VOOR ZEELAND. 6. VETTE. No. 32. 1913. Donderdag 6 November. 28e Jaargang. HISTORISGH De erfgenaam van Doieiand. GHRISTELIJK- TWEE MATEN, VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK F. P. D,HUI), te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25] Enkele nummersO.05J UITGAVE DER FIRMA'S OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes EN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer KTcent. Familieberichten van 1—10 regels f 1.iedere regel meer 10 cent. Hel ministerie Heemskerk was een har teloos ministerie. Geen greintje gevoel >vas er bij dat z.g. Christelijke kabinet te vinden voor de maatschappelijk minder bedeelden. Huichelaars waren die negen mannen, die onder den schijin van Christe lijkheid niets deden dan de brandkasten beschermen van hun kapitalistische vrien den. Niet het minst kunnen daarvan de on derwijzers meespreken. Hoe hartroerend is er geboomd over het ellendig lot dier mannen aan wie de zoo gewichtvolle taak van de opvoeding van Neerlands jeugd is opgedragen. Die menschen konden niet wachtengeen dag en geen nacht. Ondersteund door de Roodhuizens, Mu- ralts, De Jong-s etc., deed ons onderwijl zersgild luide zijn jammerklachten hoo- ren. Een salarisregeling werd opgesteld, Minstens vijftig, zestig procent moesten de traktementen naar hoven. Achttien mil- lioen moest dat kosten. Maar geen nood; de heeren zouden het weten te halen, waar het te vinden was. Immers in de brandkasten op 'Heeren en Keizersgracht, in 't Voorhout en op den Vijverberg was wel honderdmaal die som aanwezig. Schande aan zoo'n Theo, die kwam met een toeslagwetje. Een beleediging voor den onderwijzers stand. Immers, welk fatsoenlijk man heeft er nu nog meer dan twee kinderen! Het ministerie-Heemskerk viel. Was het wonder, dat die arme school meesters een zucht van verlichting slaak ten In plaats van acht-, negen honderd gulden .salaris vijftien-, zestien honderd, twee duizend. Dat moest immers. Met geen cent minder konden de heeren het doen. Hun vrienden hadden het zelf ge zegd. Met welk een verlangen greep men na den derden Dinsdag Dinsdag in Septem ber naar de krant om de troonrede te verslinden. Daar zou, daar moest het te lezeu zijnEen wetsontwerp zal u worden voor gelegd tot herziening der onderwijzers- salarissen. Helaas, men las, men herlas, maar te vergeefs. Onder al de duistere phrasen van dat staatsstuk was dit duidelijk: De onderwijzers krijgen geen cent. Teleurgesteld trok een deputatie uit dat miskende schoolmeestersgilde naar de nieuwe Excellentie. Allervriendelijkst wer den de heeren ontvangen. Zooals men steeds iemand, wien men een verzoek moet weigeren, vriendelijk ontvangt. De minister d roeg den onderwijzers een goed Feuilleton. 17) Zoo werd Alfred tien jaar oud. Met groot geduld had Alice hem ver zorgd, met al hare liefde die zij aan hem kou kwijt worden hem omringd. En nu begon zij te voelen, dat zij dit niet lang meer zou kunnen doen. Hare krachten raakten zachtaan uitgeput. In weerwil van alle 'zorg dooi' mij op haar gestel be proefd, zag ik haar steeds minder en zwakker worden. Arme moeder. Nu moest ook deze be proeving er nog bij komen. Zij zou den bitteren lijdensbeker tot. den bodem moe ten ledigen. Aanvankelijk streed zij tegen den laatsten vijand, die in den vorm van tering (tuberculose is thans de naam!) op haar aankwam. Doch zij moest het ten laatste opgeven. Eerst bleef zij wat langer te bed liggen. Later kon zij het zelfs geen heele dagen meer volhouden en ging zij tusschen den middag eenige uren liggen. Men had toen nog geen Groénc-Kruisvereeniging, die voor lucht en Zonnebaden, voor ligstoelen en ligten- ten zorgt. En steeds langer werden de hart toe, zei hij. Een goedkoope betuiging. Hij zou steeds voor hun klachten een geopend oor heb ben! Helaas geen geopende hand. Want die ih and was evenals die van den „hui chelaar" Theo ledig. Een fijn zetje kregen de heeren nog mee ten afscheid. Ze moesten hun wen- schen nog maar eens duidelijk formulee- ren en er dan tegelijk een berekening bij maken van de kosten. Inderdaad een meesterstuk van fijne diplomatie. En toch tegelijkertijd van iemand, die wist hoe die menschen waren beetgenomen onge ëvenaard grof. Was het tegenover een minister niet al te oneerbiedig, we zouden spreken van een 'houten