Ho. 142 1913
Dinsdag 18 Maart.
27e jaargang
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. j. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Landbouw.
Binnenland.
Uit cte Provincie.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p1.25
Enkele nummers0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
EN
van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels 1.—iedere regel
meer 10 cent.
Zij, die zich met 1 April a.s op ons
blad abonneeren, ontvangen de nog in
Maart verschijnende nummers gratis.
Ophouden van abonnementen kan
alleen bij het eindigen van het kwar
taal geschieden.
Dezer dagen werden wy verrast met
berichten, uit Kapelle en elders, dat de
landbouwers hun zaad weer had ten om
geploegd, dewyi alles door het ongedierte
bleek opgevreten.
Ic verband met deze berichten dach-
teD wy zou er ook velband kunnen
bestaan tusschen dit brutale optreden
van kwadwormen en engerlingen, en
het aigemeen „onscbadeiyk" maken van
den molt
Prof. Ritzema Bos althans, zeker een
specialiteit van betfekenis, heeft het de
moeite waardig gekeurd het weer eens
voor dit nuttige dier op te nemen, en in
het belang van den landbouw de be
scherming voor hem in te roepen, waar
toch jaren uit ons land niet minder dan
1 2 millioen mollenvellen per jaar
woiden vervoerd, wat dus zeggen wil,
dat even zooveel mollen worden gevan- j
gen en gedood.
Gaat het, zóó door, dan voorziet de
hoogleeraar, binnen afzienbaren tydeen
totale uitroeiing van dit dier. Hy zegt
daarvan
Langzamerhand schijnt weliswaar de I
vangst van mollen hier te lande wel iets I
te zijn verminderd, maar zjj wordt toch
nog s:eeds op groote schaal uitgeoefend
eerst geschiedde zulks voornamelijk in
Friesland en Zuid-Holland, maar tegen
woordig bijkans overal in ons land. Ea
het resultaat zal ontwijfelbaar zijn, dat
de mol in sommige streken weldra ge
heel zal worden uitgeroeid, in andere
streken althans zeer schaarsch zalwor-
den. En dit te meer wjjl de voortplan-
ting bij dit dier niet uitermate sterk is.
Het aantal jonge a van een worp bedraagt
minstens 8, hoogstens 7, gewoonlijk niet
meer dan 4 of 5. Ook werpt de mol niet
vaker dan éénmaal per jaar. De jongen
zjja bij de geboorte naakt en onbehol
pen eerst vijf weken na hun geboorte
kunnen zij desnoods op eigen beenen
staan, hoewel ze ook dan nog den steun
der moeder mol niet best kunnen ont
beren. Dit is eerst acht weken na hun
geboorte h^t geval. Het laat zich inzien,
dat bjj een zoo langdurige hulpbehoe
vendheid der jongen, het zeer waarschijn
lijk is, dat van de meeste worpen onder
scheiden exemplaren het niet tot vol
wassen mollen brengen. Vooral, wanneer
er vepl .jacht op de mollen wordt ge
maakt, is de kans heel groot, dat menige
moedermol, die thuis haar hulpbehoe
vende jongen heeft, wordt gedood, ter
wijl z|j aan het wroeten is om voedsel
te vindenen dan verhongeren natuur
lijk de jongen, als zy op dat tjjdstip de
moedermelk nog niet kunnen missen.
Er is nog een omstandigheid, die
maakt, dat het aantal mollen in de eene
of andere streek, ook zonder dat ze
worden uitgeroeid, toch nooit sterk toe
neemt: het aantal mannetjes is altijd
veel grootei dan dat van de wijfjes. Er
grijpen dan ook in het begin van den
paartijd hevige gevechten tusschen de
mannetjes om het bezit van een wjjfje
plaats, in welke gevechten menige man
nelijke mol het leven laat.
Waar nu de voortplanting naar ver
houding zoo gering is, is de kans op het
totaal uitgeroeid worden van den mol
in streken, waar er jacht op wordt ge
maakt, zeer grootvooral in lage stre
ken, die in den winter onder water loo-
pen en waar de mollen soms bh massa's
verdrinken.
