No. 249 1913 Donderdag 24 Juli. 27e Jaargang NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. HISTORISCH CHRISTELIJK- I2 feuilleton. DE ONVERGETELIJKE. Een woord aanhouders Uit de Pers. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p.p1.25 Enkele nummers0.05 UITGAVE DER FIRMA'S EN van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Familieberichten van 1—10 regels 1.—, iedere regel meer 10 cent. Er zijn ouders, die de goede gewoonte hebben, de kinderen trouw ter school te zenden, en ze zorgen er voor, dat de kinderen hun huiswerk verrichten, niet half, maar goed. Nog anderen vragen hun kinderen, als deze thuis komen, belangstellend naar het onderwijs hun gegeven. Ook zijn er ouders, die zoo wel het een als het ander doen. Dat stemt tot groote dankbaarheid. Wordt die medewerking ook bij u gevonden? Gij waardeert natuurlijk, dat zij, die uw kinderen onderwijzen, dit met zoo veel liefde doen. Maar gij meent toch niet daardoor u ontslagen te mogen rekenen van uw taak Mogen wij op uwe medewerking re kenen ^De ouders onzer leerlingen hebben ook een roeping te vervullen. Zij hebben „huiswerk" te verrichten. Waar dat in bestaat Hierin, dat zij ze tot den Heiland lei den. Hij is de Weg. Wel zijn er ver schillende wegen, die ons tot Christus leiden, maar er is slechts één weg, die ons tot den Vader leidtChristus zelf. „De zaligheid is in geen ander, en daar is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welke wij zalig moeten wor den." (Hand. 412). Doch daar is meer. Meer ernst moet worden gemaakt met bet gebed en het dagelijks lezen van GotIs Woord, onzen ouden, maar nooit verouderden Bijbel. Ouders dienen in dies een voorbeeld te geven. Zal het goed Zijn, dan moet de Zondag worden geheiligd, en de kerk bezocht. De „onderlinge samenkomsten" in des Heeren Huis mogen niet nagelaten wor den, „gelijk sommigen de gewoonte lebben". Mag ik eens vragenzit gij getrouw met de gemeente aan de tafel des Heeren aaib of is het gebleven bij die ééne avond maalsviering na 't afleggen der belijdenis? Het voorbeeld werkt zoo aanstekelijk. Het kinderoog ziet zoo scherp het kin deroor hoort zoo nauwkeurig. Is de taal, m tegenwoordigheid der kinderen gespro- beu, altijd even kiesch Is alles wat ge boord wordt, even „liefelijk" en „wellui dend", en het gesprokene altijd „in aangenaamheid en met zout besprengd" Vrij naar het Duitsch van D. Speckmann. l Geautoriseerde vertaling. Nadruk verboden.) f )o(— „Heb je nog meer zulke boeken?" I vroeg de oude, terwijl hij het zijden kapje, at hij bijna altijd droeg, naar het lin- j emor schoof en guitig lachte. stond ©p het punt ontkennend te 'woorden, Want al wilde ik ook een '1 be kerel zijn, tegen zoo'n klein nood- gentje zag ik niet op, als ik het met vijanden aan den stok had. me i f^°dseHng viel het mij in, dat n kort te voren grooten waarheidszin bi ëeconstateerd had, weliswaar als ivilri vSte 80eHe, wat aan mij was. Ik om l i j naam gaarne behouden. Daar- Waar oude miJ °°k aan met oogen, in een onvoorwaardelijk vertrouwen had e.®fHjkheid lag uitgedrukt. Ik Een' flgen*yk gezegd, altijd kunnen lie- vprt„ eSea personen, die mij toch niet W?Wden en niet anders dan een leujen verwachtten. Sejokt'n m^n moe<^er k. v. heb ik nooit »jLa>" zeide ik dus. "Neem" 20 al gelezon?" ^School en Huisgezin staan met elkaar in het nauwste verband. Het is niet onverschilllig, naar welke school ge hen doet gaan. Het kind heeft niet alleen noodig den Christelijken doop, maar ook Christelijk onderwijs, een Christelijke opvoeding, een Christelijk voorbeeld. Eenmaal, bij den doop, werden uwe kinderen in 's Heeren Huis gebracht, en hebben de ouders voor God en de Ge meente de belofte afgelegd, „die kinderen te onderwijzen, te doen en te helpen onderwijzen". Wat is daar van gekomen zfijt ge die belofte nagekomen God zegent, die Hem vreezen, de kleinen met de grooten" maar ook is het w>aar, wat Beets eenmaal zong Wat afvalt van den hoogen God Moet vallen. Eenzelfde schuld, eenzelfde lot Voor allen, 't Gezin, 't geslacht, het volk, de Staat, De kleinen met de grooten, Verlaten