NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 42. 1913.
Dinsdag 18 November.
38e Jaargang.
GHRiSTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
F. P. DHUIj, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Het Gezag ten onzent.
Treub.
Buitenland.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p. 1.25
Enkele nummers0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
EN
van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10[cent.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.iedere
regel meer 10 cent.
Dit gezag berust niet bij het volk. Niet
bij de kiezers. Niet bij de ministers. Niet
bij de Staten-Generaal. Niet in de wet.
Het berust bij het Stamhuis van Oranje.
De Oranjes waren van vorstelijkenj
bloede; meerendeels geniale, godzalige,
onbaatzuchtige mannen, die zich gaven
voor Nederland; van wie kracht uit
ging die 't volk wisten op te beuren
in dagen van groote benauwdheid, wat
meer zegt: hen ter overwinning wisten
te voeren en den overweldiger wisten, te
keeren. Mannen wier geschiedenis piet
die des volks is saamgeweven; op1 wier
ondergang, meer dan op eenig' ander
mensch, het krachtig menigmaal is toe
gelegd geweest, en die er slechts te vaster
om wortelden in de harten.
Is het te verwonderen dat, nu juist
een eeuw geleden, toen Nederland zijine
onafhankelijkheid herkreeg, men algemeen
riep om een prins van Oranje?
De souvereihiteit van dit geliefde Stam
huis was immers reeds in onze geschie
denis geworteld. De mannen van 1813
brachten haar in den Nederlandsc.hen
Staat tot ontwikkeling. Zij gevoelden ook
de onmogelijkheid van herstel' der oude
verhouding vjyi Staten en Stadhouder.
Zij gevoelden Nederland moest- een ko
ninkrijk zijn en de kroon paste aan een
telg uit het Ruis van Oranje.
Zoo haalden zij den Souvereinen Vorst
in, en schreven in de Grondwet van 1813,
en toen hij koning werd in die van 1814,
dat de souvereiniteit (later de Kroon) „i s
en blijft opgedragen aan den Prins van.
Oranje Nassau, om door zijn wettige na
komelingen te worden bezeten erfelijk".
Dat ,,is en blijft" werd ook in de Grond
wetten van 1848 en 1887 bestendigd.
De Grondwet heeft door dat „is en
blijft" vastgesteld, dat de souvereiniteit
feitelijk reeds in 't Stamhuis van Oranje
berustte en er historisch ook behoort te
blijven.
En hierbij sluit de antirevolutionaire,
partij, ja alle rechtsche partijen, zich aan.
Het „Koningin bij de gratie Gods" blij've,
zoo hoopt zij, nog lange de titel, het
recht van onze beminde Koningin. Niet
uit voorliefde voor dezen regeeringsvormi
oLvoor deze persoon hoopt zij dat; maar
uit eerbied voor de leidingen Gods in
de geschiedenis, en uit cliep gevoelde
dankbaarheid jegens de lange rij van
Oranjehelden die hunne liefdevoor ons
arme vaderland in bange dagen met hun
bloed hebben bezegeld.
En zoo ook wederkeerig blijft in de
Oranjevorsten die over ons gesteld zijin de
wetenschap levendig, dat hun Huis is
het aangewezen gezag', „niet als een recht
in dien zin dat men zijn rechten zou
krenken als men het voorbijging, maar in
dezen, dat het gelijk mr. Lohman zegt
in „Onze Constitutie" blijkbaar geroe
pen is tot den troon door Hem' Die èn
dat Huis èn onze natie geleid en saam-
gebionden heeft, of, zooals Koning Wil
lem I zelf bij zijn troonsafstand in de
proclamajtie van 7 October 1840 uitdrukte
„waartoe Hij, de machtige Bestuurder der
volken, ons geroepen heeft,,. Dat Huis
bezit datgene wat noodig is voor de re
geering van Nederland. Van Godswege
zich geroepen achtende, .mag het, zooals
het van den eersten dag af gedaan heeft,
optredpii bij de Gratie Gods, jure suo,
om ons volk te redden en te beschermen;'
en dat volk, in dat Huis niet zijn ge
machtigde, maar zijn natuurlijken be
schermer ziende, zal zich, ook uit eigen
belang, gaarne aan zijin gezag onderwerpen
en dat gezag steunen. Dat is de groote
gebeurtenis van 1813. De juistheid van
het inzicht der Driemannen is door den
verderen loop der geschiedenis bevestigd".
