Vrijdag 15 Augustus.
7e Jaargang
VOOR ZEELAND.
No 2b8 1913
GHRISTELIJK-
HISTORISGH
EERSTE BLAD.
7 feuilleton.
„ÉÉN UIT VELEN'7."
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENT1EN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p1.25
Enkele nummers„0.05
UITGAVE LER FIRMA'S
EN
van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels ƒ1.—, iedere regel
meer 10 cent.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
Onze wetten en het leven.
„Te gek om alleen te loopen
Wel maat, loop dan met je beiden
dat is wel zoo gezellig.
Maar ik snap je wel. Wat is er nu te
gek om alleen te loopen?
Laat ik je dat eens vertellen.
'tls dol, zoo slecht als onze wetten
aanpassen aan het sociale leven.
Zoo'n wettenmaker denkt blijkbaar
dikwijls ik ontwerp een wet en nu moet
de maatschappij zich daar maar naar
regelen.
Ja, men zet de dingen dikwijls op hun
kop. En de menschen redeneeren vaak
precies eender. Toch nog beter dan de
Socialisten doen, want die redeneeren
meestal als kippen zonder kop.
Neen vriend, niet beterbeide redena
ties zijn glad verkeerd.
Zoo liep ik juist dezer dagen voorbij
een paar redekavelende huismoedertjes.
Beide moeders waren bezig haar sociale
levenswijsheid te luchten.
Ja, mensch, zei het eene moedertje
wat zal ik je zeggen. „Als de tijden maar
beter worden, dan worden de menschen
ook beter
't Moet er natuurlijk wel raar in de
bovenkamer van die menschen uitzien.
De ander zei er zeer gemoedelijk ja
en amen op.
En zij gingen elk huns weegs.
Onze wetsontwerpers zijn menigmaal
blijkbaar van dezelfde leer als dat moe
dertje.
Ook zij schijnen te meenen wij maken
wetten en het leven moet zich daar maar
naar schikken.
Je hebt bijv. een jongen van een jaar
of dertiem Hij is door omstandigheden
nog leerplichtig en moet dus den jaar
cursus op school afloopen.
Vóór dien tijd mag hij nog niet van
school af.
Dat is alles zeer goed. Best
Die jongen moet om acht of negen
uur naar school. Alles goed. Uitnemend
Maar nu komt het. Die jongen nu
mag vóór de morgenschool niet het
minste werk voor een ander verrichten.
Je buurman is bijv. bakker. De man zit
doodelijk verlegen om een knecht, 't Is
DOOR A. C. V. D. M.
(Nadruk verboden.)
Zelfs nu, waar de telkens oplaaiende
twist tusschen haar kinderen haar pijnde,
beschouwde ze niet zonder welgevallen
de slanke gestalte van Dina en het was of
het aantrekkelijke gelaat van deze, ook
Weer vriendelijke gedachten in haarop-
wekte. Zij vouwde het laatste stukje
strijkgoed op, zette de nog warme ijzers
°P een zwart komfoor en vroeg „Wil je
uog koffie Dina voor je uit gaat
„'haag Moe", antwoordde deze, die
,aartwist met Betje al weer vergeten was,
ff'3 noS we'l effen tijd. Ik zou Koos
Van Dam om acht uur tegemoet gaan".
i>ua je mee wandelen Bet", vroeg ze, in
j®8 gehoor gevende aan een vriendelijke
geving om haar zusje ook van de avond-
cnoonheid in het park te laten genieten.
Even een blijde tinteling in de grijze
r]°fl'n ,iVau kind, maar spoedig ver-
te °eze„nee Dien", wendde ze voor,
k ben al zoo moe", maar ze dacht„Dien
Koos zijn zulke dames en dan steek ik
er maar bij af".
