No. 274 1912 DonderdagT22 Augustus 26e Jaargang, NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. HISTORISeH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN BINMUHLAHD» 'I i IB i I, vw .11. II I I ■inn———II I I I füMM———MM— 3, 1» 3,15 8.15 3,1» 8,15 3,15 £b5 8.05 8.12 8.20 8.27 8.36 8.46 8-53 9.02 9.11 g. 17 9.29 9-40 9-49 i0.— 1046 12.13 IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1.25 Enkele nummers0.05 UITGAVE DER FIRMA'S EN van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Familieberichten van 1—10 regels 1.—, iedere regel meer 10 cent. 21 Aug. 1912. „legen Kuyper." Het zal in 1913 weer gaan tegen Kuy- 0 perde voorteekenen worden al gezien. En dat, niettegenstaande dr. Kuyper reeds in 1909 duideiyk gezegd heeft dat van een ministerie-Kuyper geen sprake meer kan zyn, en het ministerie Heems kerk als het eenig mogelijke ministerie van Rechts heeft aanbevolen. Men weet dat ook wel, maar men moet een strijdleus hebben. Met een positieve strijdleus komt men niet, om dat men er geen heeft, en een gemeen schappelijke strijdleus voor partijen die niet weten wat zij gemeenschappelijk willen niet mogelijk is. Nu namen wjj dezer dagen een uit spraak op van een liberaal die Kuyper dood wenscht. Wjj voegen er als pendant een uit spraak b^ van een die hem integen deel! nog eenige jaren levens gunt teneinde hem.... zijn nederlaag te doen be leven. Het is De Werkmansbode, het vrijzin nige lijfblad van het Algemeen Neder- landsch Werkliedenverbond, die zich in onderstaand stukje ontpopt als historicub en profeet! Niet de persoonlijke ijdelheid, als die van dr. Kuyper deed dr. Schaepman de hand toesteken aan den inneriyk vervloekten vijandneen, als een trouw zoon der Moederkerk, wier doel de mid delen heiligt, stelde hij Kuyper de voor waarden. En deze sloeg toe, niet in de dwaling (dat) hij het calvinisme daar mede een dienst bewees, want daartoe had de natuur hem een te goed verstand gegevenmaar wijl hij begreep, dat hij, Kuyper, zou rijzen in macht en glorie ja, liep alles goed, het priestergewaad zou kunnen ruilen voor het ministers- costuum en wie weet,werd hij al niet gezalfd tot kening, allicht bracht de loop der dingen hem het stadhouder schap. Voor het ygeliefde Oranjehuis zou wel een onderdak te vinden zijn geweest, er zwerven meer vorsten en vorstinnen rond. Welnu, nu hy oud is, volgens zijne verklaring echter nog niet op, kan hij, spaart de Heere God hem nog enkele jaren, de ruïne van het clericalisme mede aan schouwen, want de hysterische aan doeningen, die het ons thans te aan schouwen geeft, zijn slechts teekenen van zijn verval. Ook van dezen poli- Heken parvenu kan getuigd worden (dat) „hij een groote toekomst achter zich heeft." Het is niet noodig op dergelijke war taal in te gaan. Wij moeten ze alleen af entoasigna- leeren, opdat onze vrienden goed weten hoe en met welke wapenen generzyds de verkiezings-campagne in '13 zal wor den gevoerd. E9n inzender in de Nieuwe Botterdam- sche Courant komt nog eens vertellen dat ieder op 31 Augustus weten moet dat de opbiengst van de Oranjebloem uitsluitend zal strekken ten voordeele der Christeiyke Militaire Tehuizen. Juist, zoo is het. Trouwens, dat wisten wjj wel. Het is in alle antirevolutionaire bladen als zoodanig ook aan hun lezers mee gedeeld. Wie derhalve ook maar iets voelt voor het bestaan der Christeiyke Militaire Tehuizen, koop8 op 31 Augustus de Oranjebloem. De vryzinnige pers hier te lande roemt zeer de liberaliteit van den