iirdappelii, No ^33 1913 Zaterdag 5 Juli. 27e Jaargang NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. HISTORISCH te Hl )ÉD ills 31- |zi|i Goeden rkeekliellG'lo rliig a euliil. CHRISTELIJK- De Rijcke Sr., W. A. Vertregt, J. A eenvarkens lengstveulen, 9 Juli 1913, 61/* uur, te 's-Heer e herberg vau VAN leke van den heer iwenhuUzen, erkoopen tWB,in de Kuipe AVER, aan den tten. ^erkooping. 1 op p e n i. de Winfte;* te I perc. Haver, ïtoonen, 2 perc. c. Erwten, 5 pels (bonte, bravo's.) |iedt door den heer ndamtae. LB-ROTTERDAM D i e n s t. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Middelburg III. Wie DE ONVERGETELIJKE. BUIJSE J. DE HOOGH J. DE JONDE Jz, J. DE PAAUW A. F. (aftr.) VIENINGS J. W. KO^P S Jz., Mdiskerke. ^EK MEULEN, Dom. VAN DISSEL, t6 ?r Arendskerkten JGG-E, aan den g> d. V. NEERVOORTte 13 Juli 1913, in de herberg van Kwadendamme, in oe^er te Baarland, «•s. Steijra te „S C H S I, T« >tterdam. 3"). L-yd 1810,— later. 19 6,30 ,oad. 20 6,30 laan. 21 8,- fins. 22 8,3(> poen.28 8,30 kond. 24 6.30 rt) J, 25 9,— ater.26 9, nnd. 27 6,30 aan. 28 9, ins. 29 8,30 poen 30 8,30 ond. 31 8,30 12- 12,- 1,- 12,- 12 12,- 1- 12,- 12,- 1,— 12,- 10,- 10 30 >cbt«r »<ss daïtt-» O iHi t-WSS'lfi jstsiS II (1 i O n t ps Z">ndagf-) van Jan Middelburg en 's Maandags van fissin«ren en van en 9 en 11 «lult ist. CGRAAF'. 8 rd des Maandags) Intwerpen vooim» IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p.p1.25 Enkele nummers 0.05 UITGAVE DER FIRMA'S EN van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Familieberichten van 1—10 regels 1.—, iedere regel meer 10 cent. sssmzass^es^a^^s^isSBSsx Kiezers in het Derde District, stemt straks eenparig op de heeren de aftredende leden. Geen man blijve thuis Het zal spannen Mogen deze bekwame candidaten reeds bij eerste stemming herkozen worden Zoo mogelijk met verpletterende meer derheid. Toont, dat gij geen andere pleitbe zorgers in den Raad begeert. Wie promoveerde de Suikerfabriek- i kwestie in Goes tot een politiek spel? j De Goesche Courant geeft er het ant- woord op. Het laatste nummer is er vol van. En een anoniem ingezonden stuk vaneen vrijzinnig kiezer, dat met een uiterst venijnige opmerking eindigt, ver sterkt ons niet weinig in onze meening. Er wordt inderdaad van vrijzinnige j zijde op zoodanige wijze met deze kwestie j gespeeld, dat men niet kan spreken van een eerlijken strijd en een eerlijke over- winning; stel, dat zij het wint. We hebben hierop niet nader in te 1 gaan. We drukken den kiezers nogmaals ernstig op het hart Maandag volgens j hun eerlijke overtuiging hun stem uit te j brengen. Bovendien, hoe gemakkelijk zal ons dat vallen. Wij kunnen met onze candidaten voor den dag komen. Wat hunne capaciteiten betreft kunnen zij zich meten met de tegencandidaten, de heeren van der Leeuw, Pols, jhr. von Schmidt auf Alten- stadt, Temperman, Tierie en mr. de Witt Hamer. Ongetwijfeld zal velen liberalen in de gegeven omstandigheden, waar onzerzijds zulke bekwame krachten werden ge- candideerd, de keuze eenigszins moeilijk rallen en zullen er zeker zijn, die ten- Motte nog op onze candidaten overgaan. Daarom nogmaals, helpt ons steunen de candidaten 26 feuilleton. Vrij naar het Duitsch van D. Speckmann. (Geautoriseerde vertaling. Nadruk verboden.) )°C— Want eigenlijk had ik mij wel iets te erwijten. Had ik wel aanspraak mogen maken op dank En ik moest