No >27 >913
Zaterdag 28 Juni.
27e Jaargang
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
DE ONVERGETELIJKE.
Uit de Pers.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p1.25
Enkele nummers0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
EN
van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels 1.—, iedere regel
meer 10 cent.
ProY. Staten.
Vlissingen.
(Herstemming 30 Juni.)
C. BOONE.
Mr. P. DIELEMAN.
P. MERCKENS.
28 Juni 1913.
De uitslag der herstemming in Goes
en Middelburg was voor de antirevolu
tionaire partij ongunstig.
De zetel van Noordijke in Goes, en
die van v. Voorthuijsen in Middelburg
gingen verloren. Een teleurstelling, waar
tegenover staat dat de zetels van Diele-
man en Ysebaert in Hulst met groote
meerderheid behouden bleven.
Onnoodig' te zeggen dat wij ook de
niet-verkiezing van De Rijcke enStruve
in Middelburg zeer betreuren.
De verhouding 25 rechts en 17 links
is nu geworden 23 rechts en 19 links
de heer v. Dalsum bij links gerekend.
Eerst de herstemming in Vlissingen
zal uitmaken of de meerderheid der
Staten de eerste drie jaar rechts of links
zal zijn.
Er rust op de Vlissingsche broederen
dan ook een groote verantwoordelijkheid.
Winnen zij, dan beteekent dit de her
kiezing onzer gedeputeerden, onder welke
twee die al sedert jaren hun sporen
hebben verdiend, en gaat mr. Lucasse
weer naar .de Eerste Kamer.
Verliezen zij dan worden de drie ge
deputeerden die aan de beurt van aftre
ding zijn uit hun ambt gezet, en komt
mr. Fock of mr. v. Karnebeek of wie
ook de eerste bres schieten in het vast-
reehtsche bolwerk der Eerste Kamer.
Mannen van Vlissingen, waakt
Verdachtmaking
In een circulaire ter aanbeveling van
den heer Elenbaas door de C. V. K. (de
Centrale Vrijzinnige Kiesvereeniging)
wordt de heer mr. J. A. de Wilde, hoofd
redacteur van de Zeeuwsche Courant door
on(s)bekenden schrijver op min nobele
wijze aangevallen, als zou mr. De Wilde
de schrijver zijn van de verschillende
artikeltjes in de Zeeuwsche Courant (Ver-
kiezingsno. 27) ter aanbeveling van dhr.
Noordijke.
Zes jaar geleden heeft diezelfde schrij
ver, of althans een zijner naaste geest
verwanten, eveneens den heer De Wilde
aansprakelijk gesteld voor den inhoud
van het verkiezingsnommer ter aanbe
veling van de a.-r. candidaten.
20
FEUILLETON.
Vrij naar het Duitsch van
D. Speckmann.
(Geautoriseerde vertaling. Nadruk verboden.)
Toen ik eindelijk weer op bed lag, zag
ik tot mijn groote verwondering weer
een smal lichtstraaltje schitteren. Maar
dit liep dwars door m'n kamer en ver
lichtte een roosje op het behang aan den
wand. Ik merkte dat het door een
sleutelgat kwam.
Blijde over zulk lief gezelschap in
m'n nabijheid begaf ik mij ter ruste
ik behoefde mij in zoo'n warmen zomer
nacht niet toe te dekken en weldra
was ik ingeslapen.
De volgende morgen bracht mij wel
eenigszins een ontgoocheling. Dat had ik
natuurlijk weer te danken aan al die
sprookjes, waarmede men mijn hoofd
vervuld had. Want toen ik onze logé
ontmoette, bleek het, dat zij zich vol
strekt niet als een sprookjeskoningin
wilde laten huldigen. Het meisje greep
mijn hand, drukte die hartelijk en zeide:
„Wij zullen goede kameraden zijn niet
Waar?"
Dat verheugde mij weliswaar zeer,
maar toch.... het kwam niet overeen met
Het zal hem niet onbekend zijn dat
ook toen de heer De Wilde verklaard
heeft den inhoud van dat no. zelfs niet
gezien te hebben, voor de courant uit-
kwam.
Ditzelfde is nu weer zoo.
Het verkiezingsno. van de Zeeuwsche
Ceurant is niet geschreven door mr. De
Wilde.
Trouwens, sinds wanneer is het ge
woonte dat wanneer een blad wordt aan
gevallen, niet het blad maar de hoofd-
redacteur, met name genoemd, het ont
gelden moet?
Wij kunnen ons deze laffe taktiek niet
anders verklaren dan dat de schrijver
van de vrijzinnige circulaire „Leugen en
Verdachtmaking" door persoonlij ken haat
tegen den heer De Wilde wordt geleid,
óf omdat hij met genoemden heer in het
openbaar niet durft debatteeren, óf dewijl
hij met den heer De Wilde of een naam
genoot van genoemden heer wel eens in
debat geweest is, en hiervan geen al te
prettige herinneringen heeft bewaard.
