zeeland.
De Verslagen en Mededeelingen van
de directie van Landbouw geven het
volgende overzicht omtrent den tuinbouw
in Zeeland
Gr oenten teelt. Ofschoon in Zee
land deze teelt als bedrijf niet zeer op
den voorgrond treedt, is, doordien enkele
warmoezerij-gewassen in belangrijke hoe
veelheden op bouwland worden geteeld,
de met deze gewassen bezette opper
vlakte toch niet onaanzienlijk. In 1912
bedroeg zij ruim 531 H.A., waarvan echter
slechts 3Ö9 H.A. tot de geregeld voor
groententeelt gebruikte gronden kunnen
worden gerekend (in 1904 228 H.A.). Uit
het bovenstaande volgt reeds, dat de
cultuur vrij extensief is en liet gebruik
van glas niet belangrijk kan zijn. De op
pervlakte plat glas bedroeg in 1912 4890
MB. en de grondoppervlakte der kommer
en tomatenkassen 3052 M-.
De bovenvermelde met groenten be-
teelde oppervlakte is als volgt over de
onderscheidene deelen der provincie ver
deeld
Tholen en St. Philipsland 91 H.A.
Schouwen en Duiveland 41
Noordbeveland nihil.
Zuidbeveland 201
Walcheren 165
Zeeuwsch-Vlaanderen 32
De meest op den voorgrond tredende
gewassen zijn augurken (102 H.A.), vroege
aardappelen (97 H.A.), inleguien (92 H.A.)
snq- en spersieboonen (84 H.A.)
De augurken worden hoofdzakelijk ver
bouwd op Zuidbeveland (53 H.A. verdeeld
over vrijwel alle gemeenten) en op Wal
cheren (44 H.A., mede verdeeld over het
geheele eiland).
Van de vroege aardappelen komen 76
H.A. voor op Walcheren, waarvan 26
H.A. in de gemeente Middelburg en 17
H.A. in O. en W. Souburg.
De teelt der inleguien is van zeer veel
be teekenis in de gemeente St. Philips
land (48 H.A.) Voorts kwam in 1912 eene
oppervlakte van 32 H.A. voor op Zuid
beveland, verdeeld over verschillende ge
meenten.
Van de 84 H.A. snij-en spersieboonen
waarvan de laatste verreweg de belang
rijkste zijn, komen 54 H.A. voor op Zuid-
Bevelana en wel inzonderheid in de ge
meente Kapclle (35 H.A. spersieboonen)
en Kloetinge (10 H.A. snijboonen). Voorts
moet nog worden genoemd de gemeente
Tholen (14 H.A.).
Van de overige gewassen kunnen nog
vermeld aardbeien 18 H.A., waarvan op
Zuid-Beveland 7 H.A. (Kapelle alleen 5
H.A.) en op Walcheren 7 H.A.roode
en wittekool 26 H.A., waarvan alleen in
de gemeente Kapelle 10 H.A.
Ooftteelt. Zeeland wordt op dit
gebied een niet onbelangrijke provincie
genoemd.
In 1912 werd er aangetroffen een met
fruit beteelde oppervlakte 1757 H.A. tegen
1396 H.A in 1904. Van deze oppervlakte
waren niet onderplante boomgaarden 1145
II.A., onderplante boomgaarden 573 H.A.
aanplantingen van appels en peren in
struikvorm 16 H.A., bessen- en fram-
bozentuinen 23 H.A.
In de laatste jaren is de fruitteelt, zooals
ook uit deze cijfers blijkt, sterk toegeno
men. De kweekerijen zijn dan ook bijna
elk jaar uitverkocht, wat leverbaar goed
betreft.
Een tabel betreffende de verschillende
deelen in Zeeland geeft de volgende cijfers
van de totale met ooft bezette opper-
vlakte
Tholen en St. Philipsland 7.50 H.A.
