Istede NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 61. 1913. Woensdag 10 December. 28e Jaargang. rberj, Aanbod. HISTORISCH t zeven jongen, HECHT, CHRISTELIJK- Iteeren. evraagd. D TE KOOP ng, Stalling n Tuin, TE KOOP een Koe, halven prijs ieuw tweeloops entraal ca. 16, houden flobert 6 m.M. OOP e van een Koe. OOP Bakkersknecht Leerling verschijnt zesmaal per week F. P. D HUI|, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Wie aan den weg timmert Staten-Generaal Binnenland. DER an 30 tot 50 H.A. xel is de voorkeur, a. s. Geheimhou- even franco letter de laar J Az. te Temeuzon. Beveland. r letter a bureau es. e Ie Klas renmodel Luxe. en prijs over te olie schriftelijke tober 1914. brieven franco motto aan het Bureau es. of een Kalfvaars, op JOH. MALJAARS. rens A. HOUTEKAMER, res: A. KLAASSE, OOP ER, Serooskerke (W.) 700 bossen TARWE- ij E.KOPPEJANJz., tde. rart a. s. of Paardenknecht, en landknecht gevraagd, rdbeek, Souburg. OOP orde bante Aardappe- keurig van smaak, Middelburg franco bij Boekh. FANOY, ri of Maart VISSER, Arnemuidsn. t gevraagd gezin. Woning bij d 1 OE^EREN Lzn., Land otdienst IDELB.—ROTTERD. ;gende plaatsen. >er 1913. nst in de Kerstweek, ensdag 24, Vrijdag 26 van Vlissingen 6.20 elburg 8 u. voorm. 8 u. voorm., uitge- 22 Dec. 7 u. voorm. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25 Enkele nummers0.85 UITGAVE DER FIRMA'S OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes EN van 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Familieberichten" van 110 regels f 1.iedere regel meer 10 cent. Zij, die zich met I Januari a s. op ons blad abonneeren. ontvangen het tot dien datum GRATIS. li. 't Gaat langzaam met den opbouw van het nieuwe Regeeringsgebouw. Afgaande op de kritiek die we allerwegen hooren, ligt de oorzaak van het oponthoud in de voorbereidende werkzaamheden, die aan den bouw vooraf gingen. Verwonderen doet dit ons niet, daar velen met ons zich nog wel herinneren op -welke wijze cenige maanden geleden door voorman nen der Concentratie, dezelfden die nu verantwoordelijk zijn voor de vorderingen van het werk, hun tijd hebben zoek ge maakt met afbreken en verdacht maken van het werk van anderen. Doch ter zake, ons doel is eenige op merkingen te maken over de thans vol tooide afdeeling van Koloniën. Het is bekend, dat deze afdeeling zich onderscheidt van de andere afdeelingen hierin, dat de bouwstoffen hoofdzakelijk uit Ned.-Indië worden aangevoerd, zoo na mogelijk pasklaar gemaakt door werk krachten uit Nederland beschikbaar ge steld. Voor den goeden gang van het werk is daartoe in Ned.-Indiü een deskundige aangesteld, met den titel van „Gouverneur- Generaal", die aldaar het werk leidt en dus eene groote mate van verantwoorde lijkheid en zelfstandigheid bezit. Een zoo hoog geplaatst ambtenaar doet dus meer dan machinaal uitwerken wat men van uit Nederland dicteert, al willen vrijzinnige woordvoerders in de Tweede Kamer ons thans opeens dit doen gclooven. Een half jaar geleden, toen zekere Jnni- gebeurtenissen nog moesten plaats heb ben, verklaarden die zelfde woordvoer ders juist het tegengestelde. Uitdrukkelijk werd toen door hen gezegd, dat het on mogelijk zou zijn de afdeeling Koloniën in „Concentratie-stijl" op te bouwen, wanneer in Ned.-Indië als Hoofd der afdeeling werkzaam bleef, de man, die uit beginsel een tegenstander is van de Concentratie. Tot groote verwondering dus der vrij zinnige kiezers waren op eenmaal alle bezwaren verdwenen, die men tegen den Gouverneur-Generaal had ingebracht, toen een nieuwe bouwmeester voor „Koloniën" optrad en bleef deze dus rustig voortwer- ke'n en zooals voor de hand ligt, ook grooten invloed uitoefenen op „de rich ting", waarin de afdeeling Koloniën voort bouwt. Aan iederen toeschouwer valt dit op en ook wij kunnen niet anders dan dit feit tot ons genoegen constateeren. Van zeer bevoegde zijde werden ons ter inzage verstrekt de oorspronkelijke plannen van de afdeeling Koloniën. Wij waren namelijk aanwezig op eene ver gadering, waar de heer Pleyte en anderen een voordracht hielden, hoe de Concentra tie zich voorstelde deze afdeeling op te bouwen en in te richten, zoodra zij daartoe in de gelegenheid werd gesteld. Den indruk daar verkregen willen we den belangstellenden lezer gaarne mede- deelen. Kort samengevat is ze deze le. Ned.