In elk geval de heer mr. De Wilde,
die in Den Haag woont, had aan de
artikelen in de Zeeuwsche Courant no.
27 part noch deel. De verdediging van
genoemde artikelen, door het a. r. Ver-
kiezings-comité ter plaatsing in de
Zeeuwsche Courant aangeboden, nemen
wij gaarne op ons, wanneer het Verkie-
zings-Comité ons dit mocht opdragen.
Wij komen er bereids tegen op dat de
on(?)bekende schrijver der circulaire mr.
de Wilde in deze zaak betrekt.
Tegen deze (trouwens al te doorzich
tige) taktiek protesteeren wij.
en sociaal democraatin die beide ligt
het gevaar.
mijn droomen.
„Wel, Herman, laat mij den tuin eens
zien!" zeide zij vroolijk.
Wij wandelden het hoofdpad af; ik
voelde mij zeer gewichtig als gids. Uit
prentenboeken had ik appel-, peren- en
pruimeboonen, erwten, boonen, aard
appelen, kippen en hanen langzamerhand
leeren kennen. Ik verklaarde haar dus
met gewichtigen ernst„Dat is een pere
boom... dat is een haan... dat is een
vlinder," enz.
Zij had mij reeds eenige keeren van
ter zijde verwonderd aangezien. Ik was
al ijveriger met mijn verklaringen ge
worden.
Plotseling bleef zij staan en schoot zij
in den lach.
„Was er iets verkeerd?" vroeg ik
blozend.
„Precies zooals het in de boeken staat.
O, jou schoolmeestertje," lachte zij.
Toen legde zij haar arm om mijn
schouders, en sloegen wij een zijpad in.
i Ik had een gevoel, alsof zijzelf nu de
i leiding overgenomen had en mij wilde
onderrichten. En zoo was het.
Zij wees mij op bloempjes en blaadjes,
op vogels, groot en klein. Met vuur wist
zij er van te vertellen. Haar oogen glins-
terden, terwijl zij vertrouwelijk snapte
over alles en nog wat.
En toen eerst bekwam plant en dier
Wie de mate der teleurstelling kennen
wil, welke de vrij-liberalen bezielt, nu de
chr. (historisehen het tafellaken tusschen
zich en hen hebben doorgesneden, die
leze de artikelen van de Nieuwe Courant,
het vrij liberale hoofdorgaan, tegen De
Nederlander, en voornamelijk tegen den
heer Lohman, gericht. Het deftige blad,
dat overigens in verkiezingsdagen wel
eens meer uit zijn rol valt, heeft zelfs de
hulp van den bekenden propagandist
Hans aanvaard, om de chr. historischen
en den heer Lohman af te maken. Nu,
deze laatste kan er wel tegen. Doch het
blad dat hem aanvalt heeft door zijn aan
vallen, waarbij het zelfs een particulier
schrijven als wapen gebruikt, zich leelijk
bloot gegeven.
Laat van nu af aan onzerzijds de strijd
zooveel mogelijk gaan tegen vrij liberaal
1903—1913.
„Mijn arm volk."
't Was in 1903. Het socialisme vierde
hoogtij. Koning Pieter Jelles regeerde
een korte poos het land, want het waren
de dagen der misdadige woeling. Door het
gansche land weerklonk het refrein
„Heel het raderwerk staat stil
Als uw machtig' arm dat wil".
De stationschef te Haarlem vraagt met
de pet in de hand aan den Haarlem-
schen hoofdman der socialisten of de
trein kan vertrekken. Een genadig knikje
is het bevestigend antwoord.
Een rilling gaat in die donkere dagen
door heel Nederland. Op het platteland
merkte men van die spoorwegstaking
nog niet veel,
Maar in de groote steden des te meer.
Uit stegen en sloppen komen ze te
voorschijn, de lieden met een ongunstig
uiterlijk. Aan de brutale tronies is het
te zien, dat zij zich van hun brute kracht
bewust zijn.
Wie maar eenigszins fatsoenlijk ge
kleed is, doet best van de trottoirs af te
gaan, anders loopen ze u ongegeneerd
tegen 't lijf.
Dames uit den netten stand durven
zich niet meer zonder geleide op straat
te vertoonen.
Gode zij dank had God een man aan
het hoofd der regeering geplaatst, die het
revolutiepaard met machtige hand bij
den teugel greep en tot staan bracht.
Nederland kwam weer tot zichzelf.
In de oude bisschopsstad lag in die
dagen een door gansch Nederland ge
liefde grijsaard te bed. Hij was krank
doodelijk krank. Maar tot in de stille
ziekenkamer drong het straatrumoer door.