Schouwen en Duiveland 2
N.-Beveland 10
Z.-Beveland 1304 93
Walcheren 175.58
Z.-Vlaanderen W. D. 97.05
Z.-Vlaanderen O. D. 160.33
Deze cijfers doen zien, dat Zuidbeve
land, wat met fruit beteelde oppervlakte
betreft, verreweg bovenaan staat. En dat
niet alleen, maar de teelt is hier zeer
intensief, hetgeen hieruit blijkt, dat meer
dan 1/3 der beteelde oppervlakte uit
onderplante boomgaarden bestaat. De
aard van de onderplanting is na te gaan
uit den boven vermelden staat. Wat de
bovenbeplanting betreft, deze bestaat
hoofdzakelijk uit appelen. Peren treft men
in verhouding tot de appelen heel weinig
aan.
Ofschoon de fruitcultuur over geheel
Zuid-Beveland beoefend wordt treden
toch eenige gemeenten bijzonder op den
voorgrond. Van deze worden de volgende
hier met name genoemdKapelle met
226 H.A., fruit, Kloetinge met 147H.A.,
Wemeldinge met 96 H.A., Oudelande met
80 H.A 's Gravenpolder met 73 H.A.
Schore met 62 H.A., Ovezande met 57
H.A., Goes met 52 H.A. enz.
Ofschoon niet te vergelijken met Zuid-
Beveland is de fruitteelt toch ook niet
zonder beteekenis op Walcheren, waar
mede veel onderplante boomgaarden
voorkomen. De belangrijkste gemeente
in dat opzicht is Serooskerke.
In Zeeuwsch-Vlaanderen vindt men
voorts verschillende gemeenten met eene
niet onbelangrijke oppervlakte niet-onder-
plante boomgaarden, nl.Clinge 50 H.A.,
Axel 37 H.A., Zaamslag 28 H.A., Eede
27 H.A., Oostburg 27 II.A. en Biervliet
25 H.A.
Op de andere eilanden is de fruitteelt
van weinig beteekenis.
Boomkweekerij. In de provincie Zee
land nemen de boomkweekerrjen eene
oppervlakte van 103.34 H.A. ïn beslag.
Hoofdzaak is voorziening der in de pro
vincie aanwezige behoefte aan vruclit-
boomen, alsmede iepen en Canadeesche
populieren voor weg- en dijkbeplanting.
Het belangrijkste eiland op het gebied
der boomkweekerij is Zuid-Beveland,
waar er ruim 75 H A. voor in gebruik
is, en wel in de gemeentenKapelle 48
II.A., Ivruiningen 10 H.A., Goes6.80 H A,,
's-Heer Arendskerke 4.80 H.A.
Van de gemeenten op de andere
eilanden dienen nog te worden genoemd
Middelburg met 10.50 H.A., Tholen met
7.62 H.A. en IJzendijke met 4.66 H.A.
Waardoor kan het -mislukken?
Het gebeurt meer dan eens, dat een
proefneming met kunstmest geheel of ge
deeltelijk mislukt en het gebeurt ook meer
dan eens, dat een proefnemer in zulk
een geval zegt, dat hij van dat „goed"
nieuws meer hebben moet. Of dit nu
juist gezien is, wagen wij te betwijfelen,
wij voor ons tenminste zouden liever in
dergelijk geval de oorzaken trachten op
te sporen, waardoor de proefneming mis
lukte. Dit opsporen is vaak zeer leer
zaam en het gebeurt wel eens, dat men
daardoor een veel helderder kijk op het
wezen der bemesting krijgt dan voorheen,
zoodat een mislukte proef soms nog meer
vrucht oplevert dan men verwacht had.
Hot is intusschen een lange weg, om door
eigen ervaring alleen wijs te worden, en
wie zijn voordeel weet te doen met de
ondervinding van anderen, komt er gau
wer. Daarom willen wij eens uit de onder
vinding meedeelen, waardoor eene be
mesting met kalimest mislukken kan, het
zij in waarheid of in schijn, want ook in
dezen moet men scherp onderscheiden
tusschen hetgeen men ziet en hetgeen
men niet ziet.
