DE ZEEUW
De erfgenaam ven Doreland.
TWEEDE BLAD.
Wetenschap en Kunst.
Feuilleton.
Gemengd Nieuws.
landbouw.
Ingezonden Stukken.
Dr. J. R. Callenbach over Cats.
VAN
ZATERDAG 25 OCTOBER 1913.
De rij der sprekers, uitgenoodigd door-
het Comité voor Christelijke Winterlezirr-
gérr te Goes, werd gisteravond geopend
door dh J. R. Callenbach van Rotter
dam, met het onderwerpJacob1 Cats.
Het lijlkt wel ondanklraar werk te ver
tellen va.n hem, die niets had van Von
dels kracht en verhevenheid, van Hoofts
zoetvloeiendheid, van Huygens' kernach
tigheid en vernuft, van hem, die het alle-
daagsche in 't menschelijk leven tot ver
velens toe tot zijn stof "koos, om over
te keuvelen, meestal in den toon van
het leerdicht.
Maar tochSprak niet de bisschop van
Mee helen tot den verheven Vondel:
„Awiel, sinjeur Vondel, ghy rijmt zeer
aardig, maar ghy zijt nog lang gienen
Cats".
't Is waar, de meeningen over Vader
Cats zijn steeds aan ongestadige verande
ringen onderhevig geweest. Dr. Callenbach
heeft niet geschroomd verschillende oor
deelvellingen weer te geven, ooik niet om
er ten slotte zijn eigen meening hij te
voegen.
Toen spr. jaren geleden in Ierseke stond,
liep men zeer hoog met Cats en citeerde
men dagelijkls uit de werken van vader
Jacob, die vaak' een plaatsje hadden naast
den Bijbel. Dikwijls heette het: Vader
Cats heeft dit of dat gezegd, dus
Die gevleugelde woorden sloegen in. Daar
leerde spr. Cats kennen en waarde eren,
vooral toen hij in Cats' werken een niet
onbelangrijke bijdrage vond Voor een dis
sertatie over de Indische kerk.
De oplagen va,n die werken getuigden
destijds van een grootc liefde voor den
grijzen dichter. Dr. Callenbach geeft nu
achtereenvolgens enkele gunstige getuige
nissen van bewonderaars en minder vlei
ende van weinig toegeeflijke critici. Plot-
geter zei o.a„ in 1844„Inderdaad, wij
hebben behoefte aan de sneeuwwitte lok
ken, aan de kruin, door het fluweelein
kalotje voor wind en weder gedekt, aan
den lof van wijsheid, hem zoo kwistig
toegezwaaid". Busken Hiiet sprak ook niet
zeer vleiend over hem, ofschoon niet mag
verheeld, dat hij tien jaar later spijt be
toonde over zijln hardheid.
Het laatst is Cats echter op het schild
verheven door dr. Kuyper, die spreekt
van echt Calvinistische kunst, dóór C'ats
in het leven geroepen. Toch moest dr. K.
nog bekennen, da,t hij soms te ordinair,
te immoreel was.
Spr. verhaalt dan achtereenvolgens, hoe
Cats in 1577 te Brouwershaven geboren,
studeerde in Leiden, Orleans, Oxford en
Cambridge en daarna onderscheidene aan
zienlijke betrekkingen bekleedde. (In 1621
werd hij pensionaris van Middelburg, in
1623 van Dordrecht, in 1627 gezant Van
Engeland en in 1636 Raadpensionaris van
Holland. In laatstgenoemde betrekking
leidde hij in 1651 de Groote Vergadering,
ging in 1652 nog eens als gezant naar
Engeland en bracht zijn laatsten levens
tijd rustig door op Sorgh-vliet, door hem
in het barre duinzand aangelegd). Cats
had een verliefd gestel, en was immer
geneigd tot mallen.
Reeds op 12-jarigen leeftijd kwam bij
C'ats dat verliefde gestel boven; later ge
tuigt hij er zelf van, hoe vroeg hij reeds
naar de meisjes kéék.
Als advocaat in Den Haag werd ook
dikwijls uit Zeeland zijn advies ingeroepen.
