no. 188 1913
Woensdag 14 Mei.
27e Jaargang.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Binnenland.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Het tweede treffen.
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p1.25
Enkele nummers0.05
Drie dagen na de stemming voor de
Staten is het stemming voor de Kamer,
n.1. op 17 Juni a. s.
Uit de Midd. Crt. laten wy hierbij
volgen de door haar reeds vroeger ver
melde cijfers van de laatste vier perio
dieke verkiezingen.
Van de getallen achter de jaren der
verkiezingen beteekent het eerste het
aantal kiezers, het tweede het aantal
uitgebrachte stemmen, met daarachter
tusschen haakjes het aantal ongeldige
stemmen.
Waar achter den naam van een can-
didaat een tweede getal tusschen haak
jes voorkomt, geeft dat de bij hei stem
ming op hem uitgebrachte stemmen
aan. De gespatieerde namen zjjn die der
gekozenen.
DISTRICT MIDDELBURG
1897 7262, 6141 (181;
Mr. C. L u c a s s e, a. r., 2672 (3137)
Mr. E. Fokker, u. 1., 2243 (3123)
E.L. baron van Hardenbroek, c. h 856
Jhr. mr. A. P C. v. Karnebeek, v. 1177
C. Th. W. Kotte, 12
1901: 7770, 6897 (92)
Mr. C. L u c a s s e, a. r., 3279
A. Smit, u. 1., 2329
J. A. Bergmejjer, s. d., 697
1903: (verkiezing noodig door benoe
ming van den heer Lucasse tot kan
tonrechter te Goes) 7873, 5106 (218)
Mr. C. Lucasse, a. r., 3703
J. A. Bergmeier, s. d., 1184
1905: 9151, 8335 (90)
Mr. C. Lucasse, a. r., 4180
H. Snijders, v. d., 3542
J. A. BergmeUer, s. d., 523
1909: 10198, 8864 (106)
J. H. B1 u m, a. r., 4953
H. SnUdeis, v. d., 2467
Jhr. mr. E. A O. de Casembroot, v.l., 855
Mr. G. W. Sannes, s. d., 483
DISTRICT OOSTBURG.
1897 6355, 5634 (39)
Mr. P. C. J. H e n n e q u i n, v. 1., 3241
N. Glinderman, a. r., 2197
J. Lansen Croin, u. 1. 157
19016578, 5139 (95)
Mr. P. C. J. H e n n e q u i n, v. I. 3067
J. P. Heemskerk, a. r., 1977
19058157, 7319 (66)
Mr. P. C. J. H e n n e q u i n, v. 1., 4375
J. H. Blum, a. r., 2610
Mr. G. W. Sannes, s. d. 268
1909: 8488, 7261 (86)
G. A. V o r s t e r m. v. O y e n, v.d., 3612
Mr. P. Dieleman, a. r., 3274
Mr. G. W. Sannes, s. d., 289
DISTRICT GOES.
1897 6225, 4312 (43;
Jhr. Mr. A. P. d. S. L o h m a n v.a., 2671
J. H. C. Heljse, 1., 1698
1901: 5532, 4234 (47)
Jhr.Mr. A. F. d. S. L o h m a n, v.a., 2582
G. A. Vorsterman v. Oyen, 1., 1605
1905 6623, 5440 (77)
Jhr. Mr. A. P. d. S. L o h m a n, c.h3184
G. A. Voréterman v. Oyen, v.d., 1963
Mr. P. J. Troelstra, s. d., 216
19097260, 5929 (64).
Jhr. mr. A.P. d. S. L o h m a n,c.h., 3656
Mr. H. Goeman Borgesius, u. 1-, 1987
Dr. J. A. H. v. d. Brink, s. d., 222
DISTRICT HONTENI8SE.
18975973, 5272 (56)
Mr. J. G. v.Dein se, u.l. 1530 (2697)
Mr. F. J. F. M. Walter, r. k. 2265 (2424)
Jhr. mr. J. J. P.v. Meerdervoort a.r. 1421
19015814, 4835 (60)
P. P. P r u y t i e r, r. k., 1689 (2578)
Mr. J. G. van Deinse, u. 1., 1566 (2378)
Mr. Th. Heemskerk, a.r., 1520
1905: 7076, 6179 (90)
P. F. F r u y t i e r, r. k., 3341
Mr. J. G. van Deirss, u. 1., 2488
Dr. J. A. H. v. d. Brink, s. d., 260
UITGAVE DER FIRMA'S
EN
van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels ƒ1.—, iedere regel
meer 10 cent.