Een onzer kennissen nam eens een proef
met patentkali op aardappels en de proef
slaagde naar wensch. Hij gebruikte pa
tentkali in vereeniging met ammoniaksu-
per, zoodat de aardappels een volledige
bemesting kregen; kalk bezat de bodem
genoeg. Onze vriend was over de resul
taten van bet patentkali zeer in zijn nop
jes en bemestte het volgend jaar zijn
aardappels alleen met deze meststof en
nu liep het natuurlijk mis. Hij had een
voudig vergeten, dat de gewassen be
halve aan kali, ook behoefte hebben aan
stikstof, fosforzuur en kalk en dat eene
bemesting alles moet geven, wat de plan
ten noodig hebben, voor zoover de bodem
niet in de behoefte voorziet. Zoodat ik
maar zeggen wou, dat eene kalibemesting
daarom mislukken kan, omdat men niet
gelijktijdig zorgt, voor ander plantenvoed-
sel. Een kalibemesting kan ook schijn-
b aa r mislukken, doordien de bodem te
arm aan kali is, om reeds bij een eerste
bemesting met kali deze tot haai' recht
te doen komen. De bodem houdt dan het
kali zoo stevig vast, dat eerst bij een
voortgezette kalibemesting de gewassen
daarvan profiteeren. (Wordt vervolgd.)
Onze voogdij' over Indië.
Dr. Kuyper sprak tot toelichting van zijn
denkbeelden het volgende
Het zij mij vergund daarbij te wijzen
naar Hongarije
Toen ik de eerste maal in Hongarije
kwam dit was omstreeks 1868
was daar niets dan landbouw. Men kon
daar overal op het platteland de Magvaren
waarnemen in hun witten tabberd, met
een gordel om, maar van een ronkende
fabrieksschoorsteen of iets dergelijks was
geen sprake.
Dat heeft geduurd tot 1868. Ecrsl in
dat jaar is toon door liet sluiten van liet
nieuwe convent 'tusschen Oostenrijk en
Hongarije een nieuwe mogendheid geopend
voor Hongarije om van den landbouw
op de industrie over te gaan. Nu was
men in 1901 dat is dus na een pe
riode van 30, 31 jaar zóó ver gevor
derd, dat er toen reeds een industrie
bestond met ik hecht aan cijfers
420.000 patroons, waaruit blijkt, dat het
veelal een kleine industrie was, met daar
tegenover oen half millioen arbeiders.
Daar had men dus juist bij! de platte
landsbevolking langzamerhand een zeer
sterke industrieele opwekking gekregen,
zooals ik Zog: in 31 jaar; terwijl bij de
grootindustrie, die destijds daar opkwam,
reeds toen over de duizend ondernemin
gen bestonden.
Nu geloof ik, dat, wanneer men eens
naging hoe dit wezenlijk, groote resultaat
in Hongarije verkregen is in betrekkelijk
zoo korten tijd, men misschien een en
ander vinden zou wat ook voor Indië
bruikbaar zou zijn. Maar in elk geval
moet de Ilegeering vooigaan met twee
dingen te doen: in de eerste plaats met
de vakscholen zóó te laten ingrijpen, dat
er wel ter dege bij de bevolking zelf,
bij de minderen inlander, kome een ac
tiviteit, een technische mogelijkheid die
zij vroeger niet heeft gekend, en in de
tweede plaats moet er gezorgd worden
dat er geld komt.
Nu meen ik in dit laatste opzicht niet
beter te kunnen doen dan den Minister
te vragen of hij niet zijn argumentatie
zou kunnen inruilen voor de mijne. Hij
heeft namelijk een argumentatie gegeven
door te wijzen of wat uit de spaar- en
andere kassen die men in Indië heeft,
kan verkregen worden. Nu is, wanneer
men de cijfers nagaat, dit al te gader nog
geen 2 millioen. Ook de Minister zal toe
stemmenop een bevolking van 40 mil
lioen beteekent dit heel Weinig. Vooral
als men weet wat de groote bedragen
zijn die er zijn ingebracht er kunnen,
evenals in Nederland, allerlei menschen
zijn die tamelijk groote sommen deponee-
ren dan beteekent het al heel weinig.