Deze waarheden kunnen slechts ont
kend worden door het socialisme; doch
men bedenke, dat het socialisme alleen
door verval levensvatbaar is. Natuurlijk
is hier slechts het socialisme als beginsel
bedoeld. Daarom houde ook de antirevo
lutionaire partij haar beginsel, vooral op
het punt van 't gezag en de uitoefening
er van, immers hoog. In de liberale be
ginselen is geen kracht van verweer te
gen het opstuwend geweld der socialis
tische beginselen; voornamelijk omdat de
bron bij beide dezelfde is, en het socia
lisme de eonsekwentie, de doorgetrokken
rechte lijn is van het liberalisme.
Alleen in de antirevolutionaire begin
selen ligt de verweerkracht tegen de re
volutie, en tegelijk zijn die beginselien
van gezag en vrijheid de krachtige stutten
voor elk gezag, ook dat der regeering.
Koninklijke woorden.
Aan de Internationale conferentie voor
de Zending zond Hare Majesteit j.l. Vrij
dag, een welkomstgroet, die hier (nog
maals) zij afgedrukt.
Die Koninklijke groet luidde als volgt:
„Ik acht mij gelukkig1 u een harte
lijk welkom in mijn land toe te roepen.
Ik wensch daarbij uit te spreken, dat ik
van harte deel de beginselen die uvs
comité bezielen bij» zijn heilig werk, en
dat ik mij geestverwant gevoel van hen
die den verheven arbeid, in Edinburgh
begonnen, trachten voor te zetten. Ook
in Nederland streven wij naar eenheid
en samenwerking op het gebied cler
Zending en trachten wij andere volke
ren in hun ons vreemde toestanden
liefdevol te verstaan, als getrouwe dis
cipelen van Hem die kwam om te die
nen. Uw komst alhier en uw tegen
woordigheid op- cle Nederlandsche zen
dingsconferentie beschouw ik als een
verblijdend teeken, dat diegenen mijner
landgenooten, die de zending' dienen,/
zullen volharden bij deze beginselen.
Het "is mijn ernstige wensch, dat de
eenheid van alle volgelingen van Chris
tus dieper gevoeld worde en dat onze
Heiland onze harten bestiere tot steeds
inniger gemeenschappelijk gebed.
„Moge onze ijiver worden aangevuurd
en geheiligd en mogen alle arbeiders
in Gods wijngaard worden bekwaam
gemaakt voor de taak, waartoe zij per
soonlijk geroepen worden. Moge de
waarheid die in Christus is, de duister
nis der menschelijke ellende beschijnen
en moge de onnaspeurlijke rijkdom Zij
ner Goddelijke liefde onvergankelijke
blijdschap wekken in de harten van
alle schepselen Gods".
Dit is de derde maal, dat onze Ko
ningin op zoo Koninklijk-moedige wijze
in warme geloofstaal haar Koning Vn haar
Heiland eere geeft.
Eerst deed H. M. dit tijdens haar be
zoek te Parijs, bij het standbeeld van
de Coligny.
Ten tweeden male in het „Christ avant
tout", gericht tot de Presidente van den
Argentijnschen Vredebond.
En nu ten derden male in dit breecle
woord van warme belangstelling in het
heilig werk der Zending.
Vaak hoorden we van Duitsc.hlancls Kei
zer, hoe deze zich nimmer ontzag ook
in het publieke woord voor zijn belijde
nis uit te komen.
Toch herinneren we ons niet, dat de
Duitsche Keizer het ooit zoo ampel en
zoo omstandig deed.
In onze Koningin sprak de geest van
den Zwijger.
Voor onze Missie was bij den velerlei
tegenstand, dien ze vooral thans te ver
duren heeft, dit woord een klank, die
opnieuw bezielen kan.
Meer nog, het is zelfs een woord wa,ar
de ernstige vraag in schuilt, of alle mis
siën saam tenonzent niet een Zen
dingsraad in het leven hebben te roe
pen, om saam als één macht op te ko
men voor wat de Zending in onzen Ar
chipel ook van Regeeringswege behoeft.
