NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
\o. 47. 1913.
Maandag 34 November.
38e Jaargang.
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. DHUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Buitenland.
Staten-Generaal
LEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p. 1.25
Enkele nummers„0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
EN
va a i5 regels 50'cent, iedere regel meer lOJcent.
Familieberichten van'l10 regels ƒ1.iedere
regel meer 10 cent.
Oudegeest en de Liberalen en Troelstra
zelf.
Nu de liberalen in Amsterdam III (met
behulp evenwel van rechtschen, anarchis
ten en kleurloozen) aan de sociaal-demo
craten him zetel ontroofden en Oudegeest
fel bestreden, is er tusschen „Het Volk'"
(mr. Troelstra naar men zegt) en „Het
Handelsblad" (vrijzinnig) een vinnige
twist ontstaan.
Troelstra verwijt genoemd blad, dat het
in 1909 wel bereid zou geweest zijn Oude
geest te steunen in II, wanneer de sociaal
democraten in VI op De Beaufort wilden
stemmen.
Terecht vraagt „Het Volk" nu: waarom,
als in 1909 Oudegeest wel goed was,
ondanks zijn verleden van 1903, nu hem
zoo fel bestreden ter oorzake van dit
zelfde verleden
Immers, zegt h ij, waren het de unie
liberalen en de vrijzinnig-democraten,
evenals verschillende voorstanders van
den vrijhandel, die in een groote adver
tentie in „Het Handelsblad" Oudegeeslt
tegen Snoeck Henkemans steunden. Het
bestuur van „Vooruitgang" te Amsterdam
steunde Oudegeest, in overeenstemming
met het prae-advies van het Centraal Co
mité en de „Vaderlander" (het blad van
het ïi.-l. Kamerlid Roodhuyzen) van 19
•Iiuii 1909 bevatte een artikel, waarin
het optreden der vrijliberalen, die Snoeck
Henkemans aanbevalen, wordt afgekeurd
en ten opzichte van de klerikalen, die
zoo met den naam Oudegeest als boe
man werkten, werd geschreven
„Het kan toch niet zijn dat de naam
Oudegeest hen doet schrikken. Laten zij
dan bedenken dat Domela Nieuwenhuis
in 1888, schrikwekkender dan honderd
Oudegeesten, bij de herstemmingen van
toen door Dr. Kuyper in de Kamer is
gebracht".
Ditmaal hebben de vrijzinnigen juist
gespekuleerd op dienzelfden afkeer van
den naam Oudegeest en daaraan groo
tendeels hunne overwinning te danken.
Tot zoover mr. Troelstra.
Het was te begrijpen, dat deze staats
man den vrijzinnigen de ooren zou was-
schen om hunne beginselloosheid.
Doch hoe deed Troelstra. zelf in zijn
aanbeveling van Oudegeest.? Stak hij de
zen niet om in de taal van de drie
star uit ije „Standaard" te spreken
de stem voor de oorlogsbegrooting, in
den zak, om stemmen te winnen voor
hem?
Duys.
LhiDuys schijnt in de Tweede Ka
mer de rol van den moppigen straat
jongen te blijven vervullen. Altijd tegen
over de leden der rechterzijde.
Reeds mochten wij eenige van zijn straat
moppen vereeuwigen.
Wij hebben er hier nog eentje van het
bekende allooi, door hem getapt in de
zitting van jj. Donderdag. Wij drukken het
af uit het verslag in „De Courant":
Dh. Fock: De heer Tan Veen heeft
verdedigd de onderwijs-circulaire van
den gouvenneur-tgeneraal over bestuurs
hoofden, waarin werd gewaarschuwd te
gen het stelsellooze verkenen van sub
sidie, omdat het voorkwam, dat de sub
sidie hooger was dan de kosten.
Db. Van Veen (C.-H.): Zoo staat het
niet ill de circulaire.
Dh. Fock leest voor wat er in de
circulaire staat.
Dh. Van Veen: D' leest het voor uit
„De Locomotief" en daar is' de inhoud
misleidend weergegeven
Dh. Fock: Dan zal de minister mij
wel op de hoogte brengen. Ik heb de
circulaire zelf niet gezien. (Rumoer
rechts.) Ja, ik heb geen officieele be
trekking, de heer Tan Veen blijkbaar
wel.
