NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 94. 1914. Woensdag 31 Januari. 38e Jaargang. HISTORISCH CHRISTELIJK- Voogdij over Indië, F e u i81 o o Onder de Oranjevlag. Buitenland. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Een verhaal uit het rampjaar 1672. F. P. DHUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Zuid-Afrika. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p.p. 1,25 Enkele nummers0.85 UITGAVE DER FIRMA'S OOSTERBAAN S LE COINTRE, te Goes EN Dr. Kuy'per zette z'n rede in de Eerste Kamer aldus voort: Ik kom nu aan mij!n laatste punt: de Indische partij, waarin betrokken is het triumviraat van de heeren Tjipto, Soe- wardi en Dekker. Ik kan ook hier weer niet anders zeggen of ik ga ook in dit opzicht weer geheel met den Minister mede. Hij heeft niets anders gesproken dan hetgeen ook ik bespreken zou, wan neer ik op 's Ministers plaats gezeten ware. De geachte afgevaardigde, de heer Bavinek, heeft zooeven er op' gewezen, dat in 1885 zulk een ommekeer tot stand gekomen was in de koloniale politiek bij overeenkomst tusschen de verschillende koloniale Mogendheden. Mag ik nu van 1885 teruggaan op 1878 en wijzen op Ons Program, w#arin getuigenis gegeven is van het antirevolutionair beginsel? Wat lees ik nu in dat Program op bladz. 332 van de 5de editie? Daar wordt het denk beeld op den voorgrond geschoven dat Nederland tegenover Indië heeft op te treden als voogd, en dan staat er: „Van voogdrji, let wel, niet om deze volkeren aldoor onmondig te houden, maar om ze te nemen voor wat ze zijn, d.i,. voor onmondigen en alsnu tegenover deze on mondige natiën de drieërlei verplichting te aanvaarden, waaronder elk voogd te genover zijn pleegkind staat: a. om het redelijk op te voeden, b. om zijn bezit te zijnen meesten bale met overleg te beheeren, en c. om in de toekomst, zoo Clod dit wil, het innemen van zelfstandiger positie mogelijk te maken". Nu heeft men er in sommige kringen hier te lahde verwondering over uitgespro ken dat daar zoo iemand als Douwes Dekker, als TjiptO' en als Soewardi, cle idee had durven uiten om Indië vrij' van Nederland te maken en de bevolking al daar te maken tot een vrije en onafhan kelijke natie. Het komt mij voor, dat men zoo niet spreken mag, dat het zeer zeker een jam mer v'oor eik volk is zoo het niet zelf standig leven kan; dat het wel voor een volk goed kan zijn zich aan de tijdelijke voogdij van een ander volk te onderwer pen, maar dat toch nooit uitsterven mag, of het volk gaat verloren, de begeerte' en het verlangen om weer een vrij volk, een onafhankelijke natie to worden. Voor zoover dus die heeren in dien zin gespro ken hebben, zie ik niet in dat ziij] iets misdaan hebben. Het eenige wat hun ten laste kan worden gelegd, is, dat zij heb ben gedaan als een jongen van 10 of 11 jaar, die om handlichting, venia aeta- door L'. PENNING. (Nadruk verboden.) 32.) „Willeinijntje!" zeide liij, „ben jij het, ouwe stakkerd?" „ia broer, zeide zij, 3,ik had gehoord, dat je zit vooi een moord, en dat ge in den ochtend zult worden opgehangen het isi toch niet waar Teun?'.* „W,el neen," zeide hij zoo luidruchtig mogelijk; „ik wordt niet opgehangen dat is allemaal gelogen, zuster! En kom je daarvoor nu een uur op je oude voeten hier heen gestrompeld, goeie ziel?" „Ja," antwoordde zij; „ik kon het in huls niet meer hjouden; o, ik ben wat bang geweest, dat ge een onvoorzichtige daad zoudt begaan!" „Waart ge daar bang voor, zuster? 