toch eten, dat dergelijke ontgoochelingen gewoonlijk ons deel zijn h D heelen vereenigingsijver was ovendien veel comedie en de nooden Htedemenschen zijn daarvoor toch 1 Jk was Blij, dat wij na het feest een i ,®e va|CaQtie konden nemen. Wat mij_ Wi Was 200 moedeloos, dat ik de var 6 Zafi zou Lebben willen laten p.etl" Doch ongelukkigerwijs waren er blev ',aar bubbeltjes in de kas overge- ten' en Le penningmeesteres hield van 1°^ moest tegen de opening f meuwe campagne een bestuurs vergadering uitschrijven. Btelll 6 Werd, behalve andere voor doe] vereeniging beter aan haar ziide j n beantwoorden, van zekere f ion<rJ?°v e gedachte geopperd, om den jaar T^pprediker, die sedert een half I U? e ?tad werkzaam was, voor onze te winnen. Doch de meerderheid Versterkt de Rechtsche Raadsfractie. Bedenkt hoe enorm veel arbeid daarvan reeds uitging, en gedeeltelijk teloor ging door de partijdige houding van de liberale leden. S_ 5 Juli 1913. Wanneer ouders aan tafel in bijzijn hunner kinderen kwaad zeggen van de meid, en daar een gewoonte van maken, dan gaan de kinderen, wetende dat dit hun ouders interesseert allerlei kwaads verzinnen van de belasterde en gehate dienstbode en deelen dit eveneens aan tafel aan hun ouders mede. Natuurlijk zijn dit kleinigheden, futi liteiten, want het zijn kinderen die ze verzinnen, doch de kinderen vinden ze nogal groot, temeer omdat de ouders er op ingaan en, ook wanneer aan de goede huiszorg de dienst reeds was opgezegd, voortgaan met haar te bekladden. Doch 't zijn kinderen, en de ouders zijn eigenlijk ook kinderen, groote kin deren, hun leelijk doen is daarom tot zekere hoogte te vergeven. Maar wat nu te denken van de heeren van de pers, van de groote pers,die nu met dit aftredend kabinet precies doen als die kleine menschen met de dienstbode Eerst vertelden zij dat het Kamerlid Heemskerk door het kabinet van zijn broer in een expres voor hem open ge houden betaalmeestersbetrekking te Dordt gezet was. Later bleek dat 't niet zoo was, maar dat op advies van een liberalen ambte naar in het financieel Rijksbelang deze voor de hand liggende oplossing aan vaard was. Het verhaal bleek derhalve verzonnen Vervolgens vertelde er een iri het groote Handelsbladwelks hoofdredacteur Charles Boissevain zulke kostelijke avond- preekjes over waarheid en naastenliefde schrijven kan, dat het ministerie nu weer een neef van dr. Kuyper aan een be trekking in Den Haag geholpen had en zelfs diens nog loopende huishuur had betaald. was van meening, dat men den ouden leeraar, die het naast de jonge, frissche kracht toch nog druk genoeg zou hebben, niet aan den Hij k kon zetten. Hij had zich ten opzichte onzer vereeniging reeds te verdienstelijk gemaakt, dan dat wij hem nu den rug zouden toekeeren. Ik begaf mij dus wederom naar den ouden geestelijke en verzocht hem om zijn medewerking. Hij zag zich echter wegens hoogen ouderdom genoodzaakt te bedanken. Het kostte hem niet weinig vooral dezen gezegenden arbeid te moeten laten rusten, doch het was hem niet meer mogelijk daarin een belangrijk werkzaam aandeel te nemen. Hij beloofde echter aanstonds zijn hulpprediker te stu ren, met wien ik dan in overleg kon treden. Laat ik thans een oogenblik stilstaan bij dezen jongeman, die gedurende dien winter zoozeer voor de belangen van onze stad zoo stoffelijke als geestelijke geijverd heeft. Dat hij geen goed orgel had