rgel
NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND
T
\o. 55. 1913.
Woensdag 3 December.
38e Jaargang.
jet a. s.
tjpsMe,
eHRISTELIJK-
HISTORISCH
EBES.
,rtikelen.
jjekhond,
lelb-urg.
irs,
K OSTÉ,
ird
tuur
iars
l/OLF, Grijps-
Inccht
;HT'
ïrsknecht
ID E's-Heer
id ster
i\ p. DHüIJ
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. D HUIj, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De Ordinantiën Gods.
Buitenland.
België.
Staten-Generaal
onderhou-
O, bureau
ENKAR
HNWAGEN
voor melk-
Jragen bij P.
lei', Oost Sou-
l'ee oud Sof
jige'1 Ritthem.
Indel R. M.
Ivlng
ITIGE TUIN
telegen Oude
;>ij Middelburg.
j en Donder-
|imiddags van
leveren op
liuize van de
Oude Vliss.
1 Maart
3TER, Wisse-
IVISSER, Se*
|agd
oning bij d
EN Lzn., Land-
l. s.
e
likbaar.
1. M. MOL.
[l aar.
lELISSE.Se-
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25
Enkele nummers0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
EN
van i5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 110 regels f 1.iedere
regel meer 10 cent.
BERICHT.
Zij, die zich met I Januari a s. op ons
blad abonneeren, ontvangen het tot dien
datum GRATIS.
De volgende week hopen wij een begin te
maken met een boeiend feuilleton van den
bekenden schrijver L. Penning.
Ook op staatkundig tern i u
belijdt zij (de anti-revolutio
naire) partij de eeuwige be
giuselen van Gods Woord
zoo evenwel, dat het Staats
gezag nóch recht streeks
nóch door de uitspraak
van eenige kerk, maar
alleen in de consciëntie
der overheidsperso
nen aan de ordinantiën
Gods gebonden zij.
(Artikel 3 van One Program)
Er is ia boven aangehaald artikel 3
van Ons Program sprake van ordinantiën
(bevelen) en wel ordinantiën Gods!
Voorts van het Staatsgezag of wel
het ambt der Overheid dat aan de ordi
nantiën Gods gebonden is; en van de
drie verschillende wijzen waarop
de band van dit Staatsgezag aan
de ordinantiën Gods zich denken
laat. En eindelijk van de e e u w i g e b e-
g i n se 1 e n van Gods Woord.
Van goddelijke bevelen gewaagt men
als van ordinantiën. Van menschelijke
hevelen sprekende zegt meno r d o n nan-
tiën.
Niet alleen aan hevelen, maar ook aan
geboden, rechten en inzettingen Gods moet
bij het begrip ordinantiën gedacht wor
den.
Dat verschil tusschen ordinantie (or
dening Gods) en ordonnantie (menschelijk
bevelschrift, bijvoorbeeld om te betalen
of om iets te doen Wat in de ordonnantie
wordt opgelegd, ook al is de mensch
die oplegt een Overheidspersoon) moet
wel in 't oog gehouden worden. De Schrift
doet het ook. In Romeinen 132 staat
„Alzoo dat wie zich tegen de macht stelt,
de ordinantie Gods wederstaat". En
in 1 Petrus 213 leest men„Zijjt dan
alle menschelijke ordonnantie onder
danig' om des Heeren wil". In Job 3833
vraagt de Heere aan Johweet gijl de
ordinantiën des hemels (dat zijn 'de van
God gestelde wetten). En in Ezechiël
4318 spreekt de Heere van 'de ordi
nantiën (dat zijn de Godsbevelen) 'omtrent
het altaar. In Handelingen 164 'daaren
tegen hebben zoowel grondtekst als star
tenvertalingzij gaven hun de ordonnan
tiën over die van de apostelen en de
ouderlingen te Jeruzalem goedgevonden
waren en die te onderhouden.
Men gelieve deze onderscheiding goed
vast te houden.
Die ordinantiën Gods zijn alleen te ken
nen uit Gods Woord.
De overheid heeft de bevoegdheid om
te bepalen wat recht in 'den lande zijn
zal, en zij heeft daarbij den plicht om
dat recht, desnoods met geweld, te hand
haven.
