No, 156 1913
Vrijdag' 4 April.
koop
N1EUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
27e Jaargang
ktecbl
GHRISTELIJK-
HISTORISCH
Staten-Generaal.
Binnenland.
el burg
Biggen
E, A a g t ©-
EN.
uwkunde
t in 80 afl.
g is voor-
ANOY,
in Zeeland
r overname
estaande
rselein en
elen,
estaan op-
aan het
Middelburg.
X
an den weg
ngen te be-
everen vóór
AL te Kou-
Vleesch-
bij A. DE
er, Korte
gd
'lder,
p e r 1 a n d.
Mei
'EEÜWSE,
id
E, Midden-
'ei
sknecht
bij J.YAN
waal Z. H.
B®.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Soes
De God van Nederland.
TWEEDE KAMER.
Financiëele Berichten.
I I I
11
TTERDAW.
ensdags en
6,30 en van
Rotterdam
dags en Za-
kdagen 7,30
4,30en op
,30.
s, uitgezon-
om 8,15; op
ndere work
's morgens.
7.46
7.56
8.17
7-bs
8.05
8.12
8.20
8.27
8.36
8.46
8.53
9.02
9.11
9.17
929
9-40
9.49
I0.—
10.46
12.13
8-SS
9.10
9-47
10.43
11.22
'2.29
"-3S
2.17
h, Crefeld
geen rei-
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p1.25
Enkele nummers„0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
EN
van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels 1.—, iedere regel
meer 10 cent.
Wie heeft toch het eerst die uitdruk-
j. kiDg in zwang gebracht: de God van
Nederland Geen enkel volk gebruikt
die zooals wij, en zjj klinkt ons evenmin
vreemd als: de God van Israël. Nooit
hoort men buitenlandsehe Christenen
zich alzoo uitspreken, en bij ons, al mag
ons het ongeloof daarom bespotten, is
zp btf velen te geliefd om ze prijs te
geveD,
De uitdrukking komt by Van Alphen
voor in de welbekende woorden op den
dood van Willem I:
Daar ligt de hoop van Staat, wie stuit
[nu Spanje's woeden
De handen hangen slap, de held wordt
[bleek van schrik;
„Wie leeft er die na hem ons Neerland
[zal behoeden?"
Zoo sprak het Neêrlandsch volk, maar
[Ncêrlands God zei: „Ik!"
Van Alphen was een innig en vroom
man, maar het zou mij verwonderen, als
zulk een stoute, forsche, b[jna overmoe
dige uitdrukking: de God van Nederland
in zijn hart was opgekomen. My dunkt,
hij moet dien hebben gekend als reeds
bestaande.
Er z(jn in Nederland meer van die
uitdrukkingen zonder vader ot moeder
of geslachtsrekening, algemeen bij de
kinderen Gods bekend en geliefd. Zoo
b.v. de uitdrukking, menigmaal voor een
tekst versleten: „Hij wil er van den
huize Jakobs om gebeden zijn" die
nergens voorkomt, want Ezechiël 3637
meestal hierbij aangehaald, luidt heel
anders en bedoelt heel wat anders.
Dergelijke uitdrukkingen echter teeke
nen ons volk. „De God van Nederland*
mag in de ooren van oppervlakkige
X lieden de vraag opwekken, of wij dan
gelooven, dat er een afzonderlijke God
voor ons land bestaat, wie dieper
denkt, zal terstond verstaan, dat hier
mede op God wordt toegepast, wat Lede-
ganck, de Vlaamsche dichter, zoo tref
fend van de liefde zijner moeder vooral
haar kinderen zegt:
De kring in 't algemeen had gansch
[haar hart ontvangen,
En nog dacht iedereen„de voorrang
[is aan mij".
Nederland voelt oud-testamentisch. Dat
is zijn eigenaardig karakter en dat geve
het niet prijs, vooral niet in deze dagen
van herinnering aan N.êrlands bevrij
ding in 1813. Kunt gij u een dichter als
Da Costa voorstellen in Duitschland en
Engeland? Is daar ook maar één, die
van verre op hem gelijkt? De Israëliet
in hart en nieren en die daarom juist
ook Christen was, eerst in verwachting,
later in werkelijkheid, kon alleen op
Nederlandschen bodem tieren en bloeieD,
waar hij in het huis van OraDje zijn
stamhuis van David en in den God van
Nederland den God van Israël terug
vond, en waar de verlossing uit de sla
vernij in Egypte haar wedergade had in
die van Spanje.