Spr. verhaalt van een belangwekkend ge
val. 'Een Zierik'zeescihe vrouw was aan
geklaagd wegens hekserij. Cats zou haar
bijstaan en hij, de oude vader Cats, bleek'
een van de meest yooruitstrevenden te
zijn. Hij hield vol, dat de beschuldiging
slechts berustte op bijgeloof en onkunde
en hij wist de vrouw van een smade-
1 ijken dood vrij te krijgen.
Spr. beschrijft verder, hoe hij in Enge
land zn aanraking kwam met de pië-
9)
Korten tijd later werd ik door mijn
oom, die professor in de geneeskunde
aan eene universiteit te Parijs was, uit
genoodigd voor eenige maanden naar Pa
rijs te komen, dewijl hij mij een bijzondere;
taak had op te dragen. Hij had namelijk
een wonderlijken patiënt ter behandeling
gekregen: een rijken Engelschman, die aan
een zielsziekte leed en genezing hij hem
kwam zoeken. Aangezien deze oude heer
gedurig in observatie moest zijn, dat wil
zeggen, gedurig een dokter bij en om
zich heen moest hebben om hem gade
te slaan, de diagnose van zijn ziekte te
stellen en daarnaar het geneesmiddel te
kiezen, noodigde mijn oom mij uit om deze
taak te komen op mij nemen.
De bezigheid lachte mij toe, derhalve
besloot ik aan het verzoek van mijn oom
te voldoen.
Ik zorgde voor een plaatsvervanger,
gaf hem alle inlichtingen die hij noo
dig had, beval hem de noodige zorg Voor
de jonge weduwe en haar zoontje aan,
■en vertrok naar Parijs, na eerst een harte-
tisten, die een leven van groot beslag
een gevaarlijk leven achtten. Onder haar
invloed gaf Cats zijn minneliederen niet
uit, dan tusschen maatschappelijke én
geestelijke liederen in.
Het ongeluk was, dat Cats van het
verhevene plots tot het alledaagsche kon
afdalen. Hij meende, dat hij altijd nut
tig moest zijn. Daartegenover zijn er ook
weer andere verzen, b.v. „Als het vischje
leit gevangen", en de teekening van de
Meeuw, waaruit blijkt, dat Hïf wezenlijk
een kunstenaar is geweest.
Opmerkelijk is het, dat Cats zoo wei
nig over den Tachtigjarigen oorlog beeft
geschreven en gezongen, 'n Enkel frag
mentje kennen we slechts van hem, uit
het Twaalfjarig bestand. Een vergelijking
met den veel minder bekenden Revius
valt dan ook' zeker niet in zijn voordeel
uit. Zooals Revius kon bidden, verstond
Cats het niet. Revius kon alles bezin
gen, of het binnen de grenzen dan 'wel
verre daarbuiten was. Zong hij niet, toen
Graaf Jan van Nassau in Zeeland op
het Slaak geslagen werd? Waarlijk, de
groote dingen uit dezen strijd zijn voor
Revius niet onopgemerkt voorbijgegaan.
Cats was de man van de groote 'buig
zaamheid. Niets mannelijks kenmerkte
hem, terwijl het altijd nuttig willen ,zïjn
hem veel schade berokkend heeft. Hij
werd niet gauw gegrepen door iets.
En toch! Toch is hij' eens gegrepen,
voornamelijk! op 'het terrein van het huise
lijk leven en het huwelijk. Op dat igebied
heeft zich goed verstand en kloeken zin ge
openbaard.
Spr. verhaalt verder als een aardigr
heid, hoe Cats het schaken van een 'meisje
verdedigde op grond van den Bijbel, waar
in voorkomt de geschiedenis van de 200
Benjaminieten, die evenzoovele Joodsche
meisjes schaakten.
Dr. Kuyper zegt, dat de eenige ver
dienste van Cats was, dat' hiji den 'stroef
geplooiden mond van den stoeren Cal
vinist nu en da,n tot een vroolijlken lach
heeft doen spelen. Spr. doet nu een Igretep
uit de vele kernachtige uitdrukkingen en
spreuken van Cats, die vaak nog geci
teerd worden, en toepasselijk op de drie
groepen uit zijin. volk, de kleine mannen,
de meer aanzienlijke en de hooge regen
ten.
De mooiste II o 11 a n d s c h e spreuk' is
wel deze
Al te wijs, kan niet beginnen,,
Al te zot kan niet verzinnen.
Tusschen wijs en tusschen vroed,
Wint men wel het meeste goed.