wordt, wat God verlaat Wat God verstoot, verstooten. Wel hoort men daaglijks stem op stem Weerklinken „Geen nood wij redden|'t zonder Hem", Maar die het zeggen, zinken 1 Een geest van liefdeloosheid en verzet openbaart zich helaas in menig gezin een geest uit den afgrondeen geest uit de diepte. Een booze geest van zingenot en spel, van wanorde en willekeur is zelfs in de kinderen gevaren. Niet alleen de Dag des Heeren, maar ook de naam des Heeren wordt zoo herhaaldelijk door kinderen ontheiligd en misbruikt. Het gedrag der kinderen, zoowel in huis als op straat, is soms huivering wekkend. Het vijfde gebod kan tegen woordig bij sommigen, is onlangs ge zegd, aldus worden gelezen „Eert uw zoon en uw dochter opdat opdat het u welga en gij tenminste rust hebt op aarde." Er is maar één redmiddeln.l. dat wij ons verootmoedigen voor het aan gezicht onzes Gods, om van Hem te verroeken een rechten weg voor ons en onze kinderen. (Ezra 821.) Maar nog eenswij moeten tot den Bijbel terug. Die Bijbel doet wonderen en het biddend lezen daarvan brengt „Laat mij ze eens zien, als je wilt." Ik opende mijn koffer en overhandigde hem vijf deeltjes. „Wil je ze mij eens leenen?" „Jaamaar ze zijn van een kame raad „Dat hindert niet. Als hij ze noodig heeft, zal hij er wel om schrijven. Dan verwijs je hem maar naar mij." Ik leverde dus "mijn Indianenbiblio- .theek uit. Ik heb deze literaire produc ten niet meer gezien, totdat mijn jongens den vereischten leeftijd hadden. De oud ste mocht ze toen lezen, maar de tweede, precies zoo'n lid als zijn vader was, heb ik evenals de dominé eens bij mij ge daan had op gemoedelijke en vriendelijke wijze onder handen genomen. „Kom, mijn zoon," zeide de oude heer, terwijl hij behagelijk glimlachend den buit in zijn ruimen binnenzak liet ver dwijnen, „laten we nu eens een beetje rondkijken." We gingen samen den hof over en bleven bij het eendenhok staan. Dominé haalde een groot aantal eieren uit,- welke ik van hem overnam en bij zijn vrouw in de keuken bracht. Het mensch klapte van blijdschap in de handen en legde de eieren op een eierrekje. Ik erger er mij wel eens over, dat ze mij als een jong broekje behandelden en toch, als ik steeds geslaagd was, had ik reeds heel wat kunnen zijn. Nu en dan kwam mijn trots boven, doch ge- een heelen omkeer teweeg. In 's Heeren Woord vinden wij den weg tot waar achtig geluk. Wordt dat woord veronachtzaamd, dan blijft de ellende niet uit. We zien het duidelijk in onze dagen. „Zij hebben des Heeren Woord verworpenwat wijs heid zouden zij dan hebben" (Jer. 8 9.) De wijsheid, die zij hebben, is eigen wijsheid, dus dwaasheid. Er zijn duizen den, die door het biddend lezen van den Bijbel vrede hebben gevonden, en wier gezinnen daardoor ook werden veran derd. Veel zoogenaamde „Padvinders" gaan des Zondags triumfantelijk de kerk voorbij, maar de echte Padvinder is hij, die volgens Psalm 1 „in der boozen raad niet wandelt, noch op 't pad der zondaars staat". Dèn houdt de jongeling zijn pad zui ver dan heeft hij het pad gevonden, als hij het houdt naar 's Heeren Woord, en bidt hij„Doe mij op 't pad van uw geboden treên". De Chr. school is tot rijken zegen ge weest voor menig kind en gezin ze heeft duizenden kinderen en ouders het pad gewezen, dat ten leven leidt. OudersVolhardt met ons, die uwe kinderen liefhebben, in het gebed, opdat het kinderhart door 's Heeren Geest worde bekeerd bekeerd, niet maar tot de deugd, maar tot God, „die mach tig is meer dan overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken". „Heilige orde." Men laat niet af den opsteller van de rede, getiteld „Heilige Orde", te verwij ten, dat hij thans, als hoofdredacteur van ons blad, met zichzelf in tegenspraak geraakte. Het schijnt bijna overtollige moeite, tegen dit verwijt op te komen. Wie het inbrengt, toont toch de rede, waarop hij zich beroept, niet gelezen te hebben. In die rede is uitsluitend het dogma van den Vrijhandel bestreden, als eischende dit landen van gelijksoortige conditie, terwijl de Beschikker over het lot der natiën en volken, deze