Dh, Marchant (V.D.): Laat de heer Van
Veen de circulaire voorlezen.
Dh. Ketelaar (V.D.): Hoe komt u aan
die cir culaire
Bh. Van Veen (C.H.): Dat. gaat u
niet aan! (Gelach).
De Voorzitter hamert.
Db. Van Veen: „De Locomotief gaf den
inhoud misleidend weer.
StemmenLees dan zelf "voor.
Dh. Duys (S,D.)D a t k a n h ij n i e t,
want dat heeft L o h m a n niet
voor hem opgeschreven! (Ge
lach.)
De voorzitter' heeft deze onbeschoftheid,
gelijk meerdere, langs zijn kant laten gaan.
Nog erger maakte het deze afgevaar
digde bij de volgende speech, van den beer
Vliegen ter bestrijding van vermeende on
juistheden in de rede van den heer Bo-
gaarfc. De „Maasbode" zegt: Hij verzuim
de niet dat als mala fides te kleuren en
de claque alsof ze niet te voren reeds van
alles wist, viel bruisend, brullend inTjon
ge, tjongeHu, Hu. „Hij heeft de waarheid
zoo lief" schreeuwde de helle stem van
Duys. En: „God, God wat een leugenaar 1"
Hier geneerde de heer Duys zich dus
niet om te vloeken, en de voorzitten
liet na hem hiervoor tot de orde te
roepen.
Of wij er met de wisseling van voor
zitter ook op vooruitgegaan zijn!
Roodhuijzen.
Een moppentapper van een ander soort
is de unie-liberaal Roodhuyzen welke
dienzelfden Donderdag de vrijzinnige! Goe-
senaars met zijn glossen op dr. Kuyper
is komen vermaken. Blijkens het' verslag
in het toongevend vrijzinnige blad siprak
deze volksvertegenwoordiger omtrent zijn
oud-collega
„Deze intrigeerende staatsman hoopte,
dat de uitslag der algemeen® verkiezin
gen van 1909 een zoodanige zou wezen,
dat het „echte wagenschot", het onver-
valschte eikenhout, naar buiten zou wor
den gekeerd. In dit geval was het „echte
wagenschot" A. K„ natuurlijk geen Al
gemeen kiesi'echt, dochAbraham
Kuyper! (Vroolijkheid.)"
En verder omtrent de „verklaring" van
dr. Kuyper dat hij de candidatuur voor
Ommen aannam:
„Deze verklaring was, als het ware,
een attest voor het Ministerie-1leiemskerk
Niemand kan zich daarover verwonderen.
Het (is nu eenmaal een liefhebberij' van,
dr. Kuyper, met attesten te werken, het
zij hij in de Kamer komt, hetzij hiji uit
de Kamer gaat. (Vroolijkheid)."
Over de bekeeiing van Sauius spreken
de, prees hij dezen kruisdrager. Maai', zoo
liet hij er op volgen, „de politieke be
keerlingen onder het „christelijk" Kabi
net-Heemskerk dachten er anders over;
ziji wilden wel een kruis op zich nemen,
doch een kruis van die grootte, welke
precies in een knoopsgat past. (Applaus.)"
Zoolang de vrijzinnigheid nog dergelijke
grappenmakers telt, om de halve waar
heden en de scheve voorstellingen die
men politieke rede noemt, met glossen
van dit gehalte te doorspekken, kunnen de
partijgenooten, ook al hebben zij niets om
trent de liberale beginselen gehoord,
bij het uiteengaan hunner vergadering ge
rust met luider stem zingen van „het
liberalisme gaat nooit verloren"!
Ean ongeluk bjj een gelukje.
De rechtsche partijen hadden in de
Kamerzitting van Vrijdag buitengewoon
gelukkig geloot.
In drie van de vijf afdeelingen kre
gen zij de meerderheid, nochtans in een
was deze meerderheid een „toevallige"'
wegens afwezigheid van enkele libera
len. Toch werd in slechts twee afdee
lingen een voorzitter- van rechts geko
zen. In de derde afdeeling stond het:
10 rechts en 9 links. Toch won het de
liberaal. Dit lag aan de afwezigheid van
vier rechtsche leden: de R.-K. heeren
Fleskens, Janssen, Bongaerts en v. Vlij
men.
Het „gelukje" had derhalve grooter
kunnen zijn. Rechts had bij trouwer op
komst van bovengenoemde vier de meer
derheid in de centrale sectie kunnen
hebben.
