298 Donderdag 19 September. 26e jaargang. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. ht, GHRISTELIJK- HISTORISCH Él, ;ihar%. raars, ichel, A. MOL, raars, ;necht, ;U UW. bode, Meid SSER, egeersweg. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes Zij die zich met 1 Oct a. s. op ons blad abonneeren, ontvangen de nog in September verschijnende nummers gratis. - F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN SDBLOEü Spöen« IJ AN te er, kerke, rauwe- a te gaan, Zonder ;h aan te etter J., C. BER- ikzee. iren puik prijs kan pg letter ira, iéielburg door J. gem. rijjpskerke. raagt 'tudekerke. itionsplein November ;ezin. 3t October O tegen hoog ■skerke. DO d.©, rovinciale 7.46 7.S6 8.17 8 .SS 9.10 9-47 ro.43 11.33 13.39 "-35 13.17 7-t>5 8.0J 8.13 8.30 8.27 8.36 8.46 8.53 9.02 9.11 9.17 9.29 9.4O 9-49 lO.— 10.46 12.13 Z Duitschl lendaalLage dan i$o KM. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. pƒ1.25 Enkele nummers„0.05 UITGAVE DER FIRMA'S EN Aan de Lexexs» Met 1 October te beginnen zal ons blad den datum dragen van den dag waarop de Courant wordt gedrukt, zoodat de Courant die Maandags ge drukt wordt en bij een groot deel der abonné's besteld wordt het Maan- dagno. wordt; enz. Heeren adverteerders zij op deze verandering gewezenwanneer zij nu voortaan een Advertentie opgeven bijvoorbeeld voor het no. van Zater dag dan komt die Advertentie in het no. dat Zaterdags gedrukt wordt; en dus niet meer ge lijk tot nu toe in het no. dat Vrjjdags gedrukt wordt. 18 Sept. 1912. De Pera by Kuypera afscheid. Onder dit opschrift herinnert X in Eet Centrum aan den laster waarmede dr. Kuyper al zyn leven, ook in 1901 als minister, is vervolgd geworden door de liberalen. Dr. Schaepmnn schreef in zijn Chronica: „Dr. Kuyper is, zoo hij iets is, onbe twistbaar een man vaD kracht. Maar niet van een kracht, die zich liefst in krachtsvertoon openbaart. Hjj heeft de drie gaven van voorzichtigheid, orde en geduld. Hjj weet te voorzien, te bereke nen en te volharden. Hij heeft, hoe kon het anders? fouten begaan, maar hjj weet uit zijn fouten te leeren. „Van zjjn gaven en hoedanigheden Bpreek ik niet. Men kent den spreker en den schrijvei, den reden air, den pole mist, den publicist in den volsten zin van het woord. Men kent zjjn veelzij digheid en zijn werkkracht. Alleen van den Staatsman is hier sprake. En deze is, zooals alles by hem, buitengewoon." En dan vervolgens: „In Dr. Kuyper steekt iets van een Bismarck,zegt het Algemeen Handels blad. Als dit orgaan van het goedig liberalisme bitter wordt, dan is het bit ter. In goed vertrouwen denkt men, dat de kracht van Bismarck het punt van vergelijking zjjn zal? Neen, het is zijn cynisme, zijn politieke gewetenloosheid. Wij cursiveeren. Goes, FEUILLETON. Anna Louisa Geertruida BosboomT oussaint. IV. (Slot.) De groote kunstenares ontsliep 18 April 1886, op 74-jarigen leeft pd, ais het ware met de pen in de hand Vele sterke mannen heeft zjj overleefd. Zelfs dacht zjj er drie dagen voor haar dood over hare letterkundige gedenkschriften uit te geven. God oordeeld8 evenwel anders en nam haar tot Zich. Hy had baar niet tevergeefs laten leven; het was een vruchtbaar leven, dat werd afgesneden. Intusschen heerschte er diepe rouw in allerlei kringeD, over de geliefde ontsla pene. Slechts het woord „herinneringen* bleef achter eneen belangrijk aantal werken, zoowel uitgegeven als in handschrift. Den 17 April werd zjj in allen eenvoud ter groote begraafplaats der