(„Standaard".)
Gelijk men weet is mr. Treub, de te
genstander van staatspensioen in een ka
binet gaan zitten dat staatspensioen in
zijn vaandel schrijft.
Hij' die dit kabinet reeds bij vooruit
grijping (anticipatie) politieke slimmelin-
gen schold; is in het gestoelte dier slim-
melingen gaan zitten.
Maar hij zal er niet 'lekker zitten.
Reeds trok mr. Rutgers hem al aan
zijn* oor. Deze stelde, hem de volgende
vraag
„De Regeering heeft plannen tot wij
ziging der Invaliditeitswet, en nu zou
ik willen vragenkan de Regeering
verzekeren, voor het geval dat de plan
nen der Regeering ten aanzien der In
validiteitswet niet tot stand komen,
een geval over de mogelijkheid en
waarschijnlijkheid, waarvan de Minister
wellicht anders denkt dan ik kan
de Regeering dan verzekeren, dat de
geheele invoering der Invaliditeitswet
zonder ongelegenheid zal kunnen plaats
hebben? Van 3 December 1916 af zal
ieder patroon gerechtigd zij'n tot zijn
arbeider te zeggen: als gij geen rente-
kaart overlegt, betaal ik u uw loon
niet uit. Daargelaten welke politieke
oonsideratiën hier en in het Departe
ment van den Minister kunnen gelden,
geloof ik, 'dat de rechter voor zulke
oonsideratiën niet toegankelijk zal zijn.
Waai- privaat- en strafrechtelijke bepa
lingen in deze wet "zijn opgenomen en
dit niet een wet is die men zoo kan
laten liggen, geloof ik dat 'cle vraag
gepast is: kan de Regeering de verze
kering geven, dat de invoering van de.
wet, wanneer de plannen van de Re
geering niet doorgaan, zonder ongele
genheid zal plaats hebben? Is de Re
geering bereid om dat te verzekeren?"
Minister Treub antwoordde hierop, let
wel:
„Daaromtrent is mijn antwoord, dat
dit niet aa,n mij ligt. De heer Rut
gers en de geheele Kamer zullen wel
niet verwachten, dat ik op het oogen-
blik uitvoeringsmaatregelen neem voor
een wet,- die ik meen, dat niet op-
gewijzigd kan blijven. Wat de gevolgen
zullen zijn van de voor te stellen wij
zigingen, hoe die wijlzigingen ontvangen
zullen worden en hoe verder het ge
heele verloop zal zijn, het schijnt mij
toch zeer voorbarig daaromtrent in
eenige discussie te treden, en ik voor
mij ben niet van plan op' dit oogen-
blik een discussie daaromtrent te aan
vaarden".
Op dit verlegenheidsantwoord van een
minister die zijn woorden in 't openbaar
moet opeten, herinnerde mr. Rutgers den
minister aan zij'n verplichtingen, o.a. art.
411 der wet
„Drie jaxen na de inwerkingtreding
van art. 369 treden de artikelen de
zer wet, die dan nog niet in werking
mochten getreden zijn, van rechtswege
in werking".
Men heeft wel gepoogd deze alinea
er uit. te lichten, maar zij' 'is „in de
wet blijven staan, en voor de uitvoe
ring daarvan is deze Minister aanspra
kelijk en verantwoordelijk, daaraan mag
de Minister zich niet onttrekken, ook
al gaat hij om met plannen om de
wet te wijzigen. Alle wetten zijn wtf-
zighaar, maar dit wijzigen van wetten
heft in geen enkel opzicht de verplich
ting van de Regeering, van dezen Mi
nister op om de wet uit te voeren.
En wanneer een Minister in gebreke
blijft om een wet uit te voeren, clan
zou, geloof ik, het beroep op plan
nen tot wijziging' 'hem misschien hier,
misschien als politieke overweging', be
vrijden, maar ik ben overtuigd, dgi het
hem, wanneer hij opzettelijk een wet
niet uitvoert, c.q. bij den Iloogen Raad
niet zou baten".