19097604, 6520 (115)
P. F. F r u y t i e r, r. k., 3362
Jhr. R. R. L. de Muralt, u. 1., 1709
H. A. van Dalsum, r. k., 1202
Dr. J. A. H. v. d. Brink, s. d., 132
DISTRICT ZIERIKZEE.
18976515, 5387 (40).
J. J. van Kerkwjjk, u.l. 3404
Mr. Th. Heemskerk, a r. 1943
Na het overladen van den heer Van
Kerkwjjk werd 17 Juni 1901 jhr. mr. J.
Pompe van Meerdervoort a.r. zonder
stemming verkozen.
1901: 5919, 5204 (29).
Jhr. mi. J. J. P. v. M e e r d e r v o o r t,
a.r. 2713
J. A. de Bruine, 1. 2462
1805 7412, 6837 (69).
Mr. R. J. H. P a t Ij r», u.l. 3839 (3709)
Jhr. mr. J. J. P. v. Meerdervoort a.r.
3159 (3300)
W. H. Vliegen, s.d. 234
19098284, 7687 (63).
Mr. R. J. H. P a t Ij n, u.l. 3944
H, C. Vegtel, a.r. 3402
P. M. Wibaut, s.d. 278
Lezing Ds Van den Berg.
Gistermiddag had te Kapelle iu het
lokaal dei Chr. Jongelings-Vereeniging
de j aar vergader in g plaats van de Centrale
Antirev. Kievereeniging, district Honte-
nisse. In deze vergadering, die werd
bijgewoond door slechts een 40tal per
sonen, trad op ds. J. Van den Berg van
Pejjenoord, met het onderwerp: „De
komende stembusstrijd."
De heer G. de Jager, voorzitter, opende
de bijeenkomst met gebed en heette de
aanwezigen hartelijk welkom, vervolgens
het woord verleenende aan ds. Van den
Berg.
Spr. acht het een voorrecht te mid
den zflner oude Zeeuwsche broeders te
zfjn. Het spijt hem, dat zoo weinigen
aanwezig zijn, want allen toch zijn voor
aanstaanden in den strijd, terwijl de rede
zich eigenlijk richt tot een veel ruime
ren kring.
1913 zal een bijzonder jaar voor ons
zijn, aldus spr., eeu jaar van jubel en
van strijd, waarin eenheid zich paart
aan verscheidenheid. We zullen samen
feest vieren, gedenken hoe Nederland
voor 100 jaar zijn tweede verlossing ont
ving. Dit mag, dit zal ons er echter niet
toe verleiden ons rechtsche, ons anti
rev. standpunt te laten varen, of het
verschil der beginselen weg ta doezelen.
Hier bestaat een eenheid onder begin
selverdeeldheid. Dit willen de vrijzin
nigen wel niet verstaan, maar het is toch
zoo. By het verdedigen van ons vader
land mogen allen zich om Oranje ver-
eenigen, hoawd het vertrouwen in velen,
die roepen van het lieve vaderland, dezer
dagen wel is geschokt.
We gaan beslist op het punt van
staatkundige beginselen in twee groote
partijen uiteen. Wanneer het op staat
kundig gebied komt, gaat het óf links,
bi rechts. De Anti-Revolutionairen,
Roomsch-Katholieken en Christel. Histo-
rischen zijn nu de bondgenooten tegen
de vrijzinnige concentratie. Geen natuur
lijker indeeling is mogelijk. Zelfs al was
er geen afspraak, dan zou men elkander
b]j de stembus toch ontmoeten, althans
de beginselvasten uit derechtschepartyeD.
Coalitie en Concentratie zyn vanzelf de
groepen. Die indeeling is de meest na-
tuuriyke, waar het op de hoofdbeginselen
aankomt. Naarmate de reactie van den
Christeiyken volksgeest reageert tegen
den geest der Fransche revolutie, is de
scheidingsiyn scherper. In ons Chr. volks
deel bleef leven wat de oud-vaderland-
sche traditie had overgeleverd, ondanks
Voltaire en anderen. Tot op het midden
der vorige eeuw werd die tegenstelling
r iet zoo gevoeld. Er was alom een matte
geest op te merken. Slechts Bilderdyk
heeft gezongen tegen den geest der
Fransche revolutie, als een eenzame
nachtegaal in het geboomte. Het Reveil
heeft toen opleving gebracht, doch men
bleef nog te veel op het geesteiyk ter-
reiD, minder op het Staatkundig terrein.