En nu zou ik den Minister wel deze
vraag willen doen. Wij weten hét
blijkt uit de cijfers dat de bevolking
in Indië elk jaar ongeveer 40 millioen
weggooit aan opium34 millioen onder
4e regie, 4 a 5 millioen aan de pacht,
en daar is dan ngg niet bij wat de
pachter zelf int; men komt dus tot 40
a 41 millioen.
Nu vraag ik niet of de Minister, met
dit feit voor oogen, waar hij er in roemt
dat wij na deze spaarkasactio van zoo
veel jaren gekomen zijn tot een opspa
ring van 2 millioen, zou willen zorgen,
dat dit geld uit de kassen niet zal wor
den weggenomen daar heeft hij geen
zeggenschap over maar of hij zou
willen zorgen dat niet onder do bevolking
een som van over de 40 millioen aan
opium zal blijven weggeworpen, zal blij
ven besteed, met, schade voor het eigen
wezen, met schade voor het huisgezin, en
inet schade voor de eigen activiteit.
Ik zou er in de tweede plaats op wil
len wijzen dat m.i. de decentralisatie van
het bestuur steeds verder zal moetein
gaan. Hoe meer men Java, wat het be
stuur betreft, aan van hier komende man
schappen .onderwerpt, hoe minder men
daar bevordert een bestuur dat metterdaad
in den geest der bevolking zelf is inge
leefd; die twee categoriën, de uit de be
volking zelf opkomende en de van hier
komende ambtenaren, staan geheel vreemd
tegenover elkander. Hoe meer men daar
entegen mannen uit de inlandsche bevol
king zelf, die den inlander kennen, in
betrekkingen brengt, hoe meer men het
animo onder de bevolking opwekt. Daar
door zal men in de gelegenheid komen
om de penurie onder de Europeesche amb
tenaren te overwinnen: men zal er zoo-
velen niet meer noodig hebben. En juist
doordat men die penurie overwint, zal
menvanzelf kieschkeuriger kunnen zijn
en kunnen maken dat men uitsluitend de
zeer knappe en de zeer hoogstaande per
sonen neemt. Dat is de quaes tie juist.
Ms men staat tegenover zulk een volk
als daar het geval is, moet men zelf
zedelijk en geestelijk veel hooger staan,
dan men behoeft te staan om in ons
eigen land "burgemeester van zelfs een
kleine stad te zijn. Daaraanhapert het
maar al te veel. Men heeft te vele amb
tenaren voor allerlei vakken van noode,
maar men vindt hen niet, en dat moet
men dikwijls vrede nemen met minder
geschikte personen.
Daarbij voeg ik nog gaarne dat ik zeer
aan den Minister aanbeveel het aanmoe
digen van de kennis der Nederlandsche
taal. Er is geen enkele reden waarom
men niet op geheel Java Nederlandsch
zou leeren spreken, en ik zeg dat te
meer, omdat reeds in 1620 een hoog
leeraar te Utrecht in zijh nagelaten werken
dit aan Nederland ten zeerste heeft aan
bevolen. Het was destijds gewoonte om
overal waar men koloniseerend optrad,
'zijn taal bij het volk te brengen, en. ik
behoef niet te zeggen, dat dit op de
Philippijinon, op Cuba en overal altoos
het geval is geweest. Waarom leg ik daar
nu overal den nadruk op? Omdat wij nu
voor het gevaar staan dat meer Engelsche
literatuur in onze Oost binnendringt, een
literatuur die veel rijker en breeder uit
gaat dan de onze, en als het meer in
telligente gedeelte der 'bevolking merkt
dat het daarmede het verst komt. laai het
't Hollandscli liggen en neemt het 't En-
gelsch. En door die Engelsche literatuur
komt dan de bevolking langzamerhand
in een gedachtenwereld, die voor ons een
gevaar zou kunnen opleveren.