Dat karakter heeft Nederland groot ge
maakt en dat karakter te verwaarloozen,
heeft het tot den tweeden rang doen afda
len. Wanneer ooit ons volk weer beteeke-
nis zal verkrijgen voor de geheele wereld,
dan behoort het allereerst zijn eigen
karakter weer op den voorgrond te plaat
sen. Door van alles te willen zijn, is men
ten slotte niets. Door te vergeten, dat een
volk eerst groot wordt, wanneer het een
afzonderlijke plaats in de wereld inneemt,
en een eigen toon aangeeft, hebben wjj
ons veilaagd tot een rang beneden de god
delijke roeping, die wij behoorden te
erkennen.
Wij hebben ons verleden zoo vaak ver
geten, miskend, veronachtzaamd wij
en onze vorsten (want allen staan schul
dig) hebben zoo laf vaak gebedeld om een
weinig gunst van vreemden, zonder de
voorrechten te beseffen, die wij in Nor
lands God bezaten, dat eindelijk dit stam
huis ons slechts als een afgehouwen
tronk van Isaï wordt gelaten, of daaruit
door Gods genade nog 66n twijgje mocht
ontspruiten.
Maar zie, ook deze verwantschap met
Israël is voor ons een reden van ver
troosting te meer. Het huis van David
en het huis van Oranje, zij bieden ge
durig punten van vergelijking. De deug
den en de zonden, de zegen en de ellende
van deze beide huizen zijn telkens zoo
sprekend van gelijkenis, dat ook de onder
gang van beide verwantschap doet ge
voelen. Geen wonder dat de Joden in
Nederland altijd voor Oranje voelden en
dat wij, hoe vaak w(j op hen aan te
merken hebben, toch de Joden heel an
ders beschouwen dan z(j elders worden
aangezien. Zal Nederland nog een toe
komst hebben Ja, als het gevoelt eene
roeping te hebben. Neen, als het zich
schaamt zijn eigen karakter te dragen
en te handhaven.
Maar ook dit hangt af van Hem, Dien
wij den God van Nederland durven noe
men. Laat Hij Zijn Nederlandsch volk
niet los, zoo zal dit hieraan zichtbaar
zij 11, dat het zich weer voelt opleven in
zijn oud karakter. Vooral of het beseft
beteekenia te hebben voor de wereld
geschiedenis, niet door uitbreiding, maar
door dieper delven in de schatten, die
het bezit; door zijn taak, zijn heilige
roeping te gevoelen tegenover Oost-Indië
en West-Indië, landen aan zijn zorg en
hoede toevertrouwd; door in alle vraag
punten, die ten slotte de volken beheer-
schen, in het klein maar daardoor ook
degelijker, grondiger door te dringen en
bovenal door zich niet angstvallig vast
te klemmen aan het verleden, maar her
boren, hernieuwd, opstaande uit zijn
slaap de kleederen der gerechtigheid te
dragen, welke in Christus voor ons volk
ook gereed liggen.
Een klein volk, met een moeielijke
taalIsraël is tot den grootsten zegen ge
worden door hetgeen God er van maakte.
Waarom zou Zijn machtige arm ook
aan Nederland geen nieuwe beteekenis
kunnen schenken. H. P.
(De Bode der Heldringgestichten, 1890).
(Gewijzigd).
4 April 1913.
Mr. Troelstra heeft op het Paaschcon-
gres het woord gesproken
„Voor ons kan tusschen coalitie en
concentratie geen keuze zjjn. Wij staan
hier zonder eenige aarzeling aan de zijde
der concentratie."
De vrijzinnige pers verwondert zich
niets over deze mededeeling. Zij aan
vaardt haar als een van-zelfsheid.
En dat is ook zoo.
In 1905 is ook alles te hoopgeloopen
tegen het rechtsche kabinet. Men zal dit
weer zien gebeuren.
Aub de mogelijkheid van het tegen
deel heeft onzerzijds nog niemand ge
dacht.
Het zal straks zjj a een verweer tegen
de concentratie met inbegrip van de S.