Verder is bekend hoe hij: in een versje
den 8-urigen werkdag heeft verdedigd.
Niemand heeft echter ooit zijn dagver-
deeling overgenomen. Als diëetmeester
was hij indertijd zeer geëerd.
Dr. Callenbach's oordeel over Cats? Het
volge hier: Spr. houdt Cats niet voor
een Calvinistischen Bard, daartoe ontbrak'
hem de echte overtuiging. Men roemt
zijn lofdicht op de Dordtsche Synode,
maar is dit niet buitengewoon flauw van
klank en onbezield van toon? Diep door
voelde geestelijke poëzie, opgeweld uit het
diepst van het hart, treffen we bij: Cats
niet aan. De vergelijking met Revius kan
hij1 niet doorstaan.
Bij al de groote verdiensten, die ik!
erken dat dr. Kuyper bezit, meen ik te
moeten twijfelen aan zijn rechten blik' op
Cats, (ads hijl spreekt van echt Calvinis
tische kunst. Of liever, hij1 heeft een Stel
ling willen verdedigen, die niet te verde
digen is. Hij wilde .verdedigen, dat hei
Calvinisme op elk deel des levens gunstig
heeft ingewerkt, ook op het gebied der
kunst.
Onder het volk was nog maar één 'dich
ter blijven leven en dat was Cats. 'En
ten bewijze, dat het Calvinistische
volk' een kunstzinnig volk is, moest hij
Cats noemen. Opmerkelijk is het echter,
dat dr. Kuyper in z'n heele boek Calvi
nisme en kunst geen enkelen regel van
Cats aanhaalt.
Ons volk is niet dichterlijk. Niemand,
van welke religie ook, is het. Het Cal
vinisme heeft, er volgens spr. niet ten
kwade, -„maar ook niet ten goede op in
gewerkt.
Doch waarom is Cats dan blijven le
ven? Omdat hij vertellen kon. Hij was
de eenige, die gelezen mocht worden.
Toen evenwel de romaa haar intrede deed,
ten tijde van mevrouw BosboomTous-
lijk afscheid van haar en mijn kleine,
ongelukkige patiëntje genomen te hebben.
Het afscheid was, 'gelijk gij denken kunt,
hartelijk en hartroerend. Doch Alice was
wel zoo -verstandig om mij te doen ver
staan, dat ik 'gaan moest waar mijn plicht
mij riep.
Ik beloofde haar dat, wanneer zij mij
mocht noodig hebben voor een bepaald
ziektegeval, ik bereid was op haar eerste
aanvraag terstond hierheen te zullen
komen.
In den tuin zat de kleine Alfred. Hij
koesterde zich in den heeten zonneschijn,
en gaf geen enkel blijk dat hij mij her
kende of in mijne verschijning belang
stelde. Ik nam het kind in mijne armen,
kuste het vaarwel en zette het weer
neder. Het had echter geen besef van
hetgeen ik hem gedaan had.
Met een traan in 't oog, en met een
zuchtend hart verliet ik deze plaats en
maakte mij reisvaardig.
Mijn oom te Parijs ontving mij hartelijk.
Hy geleidde mij dadelijk naar het hotel,
waarin de rrjke Lord zijn intrek geno
men had.
In een armstoel gezeten, ontving hij
ons tamelijk stijf en afgemeten.
Indien mijn oom mij niet op een der
gelijke ontvangst had voorbereid, zou ik
saint, was het met C'ats gedaan.
Spr. weerlegt ten slotte nog de beschul
diging, «ls zou Cats onzedelijk geweest
zijn. Hij was een realist, die het volks
leven waardig heeft geteek'end. Een mo
ralist, dien we gaarne bedeeld hadden ge
zien met hoogere inspiratie.
O ja, belangwekkend was hetgeen dr.
Callenbach in den beginne meedeelde van
zijn ontmoeting met „Korstiaentje Oost-
diek (de bekende molenaar C. Oostelijk.
Red.) te Ierseke. Deze vrome man o.a.
kende Cats als geen ander. De dichter
heeft in Jiem wellicht geen trouwer en
dankbaarder volgeling gehad.
Toen de heer A. S. J. Dekker, voor
zitter van het Comité na het eindigen
der schoone rede, den spreker dank zegde,
werd een krachtig applaus herhaald, toen
hij nog om een kleine toegift vroeg, en
wel 'n paar verzen van den Vlaamschen
dichter Gezelle, die dr. Callenbach den
vorigen winter op zoo verrukkelijke wijlze
vertolkt had.
