NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
Woensdag 17 December
38e Jaargang
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
i\o. 67. 1913.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. DHU1), te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËNj
Oe oudjes en hun voorlichters.
Onder de Oranjevlag.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25
(Enkele nummers0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
EN
vanji5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten';van 1—10 regels} ƒ1—, iedere
regel meer 10 cent.
Zij, die .zich met I Januari a.s. op ons
blad abonneeren, ontvangen het tot dien
datum GRATIS.
De Staatspensioneerders, anti-clericalen,
vrijzinnigen en sociaal-democraten hebbep,
den 9en December, den dag waarop1 de
oudjes hun eerste stukje Staatsbedeeling
ontvingen tot een reclamedag voor eigen
zaak gemaakt.
„Het Volk", het sociaal-democratisch©
blad, dat geen Christelijk opgevoed en
denkend man, die er niet ter wille van
zijn beroep buiten kan, behoort te lezen,
wijdde aan dien dag een hoofdartikel,
hetwelk o godsdienst privaatzaak toch
begint met deze profaneerende woor
den: „De psalmist spreekt van een steen,
dien de tempelbouwers met verachting op
zij wierpen, maar die tot verbazing der
aanschouwers door God tot hoeksteen
weid bestemd. Het is, alsof de psalm slaat
op het staatspensioen".
En dan richt het altijjcl strijdvaardige
•blad zijn stukken op de „bourgeois"-par-
tijen Treub, De Visser, Aalberse, allen
krijgen een beurt; de laatsten vooral om
dat zij al bestrijdende bezig wafen „het
Staatspensioen met de Invaliditeitswet bin
nen te smokkelen".
Vervolgens heet het aan 't adres der
liberalen
„De vrijzinnigen waren toen met hun
bekeering al klaar; maar menig woord
bewees nog, hoeveel harteleed de aan
vaarding van het staatspensioen aan man
nen als dr. Bos had gekost. En in „Onze
Eeuw" verdedigde mr. De Beaufort voor
de vrije liberalen het concentratie-program,
het staatspensioen inkluis, omdat wat
daarvan was aanvaard, zoo'n piete-peute-
rig beetje was, dat, wie daarop zag, voor
een kniesoor moest worden uitgeschol
den".
Deze laatste beschuldiging is juist. Doch
niet juist is wat hij er 'op- volgen laat:
„Nu brullen de Christelijke demagogen tot.
de Christelijke arbeidersdit. pensioentje
is óns werk".
Wel is het volgende waar:
„Nu staan de vrijzinnigen te schreeu
wen: wij zijn de eenig ware, de alleen
zaligmakende staatspönsioneerders M'
Doch het is ook waar maar 'dit
zegt „Het Volk" er niet bij dat ook
de sociaal-democraten in opzettelijk daar
toe verspreide geschriftjes met dat staats
pensioen, gelijk zij 't noemen reclame voor
hun pairtij gemaakt hebben.
Hetgeen zij den liberalen terecht en
den antirevolutionairen ten onrechte
verweten hebben, dat deden zijl in even
erge mate: zijl riepen om het zeerst tot
Feuilleton.
Een verhaal uit het rampjaar 1672.
door L. PENNING.
[Nadruk verboden.)
5)
Hij stond voor zijn groot, huis, dal vlak
aan het gemeentehuis bëlendde, toen een
ordonnans van den Prins van Oranje
kwam aanrijden.
„Is. u de Schout?"
„Dat denk ik wel."
„Dan hel) ik hier een missive van Zijn
Hoogheid."
De Schout nam den brief aan; hij was
met roode was, waarin het zegel van
den Prins was afgedrukt, dicht gemaakt.
„Kom- binnen, ordonnans", zeide de
Schout; „we gaan eten, en gij kunt mee
doen - hebt ge iets bijzonders gezien
onderweg
„Een hoop losbandig volk!" zeide de
ordonnans-.
„Die ouzo strijdmacht uitmaken!' her-
nam de Schout, en nu zuchtte hij'.
„Wat kom je laat!" zeide Geeïte, de
de oude arbeiders „dit pensioentje is ons
werk".