neus. Stel je voor, dat een rechtsch minister zoo iets aandurfde! Dat Heemskerk, dat Kuyper zóó iemand met een kluitje in liet riet durfde sturenHoe zou al wat linksch was daveren van verontwaar diging. Wat 'n moppen zou Roodhuizen daar niet over tappen. Hoe zou Troelstra zijn philippica's slingeren, Gerhard in zijn met vloeken doorspekt Jordaan ar got zijn verontwaardiging 'luchten. Hoe zou Speenhoff, Nap de ia Mar, Kokadorus, Braakensiek en al wat links zingt of spreekt, schrijft of teekent sa menspannen om zulke verlakkerij op de kaak te stellen. Nu echter hoort of ziet men van al die heeren niets. Want de minister, die nu de achttien millioen- even min wist te halen als zijn voorganger wasliberaal. C. K. Rjland-Bath. Wij noodigen nogmaals de kiezers van Rilland-Bath uit tot een trouwe opkomst ter stembus voor den gemeenteraad. Wie een waardig opvolger van wijlen den geachten oud-burgemeester wil aan wijzen, die kieze den antirevolutionairen candidaat. Een man, die in alle kringen zich be wegen kandie bij jong en oud gezien is een warm hart heeft voor de belangen van den arbeidersstand, waaruit hij zelf is voortgekomen; efi met gepaste vrij moedigheid voor deze belangen zal op komen. Een man, die leeft uit de belijde nis, dat de overheid, ook die van onze gemeente, Christelijk behoort te regeeren. Kiezers, denkt er om, de stemming is vrij. Niets en niemand kan u noodza ken, een ander te stemmen, dan dien uw beginsel u aanwijst. ie nog voor de Christelijke begin selen is, wie de vreeze des Heeren nog erkent als het beginsel van alle wijsheid, die geeft zijn stem niet aan een liberaal, hoe mooi de liberale heeren van het dorp uren, die zij op haar leger of een enkele maal op de canapé doorbracht. Zachljesaan voelde zij haar einde na deren. Dat kostte haar strijd, een bloedige strijd. En mij was het een oorzaak van grooten spijt, dat geen mijner pogingen ter bestrijding der gevreesde ziekte slagen mocht. In het eerst kon zij er niet mede ver zoend raken dat de Ileere de Getrouwe en Waarachtige, de Vader der weezen, haar zwakzinnig kind van zijn moeder beroo- ven zou. Wat kostte het haar veel om te leeren Amen te zeggen op des Heeren doen. Doch ook aan dezen strijd kwam een einde. De Heere maakte haar eenswillend met Hem en gaf haar genade om zich eerbiedig en kinderlijk gehoorzaam te bui gen onder het zachte juk, het laatste, dat Hij tot haar volkomen vorming en tot haar voorbereiding voor Zijn hemelsche heerlijkheid noodzakelijk keurde. Zoo leerde zij Hem te zwijgen, Hem haar kind over te geven, en biddend te wachten op Zijne komst. Ik bezocht haar veel malen, doch vond haar altijd even helder van geloof en vertrouwen, dat de Heere alles met haar kind wèl zou maken. „Maar zoo voeg- hem ook mogen aankleeden, doch die geeft zijn stem aan Alleen het onderste witte puntje zwart maken op de stemkaart! In de lijn. De „Staatscourant" bracht dezer dagen het verbijsterend bericht, dat bij Kon. Be sluit was •benoemd tot lid van het Alge meen College van Toezicht, Bijstand en Advies van 's Rijks Tucht- en Opvoedings wezen het sociaal-democratisch Ka merlid Ilugenholtz, overbekend uit de stakingsdagen van 1903. Ilugenholtz, die als stationschef te Haarlem, in de dagen der misdadige woe ling, aan een trein verlof gaf om alsnog door te rijden. Hoe het ministerie dezen sociaal-demo craat aan Hare Majesteit ter benoeming heeft kunnen voordragen, is tot nog toe voor alle man van rechts een raadsel gebleven. Het is in strijd met opzet en grondslag slag onzer kinderwetgeving, welke toclh bedoelt, saamwerking tusschen Regeering en particulieren. „De Maasbode" herinnerde er reeds aan: „In het Algemeen College zaten dan ook naast juristen en medici uitsluitend mannen en vrouwen, die in nauwe relatie stonden tot hel werk der Kinderbescher ming. En volkomen begrijpelijk is het dan ook, dat door de vorige Kabinetten zoowel van rechts als van links so ciaal-democraten in dezen werden voor bijgegaan, die immers op geen particuliere instellingen kunnen wijzen, ja zelfs daar principieel tegen zijn gekant. Het tlians opgetreden Kabinet echter verandert van gedragslijn, en neemt de verantwoordelijk heid op zich van de benoéming tot lid van het College, dat toezicht moet houden op, bijstand verleenen aan, advies geven over