Over de defensie zal ik niet spreken.
Men weet hoe in 1898 Spanje heeft moe
ten aanzien, dat de admiraal Dewey met
zijn Amerikaansche vloot in een paar
uur de Spaansche vloot die vóór Manilla
geankerd lag, aan splinters schoot. Welnu,
bij een gevaarlijke combustie, die uit
Eiu'opa licht naar Azië kan overslaan,
spreek ik het uit dat zulk een oogenblik
ook voor ons kan en zal komen, als wij
niet zorgen dat wij ook in Indië in staat
zijh ons tegen een aanval van buiten
te verweren.
B i n n. Zaken in het Lagerhuis.
e dienen nog iets te laten hooren van
de Dinsdag gehouden Avondvergadering
der Tweede Kamer.
In het overzicht van de Standaard le
zen we
Dinsdagavond was Binnenlandsche Za
ken aan de beurt. Waarbij begonnen weid
met...... het zwaaien met een motie.
De heer Fleskens ijvert namelijk voor een
herziening der "Drankwet en stelde jn
liet vooruitzicht een uitspraak omtrent;
de urgentie daarvan van de Kamer uit
te zullen lokken.
Evenals de afgevaardigde van Helmond
wilden de hoeren Van Nispen (Kheden)
en Schaper, die eveneens herziening vroe
gen, do voorbereiding zien opgedragen aan
een Staatscommissie, welke naar de heer
Schaper meende ook rekening zou moeten
houden met de beweging voor Local
Option.
Deze beweging werd uitvoerig bespre
ken en met zeer veel warmte en vaar
digheid verdedigd door den heer Rutgers,
die er op wees, dat de actie voor Plaat
selijke Keuze bij een groot, deel van ons
volk instemming vindt, zolls geestdrift
wekt, en die voorts, bestreed, dat tegen
dit stelsel, zooals het thans wordt ge
vraagd, grondwettige bezwaren zouden
kunnen worden aangevoerd. Er wordt toch
niet gevraagd om volksstemmingen met
bindende kracht; de Begecring zal heb
ben te beslissen of de gehouden volks
stemmingen effect, zullen hebben.
Dit betoog bleef evenwel niet onweer-
spreken. De lieer Hink betoogde op zijn
gewone goedige manier, dat z.i. toch
heusch wel Local Option in strjjd is met
de Grondwet, die bepaalt, wie kiezer is,
en met de Drankwet, die uitgaat van het
beginsel, dat drankgebruik geoorloofd is,
en met de persoonlijke vrijheid.
Behalve een Drankwetsherziening bad
de heer Fleskens nog meer op zijn briefje.
We noemen daarvan: een algcineene her
ziening der Gemeentewet; de mogelijk
heid van kinderaftrek bij de gemeente
belastingen voor alle kinderen; een staats
examen voor gemeenteambtenaren.
De gemeenteveldwachters, die thans dik
wijls aan een loontje moeien zien te komen
door allerlei meer of minder zonderlinge
bijbaantjes, vonden een uitnemend pleit
bezorger' in den heer De Wijkerslooth,
later bijgevallen door de heeren Schaper,
Kleerekoper en Roodhuyzen.
De heer üuymaer van Twist kwam
nog eens terug op de circulaire omtrenl
de uitkeering van kindergelden aan predi
kanten, waarover bij reeds bij financiën
had gesproken, doch waaromtrent hij toen
geen bevredigend antwoord kon verkrijgen.
De afgevaardigde vroeg Minister Corl van
der Linden, welke omstandigheden tot
de uitvaardiging der betrokken circulaire
hebben aanleiding gegeven.
