No. 293 1912
Vrijdag 13 September.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
26e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HIST0RIS6H
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Zij die zich met 1 Oct a. s. op ons
blad abonneeren, ontvangen de nog
in September verschijnende nummers
gratis.
Coalitie en Godsdienst.
Zeeawsche landdag van de vereenlglng
„Christelijk Volksonderwijs".
KI
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1.25
Enkele nummers0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
EN
van 1—S regels 50 cent, iedere regel meer 1# cent.
Familieberichten van 1—lt regels i.~, iedere regel
meer 10 cent.
Onder dezen titel schrijft De Nieuwe
Zeeuwache een mooi artikel, dat wij zeer
ter lezing aanbevelen als een staaltje met
hoe groote warmte aan Roomsche zjjde
de bestendiging der Coalitie wordt aan
geprezen, tegenover hare bestrijders en
weifelende verdedigers.
De kwaadaardige verzinsels, welke anti-
clericale courantenschrijvers, tegen beter
wetenin, onophoudelijk rondstrooien om
trent het staatkundig samengaan der drie
christelijke partijen in ons land, teneinde
de aanhangers der coalitie tegen elkander
in het harnas te jagen, zijn reeds zoo
dikwijls en zoo afdoende weerlegd, dat
daarmede alleen reeds de kwade
trouw dier schrijvers voldringend is be
wezen en hua afkeurenswaardig bedrijf
belichaamd in de Voltairiaansche leuze
„mentez toujeurs", „lieg maar door",
onverholen in het licht treedt.
Intusschen is dit geen reden om de
handen in den schoot te leggen en de
belagers van het christelijk-polltieke erf
ongestoord hun gang te Lten gaan.
Wee de bevolking der belegerde veste,
zoo zij nalaat zich tegen den herhaalde
lijk aanstormenden vijand met kracht
te verweren, zich vergenoegend met de
valsche zekerheid dat de hechte wallen
haar voldoende schutse bieden. Op het
onverwachts zal het triomfeerend-trom
petgeschal van den binnenrukkenden
overweldiger haar als een doodenzang in
de ooren klinken en diens onverbidde
lijk zwaard haar het gepleegde verzuim
duur doen betalen.
Zoo ookwee den coalitiegenooten in
ons vaderland, zoo zö zich niet onver
poosd te weer stellen tegen de aanval
len hurmer vele en machtige vijanden.
Een blind vertrouwen in de hechtheid
der coalitieveste alleeD, gepaard aan
zorgeloosheid en valsche rust zou tot de
bitterste ontgoochelingen kunnen leiden.
Niet alleen in de t^den van oorlog en
strijd, in verkiezingsdagen, als het veld
geschrei der strgd voeren de partijen weer
klinkt en er storm wordt geloopen tegen
het coalitiekasteel, moeten wij op onzen
post zijn, maar ook in den z.g. stillen
tijd behooren wjj actief te zijn, rond te
zien waar de zwakke punten onzer veste
zijn, die versterking behoevenop te
letten, ot de tucht, de toewijding, de
eenheid onder onze manschappen niets
te wenschen overlaten of onze kiesver-
eenigingen toenemen in getal, maar
vooral in gehalteof ons kiezersvolk
ziedaar een voornaam punt op de
hoogte wordt gehouden van hetgeen op
politiek terrein voorvalt, of het wordt
ontwikkeld en steeds meer en meer be
geesterd voor de grootsehe idee, die de
eoalitie schiep.
Vandaar de dure plicht, aan de chris
telijke pers opgelegd, steeds en opnieuw
de argumenten te bestrijden waarmede
onze tegenstanders „la raison d'etre",
den wordingsgrond der coalitie pogen te
ontzenuwen. Vandaar haar taak een
ondankbare, bet z« toegegeven, een
Sisvphusarbeid, het zjj zoo - de leugens
te brandmerken en de verzinsels weg te
vagen waarmede men in de pars en op
de tribune, in geleerde boegen en in
volksbrochures, bö monde en bij ge
schrifte de coalitiegenooten poogt te ver-
deelen en den machtigen driebond wiens
banier thans voor de derde maal in
twee decenciën tljds boven het regee-
ringskasteel wappert te verdoelen en te
VerCoalftie'en Godsdienst". Deze woor
den plaatsüen wö. als titel boven dit ar-
titel omdat daarin de reden moet wor
den gezicht van de felle aanvallen, die
de liberalisten van allerlei pluimage op
de coalitie richten en de innerlijke grond
van zoo menig onwaardige en laaghar
tige bestrijding, die wij te verduren heb
ben.