0, wij worden allemaal heel voorzichtig; dat leeren we _w:el, ons! vaderland heeft nooit zooveel voorzichtige menschen ge had als tegenwoordig ik hoor de krijgstrompet niet meer, zuster 1" „Ik hoor ze ook niet meer, Teun!" tis, vroeg. Dit is de geheele quaestie. Evenals men iemand Van zoodanigen leef tijd, die dit wilde gaan Hoen, eenvou dig zou uitlachen, mag men zich ook vroolijk maken over de opinie die door die heeren geuit is. Maar dit neemt niet weg, dat, al is de uiting op zichzelf niet laf te keuren, zij zich bij die uiting toch hebben schuldig gemaakt aan „het geven Van zwaarwichtige redenen van mis noegen", zooals art. 442 van het Burger lijk Wetboek zegt, zoodat de Gouverneur- Generaal het recht had, dat daar is aan gegeven, tot het nemen van den maat regel van opsluiting of interneering. Maar zoodra mocht blijken, dat die heeren het Verkeerde van hun handelingen hebben ingezien en er voor willen instaan, dat geen repetitie van het begane kwaad van hen te duchten is, dan kan van clemen tie zeer zeker te hurmen opzichte sp'nake zijn. Nu heeft de Minister de zeer voorzich tige uitdrukking gebezigd, dat het de Gou verneur-Generaal is, die in deze heeft te oordeelen. Waai' de zaak thans zoo staat, kan ik niet anders zeggen, dan dat ik niet» meega met hen, die op zichz'elf de actie van. de heeren in hun gemoed hebben afgekeurd. Ik begrijp integendeel, dat die toon in hun hart moest opko men en sympathiseer over het geheel met het idee van den Minister, om te zien of die heeren tot beter inzicht komen en, zoo 't hier t oe komt, de Zaak verder ter beoordeeling van den Gouverneur-Ge neraal in Indië te laten. Het denkbeeld nu van de voogdij' wensch ik daarom iets nader op den voorgrond te stellen, omdat, dunkt mij1, van de vraag of men dat beginsel van die voogdijl accep teert of niet, onze geheele koloniale po litiek moet afhangen. Nu wil ik wel zeggen, dat wij', antirevo lutionairen, er steeds op hebben aange drongen om in de geheele leiding van onze koloniale politiek niet het verkeerde beginsel te mainteneeren van vroeger en ook niet het ondoelmatige beginsel van kolonisatie aan te nemen, maar ons ge heel te houden aan het beginsel yan voogd ij. Men heeft dit ook wel ge noemd de ethische politiek; men noemt het in Duitschland Kultivationspolitik 'maar de naam doet hier niet ter zake. In Duitschland hebben mannen als Fabri, Schaffle, Roscher en anderen, meer dan wij, zich bezig gehouden met de classi ficatie van onderscheiden soorten van ko loniale politiek. Ik ga daar biet op in; in hoofdzaak komt het neer op wat ik in 1878 in Ons Program schreef, dat men kan hebben een veroveringspolitiek', die „Heb je niets van de onzen gezien? Geen dragonders?" De oude vrouw schudde het grijs be haalde hoofd. „Ach neen", zeide zij, en ze keek schuw om, want de lange Fransch© soldaat st'ond achter haar met achterdochtige blik ken. De schoutenknecht was teleurgesteld; het wonder, waarop hij had gehoopt, bleef uit, en de geestdrift, die aan zijn grijze oogen een vochtigen glans' had gegeven, verbleekte. „Willemijntje!" zeide hij met een zacht verwijt, „ivaart gij maar thuis, gebleven! Wat doet ge hier, kind blijf uit de kou, zou ik zeggen, als het geen zomer was!" „Hoe lang moet je hier gevangen zit ten? vroeg ze. „En ik zie, dat je handen geboeid zijn zeg Teun, wanneer kunt ge weer naar buiten?" „Straks, denk ik, WillemijntjeHeden! voormiddag1!" „O, dat is goed!" zeide de oude ziel, en zij verblijdde zich. Ze zette zich naast hem-neder op een ouden vermolmden balk, die dwars over de breedte van den vloer lag, want zij was vermoeid van den loop, en had behoefte aan rust'. op' exploitatie doelt, maar