en dat hij de etikette een weinig verwaarloosde, daarover was men het volmaakt eens. Overigens oordeelde men nog ah verschil lend over hem. Menigeen dacht dat het een tweede Luther beloofde te worden. Het naaikransje twijfelde er aan, of hij wel op een zuiver standpunt stond. Weer "anderen voorspelden, dat hij nog eens bij de rooden zou terechtkomen. Doch hij had altijd een volle kerk. Doch wat blijkt nu? Dat bedoelde „neef" heelemaal geen familie is van dr. Kuyper en dat de man uit Amsterdam naar Den Haag moest worden overgeplaatst, wegens inkrim pende werkzaamheden te Amsterdam en een opengevallen plaats in Den Haag, en het Rijk, hetwelk hem overplaatste, dus wel zedelijk verplicht was zijn nog loopende huishuur te betalen. Tot hun eer zij 't gezegd dat het libe ralen waren „die hier de waarheid aan het licht brachten. Doch wat te zeggen van de kwaad sprekende en verzinnende dagbladschrij vers, die zelfs een gevallen kabinet nog met hun laster vervolgen Net kinderen Goochelen met citaten. In verkiezingsdagen alle mogelijke trucs der linksche perc te signaleeren, dat is onmogelijk. Dan had men eenvoudig dagwerk. Maar één er van hebben we toch even aangeteekend, om er thans op terug te komen, 't Is een foefje van de redactie der deftige Nieuwe Courant, een echt brutaal-handigheidje. Een der lezers van dat blad deelde aan genoemde redactie mede, „dat in politieke debat-avonden weder het van ©uds bekende verhaal door rechtsche sprekers wordt opgedischt, dat de libe ralen zich aan onverdraagzaamheid op godsdiensig gebied en aan geloofsver volging hebben schuldig gemaakt door de verdrukking der Afgescheidenen on der Koning Willem I." Hij verzoekt de juiste toedracht dier geschiedenis nog eens te vermelden, aan welk verzoek de vrijzinnige redactie gaarne voldoet. Ze geeft dan een stukje geschiedenis, waarin ze de vervolgingen van De Cock en Scholte releveert, om daarna op de vraag van den lezer dit te antwoorden „Dat deze vervolgingen niet op re kening van de liberale partij gescho ven kunnen worden, bewijst het een voudige feit dat er in 1834 nog geen liberale partij bestond. Dat zij even min voor verantwoording van „de liberalen" komen, bewijst het feit dat zij geschiedden onder het conservatieve .bewind van Willem I, waarop de li berale beweging der jaren '40 het scherpst gemarkeerd door het optreden der Negenmannen van 1844, juist de Natuurlijk gingen ook velen tot hem, om te kunnen meepraten. Vooral de mannen trok hij zeer. aan, en ook mijn man greep aanstonds naar het kerkbriefje, om te zien, waar onze jonge held zou spreken. Op zekeren dag ontving ik hem dan. Ik legde hem de geschiedenis, het doel en de sociale beteekenis mijner vereeni ging uit. Vooral het doel heb ik scherp omlijnd, gezien de droevige ervaring van het vorige jaar. Ik wilde niet de gewone bedelaars en de oude dronkaards verza melen, maar in de eerste plaats wilde ik hen vereenigen, die, in stilte armoede lijdende, dreigen af te glijden van de onderste trede van den ladder des maat- schappelijken welstands. Toen ik mijn speech geëindigd had, sprak hij op lossen toon„Ja maar, mevrouw, als bij de menschen het schaamtegevoel door een onverstandige, een zedelijk- en sociaal afbrekende phi lanthropic vernietigd is, kan ik het er niet weer inpreeken." Dat was gewoonweg ongehoord van zoo'n jongen kerel, en ik liet het er niet bij zitten. Hij bleek