De coalitie vereen igt katholieken en
geloovige protestanten, de laatsten deels
behoorende tot de Ned. Hervormde, deels
tot de Gereformeerde kerken.
„Inde irae!" „Vandaar de toorn
echt of geveinsd bij de liberalen en
socialisten. Een „monsterverbond"Eet
dit scheldwoord werd reeds den eersten
dag van haar optreden de coalitie be
groet en sinds dien keert zich het Ne-
derlandsche anti-clericalismeeen Janus
met twee aangezichten - nu eens tol
de Roomschen iD den lande en zegt
hunhoe, gijlieden, zoo machtig in ge
tal en aan invloed, kromt u onder de
zweep van een Kuyper, een Lohman
dan weer tot de Protestanten en
roept hun toe: Zult gij, zonen der ge
zegende hervorming, meehelpen Neder
land te verroomschen, u verlagen tot
trawanten van „Romedat Rome
blijft?"
Moge die verontwaardiging wellicht in
den beginne oprecht zijn geweest ook
onder Katholieke en geloovige Prote
stanten waren er, die in den aanvang
de coalitie met een vreemd oog aanzagen
thans na zoovele jaren, waarin de
coalitie èn theoretisch èn practisch be
wees de vuurproef der strengste kritiek
zoowel als van de meest principieele
bestrijding te kunnen doorstaan, hebben
die waarschuwingskreten hun beteekenis
verloren, klinken zjj niet meer in de
ooren als de strijdleus van den ridder
lijken tegenstander, strijdend met open
vizier en eerlijk zwaard, maar als het
gehuil van het ongure beest, dat 's nachts
rond de legerplaats sluipt en er heime
lijk en ongezien een prooi tracht te be
machtigen.
Want voor de zooveelste maal
de coalitie levert geen gevaar op voor
den Protestant, noch voor den Katholiek,
omdat de coalitie zich met de dogmatische
belijdenis harer leden niet inlaat en niet
wil inlaten.
De coalitie het is reeds honderden
malen gezegd is een samengaan van
Katholieken, Anti-revolutionairen en
Chriatelijk-Historischen op staatkundig
gebied. Hun gemeenschappelijke politieke
actie laat de respectievelijke kerkelijke
belijdenissen der samenstellende niet
samensmeltende partijen ongemoeid.
Al het gebazel aan de overzijde over
//Rome's macht, Rome's heerschzucht",
„Kuyper's tirannie" is inderdaad gebazel.
Kuyper doet geen knieval voor den paus
en „Rome" is niet tuk op de wereld en
haar begeerlijkheid, strekt haar armen
niet begeerig uit naar de Nederlandsche
protestanten. Dat zijn groote woorden
die öf getuigen van enorme domheid öf
van hatelijke kwaadwilligheid.
De coalitie wilde macht Neen,
Goesche Courant en andere politieke
Donquichotten, die hier tegen windmo
lens vechten, niet de machtDe coalitie
wil, dat het christelijk beginsel, ten
grondslag liggend zoowel aan het Pro
testantisme als aan het Katholicisme,
ook iD het openbare leveD, ook in den
staat als staat zijn invloed niet zal mis
sen, maar voor regeerders en volk het
rechtsnoer zal zjjn hunner handelingen
en daden welke den bloei en vooruit
gang des lands, het welzijn van het
gemeenebest beoogen.
