NIEUWSBLAD
TOOR ZEELAND.
Én ter. Bond.
ir Arendskerke
No. 19.
1913.
Woensdagj33 October.
38e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
De erfgenaam ven Doreland.
IWERS.
TOEBES.
GADERING
iRIEKEN,
Zetzeep
Leep,
WING
enzeep
erriepaard,
ezeep.
sknecht
*lzeep
*g.
Leep
E Co.,
'E Co.,
inendraak'
en en Dammen
ctober 1913!
TE Co.,
iaard,
X>P
TE Co.,
enknecht
E I D
TE Co.,
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. DHUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Het revolutionaire driemanschap.
Feuilleton.
3nt.
Middelburg.
Afd. hoopt D.V.
nt te Delft,
P Donderdag
avonds ten half
ten en vrouwen.
HEr BESTUUR.
cent,
f 1.10.
Middelburg.
roek en Lijnmeel,
Deken en Grond-
verlaagd,
platte en ronde
'oererwten, China-
m Zemelen.
jzen.
Middelburg.
HOFF,
cent,
stukken f 1.
TE Co.,
1, Middelburg.
Bestuur:
N, Wd. Dijkgraaf.
Griffier.
ILMAN,
0 cent,
f 1.10.
Middelburg.
25 cent per bus.
line, solutie,
irdstr. Middelburg.
DP:
Weinig gebruikt,
AdresFirma
W.
te gaan leven een
N HOEFSMEDERIJ.
liëntéle veel groote
len. Brieven letter
Idelburg.
USE, Vrouwepolder.
:ilring"
cent.
Middelbux-g.
dei
WER. Arnemuiden
gd,
Wilhelminadorp.
Mei
/IINDERHOUD, bij
lurgen aan het-
LFVAARS te koop,
0 cent,
f 1.10.
Middelburg.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25
Enkele nummers0.05]
UITGAVE -DER FIRMA'S
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
EN
van]l5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels fl.iedere
regel meer 10 cent.
Eenigen tijd geleden werden een drie
tal jongemannen op Java, onder welke
een Nederlander, die den beruchten naam
Douwes Dekker voert, bij besluit van den
gouverneur-generaal verbannen.
Zij verkozen liever naar Nederland te
gaan, onder de bescherming der S. D.
A. P. en in Nederland hunne gevoelens
uit te spreken in een vorm als in Indië
niet mag worden toegestaan, doch in Ne
derland geduld wordt, misschien wel om
dat men er al aan gewend is, of ook
omdat velen er niet door tot kwaad kun
nen verleid worden.
Dit driemanschap heeft Zaterdag in Den
Haag in het stampvolLe gebouw Diligentia
rekenschap van gevoelens gegeven. De
bladen gaven een groot verslag, zoodat
wij den indruk van het optreden dezer drie
jongemannen meenen te kunnen weer
geven.
Hij is deze, dat de gouverneur-generaal
gelijk had deze heeren, zij het ook na
zeer lankmoedig verdragen, eindelijk aan
te pakken en hun het verblijf op Java
te ontzeggen.
De eerste spreker, de Javaan Raden
Mas Soeardi, deed verslag van de oprich
ting van het Indisch Comité, en deed
voorlezing van het door hem en zijn
vrienden gestelde geschrift, waarin voor
Java o. a. zelfbestuur en een volksver
tegenwoordiging werd gevraagd.
Deze spreker had een vlugschrift doen
drukken en verspreiden: „Als ik eens
Nederlander was". In dat geschrift gaf
hij af op de regeering en protesteerde
tegen een feestviering zoolang het volk
overheerd werd.
Kortom de inhoud van het vlugschrift
was zoodanig, dat hij verbannen werd.
Het vlugschrift werd overal op Java
verspreid, en de laatste exemplaren wer
den in de vergadering verkocht.
De vergadering had nogal niet veel met
de drie ballingen te doen. want zij hief
telkens een luid applaus aan, en ook
de bannelingen zeiven hadden een schat
van plezier, ook al klaagde de een op
op zijn Douwes Dekkersch, dat de gou
verneur-generaal hem broodeloos ge
maakt had.
De tweede spreker, ook een Javaan:
dr. Tjipto, erkende, 'dat het 't Comité er
om te doen geweest was de Regeering
geering eens flink woedend te maken,
want dat geschrijf in de krant toch niet
hielp. Wij moesten en zouden zei hij
een volksvertegenwoordiging hebben;
want de Koloniale Raad, dat is niets; de
leden van den Raad van Indië zijn na
tuurlijk regeeringsgezind, en 'de hoofden
6)
„Ik zal hem vinden", meende zij. ,,Ik
zal hem overal bij zijn naam roepen en
hij zal mij hooren, hij zal mij antwoor
den en met mij terugkeeren."
