DE ZEEUW De erfgenaam ven Doreland. TWEEDE BLAD. Wetenschap en Kunst. Feuilleton. Gemengd Nieuws. landbouw. Ingezonden Stukken. Dr. J. R. Callenbach over Cats. VAN ZATERDAG 25 OCTOBER 1913. De rij der sprekers, uitgenoodigd door- het Comité voor Christelijke Winterlezirr- gérr te Goes, werd gisteravond geopend door dh J. R. Callenbach van Rotter dam, met het onderwerpJacob1 Cats. Het lijlkt wel ondanklraar werk te ver tellen va.n hem, die niets had van Von dels kracht en verhevenheid, van Hoofts zoetvloeiendheid, van Huygens' kernach tigheid en vernuft, van hem, die het alle- daagsche in 't menschelijk leven tot ver velens toe tot zijn stof "koos, om over te keuvelen, meestal in den toon van het leerdicht. Maar tochSprak niet de bisschop van Mee helen tot den verheven Vondel: „Awiel, sinjeur Vondel, ghy rijmt zeer aardig, maar ghy zijt nog lang gienen Cats". 't Is waar, de meeningen over Vader Cats zijn steeds aan ongestadige verande ringen onderhevig geweest. Dr. Callenbach heeft niet geschroomd verschillende oor deelvellingen weer te geven, ooik niet om er ten slotte zijn eigen meening hij te voegen. Toen spr. jaren geleden in Ierseke stond, liep men zeer hoog met Cats en citeerde men dagelijkls uit de werken van vader Jacob, die vaak' een plaatsje hadden naast den Bijbel. Dikwijls heette het: Vader Cats heeft dit of dat gezegd, dus Die gevleugelde woorden sloegen in. Daar leerde spr. Cats kennen en waarde eren, vooral toen hij in Cats' werken een niet onbelangrijke bijdrage vond Voor een dis sertatie over de Indische kerk. De oplagen va,n die werken getuigden destijds van een grootc liefde voor den grijzen dichter. Dr. Callenbach geeft nu achtereenvolgens enkele gunstige getuige nissen van bewonderaars en minder vlei ende van weinig toegeeflijke critici. Plot- geter zei o.a„ in 1844„Inderdaad, wij hebben behoefte aan de sneeuwwitte lok ken, aan de kruin, door het fluweelein kalotje voor wind en weder gedekt, aan den lof van wijsheid, hem zoo kwistig toegezwaaid". Busken Hiiet sprak ook niet zeer vleiend over hem, ofschoon niet mag verheeld, dat hij tien jaar later spijt be toonde over zijln hardheid. Het laatst is Cats echter op het schild verheven door dr. Kuyper, die spreekt van echt Calvinistische kunst, dóór C'ats in het leven geroepen. Toch moest dr. K. nog bekennen, da,t hij soms te ordinair, te immoreel was. Spr. verhaalt dan achtereenvolgens, hoe Cats in 1577 te Brouwershaven geboren, studeerde in Leiden, Orleans, Oxford en Cambridge en daarna onderscheidene aan zienlijke betrekkingen bekleedde. (In 1621 werd hij pensionaris van Middelburg, in 1623 van Dordrecht, in 1627 gezant Van Engeland en in 1636 Raadpensionaris van Holland. In laatstgenoemde betrekking leidde hij in 1651 de Groote Vergadering, ging in 1652 nog eens als gezant naar Engeland en bracht zijn laatsten levens tijd rustig door op Sorgh-vliet, door hem in het barre duinzand aangelegd). Cats had een verliefd gestel, en was immer geneigd tot mallen. Reeds op 12-jarigen leeftijd kwam bij C'ats dat verliefde gestel boven; later ge tuigt hij er zelf van, hoe vroeg hij reeds naar de meisjes kéék. Als advocaat in Den Haag werd ook dikwijls uit Zeeland zijn advies ingeroepen. Spr. verhaalt van een belangwekkend ge val. 