)."1*Nou> Jan maar niet", zei Dina, maar
u was ze blij dat ze alleen met Koos
gaan. Ze dronk haar kopje'leeg,
o ep haar hoed, wierp nog een blik in
,sPlegel en met een „dag" tot haar
1 Mer en zusje snelde zij de trap af.
onmogelijk voor hem om hulp te krijgen.
Ons bakkertje denktMijn buurman
is een goede vent; ik zal hem vragen
of zijn Jantje zoo'n uurtje van 7 tot 8
wat brooden voor mij rond mag brengen.
En buurman, die werkelijk een beste
kerel is, wil wel graag den bakker een
pleziertje doen.
„Wel ja, buurman, is het antwoord.
Jantje mag dat gerust doen, hoorJe
kunt hem eiken morgen een uurtje vóór
schooltijd krijgen
En ons Jantje blij als hij van school
gaat, komt hij bij dien bakker in de
leer, en alvast verdient hij daar een paar
centen mee.
Welgemoed, vroolijk fluitend gaat
Jantje op weg om de klanten te be
dienen.
't Gaat goed, 't gaat best den eersten
morgen.
Opgeruimd komt Jantje op school.
't Heerlijk gevoel zelf wat verdiend te
hebben, geeft hem levens- en leerenslust.
Den volgenden morgen gaat hij met
zijn broodmandje weer op stap.
Maar, o weeIn 't volle gevoel van
zijn dienders waardigheid stapt een „kla
bak" op hem af.
Zoo jongen, werk jij al hoe oud
ben je
„Dertien jaar, meneer de diender",
komt er eenigszins onthutst uit.
Ons Jantje is niet op die nieuwsgierig
heid van den plichtdoenden zoon van
Hermandad gesteld, moet je weten.
Zool en ben je nog leerplichtig?
„Schoolplichtig wel," antwoordt Jan,
die zijn positieven weer bij mekaar heeft,
met een beetnemende glimlach.
„Zoobromt onze diender, die het
verschil tusschen leer- en schoolplicht
niét snapt.
„Hoe is je naam, ventje
„Jan Vroegop", is het antwoord.
De diender haalt zijn notitieboekje
voor den dag en krabbelt daar Jan's
naam op.
En hoe heet de bakker voor wien je
dat brood rondbrengt.
„Piet Niemansverdrietantwoordt Jan.
„Waar woont ie?"
„In de Vraagalsteegzegt ons Jantje.
Thuisgekomen geeft Jan aan baas
Niemansverdriet een omstandig verhaal
van zijn wedervaren met den politie
agent.
Dien eigen morgen krijgt de bakker,
Het was nog warm buiten. Tusschen de
hooge huizenrijen bleef de lucht broeierig
hangen; het was of de grauwe steen
massa's de warmte vasthielden. Uit de
vele wijd-opengeschoven ramen kwamen
allerlei onfrissche geuren, die als zware
dampen de avondkoelte weerhielden.
Toen Dina de Lauriergracht was afge-
loopen, zag ze om den hoek van de Mar-
nixstraat Koos aankomen en spoedig was
het tweetal elkaar genaderd.
„Je bent laat", begroette Koos baar
vriendin.
„Ik laat? en precies acht uur ben ik
van huis gegaan en ik heb nog geen vijf
minuten geloopen
„Dan is mijn horloge zeker voor", en
Koos trok uit haar bruin-lederen ceintuur,
die nauw haar middel omknelde, haar
gouden horloge, dat halfnegen aanwees.
„Halfnegen, nee, dat kan niet", zei Dina,
„zoo laat is het niet, maar kom, laten we
ganw opstappen, dan kunnen we nog een
tijdje in het park zitten".
„Goed, maar ik moet nog even naar dien
banketwinkel voor mevrouw".
„Wat! boodschappen doen op je vrije
avond, nou daarvoor zou ik bedanken",
riep Dina verontwaardigd.
„Och meid, zoo'n enkele koer; mevrouw
had vergeten het op te schrijven vanmor
gen en ik loop er immers toch voorbij".
