rakel
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 93.
1914.
Dinsdag (O Januari.
38e Jaargang.
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
TOEBES.
n,
aar!
Jrg,
AARTSEH,
:rke.
[alfvaars,
echt
echt
nde Kneciil
echt,
necht
neoht
ode.
ode,
ISJ£,
Meid
g. X
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. DHUIf, teMiddelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Dr.Kuyper's rede in de Eerste Kamer
Feuilleton.
Onder de Oranjevlag.
'8-
TE PRIJZEN voor
voor zieken en
legen wijn op
koortswerend,
ed vormend,
cheikundig toe-
n-
0,52
)e velend,
Middelburg.
apitaal) a4'/ï
mits voldoende
3, te Middelburg.
een vette Vaars,
ard, of in ruil
aard, bij
te Grijpskerke,
jogelande).
LMENVAAM-
1 ESSCHEN-
-NSE Lz. Huize
V. FRANCKE,
j)ud, tuinbouw-
k gehad heb-
nheid voor dit
half Maart ge-
tkweekerij.
reau van „De
ME, 's firaven-
t Mei
AR, Aagtekerke
bij M. MARI-
aart
arvan één of
arden kunnen
eschikbaar, bij
ren Frederica-
Landbouwer
ling
SE Az,
r Arendskerke.
Knecht
kunnende om-
aar, liefst uit
a K. MEER-
nogelijk
en.
om.
Pastorie
s.
en van mid-
ed. C. HAGE,
arne geplaatst
reeds 7 jaar
es fr.br. letter
'X, Middelburg
ar biedt zich
als
lieven left. Z,
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25
Enkele nummers0.65
UITGAVE Dl FIRMA'S
OOSTERBAAN LECOINTRE, te Goes
EI
van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 110 regels fl.iedere
regel meer 10 cent.
M, I U
Dr. Kuyper vervolgt:
Ik kóm nu tot. het tweede van de
zes punten die ik even wensch aan te
stippen, ais inleiding tot het principieele
betoog', dat daarna zal komen. Dit tweede
punt is, evenals het eerste, op de meest
sympathieke wijze door den Minister be
handeld.
De Minister is toch in de tweede plaats
in (bespreking geraakt over de quaestie
van Soemba en Flores, en hij «heeft la
ten doorschemeren, dat formeel metter
daad aan de bedoelde ordonnantie wel
iets hapert. Dit is mij geheel uit het
haat gesprokenik ben dit met den Mi
nister volkomen eens. Art. 21 rap de
ordonnantie over de instelling van de mis
sie op Soemba en Flores luidt: „In vo
renstaande bepalingen kunnen geen ver
anderingen worden gebracht dan met goed
vinden van de Zending der Gereformeerde
Kerken in de Nederlanden".
Ieder gevoelt terstond, dat dit formeel
niet geheel correct is. Daar is metterdaad
staatsrechtelijk een feil in. Dit is een
uitdrukking die-zou kunnen gaan, indien
er sprake was van PAD COnt-llflMoJ" lucte/UiA»
het Rijk en die Gereformeerde Kerk. Die
uitdrukking kon er ook in staan, indien
ex een concessie was verleend. Maar zij
kan natuurlijk hier niet door den beugel,
daar het niet aangaat, dat de Gouverneur-
Generaal zijn gouvernementeele macht on
der den ban stelt van een buiten het
Gouvernement staande vereeniging.
Ik ken den Gouverneur-Generaal per
soonlijk zeer van nabij, en ik ben volko
men zeker, dat wanneer er overleg wordt
gevoerd, deze dadelijk zal zeggen: dat
moeten wij op een of andere manier
uitdrukken. Ook hier kan ik dus niet
anders dan mijn volle sympathie aan den
Minister betuigen, altoos met dien ver
stande, dat men zich niet moet inbeelden,
dat de Gouverneur-Generaal de zaak zelf
die het hier geldt ooit. zelf zou te niet
doen. Dit zou natuurlijk vlakweg tegen
zijin overtuiging ingaan, en een terugkee-
ren zijn tot wat met de verantwoordelijk
heid van een ander Minister van Kolo
niën geschied is. Ik behoef den Minister
dan ook niet te zeggen, dat bij een aan
tasten van de zaak zelve eeu verzoek
om ontslag van den Gouverneur-Generaal
hier zeer spoedig per telegraaf zou bin
nenkomen. Maar ik ben daar niet het
minst „bang voor. De Minister wil dat
zelf niet.