Eerst in 1834 dacht men ook meer aan
de Staatkunde. Eerst Groen van Prinste-
rer heeft op wetenschappeiyke gronden
de holheid van de revolutie aan het licht
gebracht. Zyn Ongeloof en Revolutie was
een daad; hy heeft de Chr. Hist, of ook
wel de Anti-Rev. tegenover dien revo
lutionairen geest geplaatst.
Hy kwam op tegen het stelselmatig
verloochenen van den levenden God, in
staat en maatschappy. Hy verdedigde
de Souvereiniteit Gods. Hy wees naar
de openbaring Gods in de Heilige Schrift
en beoogde de geesteiyke en stoffeiyke
welvaart des volks beide.
Het werd toen aan dr. Kuyper gege
ven die beginselen te populariseeren,
zoodat hy in tegenstelling met Groen
een leger achter zich kreeg.
Ook by onze Roomsche landgenooten
kwam daarop meer helderheid. Dat heeft
geholpen. En nu gesteund door de R. K.,
is het dr. Kuyper gelukt de macht van
het liberalisme te breken, ten derde-
male toe. Is het wonder, dat de tegen-
party dr. Kuyper spot en hoont; 't is
immers omdat de liberalen in zyn pro-
fetischen blik het grootste gevaar voor
hun eigen party zien. Hy heefsdie besliBte
tegenstelling niet gemaakt, doch hy heeft
duideiyk doen zien, dat ze er was. Graaf
van Hogendorp heeft de Fransche revolu
tie in het leven geroepen. Hy voelde die
tegenstelling niet, toen by alle party
schappen uit ons volk verdreven dacht.
De antithese wordt nimmer weggeno
men, tenzy een van beide partyen zich
gewonnen geeft. Zedeiyk missen we het
recht de liberalen te zeggen kom by ons.
Doch wy mogen en moeten steeds voor de
eere Gods en in zyn Naam voor onze be
ginselen opkomen.
Men dacht de antithese overleden, doch
de goede liberalen voeldeD, dat ze er nog
was, trouwens reeds lang voor dr. Kuyper
in de Tweede Kamer dat woord .anti
these* uitsprak. De liberalen noemen ons
nu volksverdeelers, om de middenstof
aau hun zyde te krygen. Tegenover dat
misleidende der liberale party, dat wy de
antithese opgeroepen hebben, moeten wy
met mannenmoed stryden.
De stryd is al ontbrand; en onze
kiezers kunnen niet meer rustig aau de
haard zitten. Da liberalen zetten alle
zeilen by en sturen op den steun van
de socialisten aan. By de herstemming
en misschien wel by de eerste stemming
zullen zy elkaar wel vinden, getuige
Franeker, wat betreft de Prov. Staten
verkiezing. Van liberale zyde waar
schuwt men nu tegen de Tariefwet, en
ook tegen dr. Kuyper, den ondergraver
van de Hervormde Kerk. Doch dat is
een groote onwaarheid. Heeft hy niet
onlangs verklaard te zyn teruggetreden
uit de commissie voor de Grondwets
herziening, welke rapport moest uit
brengen over de \erhouding van Staat
en Kerk, omdat hij den tyd niet ryp
achtte om de kwestie punctueel te be
handelen en heeft hy vroeger niet mild
gedacht over de subsidie-verleening aan
de Ned. Herv. Kerk, meer nog dan de
heer de Geer van Jutphaas, lid van de
Herv. Kerk?! Bedenken de Hervormden
toch, dat dr. Kuyper niet de vyand der
Ned. Herv. Kerk is.
De stryd is nu precies als in 1905;
slechts is de aaneensluiting der vryzin-
nigen iets vaster. Eén zaak mist men
toch by dien stryd. Men heeft geen knoop
meer om te zeggen, dat er nog een
sociale jas by gemaakt moet. Want
minister Talma is gebleken een uitne
mend sociale wetgever te zyn. De libe
ralen zyn politieke dieven, zy stalen van
ons het woord eigen-initiatief. Vroeger
hoorde men er nooit van, nu herhaal-
deiyk. Maar toch is men zoo radicaal en
wil men algemeen kiesrecht en staats-
pensioneering. Men eet van twee wallen.