'Een Zierik'zeescihe vrouw was aan geklaagd wegens hekserij. Cats zou haar bijstaan en hij, de oude vader Cats, bleek' een van de meest yooruitstrevenden te zijn. Hij hield vol, dat de beschuldiging slechts berustte op bijgeloof en onkunde en hij wist de vrouw van een smade- 1 ijken dood vrij te krijgen. Spr. beschrijft verder, hoe hij in Enge land zn aanraking kwam met de pië- 9) Korten tijd later werd ik door mijn oom, die professor in de geneeskunde aan eene universiteit te Parijs was, uit genoodigd voor eenige maanden naar Pa rijs te komen, dewijl hij mij een bijzondere; taak had op te dragen. Hij had namelijk een wonderlijken patiënt ter behandeling gekregen: een rijken Engelschman, die aan een zielsziekte leed en genezing hij hem kwam zoeken. Aangezien deze oude heer gedurig in observatie moest zijn, dat wil zeggen, gedurig een dokter bij en om zich heen moest hebben om hem gade te slaan, de diagnose van zijn ziekte te stellen en daarnaar het geneesmiddel te kiezen, noodigde mijn oom mij uit om deze taak te komen op mij nemen. De bezigheid lachte mij toe, derhalve besloot ik aan het verzoek van mijn oom te voldoen. Ik zorgde voor een plaatsvervanger, gaf hem alle inlichtingen die hij noo dig had, beval hem de noodige zorg Voor de jonge weduwe en haar zoontje aan, ■en vertrok naar Parijs, na eerst een harte- tisten, die een leven van groot beslag een gevaarlijk leven achtten. Onder haar invloed gaf Cats zijn minneliederen niet uit, dan tusschen maatschappelijke én geestelijke liederen in. Het ongeluk was, dat Cats van het verhevene plots tot het alledaagsche kon afdalen. Hij meende, dat hij altijd nut tig moest zijn. Daartegenover zijn er ook weer andere verzen, b.v. „Als het vischje leit gevangen", en de teekening van de Meeuw, waaruit blijkt, dat Hïf wezenlijk een kunstenaar is geweest. Opmerkelijk is het, dat Cats zoo wei nig over den Tachtigjarigen oorlog beeft geschreven en gezongen, 'n Enkel frag mentje kennen we slechts van hem, uit het Twaalfjarig bestand. Een vergelijking met den veel minder bekenden Revius valt dan ook' zeker niet in zijn voordeel uit. Zooals Revius kon bidden, verstond Cats het niet. Revius kon alles bezin gen, of het binnen de grenzen dan 'wel verre daarbuiten was. Zong hij niet, toen Graaf Jan van Nassau in Zeeland op het Slaak geslagen werd? Waarlijk, de groote dingen uit dezen strijd zijn voor Revius niet onopgemerkt voorbijgegaan. Cats was de man van de groote 'buig zaamheid. Niets mannelijks kenmerkte hem, terwijl het altijd nuttig willen ,zïjn hem veel schade berokkend heeft. Hij werd niet gauw gegrepen door iets. En toch! Toch is hij' eens gegrepen, voornamelijk! op 'het terrein van het huise lijk leven en het huwelijk. Op dat igebied heeft zich goed verstand en kloeken zin ge openbaard. Spr. verhaalt verder als een aardigr heid, hoe Cats het schaken van een 'meisje verdedigde op grond van den Bijbel, waar in voorkomt de geschiedenis van de 200 Benjaminieten, die evenzoovele Joodsche meisjes schaakten. Dr. Kuyper zegt, dat de eenige ver dienste van Cats was, dat' hiji den 'stroef geplooiden mond van den stoeren Cal vinist nu en da,n tot een vroolijlken lach heeft doen spelen. Spr. doet nu een Igretep uit de vele kernachtige uitdrukkingen en spreuken van Cats, die vaak nog geci teerd worden, en toepasselijk op de drie groepen uit zijin. volk, de kleine mannen, de meer aanzienlijke en de hooge regen ten. De mooiste II o 11 a n d s c h e spreuk' is wel deze Al te wijs, kan niet beginnen,, Al te zot kan niet verzinnen. Tusschen wijs en tusschen vroed, Wint men wel het meeste goed. Verder is bekend hoe hij: in een versje den 8-urigen werkdag heeft verdedigd. Niemand heeft echter ooit zijn dagver- deeling overgenomen. Als diëetmeester was