Plotseling schoot mij te binnen, dat
er nog eenigen tijd te winnen was, wan
neer de beide dienstboden konden uit-
genoodigd worden ons te vergezellen. Wij
zouden er dan te zamen op uitgaan.
Ik noodigde haar derhalve uit haar plan
op te geven.
„Mevrouw", zoo sprak ik kordaat, „ik
ga zelf naar hem zoeken. Laat uwe twee
dienstmaagden bij u blijven, geef mij
slechts den huisknecht met den tuinman
mee. Wie weet, vinden wij zoo uw man
niet dra."
„Hartelijk dank, lieve vriend" riep zij
uit, en zij ijlde het terras op naar de
woning, waar zij aan den tuinman en
den knecht verzocht mij te vergezellen;
de staljongen zou vooruit gaan met de
lantaren.
en de regenten ook, daarom moesten de
Javanen stemrecht hebben.
Deze spreker nam een loopje met zijn
gevangenneming.
De heer Douwes Dekker, die vervol
gens optrad, zei, dat zijn verbanning hem
wel begrijpelijk voorkwam, want reeds
een jaar lag zijn verbanningsbesluit klaar.
Wel een bewijs, dat u je schuldig acht-
tet, merkte later een der debaters hem op.
Spr. verklaarde verbannen te zijn,
omdat hij in een openbaar geschrift de
verbanning zijner twee vrienden had af
gekeurd; en ook 'omdat hij secretaris was
van het Indische Comité.
Was spr. voor den rechter gedaagd,
dan had hij -zich kunnen verdedigen, maar
nu was de lezing van den eersten den
beste, neen wel van den eerste, den
gouv.-gen., maar niet van den beste! (le
vendig applaus), oorzaak van een onver
diende verbanning. Zes maanden heeft
men spr.'s propaganda toegelaten, en eerst
toen werd ingegrepen. Dat was de daad
van een agent-provocateur, het immo-
reele werk van het gouvernement.
In dezen onhebbelijken, voor den min
der ontwikkelden Javaan gevaarlijken
toon, ging deze spreker voort. Hij be
schuldigde den gouverneur-generaal van
een optreden als op 't oogenblik in Rus
land tegen den Jood Beylis," en dat de
Chinees tegen den inlander wordt uitge
speeld; dat de gouverneur-generaal een
kersteningspolitiek drijft.
In debat kwam de heer Moojen, oud-
Indisch ambtenaar. Hij was, zeide hij, het
in vele opzichten met de sprekers eens,
vooral in hunne veroordeeling van de
kersteningspolitiek van den gouv.-gen., die
onder dit gouvernement wel zal matigen
of van den weg der kerstening terug
keeren. Een opmerking die den heer Dou
wes Dekker in diens repliek aanleiding
gaf tot een kleine afstraffing, dewijl er
in opgesloten lag de beschuldiging van
karakterloosheid aan den gouverneur-
generaal.
Doch de heer Moojen, ofschoon politiek
tegenstander van den gouverneur-generaal,
gaf dezen gelijk. De verbanning achtte hij
verdiend, en in dit tijdsgewricht noodza
kelijk bovendien geen politieke, doch
slechts een administratieve maatregel. Men
mag ook het Indische gouvernement niet
vergelijken met dat van een land als
Rusland. Dat de Chinees tegen den in
lander wordt uitgespeeld, moet de heer
Douwes Dekker eens bewijzen.
De invoering van een burgerlijken stand
gaat niet zoo gemakkelijk als de heer Dou
wes Dekker zeide, betoogde spr. Zij is
nog niet geschikt voor de bevolking van
Juist toen wij met ons vieren gereed
stonden op pad te gaan, hoorden wij
in de verte een angstig gehinnek, en het
duurde niet lang of wij zagen bij het
schijnsel der maan, die juist van achter de
wolken te voorschijn kwam, een hollend
paard aankomen. Het arme dier stond
het schuim op den bek en het sleepte
de leidsels achter zich aan, terwijl het
gerinkel der stijgbeugels het steeds meer
verschrikte en aanzette.
Alice stiet een vreeselijken gil uit bij
het zien van het beest. Het was haar
paard. Nu stond het bij haar vast, dat
haar man een ongeluk overkomen was.