Waar de voorspellende woorden van
prof. Bugs, „dat whldra de gioote strijd
zou ontbranden, de worsteling tusschen
de moderne en anti-moderne "begrippen
der wereld" zijn bewaarheid en sinds de
laatste 50 jaren zich allerwegen ook in
ons land, het streven openbaart om het
hoogste doel doel van de in de maat
schappij zelve, niet aan gene maar aan
deze zjjde van het graf te stellen en een
staatsleer te verkondigen, gebaseerd op
de onfeilbaarheid vau de menschelflke
Rede, zich trotsch verheffende tegen de
Openbaring, daar sprak het als van zelf,
dat allen die in Nederland aan staatkun
dige stelsels slechts dan waarde hechten,
wanneer zQ worden beïnvloed door den
godsdienst en zich geen duurzaam geluk
voor de volkeren kunnen denken dan
dat wat ontspruit uit de erkenning vaD
den Almacbtigen God, Schepper, Heer
en Bestierder van hemel en aarde, de
Bron onzer zaligheid en ons Opperste
Goed, de hahden ineensloegen om tegen
over de ongeloovige wereldbeschouwing
op staatkundig terrein te plaatse» de
Christelijke staatsidee, waarin de Chris
tus niet als een gelijke van Boeddha of
Socrates geldt maar als Degene, die een
maal zeide: dit is het eeuwige leven,
dat zij U kennen den eenig waarachtigen
God en Jezus Christus, Dien Gij gezonden
hebt."
Niet een verwaterd spiritualisms noch
een Thorbeckiaansch //Christendom boven
geloofsverdeeldheid", veel minder het
slappe aftreksel van moderne religieuze
en moreele(?) theorieën blijkt een dam
te kunnen opwerpen tegen verzwakking
van den eerbied voor de overheid, tegen
de aanvallen op het gezinsleven, tegen
de aanranding der publieke eerbaarheid,
tegen de verwildering der zeden, tegen
opstand en anarchie, tegen de verschrik
kelijke vermeerdering van misdaden in
allerlei vorm, tegen het steeds driester
optreden van het kwaad, maar alleen de
terugkeer tot den Christel^ken Staat,
die bij de oplossing van de politieke
vraagstukken gebruik maakt van het
verstand, door Gods openbaring verlicht
en door Gods genade versterkt en wier
overheid haar plicht wenscht te vervullen
in biddend opzien tot Hem „doorWien
de koningen regeeren".
Daarom en daarom alleen reiken Rome
en Dordt elkaar de hand op politiek
terrein.
Veel is er wat hen scheidt, maar ook
veel wat hen vereenigt en wel voorna
melijk het besef, dat boven alle dogma
tische verschillen het gemeenschappelijk
streven staat aller weldenkende Christe
nen om de wereld terug te brengen onder
Hem, tot wieD w(j. dagelijks bidden:
„Ons toekome Uw Rijk".
En hoezeer wij ook in de groote figu
ren onzer Christelijke staatkunde, Dr.
Kuyper en Dr. Scha8pman de bewerkers
hebben te zien van dat „monsterverbod",
zoo fel gehaat, zoo hardnekkig aange
vallen, maar Godlof tot op den hui-
digen dag zoo hecht en sterk acies
castrorura bene ordinate, een heir voor
treffelijk in slagorde geschaard toch
is de oorsprong der coalitie elders te zoe
ken, n.l. in den drang de omstandig
heden.
Zeer juist zegt ook Paul Verschave
in zijn voortreffelijk werkDe politieke
partijen in Nederland en de Christelijke
coalitie: „De Christelijke coalitie was
niet het gekunstelde werk van één
mensch of van één dag. Geen geschre
ven oorkonde had het officieel in het
aanzijn geroepen. Het verbond verbeeldde
zich niet een onmogelijke ineensmelting
van zeer heterogeene bestand dealen te
weeg te brengen. Het was slechts een
samenkomen van onafhankelijke mach
ten, die zich zelf gelijk blijvende, hunne
pogingen in het werk stelden in een be
paalde richting en naar een gemeenschap
pelijk doel".
Moge dit meer en beter door onze tegen
standers, die niet te kwader trouw zijn
worden begrepen.
Moge het ook dieper en dieper door
dringen in het besof der coalitiegenooten
zelve, dat zij bij volledige vrijheid God
volgens hunne overtuiging te dienen,
gezamenlijk moeten optrekken en strij
den voor het heerlijk gemeenschappelijk
doelde handhaving der souvereiniteit
Gods in het Christelijk Nederland.