hij indertijd zeer geëerd. Dr. Callenbach's oordeel over Cats? Het volge hier: Spr. houdt Cats niet voor een Calvinistischen Bard, daartoe ontbrak' hem de echte overtuiging. Men roemt zijn lofdicht op de Dordtsche Synode, maar is dit niet buitengewoon flauw van klank en onbezield van toon? Diep door voelde geestelijke poëzie, opgeweld uit het diepst van het hart, treffen we bij: Cats niet aan. De vergelijking met Revius kan hij1 niet doorstaan. Bij al de groote verdiensten, die ik! erken dat dr. Kuyper bezit, meen ik te moeten twijfelen aan zijn rechten blik' op Cats, (ads hijl spreekt van echt Calvinis tische kunst. Of liever, hij1 heeft een Stel ling willen verdedigen, die niet te verde digen is. Hij wilde .verdedigen, dat hei Calvinisme op elk deel des levens gunstig heeft ingewerkt, ook op het gebied der kunst. Onder het volk was nog maar één 'dich ter blijven leven en dat was Cats. 'En ten bewijze, dat het Calvinistische volk' een kunstzinnig volk is, moest hij Cats noemen. Opmerkelijk is het echter, dat dr. Kuyper in z'n heele boek Calvi nisme en kunst geen enkelen regel van Cats aanhaalt. Ons volk is niet dichterlijk. Niemand, van welke religie ook, is het. Het Cal vinisme heeft, er volgens spr. niet ten kwade, -„maar ook niet ten goede op in gewerkt. Doch waarom is Cats dan blijven le ven? Omdat hij vertellen kon. Hij was de eenige, die gelezen mocht worden. Toen evenwel de romaa haar intrede deed, ten tijde van mevrouw BosboomTous- lijk afscheid van haar en mijn kleine, ongelukkige patiëntje genomen te hebben. Het afscheid was, 'gelijk gij denken kunt, hartelijk en hartroerend. Doch Alice was wel zoo -verstandig om mij te doen ver staan, dat ik 'gaan moest waar mijn plicht mij riep. Ik beloofde haar dat, wanneer zij mij mocht noodig hebben voor een bepaald ziektegeval, ik bereid was op haar eerste aanvraag terstond hierheen te zullen komen. In den tuin zat de kleine Alfred. Hij koesterde zich in den heeten zonneschijn, en gaf geen enkel blijk dat hij mij her kende of in mijne verschijning belang stelde. Ik nam het kind in mijne armen, kuste het vaarwel en zette het weer neder. Het had echter geen besef van hetgeen ik hem gedaan had. Met een traan in 't oog, en met een zuchtend hart verliet ik deze plaats en maakte mij reisvaardig. Mijn oom te Parijs ontving mij hartelijk. Hy geleidde mij dadelijk naar het hotel, waarin de rrjke Lord zijn intrek geno men had. In een armstoel gezeten, ontving hij ons tamelijk stijf en afgemeten. Indien mijn oom mij niet op een der gelijke ontvangst had voorbereid, zou ik saint, was het met C'ats gedaan. Spr. weerlegt ten slotte nog de beschul diging, «ls zou Cats onzedelijk geweest zijn. Hij was een realist, die het volks leven waardig heeft geteek'end. Een mo ralist, dien we gaarne bedeeld hadden ge zien met hoogere inspiratie. O ja, belangwekkend was hetgeen dr. Callenbach in den beginne meedeelde van zijn ontmoeting met „Korstiaentje Oost- diek (de bekende molenaar C. Oostelijk. Red.) te Ierseke. Deze vrome man o.a. kende Cats als geen ander. De dichter heeft in Jiem wellicht geen trouwer en dankbaarder volgeling gehad. Toen de heer A. S. J. Dekker, voor zitter van het Comité na het eindigen der schoone rede, den spreker dank zegde, werd een krachtig applaus herhaald, toen hij nog om een kleine toegift vroeg, en wel 'n paar verzen van den Vlaamschen dichter Gezelle, die dr. Callenbach den vorigen winter op zoo verrukkelijke wijlze vertolkt had. En toen hebben we nog even genoten van een