Do klacht van het vorige jaar van den
heer Vliegen over het uitoefenen van too-
neelcensuur door burgemeesters werd
thans herhaald door den heer Kleerekoper,
die op hartstochtelijke wijze werd gesteund
dooi' den heer Itoodhuyzen. Spr. was
vooral ontstemd, dat Minister Gort van dei-
Linden, evenals zijn ambtsvoorganger, van
meening is, dat het niet gewensoht is,
dat de Minister van Binnenlandsche Zaken
zijn meening kenbaar maakt over de toe
passing van art. 188, lid 2, der Gemeente
wet in bepaalde gevallen.
Van Rechts mengde de heer Ruys de
Beerenbrouck zich in het debat met het
opperen van het denkbeeld, de instelling
te bevorderen van beoordeelinzs commis
sies, zooals die voor bioscopen bestaan.
Niet onvermeld mag voorts blijven, dat
de heer Oosterbaan kort maar krachtig
pleitte voor steun bij de oprichting van
vischafslagen.
S ij m e n Betaal!
Blijkbaar geïnspireerd door de opeen*
ten-aankondiging van Minister Bertling,
schrijft de (a.-r.) „Rotterdammer" het
volgende leuk-ironische stukske:
Op één punt krijgt de concentratie
gelijk.
Schitterend gelijk.
Alléén op dat ééne punt wint zij, maar
dat is dan ook allerbelangrijkst: de be
lastingkwestie.
Overigens is het alomme misère.
Tegen het militarisme van het schijn-
Christendom... en Bosboom en Rambon-
net traden op.
Weg met den dweper op den troon van
Buitenzorg, een keer in de Indische poli
tiek, den bezem in den mast... en Pleyte
werd Minister en Idenburg bleef.
Leve de staatspensioneeringen
Treub kwam.
Weg met de struikroovers en subsidie
vreters die de Christelijke schoolkas spek
ken... en 'iet rechtsstandpunt werd er
kend, de Verzoening-commissie ingesteld.
Overal werd de leugen en het bedrog
van liet kiezersvolk ontmaskerd.
Maar op één punt heeft de concentratie
de waarheid, de naakte waarheid ge
sproken.
Dat moet erkend worden.
Invoerrechten zijn uit den booze. Het
is een schande om een vreemde te laten
betalen.
Wij, iiere Nederlanders, betalen zelf;
zijn trotsch op onze directe belastingen.
Welaan, de fiere Nederlander kan be
talen.
Minister Bertling beeft liet aangekon
digd meer dan tien procent op bedrijfs-
en vermogensbelasting, bovendien wel
licht opcenten op personeele belasting,
successie enz. enz.
Sijuien, boeren, burgers en Nederlan
ders, de vlag uit voor do conceutratie 1
Maar dan halfstok, zouden we zeggen....
Goss. IJ s f e e s t. In de groote zaal van
het Slot zou gisterenavond hot slot wor
den afgespeeld van het zoo goed geslaagde
ijisfeest. Te 8 uur waren de leden der
commissies benevens de werkende leden
van „Euphonia" met den waarn. directeur,
den heer Mannhardt, in 't gebouw aanwe
zig. Langzamerhand kwamen van alle kan
ten aanzetten de loden van „Ijsvermaak"
met hunne dames, onder welken bereids
de p rijs wins te rs en -winners door vrien
den en kennissen werden gecomplimen
teerd. Te 8(4 uur kwam het bestuur de
zaal binnen, gevolgd door de dames en
heeren die hunne belangstelling in de
zen feestavond kwamen toonen. Het was
niet de joviale stentorstem van den on-
vergetelijken v. d. Bilt la Motthe, maai
de teedere, schier maagdelijke stem van
den heer v. Altena, den voorzitter van
„Ijsvermaak", die het sein was dat de
vergadering werd geopend.
De voorzitter deelde mede, dat de ring-
rijderij voor kinderen tot uitslag had ge
had dat een prijs was toegekend aan de
jongejuffrouw H. Pilaar, welke prijs be
stond in een penduletje eu dat dit kin-
derfeest naar genoegen geslaagd was.