Koning van België, die den bekenden Brusselschen radicalen volksvertegenwoordiger Paul Janson benoemd heeft tot minister van staat. Men zou zoo oppervlakkig geneigd zyn te vragen of er wel oorzaak is voor zoodanige bewondering, dewyi het toch van zelf spreekt dat een vorst by be noemingen niet vraagt naar partykleur, maar naar bekwaamheid. Wy hebben indertijd nergens in de Nederlandsche vryzinnige pers een woord van lof gelezen voor onze Koningin, toen zy alzoo deed by de benoeming van een hoogst bekwaam staatsman als dr. Kuyper tot minister van staat. Wy herinneren ons wel dat naar aan leiding van deze KoniDkiyke benoeming eenige grappen verkocht werden aan het adres van onzen minister Heemskerk. Maar misschien is de uitbarsting van lof over de genialiteit van Koning Albert, by voorbeeld in Het Handelsblad, een bewys van beterschap, en daarom laten wy 't dan ook gaarne rusten. Maar toch ovor dien lof van Het Han delsblad hangt een politiek geurtje. Immers een dergeiyke benoeming ge schiedt in constitutioneele landen, als Nederland en België, steeds op voordracht van den minister van binnenlandsche zaken. Het pluimpje voor den Koning is er derhalve tegelijk ook een voor den pre mier, in dit geval den minister van binnenlandsche zaken aldaarDe Bro- queville. Maar krygt die het pluimpje nu? Kun je denken I De briefschryver in Het Handelsblad vergenoegt zich met eenvoudig uit een uitlating van een cbricaal blad te con- cludeeren dat deze eerste minister niet uit eigen beweging de benoeming van Janson heeft voorgesteld, en //indien hy gedwongen is gewaest, dan werd hy het natuuriyk door den Koning!" Maar op zulk een wyze wordt op een „clericaal" minister altyd den stempel v^n partydigheid gedrukt. Niemand ,zal beweren dat dit billijk is. Maar de schryver had zeker die scha duw noodig om den Koning in te heller licht te plaatsen. Want en dit is het bedenkeiyke by deze beoordeeling der koninkiyke daad Niet zoozeer de bekwaamheden van den benoemde moeten verheeriykt worden, dan wel zyn democratische, aaa republi keinisme grenzende gezindheid. Janson wy citeeren alweer maar uit het vryzinnige Handelsbladis de „man die met wyd gebaar en donde rende stem de sociale omwenteling had gepredikt". Zelfs de vurige blydschap der socialistische pers wordt er by gehaald: „Liberale en socialistische bladen ver heugen zich luide over de benoeming en Le Peuple, het orgaan der Brusselsche socialisten, die zeker zyn republikeinsche gezindheid niet onder stoelen en banken bergt" wordt met ingenomenheid aan gehaald. En dat vooral om den KoniDg te pryzen, die zich, zegt Het Handelsblad, weer getoond heeft te zyn geiyk een Franschman onlangs zeer terecht schreef „Albert is slechts koning in naamhy is de beminde president eener gelukkige republiek Ook wy kunnen op zichzelf de konink iyke benoeming geiyk de onpartydige ministrieele voordracht pryzen; maar het bovenstaande voor ons, gevoelen wy ons daarby in een zeer slecht gezelschap en ook Het Handelsblad gaf zich in hare overwegingen wel wat al te veel bloot. Of zou 't slechts het ideaal van haar Brusselschen briefschryver zyneen koning president der Republiek! Dan staat natuuriyk de Nederlandsche vryzinnigheid hier buiten. Maar waarom neemt men dan zulke uitmiddelpuntige beschouwingen zonder bedenking op! Waarom dan liever niet kloek gepro testeerd tegen de poging der Belgische vryzinnigheid om het volk over te leveren aan het socialisme en den vorst neer te trekken in de party politiek