No 271 1913
Dinsdag 19 Augustus.
V7e Jaargang
•rakel
ilhuis,
UIEU WSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
lis nel Tuintje,
G.
te keren Om
bh met franco
r. O aan het
o es.
fwgr»
uit de hand
EGoes
tin een Krui.
[en wordt.
|r letter A aan
3STER, Goes.
>P
uitvaars,
DE BUCK.
le Koe, van
KalfVaars
WISSE,
ariekerke.
|0 P
(Hengst),
ruil voor een
iHit, bij P KOS-
ohaartadijk.
Ie koop,
riepaard,
7ILLEMSE,
|St. Laurens.
IHOOGESTEGER,
ig te Koop
leidersgezin
een zoon met
woning beschik-
[REURE, Landb.,
haapherder
AN DIJKE, Bijle
en St. Joosland.
Langedelft, Mid-
?ens huwelijk der
Nov.
ienstbode.
lis.
boot
-zierikzee.
is 1918.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
iederen Werkdag des avonds.
uitgave der firma's
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
en
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De opgaaf van den spoordienst
komt In dit nommer voor op de gebrui
kelijke plaats.
Van dood en leven.
10 F E U I L L T O N.
„ÉÉN UIT VELEN".
H. P. den Bouwmeester.t
ijes, 16- 17.
j met October
sen bekwaam
In en Co».
OOGSTE
bh e» vellen.
)OF
EL, N. en St.
O P
Bootjfcabi-
Inde Kasten
et voor rentenier,
tekerke, aan den
[tkapelle; briefjes
|ijk 22 Augustus
te Aagtekerke, bij
bekomen zijn.
a. s.
ELEGRAAF".
3.
iderd des Maandags)
d Antwerpen voorm-
g dagelijks vm. 7,30;
>,15; op werkdagen
3 op Zon- en op Don-
>p andere werkdagen
gen nam. 5,uur
,15-
otdiemt
)ELB-ROTTLR»AM.
us 1913.
e des Zondags) van
van Middelburg en
3,45. 's Maandags va»
uur.
Prijs per drie maanden franco p.p1.25
Enkele nummers0.05
van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels ƒ1.—, iedere regel
meer 10 cent.
i.
„Bebel is dood,, schreef Donderdag
het hoofdblad der Duitsobe sociaal-demo-
cratie in een met zwaren rouwrand om
geven artikel. De geniale leider der revo
lutionairen in Duitschland ia op 74-jari-
gen leeftijd plotseling verscheiden. Hij
reeds lang aan een hartkwaal en zijn
werd op 't laatst nog zeer
door het tragisch sterven van
ïijn schoonzoon, die als het slachtoffer
jijner wetenschap stierf en door het over
lijden van zijn trouwe gade. Groote plan
nen had hij nog tot voor kort. Nog een
iag voor zijn dood meldde men, dat hij
voornemens was den partijdag te Jena
tij te wonen.
Wel echter voelde hij zich ongesteld,
want hij schreef een paar dagen voor
rijn dood„Mich hat schon wieder der
Teufel am Kragen." De werkzame man
hoopte echter op beterschap, tot de dood
ook aan dit veelbewogen leven een einde
maakte. Zondag reeds is zijn asch ten
grave gedaald.
Bebel was een volksleider. Duizenden
nas hij ten gids. Duizenden, wien hij
alle autoriteit zoo van den hemel
«1b op aarde te verwerpen, zagen op hem
als de eene groote autoriteit, bij wiens
woord zij zwoeren en wiens profetie van
eon schoone toekomst hun moed gaf in
het veelzins zoo zware leven.
En nu„Bebel ist tod" Zelfs in dit
opschrift trilt de troosteloosheid van het
ongeloof, schreit de klaagstem van den
mensch, die het paradijs hier beneden
locht en.niet vond.
Bebel was een vijand van het Christen
lom. Al zijn werken was er op gericht
le menschen aan de religie te doen ont
groeien. Eerst dan zou de mensch leeren
waarlijk mensch Jte zijn als het
ideaal te erkennen. In den toe-
„j, dien hij schetste met rijke
fantasie, zou men den mensch, die nog
aan religie behoefte had, zijn gang laten
gaan. De gemeenschap liet zich daarmee
achter niet in. De priesters zouden trou
wens moeten arbeiden als alle anderen
an dan wel inzien, dat de mensch toch
DOOR A. C. V. D. M.