Wanneer men weet dat de centrale sec
tie do lijst van werkzaamheden opmaakt,
dan zal men begrijpen hoeveel er som
wijlen kan afhangen van de samenstel
ling dezer sectiën en de aanwezigheid
van alle rechtsche leden.
Men zegt wel eens: een geluk bijl een
ongeluk. Hier was het juist omgekeerd:
een ongeluk bij een gelukje!
•X'
Frankrijk.
Het ontwerp tot wijziging der kieswet
om te komen tot evenredige vertegenwoor
diging, dat door de» Kamer aangenomen
werd, is thans bij den Senaat ingediend.
In zijn brief aan het bureau van den
senaat zegt minister Kl'otz, dat het ont
werp het" oprecht verlangen der kamer
naar overeenstemming bewijst. Door het
aannemen van het amendeinent-Lefévrè,
dat een ruime plaats aan het meerder
heidsstelsel inruimt, heeft de Kamer van
afgevaardigden zich op den weg van
schikkingen begeven.
De regeering doet oen beroep; op den
goeden wil van den Senaat om, de Ka-
mei' op dien weg te volgen en een be-
slissenden slap naar de overeenstemming
te doen en zo»« mogelijk het wetsont
werp in onderzoek te nemen.
De gouverneur-generaal van Indo-China
Sarrant, Is er achter. Zijn houding in
den strijd tegen het opium is alleszins
lofwaardig' en mag de regeering van het
moederland ten voorbeeld gesteld worden.
Alvorens hij naar Frankrijk scheep ging
om persoonlijk in het parlement zijrn be
leid te verdedigen, heeft hij te Hanoi
een opiumcommissie ingesteld. Haar taak
is een uitvoerig rapport op te stellen
over de grenzen, welke h. i. dreigen van
opiummisbruik en over de aan te wenden
middelen om dat misbruik tegen te gaan.
In zijn memorie van toelichting bij 'het
decreet tot instelling der commissie brengt
de G.-G. in herinnering, dat alle beschaaf
de volkeren erop uit zijn, om paal en
perk te stellen aan het opiumgebruik.
Frankrijk mag in dat streven allerminst
'achterblijven en moet vooral ten koste
van alles beletten, dat het gebruik van
dat vergif inheemsch wordt in het moe
derland.
Echter, plotseling de bevolking het ge
bruik waaraan zij gewend is, te ontzeg
gen, ware gevaarlijk en kon allicht tot
ernstige troebelen aanleiding géven
anderzijds moet men eerst uitzien naar
een equivalent voor de schatkist. 'Dien
tengevolge heeft de G.-G. de commissie
in opdracht gegeven het politieke, eco
nomische en financieele vraagstuk te be-
studeeren, dat samenhangt met het ver
bod van opiumgebruik. Nagegaan moet
o.m. worden hoe de smokkelhandel kan
worden tegengegaan; wat op medisch ge
bied gedaan kan worden voor de opio-
manen, enz.
Maar voor alles moet een eind ge
maakt worden aan den invoer van opium
in Frankrijk zelf.
Daarvan hangt het welslagen van de
actie af. En ook het heil van het moe
derland.
0uit8chland.
Dei spanning tusschen Frankrijk en
Duitsehland heeft zich andermaal kunnen
openbaren.
En wie gemeend had, dat het incident
in het Elzassische stadje Zabern waar
een jong luitenant zich smalend over de
Elzassers uitliet wel spoedig geëin
digd zou zijn, vergiste zich deerlijk.
Daarom is het temperament van de ge
mengde bevolking aldaar te vurig.
Er is reeds heel wat stof in deze op
gejaagd en de schuldige oorzaak van al
de opwinding, luitenant von Forstner, ver
richt nog steeds den dienst, alsof de heele
zaak hem niet aanging, onderwijst recru-
ten evenals tevoren, en verbaasd zich(
wellicht over den invloed van ?gjn woor
den.
Intusschen is bij het onderzoek ge
bleken, dat deze loslippige officier zich'
wel eens meer onhieusche uitlatingen je
gens de Franschen en de Fransch-gezin-
den veroorloofde. Zoo moet hij, naar door
een. aantal rekruten aan het licht is" ge
bracht, nog geen tien dagen geleden zeer
beleedigënd over de Fransehe vlag heb
ben gesproken, wat vele Elzassers, van
Fransehe afkomst, bijzonder had gehin
derd.