juist in eindeloo- ze verscheidenheid, zoo wat bodemligging als wat de geaardheid van het nationale karakter betreft, liet optreden. I Vrijhandel is het product van de phan- tasie der Eenvormigheid. Tegen dezen lukkig niet erg hoog. Want feitelijk lag er toch niets vernederends in deze be handeling. Het was hier slechts onschul dige, echt kinderlijke blijdschap. In den eersten tijd heb ik in stilte dikwijls om deze grappige kerkuilen ge lachen. Als ik een van mijn vroegere kornuiten bij mij gehad had, zou ik op den duur wel tegen den wonderlijken geest in dit huis geprotesteerd hebben, doch als men niemand heeft, bij wien men steun vindt, moet zoo'n kring wel invloed op iemand uitoefenen. Nu, het heeft mij tenslotte geen kwaad gedaan- De dominé liet mij alles zien, vooral in den tuin was heel wat te bewonderen- Bij planten en dieren bleven wij stil staan, terwijl mijn weldoener maar vroo- lijk doorbabbelde. Niets ontging zijn aandacht en over alles kon Hij opgewekt praten. Intusschen boezemde mij niet alles evenveel belang in. Hij merkte wel, dat mijn blijdschap niet zoo groot was als de zijne. „Arme jongenzeide hij met hartelijk medelijden, „je bent altijd in een groote oude stad geweest en weet van de natuur nog zoo bitter weinig af. Doch wacht maarAls je eerst maar eens 'n paar weken hier geweest ben, dan zal het wel beter gaan." Het trof mij, dat de oude man in alles nog evenveel belang stelde, alsof hij het voor de eerste maal zag. On danks zijn jaren, was zijn geest jong en frisch gebleven. Hij beantwoordde vol- vloek der Eenvormigheid gaat de beschik king Gods juist lijnrecht in. Waar heeft nu sinds 25 Juni ons blad deze fundamenteele waarheid ook maar met een letter weersproken We verschoven twee pionnen in een gansch ander schaakspel. Het ging in het practische schaakspel niet om Vrijhandel. Practisch bestaat Vrijhandel nergens. Ook niet in Enge land, dat 280 millioen gulden heft aan inkomend recht, meerendeels op exotische waar, die, zooals koffie, thee, cacao en tabak, in gemeen gebruik onder het volk is, en dus door heel het volk als indirecte belasting betaald wordt. En niet ander staat 't bij ons. Wij innen minder, maar toch nog altoos veertien millioen- En met een meer of minder heeft de „Heilige Orde", waarvan sprake was, uiteraard niets hoegenaamd uit staande. Nu drong bij ons fiscaal motief tot Tariefsverhooging, en de nijverheid gaf er liefst tegelijk een protectionistische plooi aan. In 1901 kon dit niet anders, vanwege den stand van ons budget. Thans verloor dit fiscaal motief zijn overwicht. Sinds 1901 toch ging ons budget 50 millioen aan inkomsten vooruit. Toch kon daarom in Maart j.l. de Ta riefsverhooging nog niet op ons Program van Actie terug worden gezet, omdat het Kabinet er aan vast zat, en wij, gelijk vanzelf spreekt, ons Kakinet niet in den steek konden laten, ook al had 't door in tijdrekenkunde te kort te schieten, gelijk de heer Middelberg opmerkte, het juiste moment voor het Tarief ongebruikt voorbij laten gaan. Thans echter, nu de positie van het Kabinet ons niet meer bond, verviel voor ons elk motief, om het Tarief in ons Program van Actie nogmaals op den voorgrond te schuiven. Niet, dat we over de beteekenis van 't Tarief voor onze toekomstige volks ontwikkeling in 't minst ook maar ons gevoelen zouden gewijzigd hebben. Maar thans werd het een quaestie van volgorde. De practische vraag, wat op 't Program van Actie der partij voorrang verdient en dan kon het o. i., na de jongste stem buservaring, voor geen onzer twijfelach tig zijn, of van nu af zou voor ons wat 't zwaarste -was, ook in ons partijbeleid het zwaarste moeten wegen. komen aan de spreuk, die hij op z'n zeventigsten verjaardag van een familie lid gekregen had, en die op z'n stu deerkamer hing„Deine Alter sei wie deine Jugend." Het kwam mij voor, dat zijn jeugd niet zoo jong geweest kan zijn als zijn ouderdom. Aan het eind van onze wandeling over het erf, kwamen wij aan een meertje of grooten vijver. Aan den kant stond wuivend riethalf verscholen daarin lag een ïoeiboot. „Deze boot