„Ja, dat kan wel, maar je verwent
mevrouw er door".
„Kom, zoo erg is het niet, mevrouw is
die anders nooit met de politie in aan
raking ls gekomen, denzeifden agent bij
zich in den winkel om te informeeren
of Jantje Vroegop alles naar waarheid
heeft meegedeeld.
'tKomt alles precies zoo uit.
De bakker krijgt den armzaligen troost,
dat hij later van 't zaakje wel meeV zal
hooren. ..er...
Wat dan ook geschiedt.
Na eenigen tijd toch wordt onzen
bekeurden bakker een papier thuis be
zorgd, waarin hem de mededeeling ge
daan wordt, dat hij binnen zooveel tijd
een flinke boete heeft te betalen.
Sinds dien tijd is de bakker niet meer
over al die sociale wetten te spreken.
Is 'twonder?
EENS.
15 Augs. 1913.
Is vermeerdering van voorwaarden
voor verbeterde subsidieering der vrije
scholen noodig
Wij wezen reeds op het groote aantal
waarborgen die de vrije school de Over
heid te bieden heeft in ruil voor het
subsidie.
Wij zijn van meening dat het nu al
welletjes is.
Terecht wijst De Gouwenaar er op, en
wij zijn het eens met hetgeen zij er aan
toevoegt
En we zijn nu al zóó ver in de orga
nisatie van ons Christelijk onderwijs, dat
we op 9, 10 en 11 October a.s., zoo God
wil, een Nationaal Christelijk onderwijs-
congres gaan houden, waarop zéér ge
wichtige belangen onzer School- en
Onderwijszaak aan de orde komen en
waarop alomme zéér groote verwachtin
gen zijn gebouwd.
Wij meenen dat de Staat slechts in
zooverre zich met onze School heeft in
te laten, als Hij er rechtstreeks belang
bij heeft. En 't wil ons voorkomen, dat
zulks nóch ten aanzien van het zeggen
schap der ouders noch ten opzichte der
personeel-vergaderingen het geval is.
Dit laatste staat natuurlijk wel terdege
in verband met de deugdelijkheid van
het onderwijs, maar de Staat heeft voor
de controleering daarvan reeds meer dan
genoeg waarborgen in de inspecteerende
en administreerende werkzaamheid van
het Rijksschooltoezicht.
Hoe zei de Openbare-Schoolman Zer-
nike het ook weer
altijd goed voor me", vergoeilijkte Koos.
„Jij moet het weten, ik doe 't nooit.
Maar ga jij de winkel maar binnen, ik
wacht wel effen".
■Koos wipte den winkel binnen en deed
aan den wit-gej asten bediende haar be
stelling. Toen gingen ze samen naar het
Vondelpark. Daar wemelde het van men
schen die langs de breede voetpaden slen
terden of op den rijweg fietsten, en hier de
benauwde stadshitte ontvluchtten, enkele
uren avondkoelte zochten. In de nabij
heid van de muziektent, waaruit de fan
fares opschetterden, vonden Koos en Dina
nog een onbezette bankhier gingen ze
zitten en keken naar het menschengej oei
rondom haar.
„Wat een menschen", vond Dina.
„Nou, 't is ook heet in de stad", zei
Koos, terwijl ze rondkeek of ze in de men-
schen-volte een bekend gezicht zag.
Plots, Dina met haar elleboog aanstoo
tend, op gedempten toon„Kijk, daar
gaat-ie".
„Wie?" vroeg Dina, opschokkend uit
haar even rustig genieten van alle drukte
om haar heen.
„Och, hij, Karei Versluis!"
„O, die", deed Dina minachtend, maar
toch tuurde zij langs den wijzenden vinger
van Koos heen naar de schare die den
omtrek van de muziektent vulde.
„Zie j'em?, nou loopt-ie achter die
dame met die twee kinderen."