Sommige bladen maken nu bovendien
aanmerking op de wijze, waarop het on
derzoek door de militaire overheid isi gé-
leid. Volgens het verhaal van de „El-
sasseïi" werd aa.n de rekruten een stuk
ter teekening voorgelegd, waarin1 zij ver
klaarden zich den juisten tekst van 's lui
tenants toespraak niet meer te kunnen)
herinneren. Het feit, dat deze soldaten
's morgens vroeg werden gewekt en aan
stonds naar de kamer werden gebracht,
waar het verhoor werd afgenomen, acht
dit blad eveneens pleiten tegén den recht
vaardigheidszin van de met het onder-
Zoek belaste officieren: „Half slapende
meuschen zou men op die manier wel
hun doodvonnis kunnen laten teekenen."
Niet alleen onder de bevolking, die in
spanning' den afloop van deze historie
tegemoet ziet, doch evenzeer onder de
reenden heerscht voortdurend groote op
winding, en reeds hebben de autoritei
ten het in 't belang van de discipline ge
acht een aantal manschappen over te
plaatsen,
Overplaatsing van den onbedachtzamen
luitenant schijnt nog niet te worden over
wogen. Wèl spreken de bladen oveT het
vermoedelijk aftreden van den brigade
generaal Von Diemling of zelfs van den
Stadhouder van Elzas Lotharingen.
Doch waartoe dit. alles, Men deed wij
zer luitenant Forstner te verplaatsen of
hem disciplinair te straffen. Mogëlijk ware
de zaak daarmee van de baan.
De directeur van de Autorité te Parijs
de heer Paul de Cassagnac had den los-
lippigen luitenant per aangeteekend schrij
ven rekenschap gevraagd, doch ontving'
den brief ongeopend terug.
In een uitvoerig telegram werden hem
toen de ooren gewassohen, en werd hem
gevraagd of hij voor goed zijn uniform
wil onteeren en zich onttrekken aan de
gevolgen van zijn ploertigheid.
Doch ook daarmee is de zaak nog niet
uit.
Staatsbegrooting 1914.
Memoric van Antwoord.
Van de uitvoerige gedachten wisseling
die in alle afdeelingen plaatsl had, om
trent den loop en den uitslag der ver
kiezingen, heeft de regeering met belang
stelling kennis genomen. Zij geeft haar
geen aanleiding tot eenige opmerking.
De pertinente vraag of de Regeering
van de werkzaamheden der Loge: op de
hoogte is, beantwoordt zij ontkennend. Er
isi echter geen enkel feit .bekend dat een
onderzoek noodig zou maken.
Ook het debat omtrent den loop der
crisis, welke uit den uitslag der verkie
zingen voortvloeide, kan de Regeerinjg,
voor zoover het haar eigen beleid niet
raakte, voorbijgaan.
K ab i nétsvornii n g.
Eenige leden zouden gaarne vernemen,
of de opdracht van dr. Bosi heeft ge
strekt tot vorming van een Ministerie uit
de geheele linkerzijde. De strekking van
deze vraag isi de regeering niet duidelijk.
Voor zoover bedoeld, wordt ietsi anders
te vernemen dan van algemee.no bekend
heid is, moet. de Regeering het antwoord
schuldig blijven. De opdracht aan dr. Bos
geschiedde buiten haar Voorkennis en lag
ten eenemale buiten hare verantwoorde
lijkheid. Zij had alleen te rekenen met
het feit, dat de vorming van een Kabinet,
„uit de geheele linkerzijde anmogéljj'k is
gebleken.
Men zou voorts van de Regeering; gaan
ne vernemen of het vermoeden gegrond
is, dat het besluit in eene vergadering van
de vrijzinnige Kamerleden genomen, om
de vorming yan een ministerie uit de
vrijzinnige groepen niet te bevorderen, ge
nomen is ingevolge een Koninklijke op
dracht Ook dit verlangen kan de Regee
ring niet bevredigen. Zij had bij de be
antwoording der vraag of zij het bewind
zou aanvaarden alleen te rekenen
met de genomen beslissing, niet met de
aanleiding tot deze beslissing.
Tegen het optreden van het nieuwe Ka
binet werden verschillende bezwaren ge
opperd.