(Nadruk verboden.)
Toen de wasch opgemaakt was en Dina
den mangel had weggeschoven en met
een kleed voor de stof bedekt had, gin
gen ze samen naar beneden. Bij de huis
kamer gekomen, wendde mevrouw zich
n°g even naar Dina die de keuken bin
nentrad en zei„denk je er om Dina,
dat je de melk niet meer in de zon laat
ataan, as je ze niet dadelijk kunt koken,
p ze dan in de kast. Gisterenavond,
wen je uit was, vond ik ze geheel ver
zuurd. Ik heb je al meer gezegd, dat je
er op moest passen".
hoed, mevrouw, antwoorde Dina kort
(fn? f00^e de keukendeur achter zich
I 'ent. Mevrouw had ook altijd wat, eerst
°ven zoo'n steek onder water door dat
aartje zoo zuinig was en nou weer dat
j f"r °ver de melk. Kon zij helpen
de zon zoo heet was.
vievrouw was hoofdschuddend de ka-
was nen gegaan. Zie je, dacht ze, dat
8 altijd zoo, ze maakte zelden
eenm "ogen en als ze het deed, werd
v^delijk vragen nog kwalijk ge-
z en> en ik moest het haaf toch
vJïff1!' j zette zich op het balkon met
Ken i?rk wasch, vlijtig bewo-
zich haar handen op en neer, de
slechts alleen behoorde te zorgen, mensch
te zijn.
Met den frivolen spotter Heine liet
hij den hemel gaarne over aan „den
Engeln und den Spatzen." De theologie
zou in de toekomst van zelf verdwijnen.
Den mensch moest de overtuiging worden
bijgebracht, dat de hemel op aarde moet
worden gezocht en dat het met het
sterven finaal uit is. Dit zou hem lee
ren natuurlijk te leven. Het zijn, riep hij
uit, niet de goden, die de menschen
schiepen, het zijn de menBchen, die zich
goden, een God, maken. De schepping
was een mythe, de hemel een fantasie.
Bebel begreep uitnemend en hij zeide
ook, dat het Christendom en het socia
lisme tegenover elkander staan als vuur
en water. Wie in de rijen der sociaal
democratie tfeedt, wordt, zeide hij,
atheïst. Op 't gebied van den staat
streefde hij naar de republiek, op econo-
mich gebied naar het socialisme, en op
wat men noemt het religieus gebied
naar het atheïsme.
Dat was Behels geloofsbelijdenis, welke
hij zijn volgelingen trachtte in te prenten.
Begreep hij, hoe arm hij het volk
maakte? Zag hij in, dat hij het veel
ontnam en niets weer teruggaf? Was
het hem, alsof de duizenden, die onder
den invloed kwamen van zijn geest,
met verbijstering hem aanstaarden, de
angstige vraag in het angstige oog
maar wat biedt gij dan, o, omverwerper,
voor troost Wat geeft gij tot steun in
dit moeilijke leven Om van het sterven
nog te zwijgen.
Mij vertelde een geloovige vrouw, die
gansch haar leven wijdt aan de zorg
voor gevallenen, hoe een afgedwaald
meisje haar met eenigen trots zeide op
de vraag: en op wien stelt gij dan uw
vertrouwen„Domela Nieuwenhuis is
mijn God." Wel antwoordde haar deze
dame, wel, vertel mij dan eens
kunt gij met al uw nooden en zorgen,
met uw lief en leed, met al uw verdriet
en kommer, eiken dag, elk uur, elk
oogenblik bij hem komen, het hem
vertellen, troost en lafenis bij hem vin
den?
Toen keek het arme meisje haar .ver
wonderd aan en stotterde eindelijk
maar dat is immers onzin
Gevoelde ze toen de dwaasheid van
haar zeggen?
Wie weet, hoevelen in Duitschland en
herstellende draad door het goed halende.
Nu en dan keek ze in de straat beneden
haar, als een volle tram gonzend voorbij
schoof, maar dan boog ze haar vriendelijk
gelaat weer over haar werk, tot ze einde
lijk op het trottoir langs de huizen Joop
zag komen aanrennen. Zij legde haar
werk neer en stond op om haar zoontje
de deur open te doen, „dan behoeft
Dina niet van haar werk", dacht ze.