En toen hebben we nog even genoten
van een drietal juweeltjes van Gezette
zij het dan ook', dat ze tot z'n buitenis
sigheden behooren. Het waren Boerke
Naas, Josefs Leere en Hazegrauwen.
Zoo zijn we nu! We mogen Cats wel,
dochVlaanderen boven alljes
Een stormachtig applaus van de zeer
talrijke vergadering beloonde dr. Callen
bach voor zijn recht schoone lezing. Na,
dankzegging ging men uiteen. De rij 'der
Chr. .winterlezingen is moedgevend ge
opend. Er valt niet aan té twijfelen, doch
in een dringende behoefte is door het
Comité voorzien.
Een wanhoopsdaad. Uren ver
had hij reeds geloopen over de lange,
eindeloos lange Drentsche hei. Steeds was
hij maar voort blijven loopen. Hier en
daar en overal had hij lom werk gevraagd,
doch nergens was er voor den ouden
zwerver zelfs maar 'n boterham of 'n
slok koffie te verdienen. Toen hoorde hij
van de landkolonie der wijkvereeniging
„Filadelfia" te Tinaarlo. D&ar zou hij ze
ker vinden hetgeen hij zocht. Werk
en dan eten, drinken. Na dagen en da
gen en dagen kwam hij eindelijk dood
op bij de Landkolonie aan. Hoop lag er
in z'n blikken te lezen toen hij het hek
van deze jonge stichting doorging. Moedig
stapte hij naar binnen, en vroeg den di
recteur te spreken. De heer Kuiper stond
den man dadelijk te woord, doch moest,
toen hij het verzoek hoorde, dezen tot
zijn spijt teleurstellen. De inrichting is
te klein; al de plaatsen zijn er bezet.
Onmogelijk was het ook nog dezen man
te bergen. Met een dofheid in zijn blik
en teleurstelling in heel zijn wezen ging
hij. Eenige uren later verbreidde zich op
de Landkolonie het bericht, dat twee
schippers 't lijk van 'n_o uilen. landlooper
in het kanaal drijvende hadden gevonden.
De man had, nergens geen uitkomst meer
vindend, een einde aan z'n leven gemaakt.
In verband met dit droevig geval deelt
men ons mede, dat de voorzitter van
de Landkolonie Woensdag nog tien per
sonen, die opneming verzochten, moest
afwijzen. En dat gebeurt bijna eiken dag.
(N. G. Ct.)
Russisch proces. Begin De
cember zal te Wilna een begin wordeln
gemaakt met een proces, dat voor de
toestanden in de Russische ambtenaars
kringen kenschertsend is. Een vroegere
directeur van den LibauRomny-spoor-
weg, ingenieur Wleskof de man is zeer
voornaam en voert den titel „excellentie"
zal terecht staan wegens 80 ernstige
dienstovertredingen Het onderzoek in zijn
zaak heeft1 reeds 10 jaar geduurd. Wanneer
nu het proces, ook 10 of 20 jaar duurt,
zal deze man waarschijnlijk weinig hinder
ondervinden van het vonnis. Het dossier
bestaat uit 16 dikke portefeuilles en de
akte van beschuldiging omvat 70 blad
zijden druks. Het aantal getuigen dat op
geroepen is bedraagt 83, terwijl ook 10
expert® voor de rechtbank verschijnen
zullen. Wleskof bevindt zich op vrije voe
ten, tegen een borgstelling van 100.000
roebel. De z.g. „dienstovertredingen" houL
den verband met oplichterijen e.d. ten
bedrage van meer dan 10 millioen roebel.
Die borgstelling van 100.000 roebel is
dus niet groot.
Wolkenkrabbers. Het hoogste
gebouw ter wereld staat te New-York.
mij zeer teleurgesteld gevoeld hebben,
mogelijk was ik dan wel naar mijn dorpje
teruggekeerd.
„Mylord", sprak mijn oom, „hier is de-
dokter, die trachten zal uwe ziekte te
bestrijden. Hij is mijn neef en zal, zoo
noodig, steeds met mij raadplegen. Hij
wil u in slapelooze nachten ook wel wat
vertellen of uit een mooi boek oorlozen.
