Donderdag 26 September.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 304
26e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
„Met groote zorg".
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Zij die zich met 1 Oct a. s. op ons
blad abonneeren, ontvangen de nog
in September verschijnende nummers
gratis.
Vreugde in den Heere.
Dr. Kuyper's bedanken als Kamerlid.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1.25
Enkele nummers0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
EN
van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—li regels 1.—, iedere regel
meer 18 cent.
Aan de Lezers.
Met 1 October te beginnen zal ons
blad den datum dragen van den dag,
waarop de Courant wordt gedrukt,
zoodat de Courant die des Maandags
gedrukt wordt en bij een groot deel
der abonné's besteld wordt het Maan*
dagnummer wordt; enz.
Heeren adverteerders zij op deze
verandering gewezen; wanneer zij
nu voortaan een Advertentie opgeven
bijvoorbeeld voor het no. van Zater*
dag, dan komt die Advertentie in
het nummer dat Zaterdags gedrukt
wordt; en dus niet meer ge-
l?k tot nu toe in het no. dat
Vrijdags gedrukt wordt.
Aldus gaat de Terugblik-scbiyver in
0«8 Tijdschrift verder:
Historisch. zyn beteekent niethet
historisch gewordene op zeker willekeurig
tijdstip te flxeeren, en te verdedigen te
genover het historisch-wordewde, want
dat is conservatief; maar het beduidt:
met het bestaande en het wordende ge-
lijkelijk rekening te houden, beide gelijke
kansen te geven, echter met dien ver
stande, dat het nieuwe leven niet het
levenslicht voor het oudere moedwillig
en noodeloos wegneme.
Zéó staat de historische richting even
positief tegenover de vooruitstrevend
heiddie systematisch het nieuwere als
het betere verkiest en voortrekt boven de
oudere sociale vormen, als tegenover de
behoudzuchtdie het wordende nieuwe
leven ketent ten koste van het bestaande.
En dit toegepast op de kerkelijke poli
tiek, beteekent het, dat de historische
richting niet slechts rekening moet hou
den met wat de Hervormde kerk éénmaal
in ons volksleven was, maar ook met
wat z|j thans, dA het modernisme, na
de afscheidingen, na de massa-overgang
tot de Remonstranten in sommige ge
meenten, na het steeds toenemend ver
lies van hen „zonder godsdienstige be
lijdenis" is. En dan zal elkeen, zelfs by
die lid der Hervormde Kerk en aan die
kerk van harte gehecht is, moeten er
kennen, wanneer h|j zich niet doodstaart
op het door de volkstelling opgegeven
aantal harer leden, maar zich realiseert
wat z|j eens was, en wat z|j thans uit
wendig en inwendig is, dat die kerk
thans niet de minste aanspraak meer
maken kan boven b.v. de Katholieke
Kerk, om, «de volkskerk by uitnemend
heid" te heeten, en dat van hare eigen
zedeiyke profetenmantel geen klein pand
is terecht gekomen op deGerefor
meerde Kerken, hoe klein ook in aantal,
hoevyandig //misschien* ook gezind.
En in die objectieve waarheid ligt ook
wy zeggen niet het juridisch recht
maar de zedeiyke billijkheid van het
streven ook de overige kerken, in 't by-
zonder ook de Gereformeerde Kerken, als
onderdeelen der algemeen zedelyke en
ideale „volkskerk" naar evenredigheid te
doen deelen in de baten, die aan de
„Groote Kerk" vroeger uitsluitend toe
kwamen.
En zoo is het evenmin historisch op
de scholen een soort volks-christendom
te willen handhaven, ons volk in zyn
geheel als een »christeiyk volk" te biy-
ven beschouwen, tegen den wil van ons
volk in.
Dat ware omgekeerd precies dezelfde
fout begaan, die het liberalisme, met zyn
opdringen van de ongeloovige „volks
school" heeft gemaakt.