Ik ben het das volkomen met den Mi
nister eens, dat liier staatsrechtelijk een
kleine fout is begaan. Wanneer men nu
Een verhaal uit het rampjaar 1672.
door L. PENNING.
31).
(Nadruk verboden.)
Hij dacht er niet aan, te ontvluchten; hij
Voelde er ook geen wroeging over, dat hij
cleii ia/ien iïiioleiicicir licid. overhoop' °esfto-
ken, want de Schout was er immers niet,
en hij had het ambt der hooge overheid
waargenomen. En nu hij toch moest ster
ven, li peet het hem maar, dat hij zich
op de stoep van het Hooge Huis niet
had doodgevochten.
Het deed er niet toe het einde was
toch hetzelfde. En hij had zich niets te
verwijten niets! Er zou ook niet veel
aan hem verbeurd zijn. De zon ziou mor
gen en overmorgen even goed opgaan als
heden; de Fransche springvloed zou zoo
als alles in dezte wisselvallige wereld,
ook wel een keer zijn hoogste punt be
reiken, en dan zouden de Fransclhen naar
blijs worden gestuurd met een stomp
in den rug, als zij geen beenen maak
ten!
HÜ had er schik van, als hij aan dat
oogenblik dacht. .Want komen zou het
ziet, hoe dikwijls hier in Nederland, waar
wij over al de macht van intellect be
schikken, voor een regeering van 6 mil
lioen menschen, dikwijls nog allerlei kleine
abuizen worden begaan, en men stelt daar
tegenover, dat men in Batavia en op
Buitenzorg over 40 millioen menschen met
veel minder capaciteiten en een veel klei
ner personeel te behandelen heeft, dan zal
ieder toestemmen, dat het begaan van
een dergelijke fout niet iets is waardoor
aan het prestige van het „Gouvernement
in Indië maai' in het minst afbreuk „wordt
gedaan.
In de derde plaats is er in de an
dere Kamer gehandeld over de circulaire
van 3 September 1913. Welnu, pok wat
die circulaire betreft heeft de Minister
aangetoond zoo goed, dat ik niet weten
zou hoe een ander het beter zou doen
dat de Gouverneur-Generaal hier volko
men vrij uitgaat.
Hij heeft aangetoond, dat hetgeen ge
beurd is in Posso in Midden-Celebes en
in Bolaag Mongondou in Menado met
terdaad gold een daar opgekomen verkeer
den toestand. Er was aan het Neder-
landsch Zendelineeenpptscb«-
een subsidie van 1 oOÜO, een bedrag dat
zelfs overtrof alle uitgaven die het Zen
dingsgenootschap voor die missie gedaan
had. Het spreekt vanzelf, dat dit niet
kon worden bestendigd. En de bestuurder
had zich zelfs verbonden tegemoet te ko
men aan de benoodigde gelden.
Nu heeft de Minister terecht aangetoond,
dat dit niet kon geweest zijn een poging
van den Gouverneur-Generaal om zijn
sympathie te winnen door na zijn optreden
toe te geven wat anders niet. toegegeven
zou zijn, maar dat het hier een zaak
gold die reeds sedert 1907 aan de orde
was, die in 1910 weder was opgenomen,
en nu regelmatig was afgedaan door een
voudig te bepalen, dat voortaan de di
recteur van onderwijs over het hier te
geven subsidie beslissen zou. Ik kan niet
anders zeggen dan dat ik ook in deze
met den Minister volkomen akkoord ga.
Een vierde punt is ter sprake gekomen,
rakende de Sarekat Islam.
Wat liet daarmede gebeurde betreft,
heeft de Minister niets anders gedaan d,an
zijn volle sympathie te betuigen met de
houding van den Gouverneur-Generaal. Ik
heb dit te meer op prijs gesteld, omdat
die beweging van de Sarekat Islam in
Indië niet op zich zelf staat. Gelijk wij
•weten heeft in Engelsch-Indië in 1905
een soortgelijke, maar veel brutaler be
weging plaats gehad, van de Swadéci.
Die beweging is uitgebroken te Chander-
dat geloofde hij wis en zeker. En het was
(maar jammer, dat hij den glorierijken
lijd niet meer zou beleven.
Maar hij kon er niets aan doen; 'twas
nu eenmaal zoo; en ze zouden hem in
een vergeten hoek begravenachter op
het kerichof waar die hooge meidoorn
groeide.