Dan is de coalitie onverwinbaar, alle
pogingen van den vijand ten spijt.
Rede dr. J. Th. db Visssr.
"Wanneer ik mij heb voorgenomen,
aldus dr. de Visser, U in te lichten om
trent de voorstellen van de grondwets
commissie inzake het bekende art. 192
van de grondwet, dan is het niet moge
lijk, om zoowel het voorstel der com
missie zelf, als dat van de minderheid
in die commissie behoorlijk te waar-
deeren en te beoordeelen, indien men
niet eenigszins de geschiedenis kent
van bovenstaand artikel. Wij dienen dus
de historische lijn daaromtrent na te
gaan. Het zal u misschien bekend zijn
dat toen in 1798 bij de bekende staatsrege
ling de ondeelbare staat was gevestigd,
wij eigenlijk eerst in 1814 in art. 140
een onderwijsartikel hebben ontvangen,
dat van de aanhoudende zorg van de
regeering spreekt. U ziet daaruit hoe op
staatkundig gebied sinds 1814 de toe
stand is veranderd en hoe het in onze
dagen wel onmogelijk zou zijn een on
derwijsartikel van overheidswege in te
leiden, gelijk toen. In dat ait. 140 wordt
de zorg voor het onderwijs in zijn ge
heel, zoowel hooger als middelbaar en
lageronderwijs aaD de zorg van de re-
geeringj toevertrouwd, gemotiveerd met
een twijfelachtige beweegreden. Op den
voorgrond sta niet de uitbreiding van
kennis, doch wel de bevordening van
godsdienst als een vasten steun voor
den staat. We kunnen ons zoo'n toestand
niet meer indenken, waarbij men in een
grondwetsartikel de zorg van de regee-
ring voor alle takken vaD onderwijs
motiveert met de beweegreden, om zoo
den godsdienst te bevorderen en in de
tweede plaats de uitbreiding van de
keDnis te bevorderen. Wij vergeteD
evenwel niet, dat wij in 1814 nog in
den tijd leefden van de reactie op het
geen op het einde der 18e eeuw in ons
vaderland plaats had.
Tegenover dien geest, om den gods
dienst te verdrijven uit het staatkun
dige leven was de reactie zoo sterk, dat
de souvereine vorst lid moest zjjn van
de Chr. Hervormde Kerk, wat trouwens
niet laDger dan een jaar geduurd heeft.
In 1815 begon niet alleen op staat
kundig gebied, maar ook op onderwijs
gebied een geheel andere toestand. Sinds
1815 en da daarin plaats gehad hebbende
vereeniging met België scheen niet meer,
zooals vroeger het Hervormde deel der
natie, maar het R, K. deel de meerder
heid te worden.
De regeering heeft tegen elke meer
derheid gewaakt. Elke voorliefde voor
een kerk en dus ook elke voorliefde voor
de Hervormde kerk moest uit de grond
wet verwijderd worden. Ook als staat
moest men zich wapenen tegenover
godsdienst en kerk in het algemeen.
"Vandaar het streven in 1815, om in de
grondwet het onderwijs geheel los te
maken van de belangen van godsdienst
en kerkelijke richting. Dat blijkt daaruit,
dat de drie gemeenschappelijke onder
werpen, godsdienst, onderwas en arm
bestuur, in een hoofdstuk zjjn samenge
vat. In 1815 werd eenvoudig het onder
was een voorwerp van de aanhoudende
zorg der regeering en daarvoor werd niet
meer uit godsdienstig oogpunt gepleit.
De toestand, zooals die toen was, gaf
niet veel aanleiding tot critiek. In de
eerste plaats was het artikel sober en in
de laatste jaren had men zich bovendien
nog al tevreden gevoeld met de onder
wijswet, zooals die in 1806 onder Koning
Lodewflk was ingevoerd.
De eenigen, die daarop het eerst be-
gonnpn aanmerking te maken wareD de
Roomsch-Katbolieken, die zich met het
gebruik van den bijbel op school kon
den vereenigen. Naarmate het positieve
Evangelie begoD door te dringen, begon
ook van die zijde het verzet tegen het
art. van 1815.