Daarna nam de voorzitter de vrijheid
om te beginnen met de laatste rubriek
H a r d r ij d e n door n i e t-1 eden, aan
gezien de prijswinners buiten Goes .wo
nen en nog met den trein moesten ver
trekken. De le prijs, een zilveren hor
loge, viel ten deel aan W. Lanting, een
Groninger, tijdelijk opzichter bij den sluis
bouw te Hansweert; de 2e prijs, een pijp
in etui, aan Koudenberg, uit Gtouw, tij
delijk met zijn schip liggende te Hans-
weert.
In de rubriek: Hardrijden door
leden van „Ijsvermaak" behaalde de
heer R. Hommes den eersten prijsver
guld zilveren medaille; H. G. v. d. Veen
den 2en en J. H. den Herder den 3en
prijs, beide laatsten een zilveren me
daille.
In de rubriekS c h o o n r ij d e n door
paren werd de eerste prijs toegekend
aan mej. De Koning en den heer F.
J. de Ligny. Mej. De Koning had een zilve
ren knop voor parapluie, en de heer De
Ligny een dito knop voor wandelstok in
ontvangst te nemen. De 2e prijs, respec
tievelijk zes kopjes en schoteltjes, en een
portemonnaie viel ten deel aan mej. Itt-
mann en den heer P. Oele; terwijl de
3e prijis werd uitgereikt aan mej. Sturm,
een doos met zakdoeken, en den heer
J. C. Pilaar een vloeirol.
Onnoodig te zeggen, dat de prijzen door
do gelukkigen met glundere gezichten
werden beschouwd en dankbaar aanvaard,
zjj werden overhandigd door mevrouw;
Hajenius, de voorzitter sprak telkens een
woord van gelukwensch en „Euphonia"-
zorgde voor de traditioneele fanfares.
Zoo kwamen allen in de stemming;
waarvan de voorzitter gebruik maakte
door te wijzen op de moeilijke taak der
vijf juryleden, terwijl hij het kleine pun-
tenverschil, resp. 177, 174 en 166 een
bewijs noemde van de groote juistheid
waarmee elk dezer heeren had waarge
nomen en beoordeeld. Het puntenverschil
is dan ook veel grooter bij de deelneem
sters (deelnemers) die niet bekroond zijn;
te weten de heer en mej. LabanVer-
li ago 151; mej. De Ligny en de heer
De Koning 150; mevr. v. Baak en de
heer Smit 137mej. Boom en de hee»
Breen 110.
De voorzitter sprak hierop een slot
woord. „Ijsvermaak", zoo zei spr., trekt
heden een vroolijk gezicht, als in geen.
jaren geschied is; zelfs de opgewekte
stemming had sinds lang ontbroken, wijl
ijs en weer niet dienende waren. In Febr.
1896 organiseerde de vereeniging haai-,
laatsten wedstrijd, en Dec. 1903 haar
laatste ijsfeest. Thans was zjj zoo ge
lukkig weer een feest te organiseeren
dat goed geslaagd is. Dat de deelneming
niet grooter was, ligt niet aan de ver
eeniging. Pas een paar dagen geleden was
tot dit feest besloten in een vergadering
waarin behalve het bestuur slechts 3 le
den aanwezig waren. Deze laatsten en
do meerderheid van het bestuur waren,
voor een feest. Niettegenstaande de be
perkte middelen der kas slaagde dit feest.
Ook traden meerdere leden tot de ver
eeniging toe, dank zij dit feest, zoodat
het aantal leden met ongeveer een derde
is vermeerderd, en op het oogenblik 70
bedraagt. Spr. hoopt, dat ook in den ver
volge dit aantal constant zal blijven.
Spr. brengt een woord van dank aan
allen die aan het weLsIagen van dit feest
hebben medegewerkt, in de eerste plaats
mevr. Hajenius en mevr. v. d. Harst
als juryleden, en voor haar aandeel in
den aankoop der prijzen; en voorts aan