D. A. P.
Of, wil men, tegen het bekende vier
span, waarbij Borgesius de leidsels houdt
en Troelstra op de trede er naast staat
met de zweep om er den gang in te
houden.
Het verweer zal gaan tegen de con
centratie Tydeman—Roodhuijzen—Van
Deventer-Troelstra, maar deze laatste
heeft de leiding.
Er z(jn voorteekenen aanwezig dat
straks bij de Juni-stembus door de vrij
zinnigen in verkiezingspamfletten en
volksvergaderingen zal geschermd wor
den met de Nederlandsch Hervormde
Kerk.
Het Kamerlid De Klerk, een unielibe
raal met steik roode tendenzen, brengt
zijn liefde voor die kerk steeds te pas en
te onpas te berde; de Goesche Courant
gewaagt er herhaaldelijk van;meer dan
een spreker van Links trachtte nu reeds
stemming tegen Rechts te maken met
de Hervormde kerk.
De heer Korthals Altes, de candidaat
van de vrijzinnigen voor Haarlemmer
meer, sprak volgens Eet Handelsblad:
„De politieke gestie van dr. Kuyper heeft
tot einddoel de vernietiging der Neder-
duitsch Hervormde Kerk. Door te stemmen
op een coalitieman loopen de Hervormden
storm op de muren van hun eigen kerk?'.
En de heer Drion, secretaris van den
Bond van vrij-liberalen, te Leeuwarden,
noemde nhet liberalisme een burcht tegen
de pogingen van dr. Kuyper de Ned.
Rerv. Kerk te versplinteren, om een ge
deelte daarvan in Gereformeerde handen
te brengen*.
En zoo wordt gesold met de Hervormde
Kerk door lieden, die ons verwijten kerk
en politiek te vermengen. Hetgeen niet
het geval is. Doch eilieve, wat doen zij
zelf
Eén troost, dat wel niet velen zich door
deze kerkverdedigers zullen laten foppen.
Althans onze Bechtsche kiezers voelen
in den regel al heel spoedig uit welken
hoek de wind waalt.
Een herinnering uit'1813.
Vooral ia het oosten van ons land heeft
men 1813 last gehad met de troepen der
bondgenooten, en wel beurtelings van
Engelschen, Hannoveranen, Zweden,
Pruisen en Kozakken.
Omtrent deze laatsten is naar De
Tijd meldt het volgende uit den volks
mond opgeteekend:
Ze waren zeer verzot op jenever en
brandewijn; maar ze dronken dezen
drank toch het liefst, als er wat peper
bijgevoegd Was. Dikwijls gaven ze zich
niet eens de moeite om het vleesch te
koken of te bradenze legden het onder
het zadel van hun paardje en reden het
murw om het daarna te verteren. Dat
was nog iets anders als van de Fran-
schen, die een bessenstruikje afsloegen
met de sabel, om vervolgens onder het
verder rijden de bessen op te peuzelen
ook een vetkaars was een groote lekkernij
voor de Kozakken. Begeerden ze een
gouden ring, die nog aan een vinger zat,
of een goüden belletje, dat in een oor
hing, dan zouden ze zich deze voorwer
pen toegeëigend hebben door eenvoudig
met hun sabel vinger of oor af te snijden.
Dikwijls kwamen ze te paard gezeten de
gang van een huis of zelfs wel het
woonvertrek binnenrijden, waar ze hun
paard dan aan een kast of kabinet vast
bonden.
Vrouwen en meisjes waren voor hen
niet veilig; deze moesten zich dikwerf
voor hen dagen lang schuil houden. Op
de openbare straat of op het marktplein
stookten ze vuren en ze geneerden zich
ook niet daar Zaterdagavond te houden.
Bij de boeren stalen ze alles wegdezen
brachten ook hun kostbaarheden bij de
burgers in de stad in veiligheid of be
groeven ze-ergens. In Almelo vertelt
men, dat er ergens een paar kozakken
door de Groote Straat reden. Ze werden
aangeblaft en nagerend door een hond.
Een der kozakken trok zijn lans, waar
van het achtereind in de laars rustte, en
doorboorde er den hond mee.