-Indië werd voorgesteld als een vruchtbaar arbeidsveld, om over te plan ten het beginsel dat de vrijzinnige groe pen saam verbindt; 2e. de Gouverneur-Generaal hield niet voldoende rekening met de belangen van de in zijn dienst en onder zijn toezicht werkzaam zijnde personen en handeldrij vende firma's. Er werd volgens hen te veel door den Gouverneur-Generaal gelet op de stoffelijke en geestelijke belangen der 40 millioen inwoners van Ned.-Indië. Vooral het laatste was velen te machtig; wie had ooit opgemerkt, dat die 40 mil lioen heidenen en mohammedanen behoef te gevoelden, dat hun geestelijk welzijn werd bevorderd. Natuurlijk werd dit alles niet zoo rond uit gezegd, o neen, dit zou geen indruk maken op de toehoorders. Beter wist men te zullen slagen door te herinneren aan do koloniale paragraaf in de statuten der Concentratie, welke woordelijk luidt: „Door opgedrongen kerstening dreigt Nederland de inlandsche bevolking onzer Koloniën van zich te vervreemden. Het drijven om neutrale scholen te doen plaats maken voor scholen der Christelijke sec ten, brengt de schoolstrijd ook naar Indië over. Ons koloniaal bezit wordt aan ge vaar blootgesteld, tengevolge van een po litiek, die lijnrecht ingaat tegen jaren lange beproefde beginselen van (vrijzinnig) ko loniaal beleid." Wie zoo iets hoort voorlezen, aangedikt met krachttermen, zooals in Amsterdam de heer Pleyte en in Zeeland de heeren de Muralt. Moojen en van Raalte gebruik ten, slaat vanzelf de schrik om het hart en stemt bij een eerstvolgende Kamer verkiezing op den vrijzinnigen candidaat. Waarom toch? Hebben we dan niet een betrouwbaarder gids, dan deze heeren. Wij weten toch immers wel, dat de vrijzinnige woord voerders, die de voren genoemde koloniale paragraaf samenstelden of verdedigden, Gods Woord niet raadplegen en geen ver trouwen stellen in hetgeen we lezen in Rom. 1015 „Gelijk geschreven is, hoe liefelijk zijn de voeten dergenen, die vrede verkondi gen, dergenen die het goede verkondigen". De Gouverneur-Generaal stelt wel ver trouwen in Gods Woord en heeft dus geen bezwaar er tegen, dat steeds meer zendelingen in Ned.-Indië komen en daar overal Gods Woord gaan verkondigen, wel wetende, dat de Evangelieprediking geen opgedrongen kerstening is en geen gevaar zal ontstaan, dat ons koloniaal bezit daar door verloren gaat, doch in tegendeel, vrede, welvaart en gehechtheid der inland sche bevolking aan Nederland zal bevor deren. Het is dan ook met bezorgdheid voor de toekomst, als wij den heer van Deven ter, onzen toekomstigen Gouverneur-Gene raal in de Tweede Kamer hooren spre ken over den invloed der Zending en hij tot zijn leedwezen constateert, dat de Gouverneur-Generaal geen gebruik maakt van zijn macht, om de zendelingen den toegang tot een groot deel onzer-koloniën te beletten en tegelijk zeker ook niet tot zijn genoegen de opmerking maakte, dat sedert 1901, dus van af het oogenblik, dat de macht der. vrijzinnigen was gebro ken, het aantal zendelingen in Ned.-Indië van 150 tot 279 is geklommen. Hij acht dit als man van de Concentratie een gevaar voor de rust in Ned.