daarvan is bij ons nu geen sprake meer. Voor ons blijft er niet anders over dan een voogdijipo- litiek, de verplichting om het volk, dat aan onze Zorgen is toevertrouwd, tot een hooger peil op te voeren. Wanneer men dit aanneemt in den door mij bedoelden zin, dan moet men er kennen, dat van 1618 af, toen door Coen Batavia werd gesticht, tot op' ongeveer de 70er jaren van de vorige eeuw door ons nooit anders cjan een stellige po litiek van exploitatie gevoerd is. Dit kwam al dadelijk aan de orde, toen men de Ko loniën aan de Oost-Indische Compagnie overgaf, die geen hooger doel had- Zoowel Voetius ais de classis van Am- -o.idaS qlqapicaqjaq rracq uoqqoq urepiiEqs testeerd tegen de wijze, waarop! de geeste lijke belangen door de Compagnie uit het oog weiden verloren, maar het heeft niet mogen baten; de Compagnie ia doorge gaan met de meeste winste te maken. Ik meen daarover te mogen zeggen, dat van den Bosch met het .cultuurstelsel zelfs niet de ergste man is geweest. Wan neer men zich eenmaal op het stand punt van exploitatie stilt, is een doel matig cultuurstelsel een Van de beste we gen en middelen om een volk niet te zwaar te laten lijden. Maar in ieder geval wij, antirevolutionai ren, hebben van meet af zoo kordaat mo gelijk tegen het cultuurstelsel partij ge kozen; wij hebben het niet gewild; wij hébben gedaan, wat wij konden, om dit te bestrijden en uit te roeien. Nu hebben wij in de zeventiger jare met warme belangstelling gezien, dat ook aan liberale zijde de conservatieven meer en meer het veld ruimden en, geleid door Fransen van de Putte, meer en meer de neiging kregen om insgelijks den ethi- schen weg in te slaan. Alleen hebben wij daarbij, altijd eenige vrees blijven koesteren voor het gevaar, dat de .'Staatsexploitatie zou vervangen worden door een exploitatie van parti culieren. Ik verheug mijl er daarom in, dat de antirevolutionaire partij' van meet af zich daartegen zoo sterk mogelijk verztet heeft, en meer nog dat, waar die partij op verre na niet bijl machte Was om zelve dat kwaad te breken, zij toen in de li beralen die onder de leiding van Fran sen van cfè Putte medegingen, steun en hulpé heeft gevonden om aan het cultuur stelsel een einde te maken. Dat is dan nu ook de wereld uit en wij zijn nu z'oo gelukkig om, als ik' mij! ,zoo mag uitdrukken, voor dat materieele cultuurstelsel thans in de plaats te bren- Toen echter gaf dc lange soldaat haar met den tromp van zijn musket een har den stoot in de zijde, en wees haar met een grimmig gebaar naar de deur. „Ellendeling!" b'rieschte de schouten- knecht, „zijn dat de manieren van jelui beschaafde Franschen? Schaam je, rekel schaam je, schavuit!" De soldaat verstond er natuurlijk geen. woord van, maar de onstuimige, veront waardigde gebaren van den gevangene wa ren hem niet ontgaan, en hij gaf den schoutenknecht een verachtelijken sc-hop. Toen greep hij de oude vrouw aan het gekleurde jak van een grove saaien stof, dat zij .droeg", en wierp haar met een harden ruk naar buiten, zoodat zij voor over viel, met het hoofd tegen een har den steen. Juist kwam Andries voorbij. Hij. richtte haar op, liep naar een put' en haalde wa ter om de wond te verbinden, die hevig bloedde. Hij knoopte den katoenen doek los, dien zij over het hoofd droeg, en maakte er een zlwachtel van, waarmede hij de wond verbond. „Zoo zal het wel gaan, Willemijntje!" zeide hij, „drink nu maar eens> voor den schrik ja, Tzal wel gaan!'