„Dag moe", galmde Joop naar boven,
toen hij de trap opklauterde en spoedig
voor haar stond.
Dag kind, en zij kuste het bloeiende
gezichtje van haar jongen, die haar met
stralenden blik vertelde dat-ie alle som
men goed had op school.
„Ja moe", vertelde hij, Jan Ver
donk wou afkijken en toen hield ik
gauw mijn lei zoo en Joop hield de
armen stijf tegen zijn bovenlijfje gedrukt.
„Nee afkijken mag ook niet, maar je
mag hem toch vóór schooltijd eventjes
helpen", vond zijn moeder.
„O moe, hij is zoo dom, hij kent niet
eens de tafels uit z'n hoofd", en Joop
schudde verachtelijk het hoofd in trotsch
bewustzijn dat hij wel alle tafels kende.
Waar'is Dina, moe? vroeg hij, zijn
moeder achterna loopende, die zich naar
de kast wendde om voor Joop een
koekje te krijgen.
„In de keuken vent, wat wou je
„O ze zou me helpen een kunstje lee
ren met een touw, moe."
over de Duitsche grens, waar Bebel's
rijke geest ook grooten invloed oefende,
ongeveer zouden hebben gesproken als
dat lichtzinnige meisje, als men hun
gevraagd hadmaar op wien stelt gij
uw vertrouwen? Op Bebel
En Bebel heeft op de vraag om troost
om een ideaal, om een toekomst, die
waard is om voor te leven, een antwoord
trachten te geven.
Als zoovelen vóór hem, schetste hij
dien „hemel" op aarde, dien men den
toekomststaat noemt.
En het boek, waarin hij dat deed, „de
Vrouw", werd als verslonden. Het be
leefde misschien wel reeds den veertig
sten druk.
Daarin hebben ouden van dagen ge
zocht en zij hebben gezuchtoch als ik
dat mocht beleven. En de jongen voelden
dat idealisme van zulk een heilstaat in
zich als een heiligen brand, die heel hun
leven in actie zette. En zij hebben jui
chend de roode vaan begroet en den
grooten leider vol geestdrift toegejuicht.
Hij schetste dien schoonen staat en
voerde immers zelf zijn volgelingen ter
overwinning.
Heeft hij zelf geloofd aan zijn ideaal
Ik wil het aannemen.
Als Marx eens stelde hij de groote
revolutie nabij. Nog vóór de negentiende
eeuw zou zijn ten einde gespoed, zou de
groote „Kladderadatsch" komen. De ka
pitalisten zouden dan worden onttroond.
Het proletariaat zou opstaan, de ketenen
brekenin vreeslijken strijd zou deze
maatschappij ondergaan. In bloed en
tranen Maar dan zou de zon opgaan
van een nieuwe maatschappij, een samen
leving van enkel vreugd, waarin geener
lei slavernij meer zou bestaan. Naar
lichaam en ziel zou de mensch vrij zijn,
vrij van de slaafsche zorgen voor het
dagelijksch brood, vrij ook van de ban
den van een bekrompen religie en een
bekrompen zedeleer. Een nieuwe maat
schappij en een nieuwe menschheid
Zoo was Bebel de leider van milli-
oenen, die op zijn woord betrouwden
Maar zielater bij een herdruk van
zijn boek „de Vrouw" moest hij toe
geven, dat deze toekomstschilderij toch
niet heelemaal juist was.
De jaren gingen heen en het be
loofde kwam niet. Bebel handhaafde
echter zijn fantasie van den toekomst
staat, omdat zij agitatorische waarde
„Ga dan maar, maar je wilt toch wel
eerst een koekje hebben, kijk een lekker
tje voor jou, omdat je alle sommen kende."
„Dank moe", en Joop in zijn koekje
happende liep naar de keuken, waar hij
Dina vond, bezig met een schaal roode
bessen af te wasschen.
„Hé, mag 'k er een paar, Dina?", en
Joop keek begeerig naar de bessen en
strekte reeds zijn dikke korte vingertjes
uit om een trosje te pakken, nu niet
meer om het touw-kunstje denkend.
„Afblijven", snauwde Dina, die ge
woonlijk aardig was tegen Joop, maar
nu nog haar booze luim, ontstaan door
de aanmerkingen van [mevrouw, tegen
het kind moest uiten.