Willem de Clercq, die in het begin der
19e eeuw Twente bezocht, vertelt van
dit volkje het volgende:
//Men heeft in Almelo en elders deze
wonderlijke en half wilde menschen nog
veel beter leeren kennen dan b(j ons (in
Amsterdam).
z/Zij schenen bij al hun woestheid hun
godsdienst indachtig te zijnen kruisten
zich gedurig, vooral onder den maaltijd.
Een Almelosche vriend, die met eenige
Kozakken in zijn kamer zat en niet naar
bed durfde gaan, verveelde zich en nam
een boek. Nauwelijks was hij begonnen
te lezen, of h(j bemerkte met schrik, dat
dit aan een der kozakken zeer slecht
beviel. Daar hij echter gaarne wilde
voortlezen, bedacht hij het volgende:
terwijl hij het boek aan den Kozak ver
toonde, zelde hijJezu Cbristu». Hierop
naderde de Kozak, kruiste zich, nam de
handen van zijn gastheer in de zijne en
legde die plechtig op het boek. Na het
aldus gezegend te hebben, plaatste hij
het met grooten eerbied op den schoor
steen. Nu wild 3 de Almelcër zijn boek
weer opnemen, doch de Kozak zette zulk
een verschrikkelijk gezicht, dat hij het
niet duifde wagen.
„De Kozakken waren vrij woestwan
neer zij ergens aankwamen, liepen zij
met hun paarden door het huis en joe
gen dikwijls den heer des huizes de deur
uit om fourages te halen. Toen zfj eens
bij iemand zoo brutaal waren, nam deze
een Bijbel, die voor de hand lag en zeide
„Pope" (priester), waarop eensklaps de
Kozakken voor hem ter aarde bogen.
Maar deze kunstgreep gelukte toch niet
altijdeen ander heeft een Tartaar inge
kwartierd gehad, die te kennen gaf, dat
hij Mahomedaan was, en die een kip op
een zeer plechtige wijze van het leven
beroofde en daarna inzegende.*
De Kamer zette gisterenmorgen de
behandeling der Ziektewet voort, met
de beraadslaging over artikel 15, met
het daarop voorgestelde amendement-
Patjjn om den arbeider niet alleen recht
op uitkeering van ziekengeld, maar ook
recht op geneeskundige hulp te verzeke
ren. Voorts werd behandeld het amen
dement-Teenstra om niet alleen ziekte
ten gevolge van bedrijfsongevallen, maar
ook tengevolge van alle ongevallen bui
ten het ontwerp te stellen.
De heer Limburg (v. d.) vervolgde zijn
rede tot ondersteuning van het amen-
dement-Patijn. Met tal van voorbeelden
betoogde hij, dat door opneming van ge
neeskundige behandeling, de bezwaren,
als strijd tusschen doctoren en zieken
fondsen en gebrek aan doctoren ten
plattenlande er niet erger op zullen
worden dan ze zich ook kunnen voor
doen, met betrekking tot enkele verze
keringen aan arbeiders op recht van
uitkeering van ziekengeld. Maar al kan
de minister aantoonen, dat deze beschou
wingen onjuist zijn, dan nog zou het
een groote fout wezen indien de genees
kundige hulp .riet in het ontwerp werd
opgenomen. Immers op deze wijze moet
de verzekering vastloopen.
De heer de Wjjckersloot de Weerde-
steyn (r.k.) vroeg of de regeling van dit
artik n\ niet praejudiceert op de land-
bouw-ongevallenverzekeriDg, en of alle
bestaande onderlinge landbouwongeval-
lenverzekeriogen wel zullen kunnen vol
doen aan de door de regeering krachtens
deze regeling te stellen voorwaarden.
De heer Duys (s. d. a. p.) keurde 't af,
dat in het ontwerp gemist wordt de
gezinsverzekering en de regeling van de
uitkeering van begrafenisgeld, terwijl
z. i. ook van de moederschapverzekering
in dit ontwerp niets terecht komt.
Ook is 't volgens spreker verkeerd,
dat de minister niet in het ontwerp de
zoogenaamde kleine ongevallen heeft
behouden.
Spreker verklaarde, dat hij natuurlijk
zijn steun aan het amendement-Patijn
zal geven, maar de aanbeveling van den
heer v. Limburg kwam volgens hem te
laat. De heer Limburg had de rede
twee jaar vroeger moeten houden, toen
er nog kans van slagen was om de ge
neeskundige hulp in bet ontwerp te
brengen, doch toen zweeg deze afgevaar-
digde.
