NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
ïcT
I\o. 88.
1914.
Woensdag' 14 Januari.
38e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Feuilleton.
Ier
Ier
lode
uïmd
chrijvins
ren
K
'afel en
ie,
rke.
I Wagen maker
len of
lagd
scht,
lenberg,
leisje,
tbode
ierder-
le
VERSCHIINT ZESMAAL PER WEEK
UITGAVE DER FIRMA'S
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
F. P. DHUIf, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN
DE GRONDWET.
Onder de Oranjevlag.
Staten-Generaal
(Wordt vervolgd.)
rbid.
r kilobits,
istraat.
'rancke As
.1 Straatweg
ade uit huis
■d en bouw-
are 29 Aren
en vóór 23
en kantore
iddelburg, al-
ekomen ziki.
IP.
leven
I op een wel
lieven letter
oes.
|we Haven,
ïn Wasclb-
50.
Ijpskerk®.
Woning
IPE
jlphaartsdij'k
li hoog ioon
|rk en lioef-
pekend met
Texel.
Middelburg
hraagd
[ruiningen.
raagd
hn Beschuit-
Ie ten burgh"
trein Den
levr. HOOS
aken. Loon
[vrij en veel
fe getuigen
IJERVan
Ivraagd
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS:
Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25
Enkele nummersG.65
EN
van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels f 1.—iedere
regel meer 10 cent.
De grondwet, gelijk die in
1S48 ge vijzigd is, aanvaardt zij
als uitgangspunt om langs wetti
gen weg tot een hervorming van
onze staatsinstellingen naar
eisch der Christelijk-historische
beginselen te geraken.
(Art. 7 van „Ons Program".)
Staatsregeling, Constitutie, Grondwet!
Drie namen van hetzelfde begrip- aan te
'duiden. Maar toch is er verschil.
Dr. Beniner heeft een boek geschreven
„Onze Staatsregeling". Jhr. mr. A. F. de
Savornin Lohman over „Onze Constitu
tie", terwijl hij "eigenlijk onze Grondwet
bedoelt. Andere groote staatslieden en ge
leerden schreven over „de Grondwet".
Buys, onder anderen schreef er vier dikke
doelen over. Thorbecke schreef zijn stan
daardwerk „Aantëekeningen op de Grond-
.wet". Later schreef Heemskerk, wijlen de
vader van onzen oud-minister (zelf was
hij ook in drie ministeries de premier
geweest 1) over „De praktijk der Grónd-'
jvet".
Ofschoon wijl onzen geest niet kwel
len willen met de puntjes van verschil
tusschen deze drie benamingen na te gaan,
.willen wij wel even den vinger leggen op
hetgeen iedereen zien kan.
Staatsregeling doet denken aan
de regeling van de verschillende rechts
verhoudingen in den Staat. De naam hangt
eenvoudig af van hetgeen men onder Staat
verstaat. Niemand weet eigenlijk wie of
wat en waar die Staat is. De Staat is
iets en niets, iemand en niemand tege
lijk. Een voor alle tijden en volken geldend
begrip van Staat is er niet, zegt mr.
Lohman en hij definieert den Staat, kort
weg als „een volk wonende op een be
paald gebied, staande onder een over
heid die dat gebied beheerscht". Naar
deze opvatting is een Staatsregeling een
regeling van de verhouding tusschen de
Overheid die het Staatsgezag uitoefent en
het volk, dat aan dat Staatsgezag behoort
te gehoorzamen.
Nu kan dit gezag berusten bij gansch
het. volk, men spreekt dan vain een re
publiek of bij een enkel persoon,
men spreekt dan van een monarchie,
't zij een koninkrijk, keizerrijk, hertog
dom enz.
Zulk een monarchie kan zijn een ab
solute of onbeperkte, of wel een tonsti-
tutioneele of onbeperkte monarchie. Ab
solute monarchieën bestaan er eigenlijk
niet. Rusland heette alzoo, vóór den tijd
dat er een Rijksraad en een Doema (volks
vertegenwoordiging) waren ingestelddoch
ook toen zelfs regeerde de Czaar niet
Een verbaal uit het rampjaar 1672.
door L, PENNING.
(Nadruk verboden.)