residentie aau het Kanaal naar haar graf gedragen. De kist was onzichtbaar door de menigte fraaie kransen waarvan er een uit Parijs door de familie Coenraad Busken Huet was gezonden. Haar oude vriend Bejjnen sprak eeD hartelijk woord. Zjjn waardee- ring van hare nobele persoonlijkheid en haar karakter werden op het allertref- »Op dit stuk kan men onbevreesd zjjn. Of Dr. Kuyper zal slagen, is een vraagmaar geen vraag is het, welke zijn politiek zal wezen. Zjj zal zjja chris telijk zij zal zjjn sociaal, en, zjj moge dan democratisch heeten of anders, in den gezonden zin altjjd voor en meten door het volk.* Men ziet, ook toen reeds heette het oynisme, politieke gewetenloosheid. Maar toen ook de heerlijke woorden van Dr. Schaepman, thans een niet min der warme waardeering van gansch de rechtsche pers en zulks volkomen terecht en verdiend. Het Centrum zelf schrift in hetzelfde no. onder het kopje „klein" een welspre kend woord van weerzin raar aanleiding van de vileine uitlatingen der vrijzinnige pers van de vorige week aan 't advies van den antirevolutionairen leiderdoch her innert hierbij aan den smaad dien men Kuypers voorganger Groen v. Prinsterer evenzeer heeft aangedaan. Heftige bestrijding, zegt een a. r. blad was Groens deel. Spot en hoon werden hem niet gespaard. Mr. N. Gt. Pierson, de latere minister, schreef in 1869 dat hjj zich sedert jaren had geërgerd aan de houding die vooral de liberale pers tegen dsn heer Groen en diens party bad aan genomen. De leeljjkste, de verachte)ijkste woorden zoo voegt hjj hieraan toe waren in den regel niet te leeiyk, niette verachtelijk, wanneer zij dienen konden om den leider der antirevolutionairen in een ongustig daglicht te plaatssn. Men aarzelde niet hem onhebbelijkheden toe te voegen, die in een fatsoenlijk gezelschap niemand zich veroorloven zou, zonder dat hem onmiddellijk de deur werd gewezen. De een noemde hem een huichelaar, de ander een machiavellist, een derde be schuldigde hem van de verregaandste illoyauteit, ja, van kwade trouw en onze delijkheid. In 1840 beschuldigde men hem van heimelijk Catholicisms. (sic.Red. C) Het deftige Handelsblad noemde Groens staatkunde een weifelende, huichelach tige, verachtelijke politiek. De lakkei, een liberaal orgaan, noemde het dagblad waarvan Groen van Prinsterer redacteur- was, het schandelijkste oppositieblad dat ooit bestaan had. En de dichter Bogaerts zag in Groen iemand, die het land ver vulde met cretins en idioten, afschuwe lijke menschen en schijnheilige boos wichten. Later heeft men herhaaldelijk Groen tegen Kuyper trachten uit te speleD, wel* fendst bevestigd door de innige smart der vier aanwezige bloedverwanten. Eener Cbristinne pelgrimsreiza wasten einde. Maar haar geest werkt nog immer voort, ook al valt niet te ontkennen, dat de hedendaagsche joDge garde baar niet die achting toedraagt, waarop zekerlijk aanspraak gemaakt mag worden. Het is niet genoeg, dat men een titel van een boek kent, het is ook nog niet voldoende dat wij het gelezen hebbenneen, men moet de figuren, die een schrijver ge schapen heeft, zóó kennen, dat ze iemand steeds bijblijven. Mevrouw Bosboom- Toussaint, fijn teekenende psycholoog als zjj was, schiep figuren, die ons belang inboezemen, die ons aanleiding geven tot navoelen en nadenken. Toch was de lof der pers niet geheel onverdeeld. Wy zouden het nauwelijks kunnen verlangen. Nederland is nimmer het land der waardeering geweest en kan het ook nu niet zijn. Wat waarlijk groot is, schijnt