.' En Andries' ging zijns weegs, want hij was vol zorg om den Schout, terwijl van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Familieberichten van 110 regels ƒ1.iedere regel meer 10 cent. gen het ethische cultuurstelsel, het stelsel namelijk niet om weder den Javaan door cultures te exploiteeren, maar om hem door een hoogere cultuur onzerzijds te verrijken. Wat is nu hetgeen een politiek, die zich op dit standpunt stelt, heeft te doen? Zij heeft drie dingen te doen. In de eer ste plaats heeft zij het pleegkind zelf en zijn goed te verzorgen. In de tw'cede plaats heeft zij het pleegkind op te voe den voor het straks innemen van een zelfstandige positie in de maatschappij. En in de derde plaats heeft zij het hij ontstentenis van de ouders de zedelijke opvoeding te geven, die anders van de ouders op. het kind zou zijn uitgegaan. Nij meen ik, dat het zaak is om thans vooral met alle kracht op' dezen plicht te wij'zen. Azië beleeft thans een réveil, niet een Christelijk réveil, maar een réveil van den aziatischen geest. Dit dagteekent van den oorlog tusschen Japan en Rusland, en is vandaar uit naar China, naar En- •gelsch-Indië, naar Perzië, naar alle dee- len van Azië doorgegaan. Men >veet het, men bemerkt het aan alle zijden, dat Azië wakker geworden is. Het heeft ja;-* ren lang geslapen en er stilzwijgend in berust, dat Europa in Azië alles te zeg gen had, maar daaraan is een eind ge komen. Juist nu dit réveil door Azië gaat en ook onze koloniën bereikt heeft, is het onze plicht en roeping, te zien in welk moment wij verkeeren en te doen wat wijl in dat moment tegenover de Volken in onzen Archipel verplicht zijn. En dan Iga ik er geheel in mede, dat men clit niet moet opvatten als een taak, die men het in zijn hand zou hebben om zoo aanstonds af te werken. Men kan niet anders die taak volvoeren dan op dezelfde wijze als 'tin ons eigen Europa in vroe ger eeuwen is toegegaan. Het is eenvoudig een hersenschim om zich te denken dat wij1, door wat dan ook, die volken van Azië nu in eens op' hooger standpunt kunnen zetten. Wijl heb'-: ben zelf in ons eigen land daarover eeuwen gedaan. Wanneer men wat oins eigen land betreft vergelijkt cle toestan den, zelfs zooals zij! nog in de 16de eeuw waren, met nu, dan gevoelt men hoe er, vooral ten plattelande, - en men heeft in Indië bijna met niets anders dan 't platteland te doen toen toestanden bestonden, die met die van de inlanders op Java, niet al te kleine overeenkomst vertoonen. Maar juist omdat zulk een omwenteling, zulk een cultuur-aanbrengen, zoo lang de oude vrouw zich neerzette aan den kanjt van den dorpsweg, met het oog op cle schuur gericht, waar Teunia öp de uit voering van zijn vonnis, wachtte. D© ontsteltenis, die de dorpelingen had aangetast, begon thans, nu de zon hoog aan den hemel stond, te verminderen; Men vertelde elkander, dat de kolonel daar straks ,een paar plunderende sol daten in arrest had genomen, en Jan Pietersen beweerde, dat de hoeren in het vervolg onder de Franseh-e lelievlag Veili ger zouden zijn dan onder het juk van rijke regenten, die wel over het vaderland den mond vol hadden, maar terdege goed het spreekwoord leenden, dat het hemd nader is dan de rok. Hij zeide, dat de uitspattingen van dezen nacht door den kolonel betreurd werden. Hij zocht dé menschen op in het veld, in hun schuil hoeken en lachte om hun onnoozélheid hij nam hen mee, en ziji slopen met klop pende harten achter hem aan, terwijl hun opwinding week, toen zij een sterke wacht soldaten voorbijgingen, die hen rustig) huns iveegs, lieten gaan. „Ziet ge wel, domooren," zeide Pieter sen, die telkens met de Franschen een praatje maakte, „dat al jelui angsit niets om het lijf