Menigmaal had hij den dood onder de
de oogen gezien; Bij Maastricht was anno
1632 een kogel door zijn stormhoed ge
floten, en bij Breda was cle dood hem
rakelings voorbij gegaan. Dat was ge-i
schiedt anno 1637 ja, hij wist heit
nog heel goed. Het was tijdens een vij
andelijke overrompeling; hij had gevoch
ten tot het uiterste, en ze hadden hem
voor dood weggedragen.
Maar hij had het er nog bovenop ge
haald; hij had een taaien adem, zooals de
chirurgijn had gezegd, en toen hij her
steld was, en weer ia 't gelid stond, had
Prins Frederik Hendrik hem naar voren
geroepen, de hand gedrukt en gezegd
„Het is mij een eer, de hand te mogen
drukken van zoo'n dapperen Geldersch-
man!"
Dat was liet gloriepunt geweest van
zijn leven; sinds dien dag was de liefde
voor Oranje tot een gloed geworden.
Daarom kon hij De Witt, den langen Jan,
niet uitstaan. En de lange Jan was er
de orde gekomen
^ij lezen op bladz.
nagor en is van daar iorgegaan en heeft
geleid tot een bovcc voor langen tijd
over een hreede stók van alle Euro-
peesche waren. Dit ijs dus een zuiver
economische quaestie,naai' die toch te
vens een nationaal kakter droeg en wel
een nationaal-religieuékarakter. Ook in
ons Indië had zoo d beweging tevens
een Islamietisch karate)'.
De Minister heeft p de handelingen
van den Gouyerneur-leneraal dan ook
ten deze geen enkele anmerking gemaakt,
integendeel, hij prijst bt. staatkundig be
leid van den LandvooJ, dat daarbij uit
gekomen is.
Als vijfde punt is aa;
de schoolquaestie.
Er volgt uit hetgeen
217 van de Handelingei van de Tweede
Kamer, dat de Ministeij pertinent beloofd
heeft dat hij de subsijie-regeling zooals
die bestaat, zal handhaven, ja zelfs dat
hij geen vinger zal uitsteken om er eenige
wijziging in te brengeh.
In de tweede plaats heeft de Minister op
bladz. 216, eerste kolom, van die Han
delingen uitdrukkelijk verldaard, dat, daar
richt, de ouders van0 'Imaeren die
daar school gingen, zich zeer spoedig met
het daar gegeven onderwijs ingenomen
verklaarden, en dat. er dus zelfs tegen
missie-onderwijs als zoodanig geen beden
king bestond.
Wat het punt van cle facultatiefverkla-
ring betreft, heeft de Minister geheel mijn
sympathie en is hij, naar mijn meening,
zelfs verder gegaan dan noodig was. Het
facultatieve onderwijs behoeft niet te wor
den doorgevoerd, zoo liet hij zich uit,
wanneer een gouvernementsschool staat
naast die der missie. Van mijn kant meen
ik, ld at, wanneer kinderen van ouders
die voor die kinderen geen godsdienst
onderwijs wenschen, de school bezoeken,
aan dien wensch der ouders altoos vol
komen behoort te worden toegegeven. Men
moet geen onderwijs opdringen waarvan
de ouders liever niet gediend zijn.
Er is door cle heeren Van Deventer
en Tydeman over gesproken, dat hoven-
dien ook het overige onderwijs dan ge
heel neutraal moest zijn. Neen, zegt de
Minister, dat behoeft niet, en in dit op
zicht heeft hij zich weder geheel geschaard
aan de zijde van hen, die van ouds
het antirevolutionaire beginsel hebben
aangenomen; zelfs heeft hij) wat. nog al
frapjpant was, gezegd: men schrijve ge-
rustelijk op het hord in de school: „De
vreeze des Heeren is het beginsel van alle
wijsheid". Een buitengemeen sterke uit-
de schuld van, dat het er hier in Gelder
land zoo ellendig uitzag; dat. de affuiten
van cle kanonnen stonden te verrotten, en
de meeste kommandanten, zooals die
schelmsche Do Montbas, laffe kerels wa
ren, die het niet verdienden, dat de zon
hen bescheen.
„Prends garde!" schreeuwde cle korpo
raal.
De schoutenknecht was, door zijn ge
dachten medegeslecpt, overeind gespron
gen, vol toorn oveir die nietswaardige
Nederiandsche officieren, maar de kor
poraal wist dat niet, en dacht onmiddellijk
aan een poging om te ontvluchten.
„Uilskuiken!" zeide Teun, „denk maan
niet, dat ik jou he>t pleizier zal aandoen,
om bij je heer nog een plasdankje te
verdienen, door mij te vangen. Ik heb wel
twat beters te doen!"