echter nog al uit dagend te zijn, zoodat wij dadelijk in een levendig debat gewikkeld waren over het sociale vraagstuk. Het resul taat was natuurlijk, zooals gewoonlijk, nihil. Wij kregen echter van elkander den indruk, dat ieder van ons het goed reactie vormden. Dat niettemin van rechts deze ver volgingen herhaaldelijk tegen de libe ralen zijn en nog worden uitgespeeld, vindt zijn oorzaak hierin dat Thor- becke, toenmaals hoogleeraar te Leiden, de vraag of de regeering en de kerk besturen tot de bemoeilijking der Af gescheidenen rechtens bevoegd waren, in het regeeringsorgaan, het Journal de La Haye, op juridische gronden bevestigend heeft beantwoord, tegen over Groen van Prinsterer en zijn medestanders, die de wettigheid be twistten. Het is ons niet bekend of Thorbecke in zijn staatsmanstijd zich nog over deze quaestie heeft uitgelaten, maar het is zeker dat de liberale partij hem in dezen nimmer is bijgevallen. In tegendeel zou menige uitspraak van gezaghebbende liberalen te vermelden zijn, welke het in 1834 gebeurde ten sterkste afkeurtzoo schreef Mr. van Houten bijv. nog in 1889 Nieuwe Staatk. Brievenover „de smadelijke bladzijden in onze geschiedenis, waar op de vervolgingen tegen de afge scheidenen staan geboekstaafd." Verder citeert de redactie dan Mr. van Houten niet. Ze vertelt niet, wat deze staatsman over „deze smadelijke blad zijden" schreef, maar vervolgt dood leuk „De liberalen kunnen dus de ver antwoordelijkheid voor die geloofsvervolgin gen met gencstheid van zich afwijzen." Wij zijn niet kwaaddenkend, maar deze wijze van doen kwam ons wat ver dacht voor. Wat had Mr. v. Houten dan toch ge schreven over dit smadelijke bladzijden We sloegen het eens na. En wat von den we? Dit, dat Mr. van Houten ge zegd had „De smadelijke bladzijden in onze geschiedenis, waarop de vervolgingen tegen de afgescheidenen staan geboek staafd zjjn aan de vrijzinnigen te wijten •Is dat nu niet om een mensch ver stomd doen staan Met een citaat, waar in gezegd wordt, dat de vervolgingen aan de vrijzinnigen te wijten zijn, bewij zen, dat ze niet aan de vrijzinnigen te wijten zijn- Zulk brutaal citaten-ge- goochel was ons tot hiertoe onbekend. Rotterdammer. bedoelde en het beste wilde, en toen ik onze besprekingen moest afbreken, om dat ik bij de presidente der vereeniging voor werkverschaffing op de koffie ge wacht werd, besloten wij ze den vol genden morgen voort te zettenna tuurlijk niet om maar in het wilde weg te praten, maar om ernstig te overwegen, hoe onze Vereeniging zegenrijk zou kun nen werken. Want ik moet bekennen, dat het laatste feest mij niet bevredigd had. Ik sprak tot nog toe van allerlei menschen en toch heeft de „onvergete lijke", van wien ik eigenlijk vertellen moet, zich nog maar steeds niet ver toond. Incognito is hij weliswaar reeds in ons midden geweest. Zoo gaat het met menschen, die in afzonderlijke kringen verkeeren en wei nig met elkander in aanraking komen. Ook mijn „onvergetelijke" behoorde niet tot den kring, waarin ik verkeerde, en daarom moeten wij een langen en moeilijken weg afleggen, om bij hem te komen. Ik kan er heusch niets aan doen, maar dien weg moeten wij nog verder gaan. De jeugdige geestelijke moest ik ter sprake brengen, wijl hij het was, die mij op dezen weg gewezen heeft, waarvoor ik hem nog immer dankbaar ben. Den volgenden morgen dan kwam hij weer bij mij. Den vorigen dag