Men moest den grijzen lijder, wiens
hoogste en ook edelste eerzucht was, aan
gansch zijn volk te behooren, vertellen
wat er gaande was.
Met smart in de ziel hoort de ster
vende Beets hoever reeds zijn volk is
afgevallen van der vaderen God.
Dat had hij nooit kunnen denken.
'tWas een openbaring voor hem.
En in de woorden„Mijn arm volk",
drukt hij zijn zielewee uit.
Korten tijd daarna ontsliep de grijze
bard.
't Is 10 jaar later 1913. Het socialisme
leven voor mij. Ik begon alles uit een
ander oog te bezien; ze boezemden mij
steeds meer en meer belang in. Ik ging
mij er ook over verheugen en, werkelijk,
ik durfde ook al een beschouwing geven.
Toen wij onze weg vervolgden, hoorde
ik eensklaps een klaagToon naast mij.
Ik schrikte ervan en zag, hoe mijn gids
naar den grond keek, waar nog enkele
veertjes van een verscheurd vogeltje
verstrooid lagen. „Dat moet de kat ge
daan hebben, of een sperwer," zeide ik
onderrichtend. Zij ging echter op de
knieën zitten en de mooiste veertjes op
rapen. En met klagende stem zeide zij:
„Och, hoe mooi... en dat is nu het over
blijfsel van zoo'n lief vogeltje... kijk toch
eens... en deze blauwe heeft aan een
vleugel gezeten... och, daar ligt ook nog
het snaveltje... hoe mooi heeft het niet
gezongen... help mij eens, wij zullen alles
met aarde bedekken,... anders worden wij
telkens bedroefd, wanneer wij hier voor
bijkomen..." Ik ging haar helpen en
weldra was er niets meer van te zien.
Zoo slenterden wij den heelen tuin
door, en deden wij groote en kleine
ervaringen op. Alles wat mij vroeger
dood toescheen, was nu levend gewor
den Wat mijn lief kameraadje bekeek
en besprak, kreeg een glansrijk aanzien
voor mij. Ik ging meeleven, niet met
sprookjesfiguren, zooals voorheen, maar
viert wederom hoogtij in Nederland.
Troelstra heeft op een andere manier
beproefd baas te worden in 't land.
Hij heeft het nu over een anderen
boeg geworpen.
Sprak hij niet eenige jaren geleden te
DeventerEerst het regeerkasteel ver
overen en dan de omwenteling, de revo
lutie
Nederlanders, wordt wakker
De liberalen van alle gading zijn sma
delijk onder het Caudijnsche juk door
gegaan, tot zelfs De Beaufort toe.
En de grijze bisschopsstaJ zendt nu
ook een socialist naar de 2e Kamer.
Wat zou Beets daarvan wel gezegd
hebben Wederom zou het van zijn veege
lippen klinken„Mijn arm volk".
En met de laatste krachtsinspanning
van ziel en lichaam zouden met verjongde
kracht de woorden van zijn lippen stroo
men,
„Wat afvalt van den hoogen God
Moet vallen.
Verlaten wordt, wat God verlaat
Wat God verstoot, verstooten.
Wel hoort men daaglijks stem op stem"
weerklinken.
Geen nood, wij redden 't zonder Hem
Maardie het zeggen,
zinkenRENS.
De Heraut schrijft
Wie nog hoop had, dat de herstem
ming het verlies bij de eerste stemming
geleden, vergoeden zou, kwam bedrogen
uit. De Kamer is „om", en evenals in
1905 zal ons Christelijk Ministerie weer
moeten aftreden.
Dat hierin voor ons een bittere teleur
stelling ligt opgesloten, behoeft wel niet
gezegd te worden.
Niet dat we veel hoop hadden op een
schitterende overwinning. De historie
toont, dat telkens na een vierjarig be
wind de kleurlooze middenstof omslaat.
Zoo was het na het Ministerie-Mackay.
Zoo na het Ministerie-Kuyper. En zoo
ook thans we«r na het Ministerie-
Heemskerk.
Bovendien, het pandaemonium, dat
dat ditmaal over ons- land was losge-
broken, overtrof in heftigheid al wat
vroeger was aanschouwd. Het Roomsche
spook werd voor den dag gehaald. De
Hervormde Kerk heette in gevaar. De
kerkelijke hartstochten werden geprik-
j
met de rijke werkelijkheid.
j Eindelijk kwamen wij aan mijn onaf-
gewerkten huishouw.
I „Van wien is dit?"
„Van mij."
„Wanneer is dit huis klaar?"
„Dat weet ik niet."
„Als het klaar is, mag ik je dan eens
komen bezoeken?"
„O ja, gaarne."
Toen wij onzen rondgang volbracht
hadden, werd ik vriendelijk bedankt.