Voor ons ligt een geschrift, op Walche
ren verspreid, waarin men lezen kan:
„Daarom hebben de sociaal-democraten in
de Tweede Kamer hard er voor gewenkt,
dat althans deze eerste stap zou worden
gezet. Reeds hierbij! is heel wat tegenstand
van liberalen en kerkelijken te overwinnen
geweest".
Van 'de liberalen heet het: „En de li
beralen die nu. moord en brand schreeu
wen, alsof wij door het weigeren der
minis ter-portefeuilles het staatspensioen in
gevaar hebben gebracht, mogen wel be
denken, dat het juist hun schuld is".
Van het Kabinet-De Meester zegt het
geschrift: „Maar dit liberale ministerie»
brak liever den hals over haar op-dr ijl
ven van militaire uitgaven, wat zelfs
enkele vrijzinnige Kamerleden te kras
werd".
Men is geneigd te vragen of dit nu
komt van menschen die in Juni het zoo
roerend met diezelfde liberalen eens wa
ren! De Kamercandidaat in het district
Middelburg toch had mede zitting in dat
liberale ministerie! Men is te meer ge
neigd tot deze vraag, omdat de schrijlver
een heel klein pluimpje geeft aan minister
Talma. Hij toch laat op de afstraffing
zijher liberale bondgenooten volgen„Toen
kwam Talma met zijn dwangverzekering;
daarin was gelukkig één licht
punt. Want bij het inwerkingtreden der
wet zou aan 70-jarigen, die aan bepaalde
eischen voldeden, toch een uitkeering van
twee gld. per week worden gegeven,
zonder dat zij hiervoor premie behoefden
te betalen".
En dan verhaalt de sociaal-democrati
sche schrijver:
„Toen kwam het amendement Duijls om
reeds een half jaar na de aanne
ming der wet deze uitkeeringen te doen
aanvangen. 'tLiep tegen de verkiezingen,
en de regeering wilde blijkbaar niet heele-
maal met leege handen voor de kiezers
komen. Talma nam het amendement-Duijs
over.
„Daar had je bij de liberalen, bij monde
van den heer Borgesius, de poppen aan
het dansen.
„Uit lage politieke overwegingen gunden
zij de regeering dit fortuintje niet. Of de
oude menschen nóg langer hadden moe
ten wachten, wat kon dat de liberalen
bommen. Zij wilde nog bijna een voorstel
doen om deze vervroegde uitkeering
niet te doen. Maar daar ze dan blijkbaar
te veel in de gaten liepen, deden ze het
niet".
Natuurlijk laten .wij verdachtmakingen
als „met leege handen" en „in de ga
ten loopen" voor rekening van den schrijf
oude zuster van den Schout: „het eten
heeft reeds- een half uur gereed gestaan!"
„Zooveel te beter!" ;zeid-e hij; „clan
is er minder gevaar, om de maag te ver
branden! Kom ordonnans-, schik aan!"
De jonge luitenant liet het zich geen
twee keeren zeggen; een geur van ge
braden lamsvleesch vervulde, het. groote
vertrek, en Brechtje, de dienstmaagd, die
aan het benedeneinde der stevige eiken
houten tafel z.at, haalde een" zilveren
schenkkan schuimend bier uit den kel
der.
„Eet dan toch!" zeide Geerte, toen de
Schout hardop het. gebed had gedaan,
„die brief kan nog wel wachten!"
Maar de Schout deed net, alsof hij de
vermaning niet had gehoord; hij plaatste
zich vlak voor de kleine ruitenlasi den
brief, stak. hem bij zich, haalde hem op
nieuw uit den zak, óm- hem voor: den
tweeden keer te lezen, en verborg hem
toen voorgoed in zijn binnenzak.
De Schout mompelde iets, dat niemand
kon verstaan, ging met de hand over
het hooge gewelfde voorhoófd, zooalsi hij
wel meer placht te doen bij- moeilijke
vraagstukken, maar werddan ween de
opgewekte, vriendelijke gastheer, waar
ver; doch het feit als feit is juist dat
niet de vrijzinnigen aan de oudjes die
f2 pensioenrente hebben bezorgd; dat de
heer Duys het bovengenoemde voorstel
deed dat door minister Talma werd over
genomen, en dat, toen de liberalen die
overneming wraakten, blijkbaar omdat zij
hen overviel, de minister aantoonde, dat
die overneming reeds een jaar geleden
in het door hem uitgesproken plan lag.