Hieruit ontstaat de vraag naar wel
ken maatstaf de overheid bij dit vast
stellen van het recht behoort te werk
te gaan.
„Wat recht is, mag en moet de over
heid bepalen, doch zijl kan dit alleen doen
door uit te gaan van 'de veronderstel
ling, dat dat recht op zichzelf, huiten
haar toedoen, eer zij nog gesproken heeft
reeds bestaat en dat haar werkzaam
heid zich uitsluitend bepaalt tot 'het juist
weergeven in 's 1 a n d s wet van
wat objectief (dat wil zeggen op en voor
zichzelf) recht is naar den eisch der b e
ginselen". (Dr. Kuyper).
Alzoo moet de Overheid naar beginse
len handelen; en die beginselen kan ze
alleen kennen u i j Gods Woord n
de ordinantiën der schepping.
„Die beginselen, zoo schreef dr. Kuy
per in 1878 en in 1896 („Standaard"
29 Mei), te kennen, is derhalve voor den
souverein uitgangspunt van allen goeden
wetgevenden arbeid en, naar gelang zijn
inzicht in die beginselen juister en vol
lediger is, waarborgt hij aan zijn staats
instellingen een te duurzamer bestaan en
te heiliger karakter. Kennis dier begin
selen nu is, naar onze overtuiging, noch
zuiver noch in vollen omvang te ver
krijgen dan door de studie van Gods
Woord en het onderzoek naar Gods ordi
nantiën".
Betrouwbaar uitgangspunt om te ge-
raken tot deze kennis der ware, eeuwige
rechtsbeginselen ligt, voorzoover we oor-
deelen kunnen, noch in de historie, noch
in de rechtswetenschap, noch in de stel
sels der philosofen.
De geschiedenis toch doet wel de uit
werking dier beginselen zien, gelijk open
baar wordt in de zeden van een volk,
doch die rechtsbeginselen zeiven formu
leeren vermag zij niet.
De rechtswetenschap speurt wel den
gang der rechtsbeginselen van een volk
na, doch komt, voor den storenden invloed
der zonde blind, tot geheel scheeve con
clusie.
En wat de philosophen van het recht
maken, is duidelijk voor wie ziich reeds
alleen maar de stelsels van Rousseau
en andere revolutionaire wereldwijzen her
innert.
Neen, zoodra er van recht sprake is
moet er gekozen worden voor of tegen
den levenden God.
Is God werkelijk God dan heeft wie
Hem als zoodanig eert, dan ook eerbiedig
naai' den weg te vragen, langs welken
hij komt tot de kennis van wat God
als recht gestempeld heeft voor zijh
schepsel.
Mogen wij dit nu ordinantiën Gods
noemen, dan volgt er uit, dat er ordi
nantiën Gods zijn voor den bodem en
het klimaat, ja voor allerlei; ook voor
ons leven; voor de verhoudingen in 'thu
welijk, in 't gezin, in de maatschappij',
in zake handel en bedrijf, enz. enz!. Kort
om over alles, waarover tweeërlei mee
ning mogelijk is.
Bij de opsporing nu dezer laatste onder
vindt de mensch de grootste moeilijkhe
den. Gevolg van de zonde, die hem ver
keerd waarnemen en onjuiste gevolgtrek
kingen maken doet, en afdolen van het
spoor der gerechtigheid.
Ook zoo blijft er dan nog wel een
natuurlijke godskennis werken en een ze-
dewet in de conscientiën spreken; doch
tot juiste kennis van Gods hoogere open
haringen voeren zij niet. Dit hebben de
heidensche volken, ook de beste, getoond.
De natuurlijke godskennis en het na
tuurlijk rechtsbesef, hoe hoog ook te waar-
deeren, zijn onvoldoende om ons de
eeuwige beginselen te doen kennen.
Bestond er nu geen openbaring,
dan zouden ook wij een toestand als
van die oude heidensche volken moe
ten aanvaarden. Doch, Gode zij' dank
er i s zulk eene Openbaring, door Gods
Woord tot ons gekomen, en die belangrijk
licht ontsteekt over de eeuwige rechts
beginselen ook wat het b u r g e r 1 ij k le
ven aangaat.