drietal juweeltjes van Gezette zij het dan ook', dat ze tot z'n buitenis sigheden behooren. Het waren Boerke Naas, Josefs Leere en Hazegrauwen. Zoo zijn we nu! We mogen Cats wel, dochVlaanderen boven alljes Een stormachtig applaus van de zeer talrijke vergadering beloonde dr. Callen bach voor zijn recht schoone lezing. Na, dankzegging ging men uiteen. De rij 'der Chr. .winterlezingen is moedgevend ge opend. Er valt niet aan té twijfelen, doch in een dringende behoefte is door het Comité voorzien. Een wanhoopsdaad. Uren ver had hij reeds geloopen over de lange, eindeloos lange Drentsche hei. Steeds was hij maar voort blijven loopen. Hier en daar en overal had hij lom werk gevraagd, doch nergens was er voor den ouden zwerver zelfs maar 'n boterham of 'n slok koffie te verdienen. Toen hoorde hij van de landkolonie der wijkvereeniging „Filadelfia" te Tinaarlo. D&ar zou hij ze ker vinden hetgeen hij zocht. Werk en dan eten, drinken. Na dagen en da gen en dagen kwam hij eindelijk dood op bij de Landkolonie aan. Hoop lag er in z'n blikken te lezen toen hij het hek van deze jonge stichting doorging. Moedig stapte hij naar binnen, en vroeg den di recteur te spreken. De heer Kuiper stond den man dadelijk te woord, doch moest, toen hij het verzoek hoorde, dezen tot zijn spijt teleurstellen. De inrichting is te klein; al de plaatsen zijn er bezet. Onmogelijk was het ook nog dezen man te bergen. Met een dofheid in zijn blik en teleurstelling in heel zijn wezen ging hij. Eenige uren later verbreidde zich op de Landkolonie het bericht, dat twee schippers 't lijk van 'n_o uilen. landlooper in het kanaal drijvende hadden gevonden. De man had, nergens geen uitkomst meer vindend, een einde aan z'n leven gemaakt. In verband met dit droevig geval deelt men ons mede, dat de voorzitter van de Landkolonie Woensdag nog tien per sonen, die opneming verzochten, moest afwijzen. En dat gebeurt bijna eiken dag. (N. G. Ct.) Russisch proces. Begin De cember zal te Wilna een begin wordeln gemaakt met een proces, dat voor de toestanden in de Russische ambtenaars kringen kenschertsend is. Een vroegere directeur van den LibauRomny-spoor- weg, ingenieur Wleskof de man is zeer voornaam en voert den titel „excellentie" zal terecht staan wegens 80 ernstige dienstovertredingen Het onderzoek in zijn zaak heeft1 reeds 10 jaar geduurd. Wanneer nu het proces, ook 10 of 20 jaar duurt, zal deze man waarschijnlijk weinig hinder ondervinden van het vonnis. Het dossier bestaat uit 16 dikke portefeuilles en de akte van beschuldiging omvat 70 blad zijden druks. Het aantal getuigen dat op geroepen is bedraagt 83, terwijl ook 10 expert® voor de rechtbank verschijnen zullen. Wleskof bevindt zich op vrije voe ten, tegen een borgstelling van 100.000 roebel. De z.g. „dienstovertredingen" houL den verband met oplichterijen e.d. ten bedrage van meer dan 10 millioen roebel. Die borgstelling van 100.000 roebel is dus niet groot. Wolkenkrabbers. Het hoogste gebouw ter wereld staat te New-York. mij zeer teleurgesteld gevoeld hebben, mogelijk was ik dan wel naar mijn dorpje teruggekeerd. „Mylord", sprak mijn oom, „hier is de- dokter, die trachten zal uwe ziekte te bestrijden. Hij is mijn neef en zal, zoo noodig, steeds met mij raadplegen. Hij wil u in slapelooze nachten ook wel wat vertellen of uit een mooi boek oorlozen. Hij wil als u 't noodig keurt, ook nu en dan wel eens wat opschrijven, wanneer u wat te dicteeren hebt". „Dat zal mij aangenaam zijn", antwoord de de aangesprokene, met iets