Minister Talma, aan het woord ko
mende, zeide 0. a. dat zijns inziens het
amendement-Teenstra geen aanbeveling
verdient. Spreker herinnerde, ter be
strijding van het amendement-Pat-ijn aan
zijn vroegere uiteengezette principieele
redenen, waarom in het ontwerp niet
is opgenomen de geneeskundige behan
deling. Ziekteverzekering is volgens den
minister een zuivere arbeidersverzeke
ring, terwijl de geneeskundige hulp een
belang voor minvermogenden in 't alge
meen is en ook een plattelandsbelarig.
Als zoodanig is deze kwestie in onder
zoek.
Na eenige kleine schermutselingen
werden beide amendementen die van
Patijn en Teenstra met rechts tegen
links verworpen en de artt. 15 en 16
z. h. s. aangenomen.
By art. 16a (verzekering van personen,
niet in dienst van een onderneming)
kwam aan de amendementen geen einde.
Dank zij het vaste standpunt door mi
nister Talma ingenomen, werden deze
amendementen met zeer groote meer
derheid verworpen. Morgen begint de
Kamer reeds met art. 31.
Kamerverkiezingen. De Chr. Hist. Unie
in het district Gouda heeft candidaat ge
steld den heer dr. J. E. Beumer te Utrecht,
en de A. R. kiesvereeniging in het district
Sliedn cht,vooiloopig opnieuw, den heer J.
v. d. Molen Tzn., wethouder van Rotter
dam.
De grenadiers en jagers. Gisteren
morgen had op de binnenplaats van de
Oranjekazerne te 's Gravenhage de split
sing plaats van het regiment grenadiers
en jagers in twee regimenten.
Een Departement van Verkeerswezen
Volgens de H. Ct. zou bij de Regeering in
overweging z(jn geen nieuwen directeur-
generaal der Post en Telegraaf te benoe
men, maar een nieuw Departement van
Verkeerswezen in te stellen, waarvan dan
genoemd dienstvak een afdeeling zou
worden, evenals de afdeeling Spoor- en
Tramwezen.
Eerste Kamer. Gisteren was aan de
orde de bespreking over de verbouwing
van Binnenlandsche Zaken. Minister Rs-
gout verdedigde met kracht het betreffen
de wetsontwerp, en men durft wel te
voorspellen, dat hij ook in deze Kamer
zijn pleit zal winnen. Feitelijk is reeds
gisteren de zaak beslist.
De winkelsluiting in Botterdam. De
commissie voor de strafverordeningen
heeft gisteren een afwijzend praeadvies
uitgebracht op de verzoeken om ook te
Rotterdam verplichte winkelsluiting in
te voeren.
2he Vitrite Works te Middelburg. Vol
gens de balans en de winst- en verlies
rekening van de naamlooze vennootschap
„The Vitrite Works" te Middelburg be
droeg het aandeelenkapitaal f300.000 en
werd over 1912 een winst-saldo verkre
gen van f250,955,72; tegen f173,271,616
over 1911.
Dit winst-saldo zal als volgt worden
verdeeldafschrijving op de gebouwen
f7136,666 (v.j. f789129)afschrijving op
inrichting f24 370.42 (v.j. f25.984.36);
aandeelhouders 35 pet. van f 300.000 is
f 105.000 (v.j. 25 ;ct. dus f75.000); be-
drijfsbelasting f2.387.50 (v.j.f2.062.50)
j tantièmes directeuren f40.000 (v. j.
f24 000); tantièmes commissarissen
f 20.000 (v. j. f 12.000)Reservefonds
f20.000 (v.j. f 14.333.46»)dotatie aan
pensioenfonds f 10.000 (v. j. nihil); ter
beschikking van de algemeene vergade
ring f 20.000 (v.j. f 12.000) en onverdeeld
winst-saldo f 1.561.14 (v. j. nihil).
Commissarissen wijzen op het zeer
gunstig resultaatwaar 35 pet. kan wor
den uitgekeerd.
Daar het reservefonds thans f150.000
of 50 pet. van het uitgegeven aandeelen
kapitaal bedraagt, stellen commissarissen
voor om aan dit fonds komende gelden