-Indië. Mannen als de heeren Pleyte en van Deventer zouden dus geheel anders optreden, in dien het de Concentratie niet aan inner lijke kracht ontbrak. Zij zouden uitwerken het beginsel, dat de vrijzinnigen saam verbindt, n.l. de om verwerping en ter zijde stelling van alles en allen, die den Christus in woord en daad willen belijden. PIKET. Tweede Kamer. Een vreemde loods. Ge ven en nemen Geen sjache raarsDe wet Talma blijve Varia. De heer Troelstra sprak ervan, dat het Kabinet eerst bij zijn steiger kwam, daarna is voortgeduwd naar den concentratie- steiger, en vandaar is gegaan naar den steiger van den heer Cort van der Linden. Terwijl nu de heer Troelstra bereid is als loods te fungeeren. Hij doet het slechts aarzelend, want, hij ruikt het buskruit, dat bij de militaire begrootingen de explo sie kan veroorzaken. Dit standpunt van het Kabinet is een voortdurend ernstig gevaar voor zijn le venskracht. Aldus de aanhef van de schoone, beeld rijke rede van den antirev. afgevaardigde van der Molen. Zooals onze aandacht reeds gisteren onder Telegrammen heeft vermeld gevon den, heeft de heer van der Molen nog een enkel woord gewijd aan de kwestie van art. 192, deels om nog eens te wij zen op het groote gewicht van de her ziening, deels om het debat, dat door den c.-h. afgevaardigde de Geer een andere wending zou gekregen hebben, in goede banen te houden en uit te spreken, wat er in het hart van ons antirevolutionaire volk leeft. Wat wil, zoo vroeg de heer van der Molen, wat wil de regeering nu met art. 192? De Staatscommissie'voor de evenredige vertegenwoordiging moet zóó spoedig wer ken, dat de regeering van haar arbeid bij de grondwetsherziening nog partij kan trekken. Beoogt de regeering hetzelfde ten aanzien van de Staatscommissie voor het onderwijs Spr. heeft dit tot dusver uit de gewisselde stukken niet begrepen. Ver schuiving van de "herziening van art. 192 naar een latere periode, beteekent ver schuiving naar St. Juttemis. Men mag verwachten, dat art. 80 in 1916 gewijzigd zal worden. Maar dan begrijpt toch ieder een, dat in 1920 geen nieuwe Grondwets herziening op stapel zal worden gezet. Daarom is de vraag, of de regeering art. 192 in de herziening zal betrekken, van zooveel gewicht. Handhaaft de regeering haar standpunt, dan is dit niet in het belang van de gezonde ontwikkeling van het volksonder wijs en dus in strijd met het landsbelang. Elke regeering moet rekening houden met het bijzonder onderwijs, dat levenskrach tig is gebleken. Dat het inderdaad levenskrachtig is, toonde de heer van der Molen ten over vloede nog eens met cijfers aan, don nadruk leggende op de ongelijke berech ting van de burgers van hetzelfde land. Terecht zeide spr. met de grondwets artikelen niet te willen „sjacheren". Wel willen wij gemeen overleg en ten slotte „geven en nemen" Dat komt bij de Grond wetsherziening vooral te pas. Maar als wij willen pogen dien OudTIollandschen regel toe te passen en wij worden voorgesteld als „sjacheraars", dan zullen wij ernstig moeten beraden, wat wij hebben te doen. Passief zullen wij dan niet kunnen blijven I Of wij een non possunms-politiek zullen toepassen? Ach, dat zullen wij nader moeten beslissen. Het blij optimisme van den heer De Geer kan dhr. v. d. Molen niet deelen. Wij wachten dus af, of de regeering het obstakel van art. 192 zal wegnemen. Doel zij dat niet, dan zullen wij ieder onzen weg gaan en ons herinneren, wat Hubracht in 1899 in „de Gids" schreef, dat in Nederland een dwingeland bij niemand in de gratie staat. En wij zullen niet rusten, voor de dwingeland verdreven is, omdat dit voor ons is een landsbelang. De heer Rutgers (a.