Dit zou slechts d&n kunnen indien
„ons volk" zich in zyn geheel nog niet
zou schamen christeiyk te heeten en dat
ware, ook in onzen tyd, nog seerwaar-
gchyniyk het geval zonder de positief-
ongodsdienstige propaganda die èn neu
trale school, èn vryzinnigheid ondanks
alle beweringen van het tegendeel, sedert
40 jaren in ons land voeren. Dat zien
wy aan Engeland, waar het liberalisme
werkeiyk liberaal geweest is, en waar
de christeiyke jongelingsvereenigingen,
het Heilsleger etc. nationale instellingen
zyn gewordenwaar het toestaan van
de vryheid om het, op de „public school"
behouden „algemeen" (onkerkeiyk) chris
telijk onderricht niet by te woDen, geen
ander gevolg heeft gehad, dan dat thans
nog slechts gemiddeld ééa op de 10000
leerlingen van de vryheid gebruik maakt.
DaAr zou een „historisch" man mogen
en moeten spreken en handelen als dr.
Kromsigt, en mr. Van Laar. Maar in ons
land is het helaasanders. De breuk met
het christendom in welken vorm ook
is er, door een aanzieniyk deel des
volks, op'.etteiyk, welbewust en welbe
raden gemaakt.
Toen voor kort, in een stuk uitgaande
van B. en W. van Rotterdam gesproken
werd van „ons christeiyk volk", hoonde
aanstonds een anonymus in de Wereld
Dankje, wy vrijzinnigen willen niet tot
»ons christeiyk volk" behooien
De naam »christeiyk« zelfs, is zoo voor
een deel des volks tot een aanfluiting
geworden.
Dat is tragisch maar het is zoo.
En wie nu tegen de historische wer-
keiykheid in, de fictie van de Hervormde
Kerk als de „volkskerk" en (erger nog)
van het christendom als de volksgods
dienst wil behouden, die moet noodzake-
ïyk bedrogen uitkomen.
Wat mr. v. d. Laar, dr. Kromsigt, èn
andereD, biykens het verhandelde in de
jaarvergadering der Chr. Hist. Unie en
op da dezer dageD gehouden „Zeeuwsche
Landdag" èn op kerkeiyk èn op
schoolgebied w'llen biykende uit
hunne houding tegenover art. 192 en 171,
der grondwet, is noch historisch, noch
anti-revolutionair maar, oprecht ge
sproken, contra-revolutionair, reactionair
naar, en restauratief van den toestand
voor 1857: een ontkennen van de zeker
betreurenswaardige maar nochtans reëele
laatste halve eeuw onzer geestelyke ge
schiedenis.
Een pogen dat niet slechts op „histo
risch" standpunt ongeoorloofd, maar
bovendien even hopeloos.als gevaariyk is.
W aaroin
Wyi de poging tot verwerkeiyking van
dit hervormd-elericale ileaal (hoe aan-
trekkeiyk het óók ons, als privaatpersoon,
moge toescbyneD) alléén kan leiden tot
een onbedoelde versterking van het onge-
loofs-clericalisma der vryzinnigen door
de heerschende neutrale school. Want
waar een-zelfstandige meerderheid door
dr. Kromsigt en mr. v. d. Laar's mede
standers nimmer zal zyn te verkiygen,
zyn ze op coalitie aangewezen en wel,
waar de rechtsche paityen, door schade
en schande wys geworden, nimmer meer
het avontuur van 1857 zullen willen
hernieuwen, op coalitie met de linker-
zyde die reeds welwillend glimlacht,
eD lange approbatieve .uittreksels uit De
Beukelaar in hare kolommen opneemt.
En terecht vanuit haar politiek-tactisch,
hoewel verachtelijk vanuit haar principieel
standpunt. Want zy is slim genoeg om
het in te zien, dat ook thans, als voor
heen, deze nieuwe coalitie er een zal
worden als die van Engelschen en Hol
landers voor Gibraltar F samen vechten,
maar slechts voor één 'van beiden de
vryzinnigen weten wel voor wie de
buit.
Thans als voorheen
Want, waariyk, if de les van de ge
schiedenis van het grondwetsartikel van
1818 en die van de wet van 1857 dan
nóg niet hard genoeg geweest?