mats in zijn stem. Hij zat daar ineengedoken in zijn leuningstoel met gevouwen handen, terwijl hij ons eenigszins schuchter aan zag. Hierop sloot hij de oogen, alsof hij vermoeidheid veinzen wilde na dit toch reeds zoo korte gesprek. De professor, die den ouden heer reeds langer kende, beschouwde dit, gelijk hij gewoon was, als een wenk om heen te gaan, daarom groette hij den Lord en wij verlieten, samen het vertrek. In de zaal gekomen zagen wij een dame van betrekkelijk jeugdigen leeftijd zitten. Zij zag ons even van ter zijde aan, doch groeten deed zij ons niet. Dit liet hare voornaamheid zeker niet toe. In hare nabijheid speelde een klein Misschien wel uit vrees dat dit record vroeg of laat elders overtroffen zal wor- den, heeft men plannen ontworpen om een nog hooger gebouw in deze stad op te trekken. Het zal een plaats vinden in de nabijheid van het nieuwe centraal station. Boven de 33 verdiepingen zullen verscheidene torens verrij'zen en volgens de plannen van den architect Kimball zal dit nieuwe gebouw een hoogte van 300 meter bereiken. Het Woolwort.hr gebouw is „slechts" 250 meter hoog en het Singer-gebouw 200 meter. De kosten voor het nieuwe bouwwerk worden ge raamd op 30 millioen gulden. Wat zul len de wolken boven New-York kriebe lig worden! Vliegende smetstofdra gers. De Cons'eil d'hygiëne et de Sa- 'lubrité de la Seine heeft een circulaire verspreid, waarbij hij wijst op het ge vaar der vliegen die velschillende be smettelijke ziekten overbrengen, o.a. ty phus, dysenterie, cholera en de tubercu lose. De vliegen zijn zeer vuile dieren die vooral azen op menschelijke en dierlijke uitwerpselen en deze en de ziektekie men daarin verborgen op den mensch overbrengen. De raad beveelt aan: 1. bescherming van alle eetwaren, ook buitenshuis, tegen de aanraking van vliegen 2. bescherming van de huizen tegen de vliegen 3. uitroeiing der vliegen die het huis mochten binnendringen 4. het vernietigen van broedplaatsen der vliegen. Vervolgens worden de verschillende middelen aangegeven voor vernietiging der vliegen. Dr. Breezor onderzocht vliegen die overwinterd hadden in de ziekenhuizen te St. Petersburg en vond deze de dragers van verschillende pathogeene bacteriën. Typhus-baciillen werden nog een maand lang, nadat de vliegen typhus-kiemen tot zich genomen hadden, in hun ingewanden aangetroffen. Zeeuwsohe L a n d b o u vv m a a t s c h a p p ij;. in de najaarsvergadering van het hoofd bestuur der Maatschappij tot bevordering van Landbouw en Veeteelt in Zeeland, welke Vrijdag 7 November te Middelburg gehouden wordt zal een voorstel van het dagelijksch bestuur aan de orde komen om dit bestuur te machtigen eene commissie Je nenoemen van vijf leden, ten einde in Jfe verschillende provincies gegevens Je verzamelen, om naar aanleiding van de belangrijke verhandeling van den heer P. Lindenbergh, gehouden in de algemeens vergadering der maatschappijl te Zier.ikzee j5ij het dagelijksch bestuur een voorstel in Ite dienen op welke wijze men zal kunnen geraken tot eene aanzienlijke ver mindering \;an de groote kosten, die in Zeeland verbonden zijn aan den publieken verkoop van onroerende goederen. Naar aanleiding van een schrijven van de afdeeling Tholen, stelt het dagelijksch bestuur voor aan iedere afdeeling der Maatschappij een collectieve inzending! te vragen voor de in 1911 te Middelburg te houden Provinciale Landbouwtentoon stelling, welke collectieve inzending een beeld geeft van de ontwikkeling van Land bouw, Tuinbouw en Ooftteelt