het hij1 uitstek maatschappelijk werk der Kinderbescherming, van een verte genwoordiger dier partij1, die, naar eigen woorden der concentratiemannen, „de grondslagen van de hedendaagsche maat schappij ondermijnt". Een feit, des te er ger nog, wanneer men bedenkt, dat de sociaal-democraat Hugenholtz duidelijk is benoemd als zoodanig, als sociaal-demo craat. Zoo zal dus de heer Huggnholtz toezicht gaan uitoefenen niet slechts op de Tuchtscholen en de Rijksopvoedings gestichten, maar ook op de gezinnen', ook op de katholieke en protestantsche in stellingen en gestichten." De vrijzinnige partij heeft zich aan han den en voeten gebonden aan haar bondge noot de S. D. A. P. overgegeven. De bond genoot zal wel voor de inontvangst-neming der goede belooning zorgen. De benoeming van den heer Hugenholtz ligt derhalve in de lijn. de zij er wel eens zuchtend bij „hij zal niet over mij treuren, hij zal mij niet beweenen, ja zich mijner zelfs in 't. geheel niet meer herinneren". En wanneer zij dit zei, dan had ik innig medelijden met mijn kranke. Dan was ik zelf tot in de ziele diep geroerd, en stortte ik heete tranen. Het was omtrent dezen tijd dat ik be paald werd bij de juistheid van het vol gende vers, dat handelt over „Tering". 'tWas geen sterflijke hand die op 't fijne (gelaat Die scherpe lijnen trok, Als de groef die den houw van den (meester verraadt In 't ruwe marmerblok. 't Was geen sterflijke schilder, die gloeiend (en sterk Dien blos bracht op haar wang; Wij zagen met angst en ontzetting zijn (werk En zuchtten droef en bang. Want de lijn was te diep en de kleur (was te hard, En rustloos dag en nacht Waarde een sluipende geest om het leger (der smart, En stal haar levenskracht. i I- i 1 Iri", Maar nu zal het binnen kort herstem ming zijn tusschen de heeren Otto en Oudegeest voor een lid der Tweede Ka mer in Amsterdam III. En van harte hopen wij dat laatstgenoemde niet ge kozen worde. Maar had het nu niet in de lijn gele gen dat de vrijzinnigheid na de konink lijke benoeming van Stationschef Hugen holtz de verkiezing van koning Oudegeest eveneens een beruchtheid uit de dagen van het anarchistisch avontuur 1 had bevorderd Door tegenover dezen held van 1903, dien zij immers in die dagen niet ver- oordeelen durfde, een eigen Candidaat te vellen, begaat zij eene ondankbaarheid jegens de hulptroepen van 25 Juni, en een linconsekwentie tegenover „de re- geering." Natuurlijk doej dit niets af van onzen wenseh dat de Vrijzinnigen erin mogen slagen om geesten als Oudegeest, uit pro test tegen den tijdgeest, tegen den geest der eeuw, uit de volks.verlegenwoordit- ging te weren. Doch de consekwentie is hier zoek vr Een geluk dat hij aanblijft. De heer Van Kol, sociaal-democraat, lid van de Eerste Kamer, heeft in een interview met een journalist gezegd, dat het een geluk voor Indië is dat Idenburg aanblijft. Op het interview komen wij terug. Doch voorloopig zij deze uitspraak er van vastgelegd. Voor Minister Pleyte om den advocaat- verkiezingsspreker Pleyte en diens hel pers bij de Juni-verkiezingen er mee om die ooren te slaan. Frankrijk. Een vreeselijke spoorwegramp werd ons uit Melun gemeld. Gisternacht is de post trein op den uit Marseille komenden mail- trein ingereden. Deze was met ongeveer 150 reizigers voor Parijs, 50 eerste en 100 tweede klasse, vertrokken. Onder hen waren vele Engelschen en twee Neder landers, die uit Indië gekomen, en over land hun reis wenschten voort te zet ten. Drie wegens zijn geheel verwoest, ter wijl de sneltrein, die 'uit 7 wagens bestond, letterlijk aan gruizels geslagen is. 's Nachts om twaalf uur waren ïeeds 47 lijken te voorschijn gehaald. Gisteren was met geen mogelijkheid het aantal slachtoffers van deze ontzettende ramp te schatten. Het eerste onderzoek naar de oorzaak van de ramp, aldus een telegram aan de „N, R. C." wijst uit, dat zij toegeschre ven moet worden aan onvoorzichtigheid van den machinist Dumaine, die met den Hij liet, of de kunst ook al wederstand (bood, Aan de arme vree noch rust, Totdat in het eind de medelijdende dood Haar 't bleeke voorhoofd kust. IV. Dood en leven. Het zou u te lang ophouden, indien ik u alle ervaringen van dit vrij lange ziekbed moest vertellen. Ik, oude man zou er allicht mee vervelen. Doch dit wil ik u wel zeggen, dat dit ziekbed