De uitroeiing nu, of zeer sterke ver
mindering van den mol, acht de faoog-
leeraar een nadeel, voor den laDdbouw.
Hy toch rekent de mol tot de nuttige
diereD, die de landbouwer niet missen
kan, en rsrkondigt nogmaals met kracht,
dat de m.ol een uitsluitend vleeschetend
dier is en zich nooit voedt met plantaar
dig voedse',
Wèl is het waar, dat hy zoowel nuttige
als schadelijke insecten wegvangt, maar
dat dit geen reden behoeft te zyn, om
den mol te verdelgen, beredeneert de
professor als volgt
Dat de mol door het eten van ver
schillende schadelijke Insecten van groot
nut kan zijn behoeft wel geen nader
betoog Overigens zou hy zeker nog nut
tiger wezeD,wanneer hy tevens niet zoo'n
groot liefhebber van regenwormen was.
Dat hy ze ook zou verkiezen boven en
gerlingen, aardrupsen, emelten en veen
mollen is te betwytelen en by gelegen
heid van het woelen, dat hy overdag
doet, vangt hy zeer zeker meer insecten
larven dan regenwormen. Maar wanneer
de mol minder regenwormen at, zouky
natuuriyk nog meer insectenlarven ver
nielen dan hy nu doetin zoover maakt
zyn smaak voor regenwormen hem min
der nuttig dan hy zyn kon. Men zegt
nu wel eens dat de mol schadelijk is,
omdat by zooveel regenwormen, welke
dieren van groote beteekenis zijn voor
de vruchtbaarmaking van den grond,
verdelgt. Deze redeneering gaat echter
niet op, omdat de regenwormen op de
bodems, waar zy willen gedijen, zich
vermeerderen in zoodanige mate, dat wat
de mol tot hun vermindering =bydraagt,
niet veel beteekent. De aanwezigheid van
10, 20 of zelfs nog meer mollen opeen
hectare gronds belet niet, dat deregen-
wormen daar, als de bodem voor hen
geschikt is, uitnemend biyven tieren.
Men behoeft den mol niet uit te roeien,
omdat hy regenwormen eet.
Absoluut nuttig of absoluut schadeiyk
is de mol niet. Maar het nut heeft de
overhand en in de meeste gevallen is de
schade van het woelen in den grond
kleiner dan men denkt, al zyn er ver
schillende gevallen, waarby de mol be
slist kwaad doet:
Door 't omwoelen van den bodem doet
de mol wel eens belangrijke schade aan
de plantenteelt. Op gras- en weideland
is dit omwoelen niet zoo erg.
Anders is het met die jonge planten,
welk een hoofdworteltje hebbep, dat nog
slechts weinig vertakt is. Zoodanig plant
je wordt door het graven van den mol
uit den grond gewerkt, zoodat het sterft.
Maar ook dit brengt niet by alle soorten
van gewassen schade mee. Dan landbou
wer is het in het alg uneeD vry onver
schillig, of er op z.yn akkSr een niet al
te groot procent planten doodgaan mits
deze stervende planten maar niet op een
hoop byeenstaan. Valt er hier en daar
een plantje tussehenuit, de daarombeen-
staande planten ontwikkelen zich des te
sterker, en de totale opbrengst van het
stuk land, waarom het den landbouwer
toch maar te doen is, wordt er niet ge
ringer door.