26)
„Neen zeide hij' toen op kalmen toon,
„ik ben met bang voor de Franschenl"
Teun streek over zijn langen, rossigen
haard.
„Ventje!" zeide hij', „arme bloed! Ge
had moeten vluchten; ge zup het pester.
veJi van -angst als die wilde soldaten
losbrekenGij' kent ze met - 0. gij gaat
dood van 'aingstl"
„Ik ben van den angst verlost, Teunl"
Zoo wie heeft dat. kunststuk vol
bracht
Toen breidde de tengere, bleeke jongen
de handen over de bomt, en zijn stem
■kreeg een plechtigen, indruk wekkenden
klank, toen hij zeide:
„Dat heeft de almachtige God gedaan,
toén ik in bet torenhok was opgesloten!"
De schoutenknecht stond verstomd: hij
keek den jongen vorschend in de oogen.
Ik ben goed bij' zinnen", zeide deze;
„neen, ik behoef nog niet naar het doi-
onbeperkt, was zijn gezag niet onbegrensd,
omgeven als hij' was door tal van Rijks-
grooten, die hem van velerlei onkundig
lieten.
Voor den antirevolutionair komt. het er
evenwel op aan, dat hij vasthoudt aan
deze waarheid, door de Schrift getee-
kend, en door onze Christenstaatslieden,
Groen van Prinsterer voorop, gepredikt:
DienaresseGods is de Overheid i n
eiken regeringsvorm.
Deze eenvoudige waarheid, zegt Groen
van Prinsterer, is ten allen tijde dooi
de Christenen ten grondslag der Staats
regeling gesteld. Men wist evengoed als
nu, dat alle overheden aan deze bestem
ming voldoen, maar men wist er bij, het
geen men thans menigmaal vergeet dat
plichtverzuim en plichtverza
king geen gezag doen verval-
1 e n, hetwelk in de natuur der wederzijd-
sche betrekkingen is gegrond en dat. de
feilbaarheid van den mensch den aard
en het wezen der instellingen niet ver
anderen kan. Men zag in eiken staat,
gelijk in ieder gezin, een ordening
Gods, zoodat het gezag geheiligd, de
gehoorzaamheid geadeld, en de plicht van
onderdaan en Overheid door Gods wol
en wet bepaald en aangedrongen werd.
liet gezag was niet willekeurig en onbe
perkt, het recht van verdediging en we
derstand was ook niet. onbeperkt.
Hier is sprake van hetgeen men wist,
dat onder ons vaststond. Er waren nu
eenmaal van die onbeschreven rechtsver
houdingen die eeuwig konden gelden. Op
deze ongeschreven en toch stilzwijgend
tusschen vorst en volk vaststaande rege
len past de. naam constitutie' Het voor
voegsel con beteekent. mede en doet.
denken aan iets dat vaststaat tusschen
twee. Zoo beteekent consciëntie m ede
weten, en drukt uit dat niet alleen hij)
clie zeker kwaad bedreef, het weet, maar
ook nog een ander! En zoo beteekent
constitutiehetgeen tusschen' twee partijen
vaststaat. Zoo heeft Engeland zijn con
stitutie, dat. wil zeggen een reeks van
wederzijds vaststaande eu erkende rech
ten en plichten onder welke de vorst
regeert, en het volk zich verplicht te ge
hoorzamen. Het geheel van deze bepalin
gen wordt met den naam „constitutie"
aangeduid, en is ook door „staatsregeling"
te bepalen. Heeft deze vaststelling
schriftelijk plaats gehad, dan eerst
kan men spreken van een grondwet.
Dit laatste vooral vast. te houden. Mr.
Lohman in zijn „Onze Constitutie" blz.
27 zegt: Natuurlijk begint ons staatkun
dig en onze eftaatkundige ontwikkeling
huis, TeunIk ben intusschen blij1 je te
zien".
En de stem dempend, rechts en links
speurend, of er geen onraad was, ging
hij voort
„lk heb' de vlag der Friesche niuske-
ties meegebracht.; ik heb ze weggestopt, en
'tis .goed, 'dat jij! de plek weet, Teun,
als de Franschen mij1 eens in hechtenis
mochten nemen".
En den arm plotseling uitstrekkend in
een bepaalde richting, vervolgde hij „Zie
daar den vijand!"