Het optreden van het ministerie zou
niet te rijmen zijn met goede parlementaire
gebruiken. Op welke gebruiken wordt ge
zinspeeld? De politieke situatie, die de
Regeering bij haar optreden vond, was
exceptioneel. Gebruiken bij zulke toestan
den passend zijn de Regëering niet bé
kend.
Verschillende oplossingen van de cri
sis worden aan de hand gedaan die allen
de voorkeur zouden verdienen boven die,
voor welke de regeering de verantwoor
delijkheid heeft aanvaard. De vraag: is'
wellicht geoorloofd of het wel zoo ze
ker is dat men voor die voorkeur zou
hebben getuigd indien een der aanbevo
len ministers werkelijk ware opgetreden.
Het is trouwens niet zoozeer de vraag)
of de opgetreden Regeering theoretisch
de best denkbare is, maar of zij beant
woordt aan de eisehen die haar mogen
worden gesteld.
Beproefd had moeten zijn de Vorming
va,n een zakenkabinet: een Kabinet du§,
dat geen rekening hield met de groote
vraagstukken die ons volk in bveeden kring
zoolang hebben bezig gehouden. Gesteld
het ware levensvatbaar, zoude het in
's lands belang zijn geweest naar den ach
tergrond te verschuiven wat in de natie
met klemmenden aandrang op den voor
grond was gebracht?
Het vorige kabinet ware verzocht kun
nen worden te blijven.
Zou dit in overeenstemming geweest
zijn met de parlementaire gebruiken? Ge
poogd zou kunnen zijn een gemengd Ka
binet te formeeren uit rechten en linker
zijde, dat tot taak zou hebben gehad pa
cificatie te brengen door het aangaan van
een compromis aangaande sommige quaes-
tiijn. Het denkbeeld zou kunnen toela
chen, ware het niet dat de felle wijze
waarop voor en weder de verkiezingsstrijd
is gevoerd, het optreden der leiders in
één kabinet als urgent opi zijn regeerings-
program had gebracht.
De opdracht der Koningin tot vorming
van een extra-parlementair Kabinet scheen
derhalve der Regeering niet alleen een
oplossing-van de crisis aan te geven waar
voor zij de volle Verantwoordelijkheid kon
aanvaarden, maar inderdaad de beste die
bij de gegeven situatie mogelijk was.
Het Kabinet toch had zich in de
eerste plaats rekenschap! te geven van het
feit dat het niet kon zijn een partij-mi
nisterie, d.w.z, een ministerie dat geroe
pen was door zijn regeeringsprograinnia
uitvoering te geven aan het programma
van een der parlementaire partijen.
Een parlementair kabinet ware ongetwij
feld nog mogelijk in den vorm van een
coalitie-ministerie. Maar een dergelijke coa
litie was onbereikbaar gebleven. Derhalve
was het een logische en politieke nood
zakelijkheid, dat de Regeering; aan een
extra-parlementair Kabinet werd toever
trouwd, d.w.z. aan een kabinet dat uit
geen der partijen voortgesproten, buiten
iedere partijband 's lands zaken zou be
hartigen.
Dat de leden der regöering buiten het
parlement staan, is dus niet het eigen
lijke kenmerk van het Kabinet, maar veel
eer de consequentie van de gedachte die
aan zijn vorming ten grondslag ligt.
Dat het ministerie een concentratie-mi
nisterie zou zijn, al dan niet „verkapt",
moet dan ook door de regeering beslist
worden ontkend. Waar is, dat de regée-
ring het hoofdpunt van het programma
der Vrijzinnige partijen tot uitvoering
tracht te brengen en op een ander be
langrijk punt daarvan aan de wenschen
dier partijen grootendeels tegemoet komt.
Waar ia het ook, dat de mannen die
er zitting in namen de vrijzinnige begin
selen zijn toegedaan en deze ook in de
regeering niet zullen verloochenen. Maar
een en ander geeft geen recht aan het
Kabinet, een karakter toe te kennen dat in
strijd is met de bedoeling die bij zijn
vorming werd beoogd.
Terwijl echter eenerzijds vaststond dat
bet Kabinet niet anders dan extra-pa ele
ment air kon zijn, was het anderzijds eisch
van een goedé constitutioneele staatskundo
dat rekening werd gehouden met de uit
spraak der kiezers.