„Nee, ja toch, zou-ie hier
heen komen?"
„Die school heeft de grootste kans
„zich degelijk te ontwikkelen, waarvan
„de staat zooveel mogelijk de handen
„afhoudt."
Zij ook al?
Het dagel. bestuur en de redactie van
het orgaan van den Bond voor Staats-
pensioneering heeft een motie aangeno
men, waarin gezegd wordt, dat door den
loop der politieke zaken na de verkie
zingen de spoedige invoering van het
Staatspensioen ernstig in gevaar ge
bracht wordt.
Besloten is, indien de Troonrede daar
toe aanleiding geeft, een krachtige actie
te voeren ter herstel van de aan de
zaak der staatspensionneering toege
brachte schade.
Ook zij dus beginnen in te zien dat
er niets van komt; dat de menschen
verlakt zijn!
Onjuist is de bewering dat tengevolge
der wetten MackayKuyperHeems
kerk zoovele schooltjes van juist 24
leerlingen zijn verrezen.
De statistiek van 1911 zegt het anders.
Toen toch waren er 1037 christelijke
scholen.
En wat vertelt ons deze statistiek
Dat er 'e'en enkele school bestond met
24 leerlingen, het medisch-paedagogisch
instituut „Klein Warnsborn", dat geen
subsidie ontvangt volgens de wet-Kuyper en
dat een personeel van 9 leden telt.
Dat er 4 scholen waren met minder
dan 24 leerlingen, die dus geen subsidie
ontvangen.
I)at er 32 scholen waren met méér
dan 24 en minder dan 41 leerlingen,
waarvan 2 met slechts „één leerkracht".
Slechts 2 op de 1037
1 en 4 en 32 37.
1037 37 1000.
Dat er dus precies duizend Christelijke
scholen waren, waarvoor de Wet min
stens twee leerkrachten eischt, en waarvan
er 748 drie of meer onderwijzers hadden.
Wat een getob toch.
Zijn dat nu die vrijzinnigen, die altijd
beweerd hebben, dat alleen zij konden
regeeren
Nu schelden zij wel op Troelstra die
niet mee vaart in hun schuitje, en wijten
'them dat zij nu niet regeeren kunnen.
„Natuurlijk, Dien, 'waar anders", plaag
de Koos.
„Zeur nou niet zoo", verweerde zich
Dina stil, „daar héb j'em", en met schijn
baar onverschillige houding wachtte ze
een jong heertje, dat met zoekenden blik
rond zag en toen hij de bank waarop de
twee meisjes zaten ontdekte, met zekere
schreden naderde.
Het was een lange jongen met slungelig
voorkomen en bleek kantoorgezicht,
waaruit de fletse blauwe oogen slaperig
keken; het vlas-blonde haar in een
scheiding langs do slapen gepakt, gaf
het gelaat een dom-verwaande uitdruk
king boven de dikke lippen schemerden
dun gezaaide haren, waaraan hij telkens
met zenuwachtige beweginkjes plukte.
Zijn magere figuur was gekneld in een
grijs-geruit confectiepak; de jas omspan
de zijn hoekige schouders; de te ruime
pantalon fladderde om de dunne beenen
en hing slap uit op de hard-bruin-gele
bottines. Een hoog-staande boord, waar
uit onder de kin een hei-paars dasje
kleurde, deed zijn gelaat nog bleeker
schijnen.
Bij de bank gekomen, nam hij inge
maakt heer-achtig willen doen, diep zijn
strooien hoed af en kraakte; „Goeien-
avond, dames, is er nog een plaatsje voor
me over?"
Koos gichelde, doch Dina schoof een
weinig terzijde, streek haar rok glad,
rinkelde verlegen met haar armbanden
en zei toen: „Och ja, de bank is groot
Maar dit is een afleider die de goede
kiezer niet aanvaarden zal. En te minder
wanneer hij zich herinnert dat Rechts
ook wel degelijk regeeren kan, en goed
ook.