Zoodat wij' ook op Staatkundig
terrein de eeuwige beginselen van dat
Gods Woord, die Openbaring, hebben te
belijden.
Hoe komt nu de door God met. sou-,
vereine macht bekleede Overheid te we
ten welke die eeuwige beginselen zijn,
door den Heere vastgesteld en verordend,
en overeenkomstig welke zij bepalen zal
wat recht zal heeten?
Ware de zonde niet in de wereld ge
komen, dan ware het antwoord gemakke
lijk gevonden.
Dan toch zou het heetenzie de din
g e n en gij kent ook de eeuwige wetten
(ordinantiën) omtrent hun gang en loop
gesteld. Zie het leven en gij kent ook
den rechten gang er van, dat wil zeg
gen de beginselen waarnaar het
recht loopt.
Blaar nu is de zonde er; zij is door
gegaan als een 'alles overstelpende
bergstroom, en heeft alzoo dezen weg
ter kennis van 'de ordinantiën Gods, ook
voor de Overheid, 'afgesloten. Zooals art.
3 hierboven zegt: Het staatsgezag is niet
rechtstreeks (gevolg van 'de zonde
aan de ordinantiën Gods gebonden.
Een andere weg moet derhalve voor
de Overheid worden geopend: en die weg
is Gods Woorcl.
Maai' dit Woord is geen wetboek
waaruit men de ordinantiën Gods slechts
heeft over te schrijven. Neen deze moeten
worden nagespeurd. En daarom rijst een
tweede vraag, namelijk deze: op .welke
wijze zal de Overheid te weten komen,
welke die eeuwige beginselen zijh die
Gods Woord ons voorlegt.
Rome zegtdit doet d e Kerk.
De Kerk heeft zioh de macht toege
kend om haar opvatting, hare beslissing
aan de Overheid op te leggen. Haar woord
heeft bindend gezag.
Tegen deze opvatting staat de gere
formeerde, dat geen enkele kerk het recht
heeft om op staatkundig gebied aan de
Overheid haar opvatting als zijnde naar
de Schrift op te dringen.
Anderen zeggen laat de Overheid zelf
de Kerk zijn. Zoo denkt er de Griek-
sche Kerk over. De Czaar is het hoofd
dier Kerk in Rusland. En ook in Duitsch-
land de Luthersche Kerk waarvan de
Landsvorst tevens het geestelijk hoofd is.
Iets van dit c a e s a r o-p apisme is
ook in 1816 ten onzent door Gerefor
meerde predikanten vei'dedigd toen Ko
ning Willem I zich aanstelde als ware
hij het hoofd der Hervormde Kerk.
De Kerk toch is een ander instituut
dan de Staat. Zij, die er iets in te zeg
gen hebben, ontvingen die macht van
den Koning der Kerk; zooda.t de Staat
niet over hen mag heeiischendoch ook
omgekeerd heeft de Kerk over de Over
heid niets te zeggen.
Daar wij deze beide instellingen, de
eene van de algemeene, de ander van
de particuliere genade, in malkander in
grijpen, doet dit schade aan beiden.
'Daarom verwerpende deze heide opvat
tingen de Roomsche en de caesaropa-
pistische grijpen wij als de eenig juiste
wijze van aanraking tusschen Overheids
gezag en Godsordinantiën de opvatting
van artikel 3 van Ons Program aan
in de consciëntie der Over
heidspersonen.
Treub's voorstellen.
Blinister Treub, de tegenstander van
Staatspensioneering, de vinding van den
„politieken slimmeling", heeft naar ver
luid een wetsontwerp gereed om Staats
pensioen toe te kennen aan alle niet-
bedeelden van 70 jaar en daarboven.
Dat de minister op1 dit principieele punt
gedraaid is, moet hij met zichzelf uit
maken. Maar dat hij1 den last der uit
gaven voor dat Staatspensioen voor de
helft op de gemeenten schuift, daarom
trent zullen de gemeenten met hem "heb
ben af te rekenen.
Immers de regeling der kosten is zoo
gedacht, dat deze voor de eene helft
door den Staat, voor de andere door
de gemeenten zullen gedragen worden.
De minister meent, dat de Staat die
kosten niet betalen kan. Toch zal de
Staat de geheele kosten op zich nemen
wanneer de gemeente niet in staat blijkt
haar aandeel bij! te dragen.