„Vrienden", zei ik tot de bedienden,
neemt een paar lantarens meer mee; wij
gaan er dadelijk op uit. Mevrouw", voeg
de ik er geruststellend bij, „misschien
heeft uw man maar een licht ongeval
getroffen; wij gaan hem halen; wij zul
len spoedig terug zijn."
Dit zeide ik; doch u begrijpt, dames
en heeren, dat ik er verre van gerust
op was, dat dit alzoo geschiedde. Ik
vreesde evenzeer het ergste.
„Ik ga mee", zei Alice.
„Mevrouw, dat gaat niet", waagde ik
op te merken. „Wjj zullen misschien uren
moeten zoeken. Hoe zou u dat kunnen
volhouden I"
Indië. Deze toch is nog in een tijd van
wording, een Kolonie moet anders be
stuurd worden dan het Moederland. Ons
optreden is nog voor tientallen van jaren,
misschien wel voor eeuwen gerechtvaar
digd. We hebben de taak de inlanders
te beschaven en op te voeden.
De heer Moojen werd ook toegejuicht,
doch niet door het roode deel, dat sterk
vertegenwoordigd bleek. Dat zijn tegen
spraak raak was geweest, bleek wel uit
de scherpheid van Douwes Dekkers re
pliek. Hij verweet den heer Moojen „diens
vlinderachtige(n) geest". Er zijn, ging hij
voort, zooveel dingen, die men niet kan
bewijzen. Ik kan b.v. niet bewijzen, waar
om hij (Moojen) niet gekozen is voor
de Tweede Kamer. (Een stem: hij is goed
voor de beste kamer!) Den heer Moojen
heeft spr. in Indië gekqnd als een „rooie"
zoo rood, dat spr.'s blad zijn stukken
bijna niet meer wilde opnemen. Thans
blijkt hij een vrijzinnige te zijn.
Gelijk de lezer bekend is, was de heer
Moojen in Juni j.l. de candidaat der vrij
zinnigen in het kiesdistrict Goes, en diende
hij zich door woord en geschrift (o. a.
Thoolsche Courant van 14 Juni) bij de
Goesche kiezers aan aJs „geloovig pro
testant", „altijd bereid met kracht en
vuur voor (zijn) geloof en voor (zijn)
Kerk den strijd aan te binden.
In het debat met Douwes Dekker en
zijn vrienden, sprak hij waardeering uit
voor de goede bedoelingen der heeren,
doch achtte hen te hebben gefaald in
de keuze der middelen. Veel te goed
geefs gezegd, merken wij op, die geest
verwant van den gouverneur-generaal zijn
en tengevolge van onze antirevolutionaire
beginselen, waaruit wij leven, dieper de
fout der revolutie peilen, welke hun op
treden kenmerkt.
Maar de heer Moojen is een vrij
zinnige, en wie dat in 'toog houdt, prijst
de flinkheid in zijn protest; en is erken
telijk voor den aan den G.-G. geboden
steun.
Opnieuw mag als winst worden ge
boekt, dat een vrijzinnige ongevraagd
kwam verklaren, dat de Gouverneur-Ge-
nex-aal wijs regeert en uit diens regee
ring geen gevaar voortspruit.
Natuurlijk wel de „kerstenings-politiek",
dat weten we wel! Maar al het andere
niet.
Deze erkenning, uit dien mond, is
kb stel ijk.
Niets voor hen.
Wij zeggen niet, dat er geen heusche
bezwaren tegen evenredig kiesrecht in te
brengen zijn. Doch een der voordeelen
„Ik ga mee. heb ik u immers gezegd"
was het antwoord. En met een beklemd
hart stemde ik stilzwijgend toe.
Zwijgend begaven wij ons op weg. De
staljongen voorop met de lantaren in de
hand, en Alice naast hem. Achter hem
gingen de tuinman en de knecht, even
eens met een lantaren voorzien, en ik
tusschen deze beiden. Het was een moei
lijke tocht voor ons altegaar; want de
nacht was donker; de maan was weder
om achter de wolken schuil gegaan; de
weg was hobbelig en langs de kanten
belemmerden stronken en wortels ons bij
iedere schrede.
Nu en dan riepen wij den naam van
dengeen dien wij zochten, terwijl ook
diens echtgenoote herhaaldelijk snikkend
dien dierbaren naam stamelde, doch te
vergeefs.