betreffen de gewassen in het groot geteeld voor den handel. Het dagelijksch bestuur is van oordeel, dat één rechtskundig adviseur voor Land bouwzaken in Zeeland voldoende is: en dat deze, wanneer hij in zoodanige zaken ge raadpleegd wordt door allen, daarin een spoorslag zal zien om zich meer in 't bij zonder op cleze afdeeling zijner practijk toe te leggen. Indien het hoofdbestuur deze meening deelt, zou het dagelijksch bestuur willen, vernemen of 't hoofdbestuur zelf wenscht deel te nemen aan de benoeming oï dat het aan liet dagelijksch' bestuur machti ging wenscht te geven om tot die benoe ming over te gaan. De w i nte r v 11 nder 11. Lijmbanden om de wintel-vlinders, te vangen, maakt men van perkainentpa- pier, dat men besmeert met rupsenlijm. knaapje met eenig speelgoed, een jeug dig, levenslustig ventje van drie jaren. In mijne gedachten maakte ik een ver gelijking tusschen dit blijkbaar zeer gees tige kind en het ongelukkige kind van Alice, en in mijn hart wenschte ik dat ik zoo ook eenmaal den kleinen Alfred eens mocht bezig zien. Mijn oom trad nader en stelde mij aan de dame voor, die mijn groet met een genadig hoofdknikje beantwoordde. Schoon in satijn gekleed, was zij leelijk en mager. Trouwens dit was de oude heer ook, zoodat ik aan een familietrek begon te denken. Later vertelde mijn oom mij, dat deze dame eene nicht van den Lord was, en deze kleine knaap haar zoontje, en dat deze beiden door den Lord tot zich wa ren genomen, omdat deze kleine de ver moedelijke erfgenaam was van des Lords rijke bezittingen. Deze bezittingen lagen in Schotland en besloegen eenige duizen den hectaren, en waren bekend onder den naam Doreland. Het knaapje speelde wel lustig met zijn bouwdoos en ander gerei, doch het viel mij op, dat het ook al zoo stijf was in zijn houding jegens mij. Ik dacht zoo bij mrjzelven: nu dit kind is ook al vroeg besmet met de kwaal der trotsckheid. En in mijn hart speet Deze lijm is in den handel te verkrij gen. Een goed soort van lijm kan men zelf maken en wel op de volgende wijze. Men kookt 5 deelen raapolie mei één deel reuzel, verder smelt men te zamen één deel terpetijn en één deel hars. Op deze wijze krijgt men twee mengsels; beide mengstels roert men warm door elkander en de lijm is voor het gebruik gereed. De Rijkstuinbouwleeraar in Lim burg, aan wiens jaarverslag wij het bo venstaande ontleenen, deelt mede, dat een proefnemer gemiddeld 50 wijfjes per boom met deze lijmbanden gevangen had. Uit nemende hulptroepen in den strijd 'tegen de wintervlinders leveren ons de mee zeil. Deze kleine, doch zeer behendige vogeltjes doorzoeken in den winter alle takken en takjes der vruchtboomen op het nauwkeurigst en snappen ieder eitje weg, dat zij te pakken kunnen krijgen. Het .ligt dus op den weg van iederen vruchten tel er 0111 deze nuttige vogeltjes zooveel mogelijk te beschermen. Om de meezen te lokken, is het zeer aanbeve lenswaardig, om in de vruchtboomen nest kastjes op te hangen. Ook de vink en de spreeuw helpen gaarne een handje mee, om: de rupsen van de wintervlin ders te verdelgen. Een ander middel, om! de wintervlinders te bestrijden, is hét zorgr vuklig opruimen van snoeisel. Ook de aalbessen en de kruisbessen worden door deze insecten aangevallen en daarom moet men het snoeisel dezer heesters opruimen en verbranden. Laat men het snoeisel' tusschen de struiken of even buiten deze, liggen, dan vormt het een middelpunt van nieuwe besmetting. Het beste bestrijdingsmiddel blijft echter het' aanbrengen van