Op deze meer .aandringende vraag' wei
gerde de minister te antwoorden, hoe kan
het ook anders! Maar mr. Rutgers liet
hem niet los en vroeg voor de derde
ma,al het woord. De voorzitter, Goeman
Borgesius, stribbelde eerst tegen, doch
gaf het hem in 'teind. En toen wond
mr. Rutgers er geen doekjes om doch
zei kort maar 'kras waar het op stond.
„Ik heb het woord gevraagd om mijn
verbazing uit te spreken over de hou
ding van den Minister.
Ik heb straks gesproken over de uit
voering of niet-uitvoering van de In
validiteitswet, een punt, dat bijl dit ont
werp zeker niet buiten de orde is. In
eersten termijn heeft de Minister ver
hand gebracht tusschen dit punt en
zij'n wijziging'splannen. Ik ga daarop' in.
En wat zegt de Minister nu? Daar
spreek ik niet over met u. Wat wil
de Minister nu? Wil hij niet verder
spreken over zaken waarop hijl zelf
is ingegaan? Hoe moet men dan han
delen om met hem te discussieeren?
Ik weet zeer goed, dat men den Mi
nister niet dwingen kan om te antwoor
den, zelfs niet op! korte vragen, ge
steld volgens de bepalingen van ons
Reglement van Orde, alleen ten aan
zien v,an een interpellatie is hij daar
toe genoodzaakt. Wanneer de Minister
nu niet geneigd is te antwoorden op
de hem gestelde vragen, dan kan ik
niet anders zeggen, dan dat "dit niet
pleit voor het vertrouwen van den Mi
nister in de sterkte van zijin politieke
positie noch voor de zuiverheid van
zijn staatsrechterlijke consciëntie".
Het is een dolzinnig revolutionair be
drijf: een minister der Koningin die wei
gert een wet van de Koningin uit te
voeren, omdat die wet hem niet aan
staat
Wat zou zoo'n minister zeggen tot een
onderdaan, die weigert een wet te ge
hoorzamen die hem onderdaan niet be
valt?
Een onderdaan die de .wet overtreedt
gaat de gevangenis in, en een minister
die de wet aan zij'n laars lapt gaat vrij
uit. 'In welk een tijd leven wijl toch!
Wanneer zelfs voor een minister de
wet niet meer heilig "is, waar blijft dan
al het andere?
Staat dan niet het gansche regeerings-
toestel op losse schroeven?
Sapienti Sat.
Op de vergadering van Zondag; 19 Octo
ber te Amsterdam, waar men de oplichting
eener zelfstandige socialistische jeugdorga
nisatie besprak, kreeg men uit de debatten
zoo tusschen de regels ook een niet onaar
dige bijdrage over de socialistische neutra-
liteitsleer.
Een der sprekers had voor de ontwikke
ling der jeugdorganisatie de neutraliteits-
idee aanbevolen.
De heer Van Kuykhof, zelf onderwijlzer
en partijbestuurder, sprak daarop aldus
Door Weijkamp is voor onze jeugd-
opvoeding de onzalige neutraliteits^
idee aanbevolen. In de openbare
school is dat noodzakelijk, het is een
concessie om te komen tot één volks
school. Maar moet men die idee nu
overbrengen op onzen ontwikkelings
arbeid? Ik bedoel niet, dat wij kinde
ren moeten maken tot socialisten.
Weijkamp Het komt er toch toe.
Van Kuykhof: Dat hoeft niet. Maai
de socialist zial thuis en in den kring
waar hij invloed heeft, zijn levensbe
schouwingen laten spreken in (zijin
daden, zijn uitingen, zijd lessen. Hij
zal niet de waarde-theorie van Marx
noch ook de ij'zeren loonwet van La
salle doceeren doch hij zal opvoeden
in socialistische richting, ook zonder
het woord te behoeven te noemen.
Onze bedoeling is toch de jeugd op
te voeden tot socialisten, tot klassen-
strijders. Mag dat niet, dan kunnen
wij heel de Jeugdorganisatie wel laten
rusten.
Hieraan behoeft niets te w.orden toege-
gevoeg'd.
Een goed verstaander heeft maar een
half woord noodig. (Rotterdammer.)
Jf w
Mails voorlichting.
Vrijldagavond waren tal van Amster-
damsc.he sociaal-democraten bijeengeko
men om den heer Wijnkoop, woordvoer
der der S. D. P., te hooren oreeren over,
gelijk aangekondigd was, het pestschan-
daal op Java (Malang).