Wij willen de beteekenis van het aiüen-
dement-Duys niet verkleinen, maar de anti
revolutionaire minister Talma is 't wien de
eere toekomt van deze voorziening "in dei-
ouden nood.
Wijl komen terug op- hetgeen wij in den
aanhef zeiden van „Het Volk". Dat blad
beschuldigt smalend de „kerkelijlkeu" van
reclame maken Voor hun partij en daar
toe te gebruiken dit ouderdomspensioen.
Wij werpen deze beschuldiging van ons.
Het blad schreef zelfs dat onze „dema
gogen" „bralden". En dat, terwijl zij zelfs
den mond niet hebben opengedaan.
Maar 't geschriftje in Middelburg ver
spreid en door ons hierboven aangehaald
eindigt met een zinnetje waar de reclame
dik op zit. Het luidt: „Het is daarom
dat wij aan hen die melons, willen strij
den voor een w e rk e 1 ijk' en volledig
staatspensioen toeroepen: Komt spoe
dig in. de -rijen der S. D. A. P.
Dat is d e weg om deze hei-vorming bin
nen te krijgen".
Wij zullen hier niet bij wijze Van markt
geschreeuw tegen inroepenKomt bij ons
Komt bij ons!
Wij lieten eenvoudig de waarheid spre
ken.
En betreuren het tevens, dat de wet-
Talma door de vrijzinnige „regeering", op
dat eene artikel is ter zijde gesteld, zoodat
de invaliden van jonger dan zeventig jaar
onverzorgd blijven, niettegenstaande de
wet daar ligt om ook in hun belang te
worden uitgevoerd.
Een revolutionair bedrijfje, zoover wij
weten zelfs in Frankrijk nog nooit bijge
woond.
Ten overvloede zij nog" herinnerd dat
het juist de sociaal-democraten in de Ka
mer ge-weest zijn die tegen de Invali
diteitswet stemden; -een votum waardoor
zij, indien hun toeleg geslaagd ware, zelfs
hun eigen door den minister overgenomen
amendement zou zij-n vervallen en onze
oudjes weer, als in 1905, tengevolge van
de smadelijke wegzending van het rechl-
sche kabinet, hun twee gulden 's weeks
zouden zijn misgeloopeu.
Maar is de vervroegde inwerkingstel
ling van art. 369 niet te danken aan de
motie-Troelstra of het amendement-Duys
vraagt gij nog.
Het amendement-Duys is door den mi-
voor hij bekend stond.
Na het middagmaal maakte- de ordon
nans zich gereed, om heen te gaan, ter
wijl de Schout met krachtige, gekrulde,
letters het antwoord aan Zij-n Hoogheid
neerschreef.
„Het is in orde," zeide hij, den brief
overreikend. En hij vergezelde den ordon
nans naar den stal, waar het paard aa.n
een wel voorziene ruif was vastgebonden,
„Wat zegt onze vriend, de hoer van
Beverningh, van den toestand?"
„Niet veel, heer Schout. Van dag tot
dag staan zijn oogen donkerder neen,
dat is geen vroolijke gedeputeerde te vel
de, dien de Hoog Mogende Heeren Sta-
ten-generaa-1 aan den Prins- tot raadsman
hebben gezonden."
De luitenant leidde den vos naar buiten,
en klopte hem- op den blinkenden hals.
„Nu kun je er weer tegen, maat!"
zeide hij, den voet in den stijgbeugel
zettend; „heer Schout ik da.nk u voor
uw vriendelijkheid!"