Ook die wet en dat artikel rampzaliger
nagedachtenis toch, zyn aangenomen
door een gsmsngde meerderheid, voor een
klein gedeelte bestaande uit voorstanders
van een absoluut godsdienstloos, rationa
listisch „neutraal* overheids-onderwys,
zooals het thans is, voor het grootste deel
echter, door de medestanders van Van
der Brugghen voorganger van dr.
Bronsveld, dr Kromsigt en dr v. d. Laar
in één woord, door de hervormd-cleri-
calen- of zoo dit woerd te hard klinkt:
van de hervormde staatskerk-, alias
volkskerk-voorstanders.
En ook toen was de uitnemende be
doeling, geenszins eene neutrale school,
maar evenals thans by dr. Kromsigt c.s.:
het handhaven van het algemeen-chris-
teiyk volkskarakter tegen het separa
tisme.
Zelfs het Ned. Onierwyzers-genoot-
schap dat dezer dagen zyn getrouwen
op de bres riep voor de bedreigde „ab-
soluut-neutrale-staatsschool" stond toen
1857op dr. K.'s standpunt
z/Iddien* zoo sprak het in z|jn Adres
aan de Tweede Kamer, „indien de
algemeen Christelyke school van 1806,
die daarom een algemeen christelyke kan
zyn, dewyi er een Israêlietische naast
staat, thans door de wet opgeheven, om
dat zy de Israêlietische niet erkennen
wil, dan achten wy de gezindteschool,
hoe erg een kwaad op zich zeiven, even
wel nog een geringer kwaad, dan de
niet-Christeiyke school, en zullen wy hoe
noode dan ook, ons gedrongen gevoelen
de byzondere gezindteschool voortaan by
de Natie aan te pryzeD en de openbare
lagere, als de in Nederland onbruikbare,
openly is af te keuren*.
»Daar wy vertrouwen, dat dezeziens-
wy'ze de meest algemeene is, zal de
Wetgevende Macht, onzes oordeels, haar
doel voorbystreven, de gezindteschool op
den duur overal in Nederland doen ont
staan, zoo zy de zucht naar eenheid van
school overdryft en eene enkele voor
Christenen en Israëlieten even bruikbare
school wil scheppen, die men wel op het
papier kan zetten, maar in het leven
nimmer invoeren*.
Het zal nu gaan als in 1857. Men zal
links de hulp, zelfs de negatieve hulp
van //thuisblijven" by de verkieziDg,
gaarne aanvaarden maar het loon
achterwege laten.
De wending door dr. K. in door mr.
v, d. L buiten de rechtsche party verban
den in de laatste maanden tegen de
nieuwe art. 192 en 171 volvoerd, gaat
uit van dezelfde onjuiste gedachten, die
de //groote protestantsche party" tot voor
stemmen voor de wet van Brugghen
dreef, en moet daarom uitloopen op de
zelfde tragische teleurstelling als in 1857.
„Door die ééne verrassende wending»
(en dr. K. en mr. v. d. L. kunnen het
zich voor gezegd houden) voegde Groen
van Prinsterer v. d. Brugghen toe „hebt
ge u selven en ons machteloos eD onbruik
baar gemaakt. G|j zyt machteloos: Cir-
cumspiceGy hebt, meer dan ooit, de
oppositie gemaakt tot regeerende partij.»
Maar de waarschuwing heeft niet ge
holpen.
De transactie waartegen door Beets en
Heldring en Secretan, op de bekende
vergadering te Amsterdam in October
1848 reeds gewaarschuwd was by monde
van Beets: De Christen „wachte zich
wel om door het laten gelden van zyn
Christelyke wenschen by de daarstelliDg
van de organische wet op het openbaar
onderwys met den Staat in eenige trans
actie van beginselen te treden* die
transactie is toch aangegaanen meD
weet de rest.
Reeds 5 jaar later constateerde Reede
v. Oudshoorn dat by de uitvoering der
wet de bedoeliDg der kleine minderheid
over de, duideiyk uitgesproken bedoeling
der groote „hervormde" meerderheid van
de ondersteuners van v. d. Brugghen had
getriomfeerd.