Een gewas echter is er, waarin de land
bouwer geen mollen kan dulden dit is
vlas. Vlasplantjes kunnen ei In 't geheel
niet tegen, da; de mol ze uit den grond
woelt. Een vlasakker ziet er, zooals men
weet, wanneer de plantjes nog heel zyn,
fraai effen zeegroen uitde mollenritten
zyn op zoodanigen akker reeds op een
afstand duideiyk zichtbaar als gele, heen
en weer gekronkelde strepen op het zee
groene veld. Overal waar de mol zich
onder de bodem-vlakte heeft voortbewo
gen, zyn de vlasplanten geel geworden
en afgestorven. ïïn nu is het by vlas
wél kwaad, wanneer er planten tasschen
wegvallen. De omstaande planten ver
takken zich dan sterker, maar dat is juist
wat men by het vlas niet wil. Ook In
groan te- en bloementuinen, vooral in
broeibakken, kan men de mol niet heb
ben en moet men heen bestiyden. Op
hooi- en grasland kunnen de molshoopen
last veroorzaken by het maaien. En in
en naby djjken kan men den mol in 't
geheel niet dulden, daar by door zyn
graven den dyk verzwakt.
Ten slotte komt de geleerde schry ver
tot déze conclusie:
Bescherming van den mol overal en
ten allen tyde kan dus niet worden aan
bevolen. Sn een wetteiyke bescherming
van den mol zou dus niet zyn in te voe
ren, zonder de belangen van velen ern
stig te btnadselen of zooveel uitzonde
ringen toe te laten, dat de bescherming
niet veel meer te beieeke en had.
Toch is 't noodig, iets te doen tegen
het stelselmatig wegvangen van mollen
door de mollenvangers van beroep. Het
dooden van den mol hy de wet te ver
bieden gaat niet.
klles moet dus worden gedaan, om
by grondgebruikers en grondeigenaars
de overtuiging te vestigen, dat die stel
selmatige uitroeiing vau den mol uit
winstbejag hoe eerder hoe beter moet
ophouden; want dat de mol, hoezeer
soms schadeiyk voor onze kultures, in
't algemeen als een hoogst nuttig dier
moet worden beschouwd, welks algeheele
uitroeiing zeer ten nadeele van den land
en tuinbouw moet uitkomen. Ten over
vloede kan nog worden opgemerkt dat
de mollenvangers soms de weiden op
ergeriyke wyze vernielen.
Laten allen, die hun weiden en bouw
landen en in 't algemeen terreinen ver
pachten, waarop de mol niet dan by uit
zondering schade doet, zulks doen onder
de bepaalde voorwaarde, dat daar .geen
mollen mogen worden gevangeD, dan
eventueel met hun uttdrukkeiyke toe
stemming.
Laten verder allen, die de land- en
tuinbouwers voorlichten, telkens en tel
kens weer belanghebbenden wyzen op
de groote rol, die da mol ten opzichte
van onze kultures speelt. Vooral ook de
practische land- en tuinbouweis die van
het nut van den mol overtuigd zyn,
kunnen in dezen zeer veel goed doen.
Inzonderheid de jeugd moet voor de zaak
gewonnnn worden.
Maar men vergete niet, dat de mol
reeds in onde; scheiden streken onzes
lands schaarsch is geworden en dat
wil men daar het uitsterven van dit dier
voorkomen spoedig moet worden ge
handeld.
18 Maart 1913.
Ook in het afbreken niet eene.
Men kent het dreigement der concen
tratie-mannen wint links, can zal de
Invaliditeitswet, worden ingetrokken.
Dat is zoo OBgeveer het meest positieve
element uit het strydprogram.
Onomwonden en beslist werd dit be
loofd.
Het 8Chynt eveDwel dat zelfs deze toe
zegging niet zal worden nagekomen.
De vryzinnig-democrat sche Prof.
Kohnstamm althans, in Groningen op
veroveringen uit, zelf Kamercmdidaat,
heeft aldus gesproken
»By de algemeene beschouwingen
van de wet-Talma is gezegddie wet
kan links niet uitvoeren, wanneer die
party aan het bewind mocht komen.
Met dit geval kan spreker zich in geen
geval vereenigeD, en nu het amende
ment op art. 857 is aaDgenomen waar
by den 70-jarigen een pensioen kan
worden uitgekeerd (althans die bepa
ling ingaande binnen 6 maanden) nu
is intrekking van de wet-Talma een
onmogeiykheid».
Zoo komt er reeds by enkelen bezinning.
Daar zullen nog wel meerdere belof
ten niet vervuld worden.