van het republikeinisme Nutteloos Volgens de moderne physiologen (ken- Dars van het menscheiyk lichaam) bezit de mensch een paar nutteloóze lichaams- deelen, onder anderen het wormsgewyze verlengsel. Wy gelooven daar niets van. God schept geen nuttelooze dingen. Nutteloos! decreteert de wetenschap, wanneer zy niet dadeiyk de functies van bepaalde lichaamsdeelen ziet. Talmage (spreek uit Telmeedzj) zei eens in een opstandingspreek oDe physiologen leeren ons, dat terwyi het grootste gedeelte van ons lichaam gebouwd is met zulk eene won derbare spaarzaamheid, dat wy niets kunnen missen, en het verlies van een vinger ons dus zeer bamoeilykt in het werken, en een kwetsuur aan den voet ons kreupel maakt, wy toch nog al tyd twee of drie sohynbaar nuttelooze lichaamsdeelen bezitten, want geen enkel anatoom of physioloog is tot dusver ooit in staat geweest om te zeggen, waartoe die lichaamsdeelen dienen. Mis schien vormen zy den grondslag van het opstandingslichaam, en zyn zy wel in onzen tegenwoordigen toeatand niets waard voor ons, maar zullen zy in on zen volgenden toestand eene onmisbare en onschatbare waarde voor ons hebben. De Joodsche rabbynen schynen daarvan eenig besef gehad te hebben, toen zy leeraarden, dat er zich in het samenstel van het menscheiyk lichaam een klein been bevond, dat de basis zou vormen van het opstandingslichaam. Dit is mis schien onjuist geweest. Maar zóóveel is Z6ker: de wetenschappeiyke Christenen onzer dagen zyn tot de ontdekking ge komen, dat er twee of drie overtollige deelen in ons lichaam aanwezig zyn, die iets groots en iets heeriyks doen veronderstellen omtrent een volgenden toestand." Schoon ook dit slechts eene hypothese (veronderstelling) is, luisteren wy daar naar liever dan naar decreten van de vaak ongeloovige wetenschap. Wat het »Homoeopathisch Maandblad" eens schreef over operaties verdient wel overweging, ook in verband met het bovenstaande „Het operatief ingrypen imponeerde de menschen. En dit is begrypeiyk genoeg, want by eeD operatie kan men de re sultaten onmiddeliyk waarnemen, men heeft ze als 't ware voor oogan, terwyi de interne therapie (inwendige genees- wyze) in stilte werkt. Het is een lang zame, onzichtbare worsteling tusschen geneesmiddel en ziekteproces." Maar ook in het kamp der allopathen wordt m9n met het opereeren wat voorzichtiger. De een mag wat meer, de aDder wat min der snel naar het mes grypen, de echte operatie woede is van de baan. Leerryk is in dit opzicht de geschiedenis der blindedarm ontsteking. Toen men, door het steeds beter worden der voorzorgs maatregelen, blindedarm-operaties met goed gevolg kon verrichten, waren er vele chirurgen, die er maar op lossneden. Elke appendicitis (ontsteking van den appendix met aanhangsel van den blinden darm, dat gemakkeiyk ziek schy nt te worden) werd met het mes behandeld. Zelfs waren er professoren van naam, die elk gezond mensch aanraadden, zich van hun appendix, dat lastige en gevaar- ïyke aanhangsel, te ontdoen. Maar in den laatsten tyd is men hierin ook veel voor zichtiger geworden. Ook by kanker wordt lang niet meer zoo snel geopereerd als vroeger, daar vaak de bittere ervaring is opgedaan, dat de ziekte na de operatie sneller ver loopt dan er voor." Tot zoover deze schryver, een arts, die derhalve recht van meespreken heeft. Het zal dus wel aanbeveling verdienen om in gevallen als bovengenoemd eerst een homoeopatisch arts te raadplegen. De chirurgie heeft inderdaad een belang- ryke hoogte bereikt; doch