een leerschool was voor de weinige men schen die met deze lieve kranke in aan raking kwamen. Haar oude dienstbode, die haar ge trouwe verpleegster was, en ik die haar het meest heb bezocht en gadegeslagen en aangehoord, weten het best wat er in die ziel is afgespeeld. Want zij was niet zoo dadelijk van haar kind losgemaakt. Daarbij bezat zij ook een zekere onvrij- moedigheid, gevolg van een haar aange boren eergevoel, zoodat zij er niet licht toe kwam iemand een dienst te vragen. En toch merkte ik wel, dat zij voor haar kind mij iets te vragen had. „Dokter", zeide ze eens toen ik weer bij haar was, „u houdt toch ook veel van hem?" mailtrein, komende van Marseille, met een vaart van ongeveer 90 kilometer in het uur door het station van Melun reed, niettegenstaande drie seinen hem vol strekt verboden het. station binnen te ko men. De uit Parijs komende posttrein reed nu van terzijde op den mailtrein in. De gasreservoirs ontploften en binnen enkele minuten begon de wrakhoop der wagens te branden. Het reddingswerk wordt zeer 'bemoeilijkt, daar de spoorlijnen slechts door walmende toortsen verlicht worden en door de vlammen, die aan de verwoeste wagens lekken. De locomotief van den posttrein heeft zich 1.20 meter in de aarde gewoeld. Vannacht om half drie is de minister van handel ter plaatse gekomen. De ma chinist blijft onder bewaking van gen darmen. Hij is licht gekwetst. Op een vraag van den kapitein der gendarmerie heeft hij geantwoord, dat hij den weg vrij gezien heeft, maar de seinen, die op be vel van den procureur der Republiek be waakt worden, zijn met deze bewering in tegenspraak. De stoker van den post trein is ongedeerd. De verwoesting en de verwarring zijn onbeschrijfelijk. Een scherpe rook van brandend hout, dat gevernist is en van verkoolde menschelijke lichamen, slaat op de keel. Men doet al het mogelijke om de gewonden los 'te maken en uit te graven. Een jonge vrouw, mevrouw Amic, ligt met de helft van haar lichaam onder den tender van de locomotief van den trein uit Parijs. Zij kou nog haar naam geven. Haar man was zoo juist in het. ziekenhuis gestorven. Alle pogingen om mevrouw Amic te bevrijden zijn vruchteloos gebleven. Zij is om tien minuten over vijven gestor ven, na zeven uur in haar gruwelijke positie gelegen te hebben, zonder het be wustzijn verloren te hebben. Soms ont rukten duldelooze pijnen haar kreten, die in het tumult verloren gingen. Zij smeekte de geneesheeren een eind aan haar leven te maken en toen zij door morfine-inspuitingen eenigszins gekal meerd was, kon zij den moed vinden aan de menschen, die haar bijstonden, haar juweelen te geven, die zij zoo graag aan haar moeder wilde nalaten. Om tien minuten voor achten gister ochtend is de overheid haar onderzoek be gonnen en beeft uitgemaakt, dat de seinen in orde zijn. De machinist Dumaine heeft gezegd, dat het mogelijk was, dat een van de seinen, een sein, dat herhaald wordt, hem ontgaan is. „Ik erken, dat het op halt stond. Het scheen rne toe, dat de twee andere op vrij stonden. Ik zag den trein uit Parijs eerst toen een botsing onvermijdelijk was. De botsing had tegen het eerste rijtuig van den trein uit Marseille plaats." Ik verstond hare begeerte, en voorkwam die door te'zeggen: „Ik heb hem harte lijk lief en zal hem nooit verlaten, zoo lang ik adem kan scheppen; en wanneer de Heere in Zijne goedertierenheid nog iets goeds voor hem heeft weggelegd, dan zal ik, zooveel ik dat vermag, toch over hem waken". Dit stelde haar gerust. Zij wist dat, zoo zij van hier henenging, de Heere die zelf een Vader voor haar kind Was, hem ook nog een aardschen vader in mij zou toe voegen. Inmiddels werden hare krachten steeds meer gesloopt, en brak de periode aan dat zij niet meer van haar bed kon op staan. Doch naarmate zij haar uitwendigen mensch voelde wegsterven, leefde haar {inwendige mensch met te vaster bewust heid op. Dikwijls was ik getuige van de heer lijke geloofsbelijdenis, die zij aflegde. Haar ziekbed was een predikstoel. Op zekeren morgen liet zij mij roepen, en stelde zij mij een brief ter hand, door haar met uitgeteerde vingeren geschreven. Do brief was niet af, en was gericht aan haar schoonvader te Londen. (Wordt vervolgd.) v .60* tfes i

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1913 | | pagina 1