De spreker schreef de verbreiding van
die ziekte toe aan opheffing van heit
p'est-cordon. Hijl heriep zich daarbij op
een artikel in „De Gids" waarin dr. Sweh
lingrebel verhaalde, dat de opheffing van
het militaire pestcordon geschied was op'
verzoek van den inspecteur der koffie-
ondernemingen, omdat er anders geen volk
zou zijn voor den koffiepluk. Daarom
moesten de geneeskundigen te hulp geroe
pen om de regeering wijs te maken dat
een militair cordon toch niets gaf.
Dr. Gorter, ook een voorlichter van
de S. D. P., meende dat de liberalen
in Indië den Javaan willen ontwikkelen
niet uit ethische overwegingen, maar om
winst te maken; en dat zij getoond heb
ben door de intrekking van het pest
oordon, dat zij uitgaan van de stelling
geen bescherming noodig; volk genoeg I
Toen kwam er een motie, ouder ge
woonte constateerende dat de spreken*
gelijk hadden.
In die motie werd als vaststaand aan
genomen datgene waarvan dr. Gorter- de
regeering beschuldigde. En dat nog wel
niettegenstaande in de veigadering man
nen waren die het beter wisten omdat
zij Indië kenden, en derhalve recht had
den gehoord te worden.
Bij motie werd evenwel uitgemaakt, dat
het was zooals Wijnkoop zeide.
Zoo kan men in volksvergaderingen van
alles laten vaststellen, en krijgt zelfs de
malste voorlichter nog gelijk.
Een schoon vooruitzicht.
Engeland.
De kiesrechtvrouwen gaan voort op den
ingeslagen verderfelijken weg.
De Londensche berichtgever van het
„Hbl." verhaalt weer treffende staaltjes
daarvan, die ons niet bepaald met liefde
vervullen voor deze leden van het zwakke
geslacht.
„In het Londensche gebouw voor straf
zaken in Old Bailey hebben eenige kies
recht-vrouwen zich gisteren (Zaterdag) we
der weinig „ladylike" aangesteld toen
voor rechter Lawrence twee suffragettes,
wegens brandstichting te Hampton-on-
Thames, terecht stonden.
Toen de openbare aanklager, de heer
Bodkin, zijn rede had geëindigd, riep een
der vrouwen op de publieke tribune dat
cle beklaagden niet behoorden terecht te
staan, een uitroep, die levendig door haar
vriendinnen beaamd werd. Een oogenblik
later werd in de richting van den rech
ter een hamer geworpen, die een paar
ruiten verbrijzelde. Er ontstond natuur
lijk een groote opschudding, gedurende
welke een tomaat werd geworpen naar
den heer Bodkin. De vrucht trof hem
op de borst en bespatte zijn toga, welke
hij moest uittrekken om te worden ge
reinigd. Een lid der jury verklaarde, dat
de leden 'van dit lichaam zich niet veilig
gevoelden en vroeg, waarom de politie
de vrouwen, alvorens haar toe te laten,
niet gefouilleerd had, waarop de rechter
zeide, dat de zaal zou ontruimd worden
als de jury-leden niet veilig waren. Toen
daarop weder kabaal ontstond en nog
meer ruiten werden verbrijzeld, gelastte
de rechter ontruiming der publieke tribune
en de politie nam vier der onruststook-
sters, die langs den „gebruikelijken" weg
het kiesrecht der vrouw hadden „bevor
derd!" gevangen."
Het Hoogerhuis telt weder een Moham
medaan onder zijn leden. De Iersche Peer
Lord Headley is tot den Islam overgegaan.
Ondanks zijn vele jaren de man is
68 jaar had hij toch nog geen rust
voor de ziel gevonden. Thans meent de
arme, die zich waarschijnlijk tot nu toe
onder de Protestanten geschaard had, bij
Mohammed heil te vinden. De man heeft
den Fransch-Duilschen oorlog meegemaakt
in den staf van generaal von Göben en
later in de Carlistische oorlogen mee
gevochten.
Lord Headly is niet de eerste Mohamme
daan in het Hoogerhuis. Lord Stanley of
Alderley, in 1903 overleden, was een over
tuigd Muzelman.