Nu was ik weer alleen.
„Wat nu?" vroeg ik mij af.
Het stond vast, dat ik den verderen
dag niet, evenals de vorige dagen, zou
verluieren en verdroomen. Ik had nu
een prikkel tot arbeiden gekregen. En
aan den aandrang moest voldaan worden.
„Bouw je huis verder I" zeide een stem
in mijn binnenste. En welgemoed, in
opgewekte stemming spoedde ik me naar
mijn bouwterrein.
Mijn vrienden kennen mij, en zij weten,
dat ik niet spoedig zelf iets aanpak. Ik
moet steeds weer een stootje hebben,
om in beweging te komen. De aanspo
ring, die de oude koetsier mij gaf, was
nog niet voldoende, maar de tweede van
haar miste haar uitwerking niet. Dap
per toog ik aan den arbeid en overwon
al spelende de onhandigheid, die mij
van nature eigen is.
keld. De Hervormde predikanten deden
weer dienst als stormram tegen een
Christelijke regeering.
En nu het vernielingswerk is voltooid
nu het socialisme met den buit strijken
gingnu alle hoop vervloog op een
Grondwetsherziening, die de kroon op
onzen schoolstrijd zetten zou nu we zijn
overgeleverd aan een meerderheid, die
onze zending in Indië belemmeren zal,
ons Christelijk onderwijs zal onderdruk
ken en voor onze Christelijke volksbe
langen niets zal voelen, nu komt
het berouw. Zóó had men het niet be
doeld, en ter elfder ure, alsof het gevaar
nog af te wenden was, kwam het advies
der afgedoolde broederen om toch rechts
te stemmen.
Hetzelfde roekelooze spel, dat in 1905
is gespeeld.
Er is smart, diepe smart, dat Dienaren
van het Woord, belijders van het Evan
gelie, mannen, die beslist voor Christus
opkomen, zoo door kerkelijken hartstocht
verblind, aan een anti-christelijke poli
tiek de overwinning hebben bezorgd.
Maar niet minder ontrust de snelle
aanwas der socialisten, die bij deze ver
kiezing den hoofdbuit wegdroegen en wier
getal in de Kamer van 7 op 18 is voor
uitgegaan.
Hierin vooral ligt de ernstige betee-
kenis van dezen uitslag van den stem
busstrijd. Want er blijkt uit, wat reuzen-
vorderingen het socialisme vooral onder
de arbeidersbevolking in onze groote
steden maakt. Dit zou onmogelijk zijn,
wanneer de Kerk van Christus haar roe
ping beter volbracht.
Het is daarom, dat we telkens op dit
gevaar hebben gewezen. Het gevaar van
de Volkskerk, die heel het volk wil om
vatten, maar meer tuk is op staatstrac-
tementen, dan dat ze metterdaad voor
de geestelijke belangen van het volk
zorgt. Het gevaar van de massale en
ongedeelde stadskerken, waardoor alle
geestelijke toezicht onmogelijk wordt ge
maakt. Het gevaar, dat men den arbeid
der Evangelisatie verzuimt en met name
voor het christelijk volksonderwijs in
onze groote steden zoo weinig doet.
Of de oogen thans zullen opengaan
Het klinkt zoo verleidelijk, dat men
tegen alle separatisme wil opkomen
dat men heel ons volk nog als een
Christelijk volk wil beschouwendat
men de openbare instellingen niet wil
prijs geven.
En intusschen stoot men een Mini
sterie, dat voor de Christelijke beginselen
Volgens de aanwijzingen van Johan
bevestigde ik het riet met wilgenstok-
ken aan het geraamte van latten. Tegen
den avond waren de zijwanden dicht.
Den volgenden dag was het dak aan de
beurt. Des middags vond ik nog tijd,
om het overblijvende riet, mijn werk
tuigen, enz. op te ruimen, zoodat alles
er netjes uitzag.
Ik gevoelde mij in die dagen recht
gelukkig, ofschoon mij de handen van
wege het vele binden geducht pijn deden.
Ik. was er trotsch op thans iets tot stand
gebracht te hebben.
Tegen het avondeten was ik met den
arbeid gereed gekomen
Ik heb het haar stilletjes in een hoek
van de kamer gezegd.
„Zeg, mijn huis is klaar."
„Dat doet mij pleizier!"
„Je komt me dus een bezoek brengen
niet waar
„Zeker, hoor."
„Wanneer kom je?"
„Morgenochtend misschien
„Och, kom asjeblieft vanavond nog."
„Is daar zoo'n haast bij
„Ja, ik heb mij er reeds over ver
heugd ik vind er den avond zoo mooi
voor."
„Nu, vooruit dan maar, kleine kwel
geest, ik kom je dadelijk achterna."
Wordt vervolgd