En zou dr. Kromsigt nu waariyk mee-
nen, ondanks de aanmoedigende knip
oogjes van da „verdedigers der Her
vormde Kerk" en van de „handhavers
van de eenheid" der natie ter hnkerzyde,
dat het thans (nu zijne groep omgekeerd
als 1857 de kleine minderheid tegenover
de groote meerderheid der besliste anti-
christeiyke linkerzyde vormt, zelfs by
eene, naar het ons toeschynt onmoge-
iy ke wetteiy ke realisatie zy ner wenschen
een nieuwe, zy het dan bescheidener,
transactie met den Staat,) beter zou gaan
b|j de toepassing?
Moge men nog intyds inzien, dat ook
nu slechts voortgezette stryd iD plaats
van definitieve pacificatie het diep-teleur-
stellend gevolg van dr. K's en mr. v. d.
L's goedbedoeld maar onberaden en on
politiek predikanten dryven zal zyn.
Vreugd in den Heer is 't geheim van myn
[leven j
vreugd in den Heer Is de klare fontein
van al myn denken, myn willen, myn
[streven
vreugd in den Heer is myD eigeniykzjjn.
Vreugd in den Heer is de kern van myn
[pieeken
als ik een ziel t-e winnen beoog;
vreugd in den Heer doet myn lippen wèl
[sprekeD,
vreugd in den Heer geeft kracht aan
['t betoog.
Kon ik u allen, kon ik u geven,
vreugd in den Heer, als sla venden dronk
die reeds aan zóó vele stervenden,
['t Leven
zóóveel vertwyfel8nden Hope weer
[schonk
Vreugd in den Heer, ze is er voor
[allen,
need'rig, aanzieniyk, machtig of klein
vreugd in den Heer zal doen jublen en
[schallen
iedere ziel die des Heeren wil zyn.
NELLIE TAN KOL.
Politicus zet in de Opr. Haarl. Crt.
zyn beschouwingen voort over dr. Kuy
per's bedanken als kamerlid. Aldus gaat
hy verder:
„Wel eigenaardig is 't, en zeer opmer-
keiyk, dat zoodra de vraag aan de orde
komt: „Wie zou dr. Kuyper eventueel
kunnen vervangen het antwoord een
stemmig luidt: „Dat weten wy niet.
Voorzoover wy kunnen nagaan, past
de profetenmantel des Leiders geen zy-
ner naaste volgelingen, althans niet van
de antirevolutionaire Kamer-club."
En aldus is 't ook
Het eigenaardige verschynsel doet zich
voor, dat de heer Kuyper; zoovoortref-
feiyk de kunst verstaande om zyn
»menschen te ontdekken"die personen,
van wie nog betrekkeiyk kort geleden
niemand, althans buiten de meer-intie-
men kriDg der anti-revolut. partyg9noo-
ten, iets byzonders vermoedde op het
gestoelte der eere kwamenzeer ge
wichtige en hooge ambten gingen be-
kleeden. En. 't moet erkend, slechts
zelden faalt de scherpe blik van den
aanvoerder. Onder de Ministers van
Koloniën, die sinds '48 aan de groene
tafel kwamen, om nu maar niet terug
te gaan tot de periode van véór het
verantwoordeiyk ministerschap neemt
de heer Idenburg een eerste plaats in,
en deze hulde wordt den oud kapitein
van het Indische leger „omnium con-
censu", door vriend en tegenstander,
gebracht Omtrent de beteekenis van
den heer Talma als bestuursman mogen
de opinies verdeeld zyn, dat hy een
zéér talentvol man van universeele ken
nis, van genialiteit, van yzeren werk
kracht is, niemand zal het durven be
twisten.
Toch is het „intellectueel peil" van
dr. Kuyper's naaste omgeving in de
Kamer, in het centrum zijner party,
niet byster hoog. De adjunct-leidertot
dusver de „régisseur, parlant au public",
de heer Van de Velde is achtenswaar
dig, gemoedeiyk, trouw aan zyn vaan
del, een hoffeiyk, vriendelijk-bemin-
neiyk man. Maar dr. Kuyper zal tot de
eersten behooren, die erkennen dat mr.