Zoo bereikten wij het bosch. Doch daar
was het zoo mogelijk nog donkerder. De
boomen stonden dicht opeen gegroeid en
belemmerden het uitzicht; ook werd de
nacht nog donkerder; zwarte wolken pak
ten zich allengs boven het bosch te zamen,
en ontlastten zich ten slotte in regen
vlagen, zoodat de regen door de takken
heendrong, onze kleederen kletsnat maakte
en onzen toch al zoo tragen, langzamen
gang belemmerde.
van dit evenredig kiesstelsel zou wel deze
zijn: dat de rechtsche partijen er bij zou
den winnen.
De vrijzinnigen gaan met iedere nieuwe
pex'iode in het cijfer achteruit.
In 1905 behaalden zij 36 procent van
het totaal aantal stemmen, in 1909 slechts
30 pCt. en nu in 1913 even 29 pCt.
En dat zal in 1917 weer minder zijn.
Op 't oogenblik, dank zij het meerder
heidsstelsel, tellen de gezamenlijke vrij
zinnigen in de Tweede Kamer 38 leden,
dat is, naar proportie gerekend 8 a 9
te veel.
Daarom voelen vele vrijzinnigen niet
meer zoo veel voor E. V.
En de socialisten voelen er niets voor.
Die zijn trouwens al aan 't cijfer, dat
hun toekomt, dank zij den hun geboden
liberalen steun. Zij kunnen dan ook bij
E. V. slechts verliezen.
De rechtsche partijen brachten het al
licht tot 53 of 54 stemmen.
Tooneel en Moraliteit.
Een van de bezwaren en zeker niet
het minst-beteekenende die men in
onze kringen heeft tegen het tooneel is,
dat het min of meer op gespannen voet
staat met de moraliteit.
Dat dit bezwaar niet ongegrond is, blijkt
weer uit wat Simon B. Stokvis in „De
Wereld" schrijft, naar aanleiding van de
„Rondvraag over Tooneelcritiek". Hij be
veelt zijnen tegenstanders eenige gedach
ten ter overweging aan; o. a. deze:
„Een regisseur, een directeur, in het
algemeen elke man, die bij een (too
neel) gezelschap de lakens uitdeelt, xnoet
ongehuwd zijn, of... vele minna
ressen bezitten. Anders worden
steeds de vrouwelijke hoofdrollen door
zijn ééne echtgenoote of door zijn ééne
minnares vervixld".
Uit deze gedachte van iemand, die „op
de planken" bekend is en „achter de
coulissen" gezien heeft, blijkt niet alleen,
dat men bij het hedendaagsch tooneel
de hoofdrollen niet geeft aan de meest
bekwame, maar aan de beminde
speelsters (dat moeten de schouwburg
bezoekers zelf weten), doch ook en
dat is droever hoe het niet toeval
lig is, dat tooneel en moraliteit met
elkander op gespannen voet staan, maar
veeleer, dat het tegenwoordig tooneel en
immoraliteit inhaerent zijn. En dat
men zoo'n bekentenis publiek neerschrij
ven durft, dat teekent! (Rotterdammer.)
0e kleurlooze middenstof.
Van de in de laatste maanden nieuw
opgerichte partijen en politieke vereeni-
gingen wekt geen enkele minder ver
trouwen dan de partij, die dezer dagen
onder bovenstaanden naam is geboren.
Dit alles deed mij huiveren. Doch nog
meer bracht mij in spanning de betreu
renswaardige toestand van onze gezellin.
Wat zag zij bleek. Hoe wankelden hare
schreden. Hoe waggelend werd haar gang.
Telkens struikelde zij over een uitsteken
den wortel of stootte zij zich aan een
steen. Hare dunne kleederen waren zoo
nat, dat de vochtigheid weldra ook hare
onderkleeren aantastte. Herhaaldelijk
moest ik haar onder den arm steunen,
omdat zij dreigde te zullen vallen; en
dan sprak ik haar moed in. Dan greep
zij weer eenigszins moed en wandelde al
zoekend en zachtjes biddend verder.
Ten laatste besloten wij een der zij
kanten van het bosch te nemen, en riepen
al maai' door den naam uit van den
vermiste. Alfred, Mijnheer, mijn Alfred,
deze kreten werden weerkaatst door de
eeuwenoude beuken, doch geen mensche-
lijk geluid drong tot ons door.
Ik bad in stilte om uitkomst van Boven,
want, ten einde raad als ik was, meende
ik niet anders dan dat wij ons op het
ergste moesten voorbereiden. Ik had de
hoop ï'eeds lang laten varen. En ook
mijne tochtgenooten gaven den moed op.
Zoo doorkruisten wij nog geruimen tijd
het bosch, toen Alice eensklaps vooruit
snelde.