-r.) sprak vervol gens een niet minder kras woord over de opneming van de kostelooze ouder domsrente in liet program der regeering en in verband daarmede over de positie van den tegenwoordigen minister van landbouw in dit kabinet. Hij eischte niets meer of minder dan de loyale uitvoering van Talma s verzeke- ringswetten. Die eisch is eigenlijk met bijzonders, De regeering beroept zich wel op den uitslag der verkiezingen voor het opnemen van het Staatspensioen in haar program. Maar daarmede wordt toch het Staatspen sioen niet verdedigd. Een regeering heeft niet verkiezingprograms te beoonleelen, doch bij het indienen van de voorstellen rekening te houden met de mérites der zaak. De heer Rutgers deed goed hierop nog maals te wijzen. Want het zou den schijn krijgen, alsof een kabinet als het hui dige, bij vrije keuze een der programs tot het hare mag maken. Men heeft zich trouwens niet voor Staatspensioen uitge sproken. In meerderheid stemden de kie zers voor de coalitie, n.l. 403.725 vóór de coalitie en 392.213 tegen. En na de al- gemeene verkiezingen hebben bij de na- verkiezingen belangrijke stemmen verschui vingen plaats gehad, o. a. van 6 procent in Rotterdam I. Ware dit bij nieuwe ver kiezingen overal geschied, dan zou de coalitie weer 14 zetels meer hebben. Hoe het zij, er is geen enkele reden, om den arbeiders de sociale verzekering te ontnemen. De Invaliditeits- en Ouder- domsverzekering dient dus onvoorwaarde lijk uitgevoerd. En aan art. 369, dat er met hechte banden aan verbonden is, kan niet getornd. (Tusschen twee haakjes, de heer Rutgers ontzenuwde nog tusschen de bedrijven door de mystificatie, dat dit artikel aan do sociaal-democraten is te danken). In het tweede gedeelte zijner rede, be sprak de heer Rutgers de hcrsteminings- vragen der S.D.A.P. en vroeg hij! z'ich af, of de antwoorden uit een staatsrech telijk oogpunt te verdedigen zijn; of men hier niet met een imperatief mandaat te maken heeft. 'tWas jammer, dat de heer Rutgers voor dit deel van zijn betoog een beroep moest doen op de welgemanierdheid van minister Treub, die een houding aannam, alsof hem dat alles niets of niet bijzonder aanging. De ostentatieve en demonstra tieve wijze, waarop de minister deed blij ken, dat hij het niet noodzakelijk achtte naar den spreker te luisteren, gaven dezen aanleiding 'niet onduidelijk zij'n afkeuring te kennen te geven. Een kleine afstraffing, die den minister een blos op de kaken moest jagen. Over de financiëele beschouwingen van den heer Vliegen (s. d. a. p.) kunnen wij kort zijn. Hij wees opnieuw met nadruk op den financiëelen nood der gemeenten en prees het Engelsche stelsel van succes siebelasting aan. Evenmin behoeven we op het betoog van den heer Nierstrasz (v.-l.) over financiëel spoonvegbeleid na der in te gaan. De heer Ter Spill (v.-l.) had nog een nadere verklaring te geven van enkele in zijn rede van 23 Mei aangeroerde pun ten. Zijn kort en grappig betoog ontlokte reeds aan den volgenden spreker, den heer Aalberse, een woord van dank. Deze nam er acte van, dat de heer Ter Spill geen uitzonderingsmaatregelen tegen de katholieken wil en dat een katholiek zelfs voorzitter der Kamer mag zijn. 'tWas een geleerd betoog, dat van den heer Aalberse. Of liever gezegd, 't was bijna een tweegesprek met den heer Bos over individualistische en organische staatsleer, van welke laatste de r.-k. afge vaardigde natuurlijk voorstander is. Eenigszins uitvoerig heeft hij zich uit gelaten over de kwestie eener nieuwe partijgroepeering, welke door Troelstra in zijn rede van verleden week in uitzicht was gesteld. Door den rooden leider wer den de heeren Aalberse en Bos in het democratische centrum gestopt, de heeren Loeff en Tydeman in de conservatieve partij der toekomst. In vrij substiele be schouwingen, die duidelijk doen blijken, dat de heer Aalberse over deze kwestie meer zijn gedachten heeft laten gaan, kwam hij tegen zulk een partijverdeeling op. Veel meer lacht hem toe één Katho lieke partij, waarin de verschillen tot op lossing worden gebracht. Vermelden we tenslotte nog iets van 's heeren Beumer's rede, die hoofdzake lijk liep over de wijze van indiening der staatsbegrooting. De indiening der wetsontwerpen tot vaststelling ider Staatsbegrooting voor 1914 is niet geschied, zooals de Grondwet vor derde. Art. 110 Grondwet eischt