Van de Velde niet van het hout is,
waaruit politieke „kopstukken" worden
gesneden. Kapt. Van Twist zoekt Dog
steeds zyn evenknie in haast kinder-
ïyke vereering van den meester. Volgt
den heer Kuyper als diens schaduw. Is
een braaf, oprecht, door-en-door eeriyk
vriend en bewonderaar van den gryzen
staatsman, maar dat diens „cothurnen",
den anti-revolutionairen krijgsman niet
passen, zal geen nader betoog behoe
ven De heer Van Vliet is een te be
scheiden menseh om te verwachten,
dat men zich tegenover de vraag zal
stelleD, of hy somsEn wie onder de
adeliyke of minder aanzieniyke leden
der anti-rev. Kamer-club zou, in ernst,
in aanmerking kunnen komen voor de
vervulling van het Leiderschap Begry
ïyk is in hooge mate dat zoovelenzich
erover verbazen dat dr. Kuyper heeft
gedoogd, dat elementen in zyn Kamer
club werden opgenomen, op wie men
wat hun intellectueele waarde betreft
het bekende woord kan toepassen,
dat wie 't best ervan zwygt, //het aller
best" heefr gezegd.
't Moge waar zyD, dat dr. Kuyper van
het politiek tooDeel tredend, toch eeDe
overwegend-gewichtige rol zal blyven
vervullen, als leider achter de schermen,
als geniaal publicist, als onovertroffen
organisator, een gevoel van weemoed,
zal hem vervullen by de gedachte: Wie
zal myn werk eenmaal voortzetten
De aartsscherpe kritiek van De Beuke
laar voorspelde reeds: met Kuyper zal
ook het door hem gestichte gebouw
verdwynen.... Na zyn „definitief heen
gaan* zal weldra slechts een ruïne
resten.... Aan deze sombere profetie scha
kelt zich onmiddeliyk vast de vraag:
Zou deze groote man dan inderdaad
slechts hebben geleefd, gestreeft, gewerkt,
gedacht >ad majorem gloriam* aan zyn
eigen reputatie slechts ter bevrediging
van zyn eer- en heerschzucht. Was al
wat hetgeen dr. Kuyper geschreven, ge
sproken heeft over het ideeële van zyn
werken en streveD sleehts huichelachtige
klinkklank Was deze man in staat om
jaren en jaren achtereen het land in
tweespalt en beroering te brengen, agi
tatie te wekken, met het afschuweiyk9
„divide et impera» (verdeel en heersch)
vóór oogen
Ik herinner my nog zoo levendig, hoe
dr. Laurillard, vry kort voor zyn over
lijden, my sprak over dr. Kuyper. Tot
diens vrienden behoorde de Amster-
damsche predikant stellig niet. Hy, Lau
rillard, gevoelde geen sympathie (om 't
nu maar eens zacht uit te drukkeD)
voor Kuyper als mensch. Tegen den
theoloog, den publicist, den encyclopae-
disch-toegerusten maD, van wetenschap
en kennis, dr. Kuyper, zag hy op, en
voor die vereering dwam dr. L. rondweg
uit. Bovendien was 't wel zéér groote
uitzondering als L. zich, in goeden
of ook afkeurenden zin, uitliet over af
wezigen.
Van dr. Kuyper vertelde L. my met
ondeugend-welsprekend glimlachje, hoe
deze, na bevestigd te zyn (door ds.
Scheltema) als predikant te Amsterdam,
aan het slot van zyn antwoord de woor
den sprak: «Aan u de kudde, aan my
de kooil"
Deze oude herinnering ophalend, knip-
oogde Laurillard. Hy wilde uitdrukken:
„Begrypt u 't wel?"
Inderdaad gaf Kuyper zich, dit zeg
gend, geheel zooals hy was. Organiseeren,
bouwen, naar eigeD vinding, inzicht en
smaak, 't was zyn lusten zyn leven.
Daarby deed zich het autoritaire van
zyn natuur telkens kennen. Men moest