Hoe dit samengaan kan: de Staat on
machtig om te betalen, en toch betalen
voor onmachtige gemeenten, zal uit de
praktijk moeten blijken.
Minister Treub ziet er blijkbaar gat in.
Met verlangen zien wij die leuke toe
komst al tegemoet!
En zijn nieuwsgierig om de gezich
ten der Stedemaagden te zien, wanneer
met name de groote steden voor de pa
trijs zullen gezet wordende halve bij
drage in de kosten.
Itoch ook de kleinere stedendenk eens
aan Middelburg en Vlissingen, die al zoo
vreeselijk zwaar belast zijn; en Goes dat
over haar goede dagen al lang heen is;
welke gezichten die zullen trekken.
Blaar wie lacht, is de buitenlander!
En de principieele revolutionair, die het
uit den zak van den een haalt om het
over të storten in dien van den ander.
if if
De Belgische socialisten. De
Algemeene Raad der socialistische partij
is gisteren in het Volkshuis bijeengekomen
en heeft beraadslaagd over het vraagstuk
der parlementaire staking. Een motie weid
aangenomen, waarin wordt gezegd, dat de
kern der socialistische partij bereid is
tot een parlementaire staking, op voor
waarde, dat de oppositie dezejaotiek goed
keurt en dat de parlementaire staking
niet eindigen zal, dan op den dag waarop
de regeering zich zal verzoend hebben
met het beginsel van grondwetswijziging.
Frankrijk.
Het Fransche ministerie is gevallen.
Poincaré heeft het ontslag van het ministe
rie aanvaard.
De afgevaardigde Delpierre had een
amendement verdedigd, strekkende om te
bepalen, dat de nieuwe obligaties van
alle belastingen zullen worden vrijgesteld
en daaraan alle fiscale en civiele voor
rechten van de staatsrente verbonden zul
len zijn. De regeering nam dit amendement
over en stelde daaromtrent de kwestie
van vertrouwen.
Biet 290 tegen 265 stemmen werd het
amendement-Delpierre verworpen.
Toen deze uitslag bekend werd riep
een stem uit de uiterste linkerzijde „Weg
met den driejarigen dienstplicht!"
De opwinding is groot.
Tweede Kamer.
Hechts spreekt. Gelijmde
kiezers. Ontevreden Onder
wijzers. Troeistra spreekt.
De rechterzijde was gisteren weer aan
het woord.
Na het magistrale woord van den heer
de Savornin Lohman was het voor de
jonge rechtsche woordvoerders uiteraard
lastig om niet al te zeer in herhalingen te
treden. Zonder te beweren, dat ze altijd
vermeden konden worden, past het ons
een woord van lof te schrijven aan het
adres van de jonge Anti-revolutionaire en
R. K. garde.
Baron' van Wijnbergen zette de eer
gisteren afgebroken rede voort, 't Was
een frisch betoog, waarin hij vele dingen
op zijn wijze uitte en waarin verschillen
de bijzonderheden uit den beruchten vei-
kiezingsstrijd nog eens naar voren ge
haald werden. 't Waren voor politici en
pers van links niet bepaald goede oogen-
blikken.
Spr. wees er nog eens bij herhaling op,
dat er onder de middelen, welke de vrij
zinnige partijen bij den verkiezingsstrijd
gebruikt hebben met het doel om de Chris
telijke regeering weg te krijgen, vele on
eerlijke middelen waren. Immers door tij
delijke ophitserij van kerkelijke hartstoch
ten en speculeeren op antipapisme zijn
de meest heterogene bestanddeelen van
het volk bijeengebracht. Vandaar dat door
den stembusstrijd geen duidelijke uit
spraak is verkregen ten gunste van alge
meen kiesrecht en staatspensioen.
Spreker wees op verschillende mislei
dende manifesten om de kerkelijke harts
tochten aan te hitsen, op de redevoering,
getiteld: „De Bleidoorn in de kap", te
Rotterdam gehouden; het artikel van het
Kamerlid De Jong, waarin een geheel
verkeerde voorstelling werd gegeven vaa
de subsidieering van het bijzonder onder
wijs en van de onderwijs-toestanden in
België, zoomede op uitlatingen in de li
berale pers, vooral van de „N. Rott. Crt."