buiten het bereik van onzen blik te valleD, of wij trachten het zoo ver naar beneden te halen, dat wij ons weer als gelijken gevoelen. Zoo gaat het inderdaad dikwijls. Zelfs van uit het politieke standpunt heeft men Mevrouw Bosboom-Toussaint willen beoordeelen. Zjj was geen be wonderaarster van onze anti-revolutio naire partijintegendeel. Zjj had geen to verstaan toen eerstgenoemde dood was! Maar uit het boven medegedeelde bljjkt voldoende, hoezeer de liberalen ook aan Groen geen beleedlgingen spaarden, zoolang zij hem en zjjn optreden hadden te vreezen. van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 1# cenf. Familieberichten van 1—li regels 1.—, iedere regel meer 10 cent. Enkele Persstemmen, over de Troon rede laten wjj volgen De Standaard (a. r.) noemt de Troon rede mat van toon en in stijl nuchter. Doch dit is een taalquaestie. By een po litieke rede is de politieke inhoud hoofd zaak, en die kon niet beter. Deze rede geeft juist wat ze geven moest, en verraadt de zelfbeheersching van een Kabinet, dat door een gestie van straks vijf jaren zich vast in het zadel voelt, en geen woord ten beste geeft, dat niet helder doordacht is. Vooral op de sociale wetten wordt hierbij de aandacht gevestigd, en onom wonden uitgesproken, dat de Regeering er op rekent, om aanstonds in October met de Invaliditeitswet voor de Kamer te kunnen komen. Vooral deze beslist heid zal in den lande met ongemeene blijdschap vernomen worden. Er dreigde gevaar, dat dit ontwerp schipbreuk zou Ijjden. Gelukkig ie toen het Reglement van de Kamer zoo veranderd, dat die vreeze wijken kon. En vooral nu, nog eer de Troonrede werd uitgesproken, het Verslag der Commissie de Kamer bereikt heeft, mag nu gelukkigljj k ge constateerd, dat althans deze groote sociale wet, waar reeds zulk een reeks van jaren naar uit is gezien, eindelijk dan toch door de beide Kamers zal wor den geijkt. Van een antwoord op deze Troonrede zal wel geen sprake z^n. Vooral dit jaar moet tjjd voor deBegrootingsdiscussiën gespaard. Maar hiervan zjjn we zeker, dat de drie groepen Rechts in Pers en Kamer het Kabinet voor deze Troonrede dankbaar zjjn. De Nederlander (c. h.) spreekt van de Troonrede als van een uit den aard der zaak uitermate sober stuk. Toch staat er nog |wel Jeen en lander (in, dat de aandacht verdient. Ten eerste de in de pers reeds aan gekondigde voorstellen tot grondwets herziening, die nog vóór Januari zullen inkomen, benevens „drie ontwerpen naar aanleiding van het Rapport der Iueen- besef van den grooten ernst van den politieken strjjd, dien zy aanschouwde, zjj leefde daarvoor te veel in het verleden*. Anderzijds bljjkt weer, dat zij er niet blind voor was, doch zelve overtuigd orthodox-protestant heeft zij, evenals Beets b.v., zich nooit willen laten inljj ven b(j politieke partijen. Te beweegreden hiervoor moge zeker ODgegrond zjjn, wjj kunnea toch wel iets voor baar onaf- hankeiykheidsgevoel voelen, waar zjj steeds bewezen heeft te willen leven en werken voor het geheele Nederlandsche volk. Daarom kon ook de gansche natie in stemmen met de huldebetooging, en, als wjj dan toch moeten deelen, bovenal bet Christelijk deel, dat haar tevens herdenkt als een strijdster voor de zaak van Koning Jezus. De liberaal moge dulden, ja soms toejuichen, dat men verheerlijkt de kracht van het geloof der vaderen, bij ?al zich er aan stooteD, waaneer de eisch gesteld wordt, dat dit het geloof van alle tijden moet zjjn. En deze eisch heeft Mevrouw