had ik een lange inleiding gehouden, nu hield hij er een, mogelijk nog langer. Hij De Coalitie. Wij vestigen de aandacht op onder staande uitspraken: le. De Nederlander Is de coalitie uit elkaar geslagen! Is het „onheilig verbond" nu vernie tigd? Het ware wellicht leerzaam geweest voor de predikanten, die zoo gaarne hun banbliksems uitzenden over „den leugen" van het stoelen op één wortel des geloofs, indien ze eens een der bijeenkomsten hadden bijgewoond, waarin het bericht der reeds vooruit vaststaande nederlaag door de „geloovigen der drie Kerken" gezamenlijk werd afgewacht. Hoe verwonderd zouden zij hebben gestaan bij den hartstochtelij Ken ernst, die op de gezichten te lezen stond, toen een der sprekers verklaardedat, indien iets, de laster sdie over de hoofden van de verbonden partijen is heengegaan, ons verzekerd heeft van de realiteit onzer geestelijke saamhoorigheid, als basis niet van geestelijke „vermenging", maar van politieke samenwerking. En wanneer zij dan aan het einde der bijeenkomst het treffende moment had den bijgewoond, dat de „geloovigen der drie kerken", met de aanwezige priesters en predikanten, zich, onder voorgang van een der Kamerleden vereenigden in,het gemeenschappelijk dankgebed, dan zou den zij misschien de diepe beteekenis hebben leeren verstaan van Groen's woord „Tegen het ongeloof zijn wij met de gansche Christenheid, roomsch of on- roomsch, vereenigd door het geloof in de eenige offerande eenmaal aan het Kruis volbracht". 2e. De Tijd Bestaat nog de coalitie? Ons antwoord luidtzonder twijfel Nog is het tegenwoordige Ministerie, hetwelk uit deze drie partijen is voort gesproten, niet afgetreden. En al weten wij, dat dit binnen kort het geval zal zijn, zoo kan dit toch op de beantwoor ding van bovengestelde vraag niet van invloed zijn. Gezamenlijk treden de drie verhonden Rechtsche partijen in de oppositie met den stelligen wil en het zekere vooruit zicht, zoo spoedig mogelijk weder meer derheid te worden en dan opnieuw de teugels van het bewind te aanvaarden. Immers aan het Kabinet, hetwelk roerde zich flink hoor. Hij sprak van twee werelden, die er in onze stad be stonden, door een groote klove ge scheiden, welke immer breeder en dieper dreigt te worden. En het was nu zaak, om bruggen te bouwen, die deze werelden nader tot elkander zouden brengen. Ook hij wilde daartoe medewerken. Zijn heerlijk ambt, dat hem zoowel in de pronkkamers van de voornaamsten, als in de dakkamertjes van de arinsten leidde, drong hem daartoe. Hij zocht daarvoor helpers en hij vroeg mij ook de handen uit te steken. Dergelijke bruggen zouden niet tot stand komen, als men als groote dame enkele bedorven achterbuurtbewoners voor een paar uur tjes uitnoodigt, om ze, nadat men zich zeer genadig even met hen ingelaten heeft, met gevulde korven weer weg te zenden. Niet tusschen gespannen geld beurzen en ledige mandjes, de bruggen moesten van mensch tot mensch, van hart tot hart geslagen worden. En toen schilderde hij mij die wereld, die mij even onbekend was als de binnenlanden van Afrika. Hij sprak vol vuur van die menschen, die als onze medemenschen onze liefde en toéwijding opeischenvan den Christenplicht om die armen te doen deelen in de stoffelijke en geestelijke bezittingen, die wij ook niet van ons- zelven hebben en evenmin verdienen. Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1913 | | pagina 1