Niet alleen in het opbouwen, maar
zelfs in het afbreken zyn de heeren het
niet eens. Rotterdammer.
e
Socialisme en godsdienst.
Een merkwaardig verschynsel.
Het socialisme heeft van den gods
dienst gemaakt een „privaatzaak", maar
het is van algemeene bekendheid, dat
de groote massa van zyn aanhangers
van allen godsdienst is vervreemd.
Er is nog wel idealisme.
Maar het wordt zoo schaarsch.
De menigte gaat op en onder uitslui
tend in de vragen van dit stoffaiyk en
tydelgk leven.
Dat is een gemis. Dat dreigt een ramp
te worden. Smalend gewaagt men wel
van den „wissel op de eeuw:gheida, maar
wie wat dieppr ziet dan de oppervlakte,
is toch jaloersch op óns Christenvolk,
dat de hope des eeuwigen levens kent
en daardoor niet ondergaat in het mate-
rlalisar, dat alleen kent de stoffeiyke
dingen van dézen tyd.
Wat meldt men nu uit Amsterdam t
Daar zal een proef genomen worden
met Zondagmorgen-byeenkomsten, die
een „religieus-socialistisch* karakter
zullen dragen Godsdienstige samen kom
sten dus op socialiguschen grondslag.
Den 9ec Maart sprak er een predikant
over „De doek van Veronica, over Chris
tusbeelden in de Kunst en in de Evan
geliön".
Den 16en Maart is het onderwerp„De
wordiDg eener nieuwe Levensgemeen
schap". Ea met Paschen zal een oud
predikant het hebben over„HerryzeDis
van de ziel der menschheid".
Er wórdt gemis gevoeld
Maar ach hoe arm de ziel, die zóó ver
zadigd moet worden Gebroken bakken,
die géén water houden, moeten vergoe
den 't gemis van de volle Fontein van
levend water! Friesch Dagblad.
Kleingeestig.
Ongetvyfeld zyn er onder de liberalen
hoogstaande mannen, die zich nimmer
zullen verlagen tot min edele bestryding
van hun tegenpartijders, mannen, die de
belangen van het land niet gaarne zouden
opofferen aan het chicaneurig bedryf, dat
zoovele kleine zielen plegen uitte oefenen.
Helaas, onder de vryzinnigheid vindt
men ook nog vele kléin jjeestigen, die in de
keuze van hun wapenen in het geheel niet
kieschkeurig zyn.
Zeker politicus b.v. fceeft in de Zwolsche
Courant een onvervalscht getuigenis af
gelegd van gebrek aan opvoeding en
onbekendheid met betameiyke manleren.
Biykbaar was de man een weinig ge
prikkeld door den lof, die minister Coiyn
in de laatste weken van aïle -ijten,zoo
van links als van rechts, is toegewaaid
geworden Althans, de Zwolsche Courant
dmfde als volgt scb>y en ov>-r oezen enoi-
nenten staatsman, onzen krapigen minis
ter van Oorlog
„Colino ol kleine Cool, die een groote
Cool wil zyn, een brave boerenzoon, die
uit zyne jeugd eenige boerenmanieren
overgehouden heeft, die wy hem in de
drukte en beslommeringen van zyn dub
bel ambt gaarne vergeveD".
Hoe klein, niet waar En dat niet in
een of ander vuil strooibiljet ot verkie-
zingsblaadjê, zooals er tegen de verkie
zingen zoo vele als paddestoelen uit den
grond verrijzen, maar in de men zou
byna zeggen „deftige" Zwolsche Cou
rant.
Men zou nu denken, dat de Zwolsche
van alle kanten was aangevallen over dit
min oorbaar geschryf. Met een kort woord
had men haar deze euveldaad toch wel
onder het oog kunnen brengen. Maar
neen, slecht een enkel orgaan heeft dit
noodig geacht. Het doet ons genoegen,
dat wy ook nog een liberaal blad kuDnen
noemen, dat den meed heeft gehad de
Zwolsche heftig te becritiseeren.