En hij verdiepte zich weer in den goe
den ouden tijd, toen de Oranjevaandels,
wapperend op rle vleugelen van den
wind, op deze 'Dostergrenzen vlogen van
vesting lot vesting, van muur tot muur,
en het Wilhelmus de vijanden op den loop
joeg, als de jachthoorn liet wild gedierte.
Nu sprong hij ten tweeden male over
eind met een onstuimigen ruk, als een ouel
cavaleriepaard, dat de welbekende trom-
petstooten hoort.
Het was de Wilhelmus-melodie, die tot
lating van den Minister, want .wij weten
allen,'dat dit het punt is waarom wij
in den lande ais fijnen, als dommen, in
den hoek worden gezet, juist omdat wij
meenen, dat de vreeze des Ileeren het
begin is van alle wijsheid. Gaat uw gang,
zegt de Minister, ik heb er niets op tegen,
dat dit in de school op' het bord wordt
gezet. Hij heeft zich overigens zoo vrij
als het kan op het punt van de fac-ulta-
tiefstelling uitgelaten, en zich verzet tegen
hen die deze willen inperken, zoodat hij
zich geheel begeeft in de richting als
waarin steeds door ons is gegaan. Al
leen op het punt van de „behoefte" scheen
het een oogenblik alsof er iets haperde.
Maar ook dit kan toch niet het geval
zijin, Want hij heeft zich vereenigd met
de clausule van den heer Keuchenius.
Nu behoef ik den Minister niet te zeg
gen, dat de heer Keuchenius uitdrukkelijk
heeft gezegdindien zulk onderwijs b ij-
v a 1 vindt, dan blijkt reeds daaruit de
behoefte, en dan volgt daaruit zeer na
tuurlijk alleen deze beperking, dat wan
neer op een school geen genoegzaam aan
tal kinderen komen, dan geen subsidie
-**-•- o U A O -^U" -rv «"vn.rl VAA-
dra op een school de kinderen in genoeg
zaam aantal verschijnen, men kan zeg
gen, dat dit onderwijs b ij val vindt en dus
de behoefte is gebleken.
Nu is er intusschen eeu punt, dat n.l.
de Minister in zijn laatste Memorie van
Antwoord zich, nu ja, eenigszins .wei
felend heeft uitgelaten. Mij heeft dit niet
bevreemd. De Minister zit in het schuitje
en hij' moet met dit schuitje oproeien
tegen een dubbelgaanden stroom. Hij heeft
een riem rechts en een riem links. Zoo
dikwijls hij nu met den riem rechts aan
het trekken gaat, ergeren zich de heeren
Van Deventer en geestverwanten, en moet
dit toch weer aan die heeren goed ge
maakt. Maar ziet hij nu, dat toch al
leen met den riem rechts vooruit te komen
is, dan doet hij ook met den riem links
wel een zwaai, maar even boven het
Water, zoodat hij1 het water niet raakt,
onderwijl de riem rechts diep in het wa
ter g'aat, en zoo komt. de schuit dan
toch recht vooruit. Het komt mij! daarom
voor dat men den Minister wel eenigs
zins onrecht heeft aangedaan. Ik wil dit
zelfs toepassen op „het gebroken hart".
Wij hebben ons allen kunnen overtuigen
van den volmaakten gezondheidstoestand
van den Minister, en weten, dat zijn hart
nog op de rechte plaats zit, ja, dat hij
zich nog duchtig weet te weren. Ik be
schouw die uitdrukking, in de verkiezings
dagen geuit, dan ook niet anders dan
hem doordrong in dien somberen hoek van
een wagenschuur, waar hij als een dolle
hond aan een z'waren balk was vastge
houden. En die melodie maakte op den
veroordeelde een onbeschrijfelijken indruk.
De gedachte, dat de Prins van Oranje
en generaal Wirfcz in aantocht waren, om
de vijanden met de kous op den kop
naar Luis te jagen, maakte zich meester
van zijn geheele. ziel. terwijl de oude
veteraan plotseling, door dat gevoel over
mand, in tranen uitbarstte.
Hoe re, Heere!" zeide hij, „laat me dat
nog beleven
Hij sprak weinig over den godsdienst,
maar thans barstte het uit zijn ziel op
met een machtige kracht.
De korporaal sprong naar binnen met
gebalde vuist, en schreeuwde hem een
stortvloed van Fransche scheldwoorden
naar het hoofd, maar hij stoorde er zich
niet aan, en luisterde met gespitste'
ooren.