„Hé, Dien, ééntje maar, kijk dat kleine
trosje", vleide Joop, niet afgeschrikt door
het bitse antwoord.
„Nou, toe dan maar"? gaf ze toch toe,
zwichtend voor het vriendelijk vragen,
„of, nee wacht je krijgt er wat op
'n schoteltje".
Ze nam een leeg schoteltje van het
aanrecht, legde er een greepje bessen op
en gaf het aan Joop, die zich op een
der stoelen zette om de rood-glanzende
vruchten op te smullen.
„O, Dien", riep hij, terwijl hij elk
besje van het steeltje brak en ineens
weer aan zijn sommen dacht, „ik heb al
mijn sommen goedgemaakt
„Zoo, da's knap hoor", vond deze.
„Ja, allemaal, de andere jongens had
had.
Op |het Erfurter congres vertelde hij
nog, dat de verwezenlijking van het
groote doel zoo nabij was, dat naar zijn
overtuiging er in de zaal niet velen
zouden zijn, die haar niet'zouden beleven.
Maar op denzelfden dag, dat weer een
herdruk van zijn boek „Die Frau" ver
scheen, verklaarde Liebknecht, dat slechts
een nar de vraag naar een toekomst
staat kan beantwoorden.
En zelf riep Bebel in den Rijksdag uit,
toen men het hem in het debat wat al
te benauwd maakte met zijn voorspel
lingen „wij verwachten geen toekomst
staat."
Wat van dat alles te zeggen?
Bebel was overtuigd, dat zijn propa
ganda het volk niet grijpen zou, als men
het geen ideaal voorhield. De mensch
wil een toekomst
En om zulk een toekomst te bieden,
bood hij steenen voor brood.
Zijn volgelingen doen als hij. Zij
weten de ontevredenheid te wekken,
zoodat de bitterheid in het hart zich
ophoopt en de vuisten zich ballen. Zij
weten op te wekken tot haat en strijd.
Maar als zij geestdrift noodig hebben,
dan moeten zij zich richten tot de diepste
behoeften van des menschen hart, dat
een hemel, dat eeuwig geluk wil. Én in
vlammende woorden teekenen zij de
schoone toekomst waarom zij later
misschien zelve lachen en de kalme
denkers onder hen het hoofd meewarig
schudden.
Te Middelburg is gisteravond overleden
de heer H. P. den Bouwmeester.
Huibert Pieter den Bouwmeester werd
20 October 1853 te Middelburg geboren
en werd daar deelgenoot in den hout
handel der firma den Bouwmeester,
Borsius en van der Leyé.
In 1887 werd de heer den Bouwmees
ter gekozen tot lid van den gemeente
raad en bleef daarin na de verdeeling
der gemeente in drie kiesdistricten zit
ting hebben voor het eerste district. De
kiezers hernieuwden zijn mandaat op
15 Juli j.l.
De raad koos den overledene in 1890
tot wethouder en ook als zoodanig werd
hij telkens herkozen.
Reeds in 1884 tot lid van de Kamer
den er zóóveel fouten inoen
Joop stak een bes in den mond en bun
gelde met zijn korte beentjes tegen de
stoelsporten.
„Had jij ook wel eens alle sommen
goed?", vroeg hij verder.
„Nou, of ik ze allemaal goed had,
weet ik niet meer", antwoordde Dina,
weer terugdenkend aan haar schooljaren,
„maar ik had er toch wel veel goed".
„Maar toch niet allemaal", vorschte
Joop, hopende dat hij alleen zóó knap was.
„Nee, zóó knap was ik niet", bekende
Dina, „heb je de bessen op?"
„Ja", zuchtte Joop, en hij likte het
rood-vochtige schoteltje af„toch jam
mer dat het op was".
„Na 't eten krijg je meer", troostte Dina.
„O, en krijg ik er dan suiker op, want
ze waren eigenlijk erg zuur".
„Juist, nou je ze binnen hebt, ondeugd",
plaagde Dina, „vooruit, gauw van die
stoel af, ik moet de borden uit de kast
krijgen", en ze joeg Joop van de stoel.
„Hoor, je pa roept je"
Op het hooren van zijns vaders stem
wipte Joop uit de keuken en vond zijn
vader in de huiskamer op het balcon.
„Wat is er Pa", vroeg hij en keek
over de balustrade naar beneden.