-Van uit het zadel reikte hij den amb
tenaar de hand; dan gaf hij zijn paard
de sporen, en reed in gestrekten draf
de dorpstraat uit. Vlak op den, hoek van
de straat keek hij' nog eenmaal om; hij
nister overgenomen onder protest van den
heer Goeman Borgesius. De minister her
innerd© toen dat hij reeds een jaar gele
den gezegd had en zelfs- vroeger reeds
dit standpunt had ingenomen, dat de uit
keering aan de 70-jarigen en' ouderen zoo
spoedig mogelijk moest geschieden. Ook
reeds in 1908 had de heer V. Vliet, voor
zitter van Patrimonium, in de- Kamer voor
deze vervroegde uitkeering gepleit,
En ten slotte, gelijk wij hierboven reeds
herinnerden, toen 'top een s-temmen aan
kwam, een stemmen over de wet in haar
geheel, en derhalve ook over dat oudjes-
artikel (het overgenomen amendemenit-
Duys) slemden alle vrijzinnigen en soci
aal-democraten er tegen; en alle Kamer
leden van rec-hts er voor.
De tegenstemmers, voorzoover zij nog
lid der Kamer zijn, willen wij hunne na
men hier nog wel eens herhalen. Zij
waren
Jansen, v. Hamel, Roodhuijzen, v. Fo-
reest, de Beaufort, Eland, Teenstra, Jan-
ininck, Treub, De- Meester, Limburg;,
Smeenge, Dolk, Rink, Lieftinck, Marchant,
Bos, Patijn, Goeman Borgesius en Tyde-
man, allen liberalen; Helsdingen, Schaper,
Duys, Troelstra, Ter Laan, Vliegen en
Rugenholtz, allen sociaal-democraten.
Eenstemmig.
Het zal algemeen een goeden indruk
maken dat de leiders der partijen in de
Kamer en dn de Pers met zoo groote
eenstemmigheid hun ingenomenheid heb
ben uitgesproken met de tegemoetkomende
houding van den president-minister inzake
de onderwijskwestie.
De heeren Lohman en Loeff verklaar
den zich na de jongste rode van den
minister volkomen bevredigd, en zegden
namens de R. K. en de C.1I. partij den
minister toe dat van hunne mannen in
de door H. M. de Koningin in te stel
len Staatscommissie zouden zitting nemen,
teneinde met de vrijzinnige en socialis
tische leden dier commissie saam ernstig
te zoeken naar de oplossing' van de
schoolkwestie, welke nu reeds bijna zes
tig jaren de natie verdeelt.
Dat de anti-revolutionaire partij bij mon
de van den heer v. d. Voort van Zijp nog
aarzelde, vindt zijn verklaring hierin dat
zij een waarborg voor welslagen ver
langde, en dien waarborg eenig en alleen
gelegen achtte in de toezegging dat de
president-minister het voorzitterschap van
genoemde Staatscommissie zou op zich
nemen.
Op grond van meerdere ervaringen kon
den en mochten onze mannen hunne on
gerustheid niet verzwijgen. Vandaar dat de
heer v. d. Velde bij interruptie (in-de-
jrede-valling) den president-minister ver
zocht. deze toezegging te willen geven.
Nu die toezegging geweigerd werd, bleef
de ongerustheid voortduren, en bleef dien-
sloeg de hand tot een groet aan den
kostbaren, met een bos voeren getooiden
lakenschen hoed, en de Schout groette
terug.
„Wie weet, hoe spoedig het afgeloopen
is!" dacht de Schout, en hij voelde er
gewetensbezwaar over, dat hij met dien
jongen, krachtvollon Frieschen ruiter,
wiens leven door één Franschen musket
kogel kon worden afgesneden, niet over
dood en eeuwigheid had gesproken.
Dienzelfden middag wandelde bij naai
den boer Wilbrink, maakte er een praatje
over het weer, om dan te informeeren
naar den vreemden mosjeu, die zoo'n
gelukkige erfenis had gekregen, terwijl hij
zich in den avond naar de- dorpsherberg
begaf, waar een hoop boeren zaten, ter
wijl Jan Rietersen het hoogste woord
voerde.
„Jelui moet je maar niet ongerust ma
ken", zeide Pietersen, „als de Fran-
•schen komen. Het, zijn de joviaalste ke
rels van de wereld; ze doen geen kind
kwaad, en zijn dankbaar, als. ze maar
een stevig middagmaal hebben, 'tls heel-
ander slag van volk dan die vagebonden,
waarover de Prins het bevel voert; die
bandieten zijn van de leen:- „Eerlijk dee-
tengevol'ge op dat oogenblik het grjjpen
onzerzijds van de toegestoken hand uit.