men roepe haar niet in, voor ter hoogste instantie ■a in dit geval door den homoeopathischen artsuitspraak is gedaan. Strandvonderij. Iu het jaarverslag der provincie Zeeland vinden wy in de afdeeling Strandvondery het volgende schry ven van Gedeputeerde Staten van Zeeland aan den Minister van Binnenlandsche Zaken „Toen in 1909 de „Lord Napier* en in den nacht van 30 Sept. 1.1. de «City of Benares" schipbreuk leden op den zeedyk by Westkapelle, is het bezwaar gevoeld, dat in zoodanig geval wel, door de rege ling van de strandvondery in het Wet boek van Koophandel, de belangen van de rechthebbenden op schip en lading beschermd zyn, doch de daarmede in stryd komende belangen van het met het onderhoud der zeewering belaste water schap niet. „Het is onzes inziens biliyb, dat de schade door de stranding onmiddeliyk veroorzaakt, ten laste van het waterschap biyft, immers, dit risico is niet meer dan het normale, aan het beheer van zeewe ringen verbonden. Doch de schade, by het afsleepen van het wrak aan den zee dyk noodzakeiyk toe te breDgen, behoorde onzes inziens door de belanghebbenden aan het waterschap vergoed te worden, daar deze werkzaamheden in hun belang geschieden tot behoud van bun eigendom. Evenzeer behoort het waterschap gewaar borgd te zyn tegen het daarby toebren gen van niet onvermydeiyke schade, evenals tegen onnoodig uitstel op oprui ming, aangezien daaruit evenzeer schade en, by ongunstige weersgesteldheid, zelfs gevaar kan voortvloeien. By gebreke eener regeling op dit punt schynt een en ander echter moeiiyk te verwezeniyken. »In het geval van de „Loid Napier" heeft het bestuur van den polder Walche ren zich zelf geholpen door zelf de berging van het wrak ter hand te nemen, doch zag toen zyn verzoek om vergoeding der aldus gemaakte kosteD, in den vorm van bergloon, door ons niet erkèhd; daar de strandvonder en niemand anders tot berging gerechtigd was. By de stranding van de „City of Benares" hebben wy den burgemeester-strandvonder gemachtigd tot den onverwyiden verkoop van het op den dyk zittend wrak, nadat alles wat gemakkeiyk geborgen kon worden, verwyderd was. By die machtiging ver zochten wy den strandvonder, aan den kooper de voorwaarde op te leggen, „dat hy het gekochte zoo spoedig raogeiyk verwydere, zonder verdere beschadiging van den zeedyk". Thans ontvangen wy van het polderbestuur het in afschrift hierby gevoegde schry ven, waaruit blykt, dat het bestuur een zeer practische op lossing aan de zaak gegeven heeft, door het wrak zelf van den strandvonder te koopen, vervolgens aan een derde te ver- koopen, met bepaling, dat, by niet nale ving der voorwaarden, de kooper zich aan het sub 3o. bedongen verlies van rechten blootstelt. (Het polderbestuur had n.l. verkocht op de volgende voorwaarden lo. dat de opruiming van de wrakstuk ken geschiedt zoo spoedig mogeiyk en zoodanig, dat geen stukken boven gewoon lager water, aangegeven door een verken mei k, uitsteken2o. dat de werkzaam heden tot sloopiDg en opberging geschie den in overleg met en ter goedkeuring van den opzichter der Noordwatering en alle maatregelen door dezen noodig ge acht, ter voorkoming van schade en tot bevordering van den voortgang der werk zaamheden, door den kooper worden overgenomen 3o. dat, indien de kooper zich niet gedraagt naar de bovengenoemde voorwaarden, hy zyne rechten op de nog niet opgeruimde wrakstukken verliest. Terwyi voorts gevraagd werd in het schry ven door het bestuur aan Gedepu teerden of er bezwaar