Dertig jaar geleden zei de vrijzinnige
dr. Mees in de Tweede Kamer tot den
hoogst bekwamen Jhr. mr. Elout van
Soeterwoude, Groens ouden vriend„Gij
zult zelf wel toestemmen, dat de Rech
terzijde het bewind des lands onmogelijk
voeren kan."
De oude heer Elout antwoordde daar
op even keurig als treffend
„Ook aan Kardinaal Mazarin werd
„eens gevraagd, of hij wel zou kunnen-
„regeeren, en de Kardinaal gaf ten ant-
„woord peu si je me considère, un peu
„si je me compare Hetgeen ik mij, als
„Nederlandsch Christen, veroorloof te
„vertalengeenszins als ik op mijzelve zie,
eenigszins als ik op anderen zie, doch
„alleszins als ik op God zie
Enkele jaren later zei de vrijzinnige
mr. Gleichman, dat er een rilling door
het land zou gaan, als er een kerkelijk
Ministerie optrad.
Nu, in 1888 is het Ministerie Mackay
opgetreden en het heeft de kunst van
regeeren goed verstaan, ondanks de vrij
zinnige meerderheid in de Eerste Kamer.
En niet minder goed regeerde van
1901-'05 het ministerie-Kuyper, ofschoon
het ook, behoudens een enkele uitzon
dering, bestond uit nieuwelingen.
En dat het Kabinet-Heemskerk goed
„geregeerd" heeft, is zelfs door vrijzin
nigen toegegeven. Het heeft maar één
fout begaanhet heeft de Tariefwet te
laat ingediend en te goed vertrouwen
gehad op de eerlijke medewerking der
oppositie.
En nu moet de vrijzinnigheid weer
aan 't regeeren. In Juni zei ze dat ze
't kon.
Wij schrijven nu half Augustus, en
zij kan het nog niet.
Zelfs haar drijver, de anders zoo
schreeuwerige socialist, staat er met trage
hand en slappe knieën bij
Liberalen en socialisten zijn nu boos
op elkander. De een verwijt den ander
dat hij aansprakelijk is voor den tragen
gang der zetelsverdeeling. Dit zal echter
wel beteren. Want bij malkaar behooren
zij toch. Familie van malkaar zijn ze.
genoeg"; en keek weer voor zich. Karei
ging zitten en streepte met zijn rottinkje
liguren in het zand.
„Warm vandaag, hé", begon hij om
toch iets te zeggen, en gaf een duw aan zijn
boord. „Die muzikanten zullen 'et ook
warm hebben, hoe houen ze 't uit!"
„Ja", stemde Dina toe en zweeg weer.
Raar toch, dat ze ineens zoo bevangen
was en zij gluurde tersluiks naar Koos, die
zich vermaakte met haar verlegenheid.
„Kom, willen we wat oploopen", op
perde Koos, die het zwijgend stilzitten
spoedig verveelde.
„Ja, dat is goed", en dadelijk stond
Dina op, gevolgd door Karei, die na
aarzelend dralen, naast Dina ging loopen.
„Waar was je Zondag?" vroeg hij.
„Ik deed Dina verwonderd, nu over
haar verlegenheid heen, ,,'s morgens
moest ik oppassen en had na 't eten vrij
tot 's avonds".
„Ben je alleen uit geweest?"
„Nee, 's middags was ik bij Koos en
's avonds hebben wij haar zuster opge
zocht".
„Woont die ver?"
„Bij de Haarlemmerpoort, maar wat
gaat 't jou eigenlijk an", liet ze er spot
tend op volgen, hoewel ze het wel aardig
vond dat-ie precies wou weten wat ze
deed.
„O, zoomaar"; en Karei sloeg met zijn
stok tegen de knoestige boomwortels, die
hier en daar boven den grond staken.
(Wordt vervolgd.)