Dit moet men wel doen, om succes te
verkrygen, om de middenstof te vangen.
Laat die middenstof dat toch goed be
seffen. Wanneer we niet als één man
opkomen voor de rechterzyde, dan
krygen we een toestand als in .1905 en
1907, een zakenkabinet, waarin wij geen
zitting zullen hebben. En daartegen zy
men gewaarschuwd. De liberalen zullen
ongetwyfeld de zaken in liberalen geest
behandelen.
Wat is de vryzinnigheid gebleken te
zyn Spr. laat de revue passeeren de
houding van de liberalen tegenover de
Zedeiykheidswettentegenover de sub
sidie aan de byzondere scholen in de
groote steden (men noemde ons subsidie
vreters voorwaar een mooi bewijs
van vryheidszin verder de zending iu
onze Koloniënen tenslotte tegenover de
verweermiddelen tot handhaving van on
ze onafhankelykheid (met name de stem
ming over het kustverdedigingsontwerp).
Het verleden heeft veel tot het heden te
zeggen. Ods nageslacht mag ons nooit
iets te verwyten hebben.
Spr. bespreekt verder de obstructie
van de liberalen by de sociale wetgeving
van rechts.
Niettegenstaande deze obstructie heeft
ons huidige ministerie toch veel gedaan.
We kunnen Talma en Coiyn vertrou
wen. O, er zyn ook wel teleurstellingen,
doch by al de wisselingen is het kabinet
toch nog vooruitgegaan. De bakkerswet
is helaas verworpen, doch dat is ook
de schuld van vele vryzinnigen.
Spr. somt op, welke uitnemende wet
ten wy aan ons ministerie te danken
hebben en verder, alles wat Talma nog
op zyn program heeft staan.
Alles lokt uit tot y ver voor de verkie
zingen, vooral met het oog op de Grond
wetsherziening. Ons Ministerie heeft
daarin zyn kleur bekend. Het gaat
daarby om drie hoofdbeginselen van
staatkunde, over huismanskiesrecht, het
vastleggen van de souvereiniteit Gods
in de Grondwet, en de volkomen geiyk-
stelling van ondeiwys.
Vooral aan het derde punt geeft spr.
een breeders plaats, art. 192 van de
Grondwet. Da bedoelde herziening van
dit art. wil dat ook aan de byzondere scho
len dezelfde aanspraken gegeven worden
als nu aau het z.g. neutraal onderwys.
Men zegt wel, dat wy vryheid hebben
wat ons onderwys betreft, doch dat is
meer een vogel vry verklaring, geen uiting
van vryheidszin. Wat we hebben, heb
ben wy den liberalen moeten afpersen.
En nog is er verschil. De staat maakt
onderscheid tusschen kinderen en kin
deren. Hoe beschamend zou het daarom
zyn, als wy niet alles in het werk stel
den om ons Chr. Ministerie te behouden.
Met de Chr. Hist, kunnen wy Anti-Rev.
geen meerderheid krygen, daarom is het
noodig, dat ook de Roomsch-Katholieken
met ons optrekken. Het geldt hier het
hoogste, wat een ministerie ons kan ge
ven, vooral wat de onderwyskwestie
aangaat.
We willen den Openbaren onderwy-
zers geen nadeel berokkenen, we willen
geen kwaad met kwaad vergelden, niet
de Openbare school christianiseeren.
Maar laat ons voor de vrijheid van het
onderwys opkomen. De liberaal heeft
geen begrip van die ware vryheid. We
willen de Openbare school geen knak
gevenimmers een school staat juist
hoog, wanneer die van de ouders uitgaat.
Laten we elkaar by handslag beloven
in dm Naam des Heeren den strijd om
het recht en de gerechtigheid in ors
volksleven te aanvaardën. Daarin ligt de
zegen des Allerhoogsten.
Van de gelegenheid tot het stellen van
vragen werd gebruik gemaakt door de
heeren de Koning van Krabbendyke, van
Wyk van Wolfaartsdyk en de Jager van
Driewegen.