indiening van wetsontwerpen schriftelijk of door een commissie. Maar bij de stukken is thans geen Koninklijke Boodschap overge legd. Dus ze i s er niet. Op 17 September is alleen een Koninklijk Besluit van 13 September ingekomen, houdende machti ging aan den minister van financiën om de Staatsbegrooting in te dienen. Ook indiening door een commissie heeft dus niet plaats gehad. Of moeten we aannemen, dat de mi nister van financiën een commissie is? Zeker telt de minister- van financiën mede; wellicht telt hij voor twee, maar hij telt nooit voor een commissie. Onder groote hilariteit ging spr. verder. De ernst was verdwenen; en ook het meerendeel der Kamerleden, zoodat de heer Lieftinck niet veel lust meer had zijn rede aan te vangen. De voorzitter verlangde, dat hij niettemin zou beginnen. Het was nu eenmaal bepaald, dat men om 6' uur zou uiteengaan, dus.geen pardon. De president werd korzelig na de lange, veel inspanning vereischende zitting, en de bui kwam op het hoofd van den laatsten spreker terecht. Toen hij een insinuatie aan 't adres van den heer van Wijnbergen inlaschte, werd hem aanstonds op z'n euveldaad gewezen. Overigens laat zijn leiding, nog al eens te wenschen over. Bestond niet zeer duide lijk do bedoeling bij links de socialisten zijn b.v. de laatste twee weken zoet als lammeren, zoodat men ze niet herkent om hem te ontzien en zijn leiding niet in gebreke te doen blijven, dan zouden nog andere tooneelen beleefd worden. Toch is er van eenige presidiale kracht geen sprake. Dat mocht ook de heer Rut gers ondervinden, die lang getracht had het al maar aanzwellend gegons en ge- rumoer te overroepen, maar eindelijk den strijd maar opgaf en zeer zacht spreken ging. Daardoor misten Kamer- en Pers leden een zeer belangrijk deel zijner zeer rake beschouwingen. Zoo iets behoorde niet voor te komen in ons Parlement. Tenslotte zij nog vermeld, dat het amen dement-De Monté Verloren, om enkele hoofdambtenaren van den waterstaat min der ruim te bedeelen, verworpen werd met 53 tegen 15 stemmen. Pas op. De heer W. Jonker waarschuwt in „De Nederlander" tegen de practijken van een Oosterling die steun inroept voor de Christenheid te Koerdistan. Deze man gaf den indruk van misleiding, Hij bleek ten eenenmale onbekend met het Duitsche comité voor den Liefdearbeid aan de Nes- toriaansche kerk in Koerdistan, en den naam van prof. Lepsima te Berlijn, be kend bij allen die belangstellen in de Orient-Mission kende hij evenmin. Aangezien ons gebleken is dat dergelijke snaken in den regel, wanneer zijl Zuid-Hol land hebben afgevischt, naar Zeeland ko men afzakken, geven wij! hiervan kennis aan onze Zeeiiwsche „Zeeuw"-lezers, met aansporing tot waarzaamheid. Het zou immers niet de eerste maal zijn, zoo zij werden beetgenomen door vreemdelingen met of zonder aan bevel i ngsbe w ijzen van predikanten. Deze laatstgenoemden zijn misschien wel eens wat heel vlug met het geven van een aanbeveling. Troelstra is weer beter. Hoogstwaarschijnlijk zou hij vandaag weer in de Tweede Kamer zijn. Fe esten te Scheveningen. Prinses Juliana deed gisteren in den vooravond, vergezeld van eenige leden dei- hofhouding, een rondgang door het ge- illumineerde dorp. De eerste vrouwelijke school- opziener. Naar aanleiding van het bericht als zou met de benoeming van mej. T. P. W. J. Jansen te 's Hertogenbosch tot school opziener de eerste vrouwelijke schoolop ziener in ons land haar intrede hebben gedaan, meldt men aan het „Vad.", dat reeds 1 April 1901 mevr. A. H. K. Leyds geb. Bekenkamp als zoodanig benoemd is in het arrondissement Doetinchem. Drie maanden later volgde de benoeming tot schoolopziener van mevl'. H. W. F. van Rijsens geb. Van Hasselt. Vrij zeker is mevr. Leyds-Bekenkainp de eerste vrou welijke schoolopziener geweest.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1913 | | pagina 1