Niet dat we de andere met meer sym
pathie een welkomstgroet hebben toege
zwaaid integendeel doch wat zich
thans aandient geeft zoo weinig blijk van
gezonde politieke gedachte, dat 't ons voor
alsnog onmogelijk is in dit streven ook
maar iets te ontdekken, wat op toekomstig
heilzaam succes wijst.
Trouwens, het feit, dat zich tot nog
toe slechts vijf en twintig belangstellen
den als lid der nieuwe vereeniging op
gaven, toont reeds voldoende aan, dat
het streven in de bedoelde richting
ja, welke richting? met schuchterheid
aangezien wordt. En hoe zou het ook
anders! Onze natie, onze waarlijk' mede
levende landgenooten, zijn te practisch,
dan dat zij naar een middenpad zouden
tasten, dat slechts bestaat in de ver
beelding van enkele tientallen van man
nen, w.o. het groepje, dat onder de ba
nier van de „kleurlooze middenstof" het
vaderland van een wissen ondergang zal
redden. Wij 'hier doelen wij dan op
de Nederlandsche politici in 't algemeen
wij achten het ons nog een eer kleur
te bekennen, partij te kiezen. Wij durven
nog openlijk den strijd voor onze beginse
len aan.
Maar vooral wij; antirevolutionairen, ne
men een zeer gereserveerde houding aan
tegenover alles, wat zich neutraal noemt,
tegen alles, wat angstvallig, nu eens links
dan weer rechts ziende, een middenweg
tracht te bewandelen. De opgedane erva
ringen van jaren her, voooral tijdens de
stembusberoeringen, met die schijnbaaü
onbevooroordeelde en onbaatzuchtige neu
traliteit, hebben ons openlijk daartegen
doen verklaren. Wij' wenschen ons in de
program-artikelen duidelijk uit te spreken
en mogen ook eischen, dat onze teg'en-
partijder zonder mom ons tegentreedt.
Nu komt daar weer een partij op- het
tooneel, die de maat der separatie- en
verbrokkelingselementen doet overloopen.
Makien we voorloopig slechts enkele
kantteekeningen hij het verslag van de
oprichtingsvergadering der nieuwe klexxx-
looze partij. Sommige citaten spreken voor
zichzelf.
Zoo verklapte de heer Reiman, de voor
zitter even, dat noch hij, noch een zij
ner mede-oomitéleden ooit bij een poli
tieke partij aangesloten zijn geweest.
Ir. artikel 2 van het ontwerpprogram
staat, dat de nieuwe partij begeert vrij
heid en gelijk recht in de ruimste be-
teekenis voor iedereen. Ze zoekt dus geen
macht, acht dit ook in strijd met dit
streven naar vrijheid en gelijk' recht, doch
niettemin zal ze eigen candidaten kun
nen stellen, die zich homogeen moeten
verklaren met haar program (sic!)
Een niet onvermakelijke discussie volg
de naar aanleiding van deze artikelen.
De „kleurloozen" bleken volstrekt niet
zoo eenswillend als hun kleur pardon,
hun kleurloosheid, wel zou doen vermoe
den. A Wees er op, dat de nieuwe or-
Hoe de liefde sneller en zekerder ziet
dan zelfs de innigste vriendschap en de
dankbaarste verknochtheid.
Het was alsof een inwendige stem haar
zeide, dat daar haar man liggen moest.
Zij ijlde als op vleugelen zijwaarts, waar
het licht der lantaren van den staljongen'
haar henenwees, en viel knielend neder.
Wij volgden haar op den voet. Daar
vonden wij haar neergeknield bij 'een don
ker voorwerp, dat zich niet meer be
woog. De liefde had haar schat herkend.
Hij was het. Zij kuste zijn koude gelaat
en sprak allerlei lieve woordjes, als wil
de zij hem wekken uit zijn sluimer.
Zijn sluimer? Was het maar een slui
mer! Was het maar een lange, bange slaap
der bewusteloosheidMaar reeds de
eerste aanblik verschrikte mij en deed
mij beven. Ik betastte het lichaam, opende
de overjas van mijn vriend, legde de hand
op zijn hart; helaas het klopte niet meer.
Alfred had opgehouden te leven. Een on
bekende had hem blijkbaar vermoord;
want het bloed sijpelde hem uit een
hoofdwonde. Zijn oogen waren gesloten;
zijn mond was geopend, als had hij in
zijn doodsangst nog om hulp geroepen.
(Wordt vervolgd.)