is nu voor jou, mijn zoon," ging dominé voert. „Je moogt iederen dag gaan roeien, en als je vlijtig bent en lust hebt in visschen, dan kun je ook wel eens met den hengel er op uit. Er zit hier veel aal." Nu was het mijn beurt, om verheugd te zijn. Ik was natuurlijk dadelijk in de boot gesprongen en begon te schom melen. „Als je er zooveel plezier in hebt," zeide de onde heer, „kun je de boot dadelijk wel losgooien en eens rond va zen. Ik ga nu in huis om een dutje te doen." Hij wuifde mij vriendelijk toe en ging heen. En ik aan den arbeid. Bij voorbaat maakte ik mij reeds blij met een par tijtje aal. Ik mocht graag visschen. Ik had er al heel wat kastijdingen voor opgeloopen en mijn vader al menige boete. Over het geestelijk en stoffelijk belang, dat hierbij zeer onderscheidenlijk in 't spel is, straks nader. Standaard. Naar lichaam en ziel. De Standaard bevat verder nog de volgende driestar Ons is het verwijt gemaakt, dat ons afvoeren van de Tarief-quaestie van wat o. i. program van actie behoort te zijn, nog op andere wijze stoot tegen wat in de rede, getiteld Heilige Orde, is staan de gehouden. Door het Tarief tot de stoffelijke be langen te rekenen, zoo heeft men be weerd, en tegen de geestelijke belangen over te stellen, doet ge te niet, wat in die rede over het Tarief juist in verband met de Heilige Orde gezegd was. In die rede heette het, dat ook het Tariefgeding hoogere, heilige beteekenis had, en nu verlaagt ge de Tarief-quaes- tie tot een louter stoffelijk belang, dat elke heilige beteekenis mist. Behoeft nog gezegd, dat de redactie, die ons op die wijs aanviel, Bilderdijks prachtigen strijdzang óf nooit las óf ge heel vergat? Ja, springt het niet in 't oog, ook al laten we Bilderdijk rusten, dat wie zoo schreef, aan Gods heilige orde geen recht doet. Wie toch zal, met de Heilige Schrift voor zich, ooit beweren kunnen, dat de Heilige Orde Gods eeniglijk over de geestelijke dingen gaat, en niet even be slist den regel stelt voor het verloop der stoffelijke dingen Volstrekt valsch is de tegenstelling, alsof de ordeningen Gods enkel op de zièl, en niet evengoed op het lichaam zouden slaan. Al zulk spiritualisme is althans voor wie Calvinistisch denkt, een contre sens. Zelfs in het" genadeleven rekent het lichaam evengoed mede als de ziel. Denk slechts aan het heerlijk antwoord op de eerste vraag van den Heidelberger, betuigende, dat onzeeenige troost beide in leven en sterven juist hierin gelegen is, dat we niet enkel naar de ziel, maar evenzoo naar het lichaam Jezus Christus eigen zijn. Een heilige orde Gods, die wel voor 't gedoopte kind een Christelijke school zou eischen, maar onverschillig over de oeconomische belangen van het nationale leven zou heen glijden, zou daarom een contradictie zijn, die we zelfs geen oogen- blik als denkbaar mogen stellen. We twijfelen dan ook geen oogenblik, Toen ik van het boottochtje terugge keerd was, ging ik pij paanstekers maken. Onwillekeurig viel mijn oog nu en dan op passages, die mij des morgens niet weinig zouden hebben opgewonden. Ik had als jongen veel aan dat soort litera tuur gedaan, helaas, veel meer dan aan de echte kunstproducten. Ik geloof, dat ik zelf wel zoo'n Indianengeschie- denis zou kunnen schilderen. Ik zal eens probeeren, of ik u de laatste blad zijde van den „Bloedbruiloft" navertellen kan I Als een hyena sprong de arglistige apachen-hoofdman, tot de tanden ge wapend, waartusschen nog een scherp blinkend mes stak, welks lemmet nog met geronnen bloed bevlekt was, zooals John met ontzetting bemerkte, uit zijn schuilplaats op laatstgenoemde toe. Deze was onmachtig zich te verroeren en bleef met stille gelatenheid op dezelfde plaats staan, gereed om den doodsteek te ontvangen. Het gruwzaam klinkende triomfge- huil van den bloed- en wraakgierigen vijand bereikte zijn sidderend oor en verlamde zijn laatste krachten tot ver weer terwijl hij het reeds ontzield ter neder liggende lichaam van zijn geliefde aan zijn kloppend hart drukte, sloot hij de oogen. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1913 | | pagina 1