Het was een afdeeiing Fransche infante
rie, die als een reusachtig, onheilspellend
monster voortschoot over den helder ver
lichten, breeden veldweg. Het rumoer werd
sterker; fakkels en flambouwen werden
gezien; en onder dat rosachtig licht en
het vredige verschijnsel der maan schoof
het monster voor!, zijn vangarmen uit-
'strekkend naar het dorp, terwijl achter
Andnes en den schoutenknecht een wilde
kreet van angst de lucht verscheurde.
Thans had de infanterie den "rand van
het kleine boseh bereikt, vanwaar het.
nachtegalen lied was opgestegen. Hel bosch
nam haar 'opniets zagen de beiden meer
dan het Bikkeren der fakkels en flambou
wen, die als dwaallichten rondzwierven
in de duisternis van het. woud. De nach
tegaal sloeg nog eens met een lang aan
niet met de Grondwet van 1814. Velen
schijnen te meenen, dal onze staatsinstel
lingen haar grond .vinden in die wet,
en achten het daarom onnoodig na te
gaan in hoever zij in de historie
geworteld zijn. Zij bepalen zich tol na-
vorsching van „den wil van den wet
gever" van dit of dat jaar. Die meening
evenwel 'is niet- juist. Al heeft eerst de
Grondwet van 1814 onze tegenwoordige
Staatsregeling ingevoerd, toch steunt, èn
het gezag van ons Koninklijk Huis èn
de plaats die onze Sta ten-Generaal in
onze staatsinstellingen innemen op het-
ge en aan die Grondwet is voor
afgegaan. Wat in 1814 en later ge
schied is sluit zich aan hij historische
toestanden en kan gezegd worden daar
van de formeele erkenning "te zijn ge
weest".
Onze grondwet dagteekent van 1814 en
is als zoodanig de uitspraak onzer volks
historie.
In v o 1 s t f e k t e n zin zijn wij geen
voorstanders van een Grondwet. Ook zon
der Grondwet kan een volk best. leven.
En wat met name door liberale volks
redenaars in 1873 bij het herdenken van
het 25-jarig bestaan der Grondwet van
1848 gejubeld is aLs van "een palladium
onzer vrijheid, een jubel, die in 1898,
bij het 50-jarig bestaan der Grondwet,
zij het ook in ietwat bescheidener taal,
is herhaald, is eenvoudig overdreven. Ook
z o n d e i' deze Grondwet zou deze vrijheid
even weinig gevaar loopeiv gelijk zij ook
m e t deze nog lang niet is. wat. zij we
zen moet.
I n betrekkei ij1 'ken zin zijn wij
echter voor een Grondwet als product
van samenstemming tusschen Vorst en
Volk om hunne wederzijdsche rechten en
plichten to regelen en vast te leggen.
Een Grondwet is het tegendeel van een
Charter, gelijk met name de koningen
in vroeger eeuwen, onder anderen in En
geland, aan hunne onderdanen s c h o n-
k en.
Een Charter is een wet, geheel uit eigen
beweging, uit vrije goedgunstigheid, dooi
den souverein, als van uit de hooge sfeer
zijner waardigheid over het volk uitge
stort. Een wet die denken doet aan de
valsche leer, dat het Volk er is om den
Vorst. In den grond is ook zulk een
wilsdaad van het Koningschap revolutie.
Revolutie, maar van den Vorst uitgaande.
De leer. dat de Vorst ei' is om het Volk
wel aanvaardende, doch ze slechts toe
passende, voorzoover het den Vorst zei
ven goeddunkt. Het volk wel vrijheid ver
gunnende, maar toch ook niet meer dan
gehouden slag, die laugzaam en weemoe
dig wegstierf boven het geboomte. En
toen. verstomde hij'.
„Kom!" zeide de Schoutenknecht, „het.
wordt tijd 1"
„Nog niet!" antwoordde de jonge Hol
lander.
„Wat wil je dan?"
„Ik wil zien, of .fan Pietersen hun
gids is!"
„Die ellendeling?" barstte Teun uit; „o,
het is verschrikkelijk, dal de Schout, dien
schelm heeft laten loopen. Nu, ik ga
doe wat je wilt! En als de Franschen
je in het eenzame veld vinden, en je
ophangen als spion, dan kan het mij1
niets schelen, hoor versta je me. An
dries
„Denkt gij1 aa,n de vlag!" hernam de
jongen.