Ook aan onze zjjde werden langzamer
hand de oogen geopend en de man, die
het eerst de bezwaren van 1806 opperde,
is geweest Groen van Prinaterer. Aller
eerst b{j de behandeling in de dubbele
Kamer bö de grondwetsherziening van
1814. Toen reeds merkte hij op, dat van
lieverlede in plaats van zorg b9heer was
gekomen en in plaats van beheer be
schikking. Groen legde den vinger op de
wonde. Het groote kwaad schuilde in de
gedwongen vereeniging van niet gelijk
gezinden. Voor bö zonder onderwöa zon
der bödrage van den Staat zal behou
dens toezicht van de regeering tenmin
ste eenige vröheid moeten worden ge
gund. Outers, die in gemoedeovertuigd
zön, dat de strekking een er school on-
cnristelök is, mogen niet verhinderd
worden in het onderwijs, datzö kunnen
kinderen willen doen geven. Tegen die
vröheidsbelemmering kwam Groen van
Prinsterer in verzet. Toch is het gevslg
geweest een noodzakelöke krenking van
verschillende geloofsovertuigingen en
een spelen met opvoedkunde.
Naarmate over de materleele belangen
gedacht wordt, moet ook de geesteltyka
ontwikkeling in het oog gehouden wor
den. Groen kon zeker niet vermoeden,
dat, toen hö in 1840 zoo sterk in de
dubbele Kamer te velde trok tegeD art.
226 van 1815 en ook art. 140 van 1814,
hö zoo'n machtigen steun ontvangen
zou. Reeds in 1844 scheen een oogenblik
Groen's wensch te worden vervuld. Het
is van algemeens bekendheid, dat de
zoogenaamde negen mannen met Thor-
becke als hoofd, in 1844 een voorstel
indienden, dat met Ieders godsdienstig
begrip rekening bield. WjJ mogen daar
om in onze dagen wel met dankbaarheid
terugdenken aan den vröheidsgeest die
Thorbecke c. s., de mannen van 1844,
-op het gebied van hetonderwös bezielden.
Hun voorstel kenmerkte zich door een
ruimen vèrzienden geest, waarvoor Groen
hun dan ook dankbaar was. De meerder
heid in de Kamer was evenwel tegen
het voorstel der 9 mannen. Maar toch
was de hoop bö Groen en de zönen niet
verdwenen.
En vier jaar later herhaalde de com
missie het voorstel. Een alinea werd
nog bijgevoegd, die de vröheid van on
derwöa waarborgde. Een dubbele con
cessie dus. De regeling zou bö de wet
geschieden en de vröheid werd vastge
legd. De lucht scheen klaarder te wor
den, toen het ministerie in 1848 dit
voorstel van de staatscommissie over
nam. Het diende het voorstel in dien
geest in. De hoop werd levendiger.
Door christelöke vrienden werd op
initiatief van Elout van Zoeterwoude een
adres aan den Koning gericht, waarin
werd aangedrongen op onveranderde
aanneming van het voorstel. Mackay
riep uit: De dageraad der vröheid breekt
aan. Men verwachtte niet anders of het
voorstel zon worden aaDgenomen. En
wat zou er veel ströd zön voorkomen als
toen de liberale meerderheid in de Ka
mer het voorstel had aangenomen. He
laas, het gebeurde niet. Men durfde de
vröheid niet aan. Men heeft de meerder
heid van die dagen alleen de vröheid
willen geven onder voorbehoud vaneen
behoorlök tegenwicht in de openbare
school bö de grondwet verzekerd.
De vröheid werd met de eene hand
gegeven en met de andere teruggeno
men. Alle aandacht van de regeering
zou bö de openbare school bRjven, en
deze zou nergens mogen ontbreken, en
weelderig door haar ingericht worden.
De drang naar bö zonder onderwös moest
worden getemperd of te niet gedaan.
Wel wilde men aan ieder Nederlander
vröheid geven bijzondere scholen op te
richten zonder een subsidie, indien de
openbare school maar het onderwerp
bleef van de aanhoudende zorg der re
geering en overal voldoend openbaar
lager onderwas zou worden gegeven.