Hij wil als u 't noodig keurt, ook nu en
dan wel eens wat opschrijven, wanneer u
wat te dicteeren hebt".
„Dat zal mij aangenaam zijn", antwoord
de de aangesprokene, met iets mats in
zijn stem. Hij zat daar ineengedoken in
zijn leuningstoel met gevouwen handen,
terwijl hij ons eenigszins schuchter aan
zag.
Hierop sloot hij de oogen, alsof hij
vermoeidheid veinzen wilde na dit toch
reeds zoo korte gesprek.
De professor, die den ouden heer reeds
langer kende, beschouwde dit, gelijk hij
gewoon was, als een wenk om heen te
gaan, daarom groette hij den Lord en
wij verlieten, samen het vertrek.
In de zaal gekomen zagen wij een
dame van betrekkelijk jeugdigen leeftijd
zitten. Zij zag ons even van ter zijde
aan, doch groeten deed zij ons niet. Dit
liet hare voornaamheid zeker niet toe.
In hare nabijheid speelde een klein
Misschien wel uit vrees dat dit record
vroeg of laat elders overtroffen zal wor-
den, heeft men plannen ontworpen om
een nog hooger gebouw in deze stad op
te trekken. Het zal een plaats vinden
in de nabijheid van het nieuwe centraal
station. Boven de 33 verdiepingen zullen
verscheidene torens verrij'zen en volgens
de plannen van den architect Kimball
zal dit nieuwe gebouw een hoogte van
300 meter bereiken. Het Woolwort.hr
gebouw is „slechts" 250 meter hoog en
het Singer-gebouw 200 meter. De kosten
voor het nieuwe bouwwerk worden ge
raamd op 30 millioen gulden. Wat zul
len de wolken boven New-York kriebe
lig worden!
Vliegende smetstofdra
gers. De Cons'eil d'hygiëne et de Sa-
'lubrité de la Seine heeft een circulaire
verspreid, waarbij hij wijst op het ge
vaar der vliegen die velschillende be
smettelijke ziekten overbrengen, o.a. ty
phus, dysenterie, cholera en de tubercu
lose.
De vliegen zijn zeer vuile dieren die
vooral azen op menschelijke en dierlijke
uitwerpselen en deze en de ziektekie
men daarin verborgen op den mensch
overbrengen.
De raad beveelt aan:
1. bescherming van alle eetwaren, ook
buitenshuis, tegen de aanraking van
vliegen
2. bescherming van de huizen tegen de
vliegen
3. uitroeiing der vliegen die het huis
mochten binnendringen
4. het vernietigen van broedplaatsen
der vliegen.
Vervolgens worden de verschillende
middelen aangegeven voor vernietiging der
vliegen.
Dr. Breezor onderzocht vliegen die
overwinterd hadden in de ziekenhuizen te
St. Petersburg en vond deze de dragers
van verschillende pathogeene bacteriën.
Typhus-baciillen werden nog een maand
lang, nadat de vliegen typhus-kiemen tot
zich genomen hadden, in hun ingewanden
aangetroffen.
Zeeuwsohe
L a n d b o u vv m a a t s c h a p p ij;.
in de najaarsvergadering van het hoofd
bestuur der Maatschappij tot bevordering
van Landbouw en Veeteelt in Zeeland,
welke Vrijdag 7 November te Middelburg
gehouden wordt zal een voorstel van het
dagelijksch bestuur aan de orde komen om
dit bestuur te machtigen eene commissie
Je nenoemen van vijf leden, ten einde in
Jfe verschillende provincies gegevens Je
verzamelen, om naar aanleiding van de
belangrijke verhandeling van den heer P.
Lindenbergh, gehouden in de algemeens
vergadering der maatschappijl te Zier.ikzee
j5ij het dagelijksch bestuur een voorstel
in Ite dienen op welke wijze men zal
kunnen geraken tot eene aanzienlijke ver
mindering \;an de groote kosten, die in
Zeeland verbonden zijn aan den publieken
verkoop van onroerende goederen.
Naar aanleiding van een schrijven van
de afdeeling Tholen, stelt het dagelijksch
bestuur voor aan iedere afdeeling der
Maatschappij een collectieve inzending! te
vragen voor de in 1911 te Middelburg
te houden Provinciale Landbouwtentoon
stelling, welke collectieve inzending een
beeld geeft van de ontwikkeling van Land
bouw, Tuinbouw en Ooftteelt betreffen
de gewassen in het groot geteeld voor
den handel.