Eet Vaderland heeft onvoorwaardelijk
instemming betuigd met de klacht van De
Standaard „over de laf-lompe lastertaal*
van da Zwolsche.
Het Vaderland schreef, dat wie
minister Coiyn aldus meende te kunnen
beatryden, „zichzelf een brevet van poli
tieke onkunde (geeft) en slechts de zaak,
die by zegt voor te staan (schaadt)".
„Coiyn", alus vervolgt het blad, //is een
groote kracht Voor dit ministerie, en dat
men grooten eerbied voor zyn persoon in
de Kamer heeft, zoowel by de regeeiings-
party als by de oppositie, daarvan is her-
haaldeiyk geblekenen met de pers staat
het net zoo".
Da vryzinnige pers had echter in dit ge
val wel wat beter vertegenwoordigd voor
den dag kunnen komen en ze behoeft toch
niet op een klacht van De Standaard en de
instemming van een zusterorgaan te
wachten 1
De Minister van Waterstaat, mr. Ra
gout betert thans goed van deviy hard
nekkige ir fluenza, waardoor hy de laatste
weken het bed moest houden. Hy mag
thans bed en ziekenkamer verlaten, maar
gaat nog niet naar het departement.
De Javab. meldt dat 20 Februari
met de Hollandsche mail 27 mariniers
en matrozen van in de Indische wateren
vertoevende marineschepen, in verband
met de geheime circulaire van minister
Coiyn naar Nederland teruggezonden
zyn.
E.N.TO.S De Eerste Ned. Ten
toonstelling op Scheepvaartgebied zal 5
Juni plechtig geopend worden.
Overnachten buiten de kazerne. De
miliciens var de lichtingen 1907 en 1908
die dit jaar voor herhalingsoefeningen
onder de wapenen komeD, mogen weder
om op aanvrage en volgens de daarvoor
evenals in vorige jaren van kracht zynde
bepalingen, buiten de kazerne over
nachten.
Het Christelijk Letterkundig Verbond
houdt haar jaarvergadering op Woensdag
26 Maart 1913 te Amsterdam. Op de
agenda komen o a. voorVerkiezing van
bestuursleden^; aftr. de heeren A. J. Hoo-
genbirk en L. Kupérus. Naast hen stelt
het bestuur als candidaten de heeren G.
Beumer te Watergraafsmeer en A. P.
Soöep te Amsterdam. Herdenking van
het 121/» jarig bestaan van het Verbond(ï)
Werkprogramma voor de kringen. Ver
handeling over «Napoleon Bonaparte,
de Corsicaan* door d«. J. H. Geselschap
W.J.zd. te Vaassen.
Naar wy vernemen zyn by den
heer mr. P. Dieleman ernstige bezwaren
gerezen tegen het aannemen van 69n
candidatuur voor de Tweede Kamer in
het district Oostburg. Wy hopen en
i vertrouwen, dat, vtaar deze candidatuur
door onze geloofsgenooten zoo goed als
alg°meen met ingenomenheid wordt
begroet, de bezwaren van den heer Diele
man niet onoverkomeiyk zullen biyken.
Ht stemmeucyfer door hem in 1909 be
haald, strekke hem -in deze tot bemoe
diging. N. Z. Crt.
Middelburg. By K. B. is met ingang
van 14 dezer aan m'r. A. P. SaouckHur-
gronje alhier op zyn verzoek eervol ont
slag verleend als voorzitter van den raad
van beroep voor de vermogensbelasting
en van dien voor de personeele belasting
alhier. By K. B. van denzelfden dag
is de heer mr. Snouck Hurgronje bevor
derd tot officier in de orde van Oranje-
Nassau.
Middelburg. De heeren mr. P. Diele
man en P. Dumon Tak te Middelburg
schonken ieder aan de vereeniging «Mid»
delburg Vooruit" voor haar met Pink-
steren te houden festival een zilveren
medaille. De firma Van Woerkens en de
heeren P. J. M. Dierikx en Chr. A. Holt-