heeft De Franschen zijn onze zaam gaat, is het te meer ziaak' oin geen tijd verloren te laten gaan en kan da Minister niet genoeg worden aangespoord om die zaak ten ernstigste ter harte te nemen. Het is gegaan zooals. verwacht werd van een „algemeen©" staking in Zuid-Afri ka is niets gekomen, en bovendien is do geheele staking zoo goecl als een mis lukking. In het geheel heeft maar 10) pet. van het spoorwegpersoneel gestaakt, in de andere bedrijven beteekende de sta- king zoo goed als niets; zoo staakte b.v,: te Johannesburg 1, zeglgé één bakker.! Alle berichten komen hieromtrent met elkander overeen, dat cle staking feitelijk! als geëindigd is te beschouwen, <3; althans aan den vooravond staat van haar uit- dooving. Het spoorwegverkeer begint zich overal hoe langer hoe meer uit te brei-* clen. De directeur-generaal der spoorwegen! heeft nu kennis, gegeven, dat ;weer in dienst genomen stakers of hun vrouwen! er zich strikt van moeten onthouden om de aan het werk gebleven mannen uit te schelden of vrees aan te jagen, aangezien dat met ontslag zal worden gestraft. Intusschen worden de onkosten der mo-i hiiisatie op 2 a 3 mjllioen gulden ge schat, waarvoor een buitengewoon crediet aan het parlement zal worden aange vraagd. Verder zal de regeering; ontwerpen! nopens de vakvereenigingen, de bijlegging van induslieele geschillen, stakingen en' het recht van vereeniging indienen. Natuurlijk worclt door de Engelsche ar beiderspartij geprotesteerd tegen het op,- treden van de Zuid-Afrikaansche regeering tegen de stakers, waarom: zij de arbeiders in Zuid-Afrika oproept tot verzet. Maar men schijnt hierbij te vergeten, welke ge varen er hebben gedreigd. Dit toont voor at het bericht omtrent cle houding,der Kaffers ;te Benoni, waar ongeveer "hon derd hunner uit de compound van cfe Rijn-mijn zijn uitgebroken. Zij weigerden aan het werk te gaan, verschansten zich in een boerderij en beantwoordden den eisch om zich over te geven met een hagelbui van steenen. Eerst toen héfj Boeren-commando vuur gaf, gaven zijj zich over, waarop zij naar de mijn wer den teruggebracht en het werk wees her- vatten. Volgens de jongste berichten is de toe stand op de spoorwegen vrijwel overal normaal. i De meeste mijnen zijn in vollen gang. De stampers wérken, de machinisten zijn op hun post, maar een deel van lief personeel maakt nog geen aanstalten hef werk te hervatten. De algemeen,e secretaris der vakver- eeniging van Zuid-Afrikaans«che mijnwet!- vrienden; ge zult in de toekomst hetere prijzen maken voor uw producten, en nog den dag zegenen, dat de Franschen over den Rijn kwamen zetten." De dorpers luisterden met gretige ooren; 't viel hun reeds mee, dat hun huizen nog niet in asch waren gelegd, en zij smeek ten, met den kastelein van „den vergul den Arend" voorop, den vreemden mosjeu; voor hen een goecl woord in tie leggen hij den kolonel, om de gevreesde brandschat ting te ontgaan. Ze verzekerden hem op! hun woord van eer, dat zij eigenlijk niets, tegen de Fran schen hadden, en Zoo men hun den gods dienst maar liet, clan was, het hun vrij wel onverschillig, of zij van de kat of van den hond werden gebeten. Ze waren tot nog 'toe door Den Haag geregeerd, maar zoo het ï'n cle Juekomst van uit Parijs of van uit Keulen zou geschieden het was lood om oud ijzer. Zij zouden „Leve de Koning" roepen, zooalsi zij vroe gen „Vivat Oranje!" of „Vivat Jan de Witt!" hadden geroepen, en beloofden trouw en gehoorzaamheid, indien zij maar hun bezittingen machten behouden. (Wordt, vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1