„Ja jongen, je komt net te laat, er
kwam zoo'n mooie automobiel voorbij,
er zaten wel acht menschen in".
„Hé, wat jammer", klaagde Joop, die
altijd de auto's nakeek, „welke kant
van Koophandel en Fabrieken gekozen,
bekleedde hij eenige jaren het ambt van
vice-voorzitter en sinds den dood van
den heer J. P. Fokker dat van voor
zitter van dit college.
Na reeds een paar maal de candidaat
der vrijzinnigen voor de Provinciale
Staten te zijn geweest, vaardigde in Maart
1906 bij een tusschentijdsche verkiezing
het district Middelburg hem naar dit
college af, doch fin 1910 werd de heer
Den Bouwmeester niet herkozen. Op 13
Juni 1911 wederom bij tusschentijdsche
verkiezing gekozen, werd ook dit man
daat op 25 Juni jl. hernieuwd.
Nog een openbare betrekking bekleedde
de ontslapene reeds jaren, namelijk die
van voorzitter van het bestuur van den
Polder Walcheren.
Behalve deze openbare betrekkingen
waren nog vele bestuursfuncties in han
den van den heer Den Bouwmeester, n.l.
die van voorzitter van de Confrérie van St.
Sebastiaan, voorzitter van de vereeniging
tot instandhouding van oude gebouwen te
Middelburg, bestuurslid van het Middel-
burgsch Muziekkorps, voorzitter van de
vereeniging tot bevordering van Vreemde
lingenverkeer in Walcheren.
In laatstgenoemde betrekking was hij
thans ook voorzitter van de commissie
van de tentoonstelling van Zeeuwsche
Kleederdrachten, enz.
Het is hem, daar hij bij de opening
reeds ongesteld was, niet gegeven geweest
deze tentoonstelling gereed te zien. De
vereeniging „Uit 't Volk-Voor het Volk"
de vereeniging, die hier op het gebied
van volksontwikkeling en het organi-
seeren van feesten zoo nuttig werkzaam
is, benoemde de overledene tot haar eere
voorzitter.
In 1912 bedankte de heer den Bouw
meester als voorzitter van het bestuur
der gemeentelijke brandweer, welke
functie hij sinds 1888 had bekleed.
Uit het bovenstaande blijkt reeds welk
een groot verlies de gemeente door het
verscheiden van dezen man lijdt, maar
nog meer zal een ieder dat begrijpen als
wij den te vroeg ontslapene schetsen als
iemand met een groote kennis en een
bijzondere wilskracht. Iemand, die zich
wel eens tijdelijk vijanden maaktemaar
die toch steeds gewaardeerd werd, als
iemand, die schier onnoemelijk veel in
het belang van de plaats zijner inwoning
en in dat van het geheele eiland Wal-
ging-ie uit, pa?" en hij rekte zijn lijfje
over de balustrade om nog verder te
kunnen zien.
„Maar, vent, dacht je dat die auto op
je wachtte", die is al ver weg, de kant
van den Amstelveenschen weg op". Maar,
pas op, Joop, niet zoover overhangen,
als je het evenwicht verliest, is het te
laat". Hoe heb je 'top school gehad?"
O, Pa, en Joop wendde zich verrukt
om, alle sommen goed en met glinste
rende oogen zag hij zijn vader aan, die
hem hoog-optilde en hem prees om zijn
knapheid. Hadaar is Suus pok, riep
hij, en Joop weer neer zettend, keken
ze beiden naar beneden. Suus, die op 't
roepen van haar broertje naar boven
zag, zwaaide met haar schooltasch en
liep snel naar huis. Toe, doe gauw open,
hoorde ze haar vader zeggen en even
later kon ze binnen gaan. Wat ben je
laat, kind, vroeg haar moeder toen ze
in de "kamer kwam. „Ik kwam Maartje
tegen Moe, en toen heb ik haar een
eindje weggebracht". „Eu toen vergat
zij vroeg thuis te komen", zei meneer
en trok zijn dochtertje plagend aan de
blonde krullen.
„En hoe was 't met Maartje en Klaas
of heb je dat niet gevraagd?"
Suze schudde verlegen het hoofd, nee,
dat had ze vergeten, maar Maartje had
gevraagd of zij en Joop weer eens gauw
kwamen.
Wordt vervolgd.)