Het dagelijksch bestuur is van oordeel,
dat één rechtskundig adviseur voor Land
bouwzaken in Zeeland voldoende is: en dat
deze, wanneer hij in zoodanige zaken ge
raadpleegd wordt door allen, daarin een
spoorslag zal zien om zich meer in 't bij
zonder op cleze afdeeling zijner practijk
toe te leggen.
Indien het hoofdbestuur deze meening
deelt, zou het dagelijksch bestuur willen,
vernemen of 't hoofdbestuur zelf wenscht
deel te nemen aan de benoeming oï dat
het aan liet dagelijksch' bestuur machti
ging wenscht te geven om tot die benoe
ming over te gaan.
De w i nte r v 11 nder 11.
Lijmbanden om de wintel-vlinders, te
vangen, maakt men van perkainentpa-
pier, dat men besmeert met rupsenlijm.
knaapje met eenig speelgoed, een jeug
dig, levenslustig ventje van drie jaren.
In mijne gedachten maakte ik een ver
gelijking tusschen dit blijkbaar zeer gees
tige kind en het ongelukkige kind van
Alice, en in mijn hart wenschte ik dat
ik zoo ook eenmaal den kleinen Alfred
eens mocht bezig zien.
Mijn oom trad nader en stelde mij aan
de dame voor, die mijn groet met een
genadig hoofdknikje beantwoordde.
Schoon in satijn gekleed, was zij leelijk
en mager. Trouwens dit was de oude
heer ook, zoodat ik aan een familietrek
begon te denken.
Later vertelde mijn oom mij, dat deze
dame eene nicht van den Lord was, en
deze kleine knaap haar zoontje, en dat
deze beiden door den Lord tot zich wa
ren genomen, omdat deze kleine de ver
moedelijke erfgenaam was van des Lords
rijke bezittingen. Deze bezittingen lagen
in Schotland en besloegen eenige duizen
den hectaren, en waren bekend onder den
naam Doreland.
Het knaapje speelde wel lustig met zijn
bouwdoos en ander gerei, doch het viel
mij op, dat het ook al zoo stijf was
in zijn houding jegens mij.
Ik dacht zoo bij mrjzelven: nu dit kind
is ook al vroeg besmet met de kwaal
der trotsckheid. En in mijn hart speet
Deze lijm is in den handel te verkrij
gen. Een goed soort van lijm kan men
zelf maken en wel op de volgende wijze.
Men kookt 5 deelen raapolie mei één
deel reuzel, verder smelt men te zamen
één deel terpetijn en één deel hars. Op
deze wijze krijgt men twee mengsels;
beide mengstels roert men warm door
elkander en de lijm is voor het gebruik
gereed. De Rijkstuinbouwleeraar in Lim
burg, aan wiens jaarverslag wij het bo
venstaande ontleenen, deelt mede, dat een
proefnemer gemiddeld 50 wijfjes per boom
met deze lijmbanden gevangen had. Uit
nemende hulptroepen in den strijd 'tegen
de wintervlinders leveren ons de mee
zeil. Deze kleine, doch zeer behendige
vogeltjes doorzoeken in den winter alle
takken en takjes der vruchtboomen op
het nauwkeurigst en snappen ieder eitje
weg, dat zij te pakken kunnen krijgen.
Het .ligt dus op den weg van iederen
vruchten tel er 0111 deze nuttige vogeltjes
zooveel mogelijk te beschermen. Om de
meezen te lokken, is het zeer aanbeve
lenswaardig, om in de vruchtboomen nest
kastjes op te hangen. Ook de vink en
de spreeuw helpen gaarne een handje
mee, om: de rupsen van de wintervlin
ders te verdelgen. Een ander middel, om!
de wintervlinders te bestrijden, is hét zorgr
vuklig opruimen van snoeisel. Ook de
aalbessen en de kruisbessen worden door
deze insecten aangevallen en daarom
moet men het snoeisel dezer heesters
opruimen en verbranden. Laat men het
snoeisel' tusschen de struiken of even
buiten deze, liggen, dan vormt het een
middelpunt van nieuwe besmetting. Het
beste bestrijdingsmiddel blijft echter het'
aanbrengen van lijmbanden, mits de
boomgaardeniers tot samenwerking ge
neigd zijn, en men ook de stamlmen der
hoornen, welke tot. beschutting van den
boomgaard dienen van lijmbanden voor
ziet.