Het was immers mogelijk, dat de oude
veerkracht van den tachtigjarigen oorlog
was teruggekeerd waarom niet? Er
kon immers een wonder zijn gebeurd? Er
liep gisteravond toch reeds een vaag ge
rucht door het dorp, dat de Friesche
inuskettiers, die bij het Tolhuis zoo man
moedig tot het bittere einde hadden ge
vochten, den generalen staf van Lode-
1 IJ
als een uiting van tempérament. Ik hen
langzamerhand op jaren gekomen, ik' heb'
met gevoelige menschen omgegaan en ik
heb altijd opgemerkt, dat men veel te
weinig rekening houdt met iemands tem
perament. Men komt dan zoo licht onder
sterke stroomingen, waardoor men zijn
eigen persoonlijk denken min of meer ver
liest; men komt dan zoo licht, onder den
indruk van de psychologie cle la foule1)
en zegt dan de dingen anders dan men ze
zelf gevoelt. In die dagen is dan ook
den Minister overkomen, wat ook ons
onder die pressie zoo dikwerf overkomt,
dat men een oogenblik enkel hoort wat
van rechts of links wordt gesproken, en
in die foule van gedachten zich zelf ver
liest, en met de uitingen van anderen
medegaat.
Ik heb daarom straks die uiting moeten
aanhalen, omdat men er ook van buiten
a£ zich op beriep, maar ik voor mij kan
haar best verklaren en geloof niet, dat
de Minister daarom zulk een amphibie
behoeft te zijn. Ofschoon ik die woorden
niet goedkeur, en ze eerder zou heb-:
ben verwacht bij1 dames, die nog al eens
spoedig heflig ontroerd zijn of lijden aan
een gebroken hart, zoo begrijp ik toch, dat
er wel eens oogenblikken zijn, waarin
men onder 'den druk van de foule den
kluts kwijt raakt. En daar komt dan nog
bijl, dat als nu links maar met den riem
boven het water blijft, rechts met den
anderen practisch door den stroom heen
gaat. i
Nu is het natuurlijk heel moeilijk voor
den Minister om, nu hij dit eenmaal heeft
gezegd, het weer terug te nemen, maar
ik zou willen vragen: laat de Minister
dit ten minste ,doen, laat hij duidelijk in
deze Kamer het uitspreken, dat hetgeen
daar in theorie staat, niet door hem be
doeld is als dwingend te zijn voor den
Gouverneur-Generaal, die er nu is, noch
ook voor den Gouverneur-Geniaal, die ko
men kan, noch ook voor zijn eigen opvol-:
ger, want dat hij, clooi' hetgeen daarnaast
gezegd is, duidelijk genoeg verklaard heeft,-
dat, zoo de facultatiefstelling er normaal
doorgaat, dit hij hem vanzelf een wegne
ming is van alle theoretische bezwaren,
die sedert waren opgekomen.
Ik meen hiermede duidelijk genoeg te
hebben aangetoond, dat ik het met 'den
Minister eens hen en de Minister het eens
is met de antirevolutionaire partij, en
dat wij' ons aan de rechterzijde op geen
enkel van de genoemde punten hebben
Letterlijk de massa-waarneming. Bedoeld
dus naprating van hetgeen de massa zegt
schreeuwt.
wijk XIV hadden doodgeschoten, dat de
gevreesde .ming zelf met verpletterd been
een boer woning was binnengedragen, en
dat de de leeuw Michiel de Ruyter van
de Er- ische en Fransche vloten wrakhout
had -maakt.
7 kon best waarom zou het niet
kunnen? Was Wesel anno 1629 niet als
door een mirakel in de handen der onze
gevallen? Had Teun er niet zelf bijge
staan. toen de rapportganger de lijding
aan Prins Frederik Hendrik had gebracht?
En hadden zijn eigen ooren hel niet ge
hoord, hoe de Prins in de blijdste ver
bazing had uitgeroepen: „O mijn zoon,
mijn kind, mijn zoon! is het alzoo ge
schied? Dan is het louter een werk van
God en niet van menschen?"
„Praat nu niet van hetgeen niet kan!"
zeide de wakkere schoutenknecht in zijn
alleenspraak, ,,'tls nog maar zes jaar
geleden, clat onze Michiel met de vloot
de Theems opvoer, en den roodrokken de
stuipen op het lijf jo-eg. Alles kan! Maar
het ééne gaat moeilijker dan het andere."
Toen echter schrok hij voor een oud,
verrimpeld vrouwengelaat, dat daar in de
ingang der schuur 'zichtbaar weird.
(Wordt vervolgd.)