zoude bestaan, den strandvonder uit te noodigen, voor taan c. q. aankoopers geiyksoortige voor waarden te stellen). „Daar het echter niet altyd mogeiyk zal zyn voor het polderbestuur, het wrak zelf te koopen, bhjft het eene vraag, hoe in de gebleken leemte kan voorzien worden. Wy hebben ons afgevraagd, of daartoe wellicht gebruik ware te maken van het bepaalde in art. 1, eerste lid, sub. 3o. van de wet van 9 Mei 1902 tStbl. No. 54), tot toekenning van eenige bevoegdheden aan de besturen van wa terschappen, veenschappen en veenpol- ders. Daartoe zouden art. 15 van het hierby gevoegde reglement van politie voor de polders in Zeeland moeten wor den aangevuld m6t een voorschrift, dat by stranding het voor eene zeewering schadelyke wrak zoo spoedig als moge- lyk is, door den strandvonder of recht hebbenden moet worden opgeruimd, in overleg met en onder leiding van het polderbestuur, welk bestuur met de hand having van deze bepaling belast wordt. „Daartoe zou althans gewaakt zyn tegen de gevaren, welke uit vertraagde opruiming kunnen voortkomen, evenals tegen onnoodige beschadiging by de op ruiming. Of ook by een politiereglement aan belanghebbenden de verplichting kan worden opgelegd tot vergoeding der noodzakelijke schade, door het afsleepen van het wïak aan de zeewering toege bracht, is de vraag; wellicht zon het noodig zyn, omdat het hier een punt van burgeriyk recht betreft, daartoe een opzetteiyke bepaling in het W. v. K. op te nemen. «Ook zou de vraag, wat rechtens is, wanneer gestrande schepen schadeiyk of gevaariyk zyn voor zeeweringen, het onderwerp kunnen uitmaken van eene afzonderlijke wetteiyke regeling, eenigs- zins in den geest van de wet van 23 Juli 1885 (Stbl. No. 151), houdende be palingen omtrent de opruiming en het beheer van vaartuigen en andere voor werpen, in openbare wateren gestrand of gezonken. „Als het hoofdbeginsel eener zoodanige wet stellen wy ons voor de bevoegdheid van het betrokken bestuur, om de af brenging van het wrak zelf ter hand te nemen, onder gehoudenheid om het ver volgens in handeD van den strandvon der te stellen, en met recht op verhaal van gemaakte kosten en by de afbren ging noodzakeiyk geleden schade op de opbrengst. „Terwyi wy ons veroorloven, voorzie ning in de ons gebleken leemte in de aandacht van Uwe Excellentie aan te be velen, zou het ons in elk geval zeer aangenaam zyn te mogen vernemen, welk antwoord intusschen aan het pol derbestuur van Walcheren door ons te geven ware.« Aan dit schry van is toegevoegd in het verslag, dat op het einde des jaars nog geen antwoord was ontvangen. De nieuwe officierspet. Het nieuwe model van officierspet voor het Neder landsche leger wykt, naar het Vad. meent te weten, geheel af van het tot dusver gebruikte; de pet bestaat uit een groo- ten bal van grys groenlaken met 6en blauwe bies, daaronder een blauwe band, afgezet met twee smal-gouden tres sen. Aan de voorzyde een in goud ge vatte oranjeknoop, waaromheen een ge borduurde lauwertak. Een drukke maand. Terwyi in de maand Augustus velen hun arbeid een poos neerleggen, om in een wel verdiende vacantie ontspanning te genieten, is het voor den tuinder een drukke maand. Druk heeft by het met het oogsten en verzenden der groenten, druk heeft hy het met het bewerken van den grond. De leeg gekomen bedden moeten zooveel mogeiyk benut worden voor de teelt van een winter- of voor- jaarsgewas. De grond wordt behoorlijk

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1912 | | pagina 1