(Buiten verantwoordelijkheid der Eedactie.)
Mijnheer de Redacteur,
Onder het kopje „Benoemingen" in uw
uitgave vah gisteren (Donderdag) krijgen
de vrijzinnige leden van den Gemeenteraad
alhier, die op de als No. 2 voorgedragene
voor leeraar in het Fransch hebben ge
stemd, zoodat de eerstvoorgedragene niet
is gekozen, een oorveeg om het „klein-
steedsche", het „vrijzinnige op z'n
smalst" met een liberale juffrouw te ver
kiezen boven den Roomschen sollicitant.
Of dit een reden zou zijn, M. de R.,
zooals u schrijft, voor ontstemming hij de
Katholieken over „zoo stuitende
achter uitzettin g", zal ik daar laten.
Ik geef u aanstonds toe, dat het vrij
zinnig beginsel leert, dat men niet naar
richting, wel naar bekwaamheid kijken
moet, doch de R. K. geven door het
tot bedenkelijke hoogte opvoeren van hun
ijver tot separatisme en het aldus van
elkaar vervreemden van de burgers, zelve
aanleiding tot vrees voor versterking van
het Roomsche element, een vrees, die
m. i. wel eens invloed uitoefent op de
keuze bij benoemingen. Of en in hoeverre
dit hier het geval is geweest, kan ik niet
beoordeelen. Wat ik wel weet is, dat
voor mij de reden om No. 2 der voor
dracht de voorkeur te geven, absoluut
niets met de richting der sollicitanten
had uitstaan. Wel vernam ik vóór de
stemming van terzijde, dat No. 1 R. K.
was, maar reeds lang te voren had ik
mijn stem voor No. 2 (van wie ik voor
'teerst uit uw stuk weet, welke richting
zij heeft) bestemd, om de eenvoudige
reden, dat er met de 'benoeming van deze,
een dame, kans bestond op het eindelijk
ophouden van de voor het onderwijs op
het Gymnasium zoo ongunstig werkende
verwisseling van leeraren met tusschen-
tijdsche vacatures, wat ik aanstonds met
de sollicitante, die mij vóór No. 1 (van
wien ik alleen nog maar den naam wist)
bezocht, als een aanbeveling, vermoede
lijk ook wel voor andere loden van den
Raad, heb besproken.
Een Vrijzinnig lid v. d. Gemeenteraad
van Middelburg.
Middelburg, 21 October.
(Het blijkt ons, dat wij te ver gegaan
zijn met de veronderstelling omtrent de
richting der benoemde sollicitanten. Wij
trekken haar derhalve in; doch blijven
opkomen tegen het voorbijgaan van no.
1, den Roomsch-Katholiek. R e d.)
het mij, dat ik mijn vriendelijke dorp,
mijn lieve patiënten en mijn arme be
schermelinge verlaten had om gedurende
eenige maanden mijn lot aan dat van
drie zoodanige izegrimmen te verbinden.
Mijn oom nam inmiddels afscheid van
mij, en noodigde mij uit goed op den
patiënt te letten, en wanneer ik met som
mige ziektegevallen geen raad wist. hem
dadelijk te komen raadplegen.
Ik begaf mij naar de mij door een be
diende aangewezen kamer, alles behalve
tevreden over mij zeiven, dat ik het aan
bod van mijn oom had aangenomen.
Ik sliep dien nacht heel weinig, ver
vuld als ik was met het lot mijner vrien
din en van den kleinen Alfred, en weinig
{fferust op hetgeen een onzekere toekomst
in dit hotel mij brengen zou.
Den volgenden morgen ontwaakte ik
kort na zonsopgang.
Ik sprong uit mijn bed, kleedde en
waschte mij, en zette mij voor het raam
om de ontwakende boulevard te beschou
wen. Daarna nam ik mijn Bijbel en las
eenige hoofdstukken, vervolgens besloot
ik de verschillende kamers van mijn nieu
wen patiënt eens op te nemen. Alles
zag er rijk uit.
(Wordt vervolgd.)