De lezer weet, dat in ons Kamerover
zicht door ons datzelfde standpunt is ver
dedigd geworden.
Doch nu verscheen gisteravond (of lie
ver eergisteravond, want deze driestar
moest in ons vorig nummer, voor het
welk zij was bestemd, wegens plaatsge
brek blijven liggen) in drie verschillende
bladen onzer partij, of althans aan onze
partij bevriend, een betuiging van tevre
denheid met het door den president-mi-
nister in laatste instantie (uitspraak) toe
gezegde. In „De Standaard" (zie ons Pers
overzicht van gister-en) werd door den
driestal-schrijver, wij mogen 't er voor hou
den dat liet dr. Kuyper was, meegedeeld
hoe hij het laatste staketsel door den
premier weggebroken achtte; eu tegelij
kertijd adviseerde in „De Amsterdammer"
de onbekende, blijkbaar alleszins bevoeg
de, hoofdredacteur dat nu ook de anti
revolutionairen zouden overkomen; ten
wijl in „De Rotterdammer" de hoofd
redacteur prof. Diepenhorst zelf pp toe
treding kwam aandringen, en niemand
minder dan de oud-minister Heemskerk
met prijzenswaardige beslistheid zich voor
het zittinginemen van onze mannen in
de Staatscommissie kwam verklaren, en
met aandrang, en een met redenen om
kleed betoog, hen daartoe kwam uit-
noodigen.
Niet dat de oud-minister niet evenzeer
bezwaar heeft tegen de weigering van
minister Cort om voorzitter van die com
missie te zijn; doch hiertegenover meende
hij zijn vertrouwen te mogen stellen in.
den ernstigen zin van de leden der com
missie om den schoolstrijd voor goed te
beëindigen.
Wij hopen dat al deze groote mannen,
Loeft', Lohman, Kuyper, Heemskerk, Die
penhorst, en de onbekende Amsterdammer
goed gezien hebben. En met die hoop
vervuld zien wij inu met, g'roote belang
stelling de benoeming der Staatscommissie
tegemoet.
AVel i-s door een vrijzinnig blad smalend
gezegd dat de elf anti-revolutionaire ka
merleden slechts een quantité negligeable
(een clubje dat niet meetelt!)' is woor
den van „Het Handelsblad" doch waar
het op een grondwetsherziening aangaat,
waarvoor tweederden der stemmen in de
Kamer noodig zullen worden, mag wel
onder ons vaststaan dat deze qualificatie
-(betiteling) niet zoolang zal kunnen ge
handhaafd worden.
In ieder geval zij' de leus in de Staats
commissie van alle rechtsche leden: voet
bij stuk.
Uit een artikel van den heer Roodhuij
zen in „Het Vaderland" blijkt dat althans
bij dezen volksvertegenwoordiger de be
doeling om ons, voorstanders der vrije
school, recht te doen voorzit.
Wiij hopen, dat dit met alle leden der
Staatscommissie, ook die van het type-
Tydeman, van de nog niet uitgestorven
fractie der oud-liberale Kappeynianen het
lenl Het vleesch voor mij, en jij de
-potten
De boeren lachten om den vreemden
kwant, en zijn verzekering dat. de Fran-
sche soldaten zulke beminnelijke men
schen waren, verzoende hen te lichter
met den toestand, zoo de lelievaan van
Frankrijk uit de galmgaten van den dorps-
toren zon worden gestoken.
Maar den Schout begon die praat, te
vervelen; hij sloeg met; zijn ontzagwek-
kenden stok op- de tafel, dat de bier
kroezen schudden, en zeide op strengen
toon: „Waar komt gij vandaan?"
„Ik wil eerst eens vragen, waar jij Van
daan komt," antwoorde de vreemdeling,
al was hij stellig vier keeren per dag
den dorpsschout tegen gekomen.
De boeren verbaasden zich over de
vermetelheid, waarmede die vreemde sin
jeur optrad, e;n de kastelein, die van
de erfenis wist, fluisterde van achter de
tapkast een zijner vrienden in 'toor: „De
broodkruimels beginnen hem te steken
laat hij voorzichtig zijn, want als de
ouwe losbarst, da;n wee zijn gebeente."
(Wordt, vervolgd.)