lijmbanden, mits de boomgaardeniers tot samenwerking ge neigd zijn, en men ook de stamlmen der hoornen, welke tot. beschutting van den boomgaard dienen van lijmbanden voor ziet. (Buiten verantwoordelijkheid der Eedactie.) Mijnheer de Redacteur, Onder het kopje „Benoemingen" in uw uitgave vah gisteren (Donderdag) krijgen de vrijzinnige leden van den Gemeenteraad alhier, die op de als No. 2 voorgedragene voor leeraar in het Fransch hebben ge stemd, zoodat de eerstvoorgedragene niet is gekozen, een oorveeg om het „klein- steedsche", het „vrijzinnige op z'n smalst" met een liberale juffrouw te ver kiezen boven den Roomschen sollicitant. Of dit een reden zou zijn, M. de R., zooals u schrijft, voor ontstemming hij de Katholieken over „zoo stuitende achter uitzettin g", zal ik daar laten. Ik geef u aanstonds toe, dat het vrij zinnig beginsel leert, dat men niet naar richting, wel naar bekwaamheid kijken moet, doch de R. K. geven door het tot bedenkelijke hoogte opvoeren van hun ijver tot separatisme en het aldus van elkaar vervreemden van de burgers, zelve aanleiding tot vrees voor versterking van het Roomsche element, een vrees, die m. i. wel eens invloed uitoefent op de keuze bij benoemingen. Of en in hoeverre dit hier het geval is geweest, kan ik niet beoordeelen. Wat ik wel weet is, dat voor mij de reden om No. 2 der voor dracht de voorkeur te geven, absoluut niets met de richting der sollicitanten had uitstaan. Wel vernam ik vóór de stemming van terzijde, dat No. 1 R. K. was, maar reeds lang te voren had ik mijn stem voor No. 2 (van wie ik voor 'teerst uit uw stuk weet, welke richting zij heeft) bestemd, om de eenvoudige reden, dat er met de 'benoeming van deze, een dame, kans bestond op het eindelijk ophouden van de voor het onderwijs op het Gymnasium zoo ongunstig werkende verwisseling van leeraren met tusschen- tijdsche vacatures, wat ik aanstonds met de sollicitante, die mij vóór No. 1 (van wien ik alleen nog maar den naam wist) bezocht, als een aanbeveling, vermoede lijk ook wel voor andere loden van den Raad, heb besproken. Een Vrijzinnig lid v. d. Gemeenteraad van Middelburg. Middelburg, 21 October. (Het blijkt ons, dat wij te ver gegaan zijn met de veronderstelling omtrent de richting der benoemde sollicitanten. Wij trekken haar derhalve in; doch blijven opkomen tegen het voorbijgaan van no. 1, den Roomsch-Katholiek. R e d.) het mij, dat ik mijn vriendelijke dorp, mijn lieve patiënten en mijn arme be schermelinge verlaten had om gedurende eenige maanden mijn lot aan dat van drie zoodanige izegrimmen te verbinden. Mijn oom nam inmiddels afscheid van mij, en noodigde mij uit goed op den patiënt te letten, en wanneer ik met som mige ziektegevallen geen raad wist. hem dadelijk te komen raadplegen. Ik begaf mij naar de mij door een be diende aangewezen kamer, alles behalve tevreden over mij zeiven, dat ik het aan bod van mijn oom had aangenomen. Ik sliep dien nacht heel weinig, ver vuld als ik was met het lot mijner vrien din en van den kleinen Alfred, en weinig {fferust op hetgeen een onzekere toekomst in dit hotel mij brengen zou. Den volgenden morgen ontwaakte ik kort na zonsopgang. Ik sprong uit mijn bed, kleedde en waschte mij, en zette mij voor het raam om de ontwakende boulevard te beschou wen. Daarna nam ik mijn Bijbel en las eenige hoofdstukken, vervolgens besloot ik de verschillende kamers van mijn nieu wen patiënt eens op te nemen. Alles zag er rijk uit. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1913 | | pagina 5