Bosboom- Toussaint zich steeds voor oogen gesteld. Er is nog een reden, waarom op het onderwerp van den partijstrijd niet dieper behoeft te worden ingegaan bjj deze ge legenheid. Wat de schrijfster ons nage laten heeft zjjn haar letterkundige voort brengselen. Politieke daden en invloeden schakelingscommissie", een omschrij ving die juist geschikt is om de nieuws gierigheid naar hetgeen die ontwerpen zullen inhouden te prikkelen, zonder haar te voldoen. En een derde punt van gewicht, doch voor Indië voornamelijk, is de toezegging dat zal worden voorge steld om over te gaan tot geleidelijke opheffing der gouvernements-kofflecul- tuur, waaromtrent jaren lang wenschen in de Tweede Kamer zjjn geuit. Reeds ia 1892 heeft de latere minister Cremer verklaard dat er haast was by haar ver dwijning, doch als minister verklaarde hij de inkomsten voor de schatkist niet te kunnen misseD, en de zaak bleef zooals ze was. Minister Idenburg, thans gouverneur-generaal, verklaarde in 1909 dat „aan spontane opheffing niet kon worden gedacht», doch bleek iets te ge voelen voor een gouvernements-cultuur ln geheel vrijen arbeid, gewone staats exploitatie dus. Of het dit denkbeeld is, dat de regeeriDg wenscht te verwezen lijken, zal mostrn worden afgewacht. Het Centrum (r.k.) zegt van de nieuwe voorstellen, welke de Troonrede aankon digt multa en multum. (Velerei eD veel). Voorts concludeert het blad, dat de regeering vrjj optimistisch is. Zij is dat zelfs met betrekking tot den financieelen toestand des lands, al wordt het nauwe verband tusschen sociale wet geving en financiën en de daaruit voort vloeiende eischen en behoeften niet be manteld. In het meer beschouwende deel der Troonrede klinkt een opgewekte toon. Het bezoek aan Parijs wordt niet geme moreerd, evenmin als weleer het wisse len der bezoeken met het Belgische Ko ningspaar. Wel verklaart de Troonrede, dat ook in het afgeloopen jaar onze be trekkingen met de andere mogendheden van den meest vriendschappelijken aard bleven. Een zinsnede, die geen onbeken den klank heeft in deze redevoeringen eft geregeld terugkeert, maar waarvan men daarom de waarde niet behoeft te onderschatten. Al speelt ons land niet meer als vroeger een voorname rol in de hooge politiek, onze positie en onze ligging in Europa maken het van groot belaDg voor ons rustig bestaan, dat de betrekkingen met de andere mo gendheden inderdaad „van den meest vriendscheppeiyken aard" blij ven. Tegen woordig vooral. Bijzonder opvallend in politiek opzicht noemt Het Vaderland (u.l.) den aandrang herdenken wy dus niet. Wij vragen ons dus vóór alles af, wat is zij voor ons geweest en wat beteekent haar werk tbans nog voor ons? Ziehier enkele uitlatingen van de schrijfster zelf, die van haar Christenzin ondubbelzinnig getuigen, In een schrijven aan van Oosterzee komt de volgende treffende passage voor »0, de raenscben weten niet wat een rijkdom het geloof is ook voor den geest, eeuwige bron van licht en kracht. Zon der God in d8 wereldin deze wereld, die alleen dragelijk is als men de hope heeft op een andere,;dat is mjj ondenk baar". Aan den Kampenschen predikant ds. C. Mulder schreef zij als volgt: „Ik weet wel, de Heer heeft gezegd, dat er verdeeldheid moet komen om Zijnen naam, maar die moet zich toch eenmaal in harmonie oplossen, dunkt mij, en 't komt my voor, dat de partyen niet precies den weg inslaan, die daartoe leidt.