„Arme bloed!" hernam de oude ve
teraan medelijdend, ,,ge weet nog niet,
wat er aan een oorlog vast is! Ga nu
mee. nfn jongen! Het zal je niet mee
vallen - o, 'tis tuig! Andries, m'n beste
jongen, ga mee!"
Maar Andries schudde het hoofd, en
hu raakte Teun om zooveel koppigheid
geheel uil zijn humeur, zeide geen woord
meer, en holde de hoogte af, hel, volk
na, dat onder gejammer en weeklaag het
dorp binnentrok.
aan 's vorsten koninklijk believen bevalt,
en dan nog met het recht van herroe
ping.
Een Grondwet daarentegen kan niet tot
stand komen tenzij de drager van het
souvereine gezag met de onderdanen over
leg pleegt, en zij samen, met wederzijdsch
goedvinden, de grenzen atbakenen door
het Souvereine gezag te bereiken en dooi
de volksvertegenwoordiging in ach! te
nemen.
De Grondwet van 1887 is een verbete-
terde editie van die van 1848; die van
1848 is. een herziene uitgaaf van die van
1840; die van 1840 vervangt de slechte
Grondwet van 1815.
De Grondwet van 18-48 was vrucht van
een zeer gewenscht.e herziening. Die her
ziening geschiedde echter niet in onzen
geest. Dit geldt voor een deel ook voor
de Grondwet van 1887. Dank zij de waak
zaamheid en voorzichtige gevatheid Nan
den Goeschen afgevaardigde is hier en'
daar (wij denken onder meer aan art. 59)
door de Tweede Kamer bij de behandeling
van Heemskerks ontwerp van de wet tot
Grondwetsherziening in 1887 nog wel een
enkel stukje antirevolutionair staatsrecht
in de Grondwet terecht gekomen. Hetgeen
tóe té 'juichen is. 'Het "'is toch door de
toepassing van het antirevolutionaire
staatsrecht alleen dat een grondwet kan
worden nageleefd en dat zij waarborg
krijgt van bestendigheid en kracht.
Niet dat de Grondwet ons voorrechten
zou hebben Ie verleenen. Indien de
Grondwet zoo iets deed, aan welke partij
ook, ons staatsbeleid zou er door worden
vervalschf.
Neen. de antirevolutionair huldigt de
leus van leven en laten leven.
Hij heeft zijn denkbeelden over een
staatsinrichting, zooals hij die wenschen
zou, wanneer ;Ule burgers des lands van
een zelfde richting waren als hijmaar
hij heeft ze ook ten opzichte eeuer staats
inrichting bij een gemengde bevolking als
die wij nu hebben. En alleen deze
laatstgenoemde, niet de eerstgenoemde,
wenscht hij over fe boeken in de Grond
wet. En 'hij doet dit op grond van cle
gebleken deugdelijkheid vaneenerop ('hris-
telijken leest geschoeide Staatsinrichting
in die gereformeerde landen, waar ook
eveneens met andersdenkende kleine min
derheden moest worden gerekend.
Dat hij hij vragen van gelijk recht voor
allen, hierbij den atheïst, den armen,
trotselien dwaas, die zegt, wenscht of
dadelijk gelooft dat er geen God is, den
abnormalen, ongeneeslijk kranken man uit.
de kleinste minderheid der natie uit
Nu beklaagden déze mensclieti zich, dat
ze gister hun vluchtende dorpsgenooten
niet waren gevolgdnu verweet de vróuw-
liet aan den man. en het kind aan zjjn
ouders, dat ze gebleven waren, terwijl
het gevaar toch reeds zoo dreigend was.
En met ontstelde gelaatstrekken hoorden
zij achter zich het luide tromgeroffel en
de trompetsignalen van den zegevieren
den, overmachtigen vijïind.
Niemand van het dorpsvolk was meer
te ziende hoogte, waarop zij hadden
tgestaan. lag daar stil eu eenzaam, en
toen Andries na,ar het Moleneinde keek,
zag hij slechts een ouden grijsaard, die
het hollende volk 'niet had kunnen bij1-
houden, en op zijn houten krukken, zoo
hard als hij kon, voortstrompelde, het
volk achterna.