De Katholieken hebben echter na den
verkiezingsstrijd kunnen zien, dat het aan-
kweeken van het anti-papisine het werk
was geweest van een kleine groep; immers
dit is gebleken bij de huldiging van kar
dinaal Van Rossum, toen het volk niet
meer stond om de aanhitsers.
Moeilijk zal de Concentratie na de her
stemmingen kunnen zeggen, dat zij de
rechterzijde evenzeer bestrijdt als de
sociaal-democratie, want hoe hoog de Con*
cerrtrat.ie ook afgeeft van hare zelfstan
digheid, steeds meer en meer blijkt, dat
zij naar links wordt getrokken.
Wat het thans opgetreden kabinet aan
gaat, betoogde spreker dat nog op talrijke
punten ophelderingen door het kabinet
gegeven dienen te worden, aangezien 't
eenige wat men omtrent die regeering
thans met beslistheid weet, is, dat zij de
vrijzinnige beginselen is toegedaan en niet
wil verloochenen.
Z'n slotwoord, waarin hij de hoop uit
sprak, dat ondanks alle verschil van be
ginsel een loyale, eerlijke en ridderlijke
strijd moge gevoerd worden, deed den
heer Lieftinck (u. 1.) zeggen: „Dat is
mannentaal
Dit kon ook getuigd van het overtui
gende woord van onzen antirev. afgevaar
digde van der Voort van Zijp, die, met
vermijding van persoonlijke gevoelighe
den, niet weinig malsche critiek deed
hooren.
Bfen heeft van den zomer de kiezers
met allerlei middelen trachten te lijmen;
anders niet.
Hoofdzakelijk was 's sprekers betoog
aan het financiëele beleid gewijd, op
welk punt zij trouwens ook niet weinig
misleid zijn geworden.
Om maar bij de onderwijzers te blijven,
hoe zijn zij niet teleurgesteld geworden.
Thans zien velen in, dat zij indertijd
niet terecht wrevelig waren op het recht
sche kabinet, dat hen met het toeslagwetje
wilde „afschepen". Hun houding was on
billijk.
In den grootsten nood is immers voor
zien. Meer kon momenteel niet gedaan
worden. En 't staat nu te bezien of zij
aan de belofte van links meer waar
de toekennen, dan aan die van rechts.
De heer van der Voort van Zijp heeft
op de urgentie van de zaak nog eens
dringend de aandacht gevestigd.
Of het helpen zal? Vooralsnog vleie
men zich niet met die hoop.
Het antwoord aan de bekende deputatie
liet aan duidelijkheid niets te wenschen.
Wacht maar! Wacht maar!
Spr. ontleedde nog den uitslag in Am
sterdam III, betreurde het, dat in de
Troonrede een herinnering aan de viering
van onze onafhankelijkheid ontbrak, en
legde nog eens den nadruk op den anti
revolutionairen eisch tot herstel van recht
inzake het onderwijs, elk compromis, dat
afwijkt van de rechtsgelijkheid van het
openbaar en het bijzonder onderwijs, met
verontwaardiging afwijzende.
Alle deze kwesties zijn reeds ampel
in de pers besproken, zoodat we er hier
niet uitvoerig op behoeven terug te komen.
De financiëele specialiteit Kooien maak
te zich verdienstelijk met de bespreking
en de verdediging van het financiëele
beleid van het vorige kabinet.
In het financiëel verslag zag deze spr.
terecht een indirecte hulde aan het beleid
van de heengegane regeering.
Interessant was verder de rede, of liever
het begin van het betoog van den sociaal-
democratischen leider Troelstra. Na het
minder verkwikkelijke aanloopje hield hij
een redevoering, die klinkt als een klok.
Bfr. Pieter Jelles kan het wel. Trou
wens, zou hij onderdoen voor de jongere
roode kemphanen!
We zullen niet diep op het betoog van
den rooden leider ingaan, laten dat gaarne
over aan de vrijzinnige pers. De „N. R.
C." heeft gaarne vele vleiende woorden
voor hem over; wijdt met zusterlijke
liefde een gansch overzicht aan de speech
van haar ,,aartsvijand"(?)