* Wy zien hier, dat zy Diet zoo erg in het verledeD leefde, als wel wordt beweerd. Hier spreekt wederom dat be kende onafhankeiykheidsgevoel,dat haar, terecht of ten onrechte, geen party kon doen kiezen. Aldus gaat zy verder: „Wat my betreft, ik geloof in den Heere Christus als myn eenigen Verlosser en Zaligmaker en hoop in dat geloof te die in paragraaf aangaande den wetge- venden arbeid in het nieuwe zittingsjaar, op de Staten-Genei aal wordt uitgeoefend ten opzichte van het werkplan en de volgorde der te behandelen wetsontwer pen. Deze volgorde wordt duidelijk aan gegeven de invaliditeit»- en ouderdoms wet, de tariefherziening, en daarna de ziektewet. Dit ingrypen van een regeering, door middel van de troonrede, in het werk plan der Staten-Generaal is een novum op politiek gebied, en wel een dat wy niet kunnen toejuichen, maar dat ook weder geheel in de iyn der constitutio neel opvatting van de huidige regeering ligt. Intusschen is het niet overbodig, zich d9 dagen te herinneren, toen deze zelfde regeering de Ziektewet voorop stelde en deze eerst wilde zien afgedaan. De zweep niet van Troelstra maar van den leider der a.-r. party, bracht haar tot andere gedachten. Is deze herhaling en bevestiging van haar onderwerping aan zyn wenschen niet het beste bewys, dat de leiding biyft komen uit de Kanaal straat f Omtrent de aangekondigde opheffing van de gouvernementskofflecultuur wyst het Hbl. (lib.) er op, „dat nog ten vorigen jare bjj de behandeling der Indische begrooting voor het loopende jaar dit punt van socialistische zijde ter sprake werd gebracht, en een gouvemements- kofflecultuur met vryen arbeid bepleit. De minister kon hieromtrent geen toezegging doen, doch zeida, dat, in dien wordt overgegaan tot opheffing der gouvernements- koffiecultuur, er zeker ook gelegenheid zal zyn voor inlanders om voor eigen rekening verder de cul tuur te dry ven en men ze daarby be hulpzaam zal kunnen z|jn. Nu zal dus weldra die opheffing een feit zyn en daermede het laatste over- biyfsel zyn verdwenen van een stelsel, dat in 1880 door Van den Bosch werd ingevoerd en niet geheel ten onrechte aaD onzen goeden naam als koloniale mogend heid veel afbreuk heeft gedaan.' De (anti-rev.) Rotterdammer meent dat alle aandacht zich dient te concentreeren om deze korte maar veelzeggende alinea „Deze zitting zal uw toe wy ding en krachtsinspanning op zware proef stellen omdat bet onafgedaan gebleven wets ontwerp tot verzekering tegen de gelde- sterven.... ik zoek en vindt myn troost en myn geesteiyk voedsel in myn Bybel en tracht te houden wat het myne is niet zonder stryd maar ook die stryd zal zyn nut hebben*. Zoo was ze een gsloovige vrouw, zich zelf klein achtende, maar toch veel pres- teerende. Omdat zy de bron van alle kracht kende, heeft zy haar figuren zoo heeriyk kunnen uitwerken. Zy doet ons een diepen blik slaan in de karakters van haar helden en heldinnen. By na allen hebben dezen een zedeiyken en geesteiyken stryd te voeren, zwaarder dan de stryd tegen uitwendige levens omstandigheden. Dat diep doordringen in het zieleleven der by haar optredende personen heeft als onvermydeiy k gevolg, dat de door haar geschetste figuren, wanneer wy ze eenmaal in ons hebben opgenomen, ons zeer lang, ja, misschien levenslang, duidfiyk voor den geest biy- ven staan te midlen van de omgeving, waarin zy leefden. De dag der herdenking is weder voorby. Moge ze tot vrucht hebben, dat de pennevruchten van Mevrouw Bosboom- Toussaint nu weer meer en meer ge kend worden.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1912 | | pagina 1