De jongen daalde van de hoogte af.
en schuilde achter een paar elzenstruiken,
die langs den veldweg stonden.
En door hel gebladerte van die strui
ken zag hij het Fransche monster, dat
'alles zou opslokken en vernielen, naderen.
Hij beefde over a.l zijn leden, maar
met een heldhaftige poging overwon hij'
zijn opkomende vrees. Nu verdubbelde
het ramoer hij hoorde gejuich en getier,
en de aarde dreunde onder het geweld
der naderende voetstappen.
Rakelings ging hem het krijgsvolk voor
zondert. spreekt van zelf. Niet om hem
zijn recht te onthouden, maar om '1 hem,
gelijk hij den eed, slechts bij uitzondering
toe te Kennen, totdat hij zulk een aanhang
verwierf, dat. de g o d 1 o o c h e n i n g uit
be gin se 1 in ons goede land niet meer
tot de uitzonderingen behoorde.
Overigens onthoude men wèl. „slechts
door onze staatsinstellingen in verband
te brengen met onze historie verkrijgen zij
kracht en leven, en wordt voor het. volk
de Grondwet iels ander-s dan een regle
ment dooi- eenige staatslieden aan onze
natie aangeboden en door haar aangeno
men, met opdracht aan den wetgever om
zich naar dat reglement te gedragen, het
uit (e pluizen en zoo ons volk tof ont
wikkeling te brengen. Niet de Grond
wet. zelve behooren wij lief te .hebben,
maar wel onze staatsinstellingen, omdat,
en voorzoover zij uit het leren van ons
volk zijn voortgekomen." Woorden van
den heer Lohman. En Da Costa zong
in een (zijner (zangen
Neen! geen Grondwet kan behouden, hoe
vergood eens of vertreên,
Zoo geen raad bij God gezocht wordt
met rerneedring en gebeèn:
Vruchtloos anders elke Grondwet't blijkt
een levenloos papier,
Speelhal daar van ijdle vonden, bron van
nieuwe driften hier
Tweede Kamer.
Moederlijke bezorgdheid
voor onze soldaten. De
positie van den sergeant-ma
joor-instructeur. Het
grijsgroene laken. Kader-
nood. - De derde herhalings
oefening. Militaire lucht
vaart.
Onze militair© stand is toch benijdens
waardig, bemind als deze is bij iedereen.
Onze landverdedigers hebben bij de re
geering een uit voetje en dat gunnen
we hun van harte en ook bij de burgerij
staan ze goed aangeschreven, getuigen
o.a. de herdenkingsfeesten van het 3e en
het 8e, die Van de allerbeste verstand
houding getuigenis aflegden.
Ach, mocht Keizer Wilhelm een der
gelijke toestand onder z'n eigen volkje
weten te scheppen, dan behoorden Za-
bem-relletjes en Crimineele schandalen
voor goed tol het verleden.
Of onze militairen ook goed aange
schreven staan bij regeering en volks
vertegenwoordiging
Dat ziet men het beste, wanneer hunne
bij; de musketten flikkerden en vlamden
in het. licht der toortsenhun licht weer
kaatste zich op hel strijdhaftig gelaat van
die honderden krijgslieden, en vóór aan de
spits, naast den officier op het. steige
rend paard, liep Jan Pietersen.
Zij trokken oorbij ouder hef. daverend
geroffel van alle trommen; met gejuich
en tronipetgeschaJ. En het Fransche re
giment stroomde hef, dorp binnen als de
zee een Holla,ndschen polder, wanneer de
dijk is bezweken.
HOOFDSTUK VUL
Midden in het dorp gekomen, hield het
krijgsvolk halt, terwijl geen vijf dorpers
in de heele straat meer waren te zien.
De menschen waren naar binnen gevlucht;
zij hadden het licht uitgeblazen, de gren
dels waren met een schrijnend geluid voor
de deuren geschoven, en de bewoners
met hun schreiende kinderen in deu dom
kersten hoek van hun behuizing wegge
kropen, in de verslagenheid hunner har
ten, in hun hartstochtelijkeu angst voor
een gevaar, dat als een onweerstaanbaar
onweer hen met 'hun kinderen zou ver
pletteren. i
„Nu wajar woont, de Schout?" vroeg
de officier met barsche stem.