Ds. van den Berg beantwoordde de
vragen klaar en duideiyk. Daarby kwa
men o.a. nog ter sprake de Evenredige
vertegenwoordiging, door dr. Kuyper
zoozeer begeerd de vaccinedwang, waar
van wy zoo spoedig mogtiyk verlost
willen zynde verplichte verzekering,
in de gegeven omstandigheden noodza-
keiyk, opdat niet een gedeelte des
volks in de diepste ellende verzinkt;
verder de Tariefwet; gevolg van een
noodtoestand, vreemd van elke begin
selkwestie, doch door de linkerzyde
gebruikt wordend, om rechts ten val te
brengen.
Zoowel de rede zelf als de nabespre
king werden met groote belangstelling
gevolgd. Het klemmend betoog van den
geachcen spreker, die de gave des Woords
in ruimen mate bezit, was even boeiend
als ernstig. Dhr. G. de Jager sprak het
gebruikelyke slotwoord, waarin hy den
spreker dank betuigde, waarop deze met
dankzegging sloot.
Een zot bericht circuleert in de vry-
zinuige pers, het is ontleend aau het
Dagblad van Z. H. en 's-Gravenhage. De
Prins zou nameiyk zyn kuur te Ober
Ursel afgebroken hebben om j.l. Donder
dag tegenwoordig te zyn by de huldi
ging van de uit den Balkan-oorlog
teruggekeerde leden der Nederlandsche
ambulances. Die vergadering is door den
Prins niet, peiyk hy eerst van plan was,
gepresideerd, en er was ook geen der
ministers tegenwoordig. En nu heet het
dat dit komt omdat de Prins „aan de
regeering", dus aau H. M. de Koningin
met Hare ministers verzocht heeft onder
scheidingen te mogen uitreiken, o.a. aan
den heer en mevrouw Lehmann respec-
tieveiyk de ridderorde van den Ned.
Leeuw en die van OraDja Nassau, omdat
zy een heele ambulance hadden bekos
tigd. „De regeering*, zoo lezen wy, „was
niet bereid de door den Prins voorge
stelde onderscheidingen te verleenen".
Of de vryzinnige bladen die dit be
richt verbreiden, onder „de regeering"
het kabinet verstaan In dat geval ver
gissen zy zich dubbel, waut de ministers
zyn niet „de regeering" en zy „verlee
nen" ook geen onderscheidingen. Zy
dragen slechts eerbiedig aan Hare Majes
teit de verleening van onderscheidingen
voor.
En nu weten wy natuuriyk niet of
het verhaal zooals het daar staat waar
is. Maar is het alzoo, dan werpt
deze geschiedenis weer een eigenaardig
lichtstraaltje te meer op de venynige
taktiek der vryzinnigheid, die elke gele
genheid aangrypt om het rechtsche ka
binet en „de Christeiyke regeering" on
aangenaam te zyn.
W at is er al niet geschreven en gezegd,
gescholden en gespot, gelogen en gelas
terd in de vryzinnige kringen naar aan
leiding van „de lintjeszaak"wat felle
aanvallen zyn er gericht op den oud
minister die openiyk van lintjeshandel
werd betichtja zelfs het kabinet-Heems
kerk werd er by gesle ept door een vileine
interpellatie-P&tyn, en alle mogeiyk gif
werd uitgespuwd op Kuyper. en op Leh-
manD, te meer omdat, biykbaar door een
loslippig anticlericaal ambtenaar van het
ministerie, virklapt was, dat door het
ministerie Kuyper de heer Lehmann
reeds in 1905 was voorgsc ragen voor een
ridderorde doch door h-t kabinet-Rink
van de voordracht was afgevoeid.
Wy weten natuuriyk niet wat bet
kabinet-Heemskerk er toe gebracht heeft
om de medewerkicg tot de door den
Prins gevraagde onderscheiding te wei
geren alt yd indien het waai ls, want
het verbaal klinkt ons al te logenachtig
immers wie zou hier de zegsman moeten
zyn: de Prins of een van diens in het
geheim genomen vertrouwden
Maar indien werkeiyk de medewerking
tot de onderscheiding van deo heer Leh
mann g .weigerd is lag zy niet eerder
cp den weg van een der vorsten in het
Oosten dan doet het ons genoegen