No. 244 1912
Donderdag 18 Juli,
26e jaargang.
öHRiSïEüjfó»
NIEUWSBLAD
HISTORISeh
VOOR ZEELAND
vïzt ©sa arasts.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUÏJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Conscience herdacht.
LÊÊSTAFEL."
BINHENLAKD.
■srxT &m,ovxmQxm*
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1.25
Enkele nummers0.05
UITGAVE DER FIRMA'S
EN
van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1 10 regels ƒ1.—, iedere regel
meer 10 cent.
Het vrijzinnige samendoen.
De Vaderlander (het unie-liberale blad
van RoodhuyzeD) bad gewaagd vav de
samenspreking tusschen vryiiberalen,
unionisten en democraten over de samen
werking van alle liberalen in 1913. Maar
het is nog zoo ver niet, gelijk blijkt uit
een tegenspraak van De Wereldhet
vrijzinnig democratisch weekblad van
mr. Marchant. Het blad noemt de mede-
deelingen //voorbarig en onjuist".
Niet juist, omdat de indruk wordt
gegeven, dat genoemde onderhande
lingen bedoelen een samenwerking
coüte que coüte ('t koste wat 't wil),
zonder vaste basis, een vangen van
alle vrijzinnigen onder één hoed, hoe
dan ook. Een dergelijke taktiekisvan
vrijzinnig-democratische zijde steeds
afgekeurd, daaraan zou men van dien
kant stellig niet meedoen en in dien
geest worden dan ook geen cnderhan-
delinge gevoerd.
De waarheid is het dient nu te
wordeD gezegd dat onderhandelin
gen zjjn geopend en worden gevoerd,
naar aanleiding van de vraag: öf en
zoo ja, op welke wijze, hetzij samen
werking, hetzij onderling overleg in
1913 mogelijk zal zijn tusschen de
drie vrijzinnige partijen op de basis
van het algemeen kiesrecht, het door
geen korrektieven verzwakt algemeen
kiesrecht.
Op dezen 'grondslag zullen de onder
handelingen dus öf moeten gelukken
öf anders mislukken.
De Nieuwe Courant (vrij -liberaal) is ook
Log lang niet gezind tot meedoen. En
ook Het Handelsblad (»tout courtMibe-
raal) vraagt inlichtingen.
Wij rechtsche partijen kunnen al dit
gescharrel van verre rustigjes aanzien.
Het zal in 1913 wel alles in orde wezen.
België's hoofdstad heeft de reeks der
feesten geopend fot herdenking van Cons
cience's honderdsten geboortedag. Wel
wat vroegtijdig, want de groote Dationale
Bchrijver zag op 3 December 1812 het
daglicht, doch de Belgen achtten het
zichzelf verschuldigd de opgetogen stem
ming, die er thans reeds te Brussel
heerscht, ook met het oog op de komeDde
nationale feesten, tevens aan hun dier
baren Conscience op te dragen.
Trouwens, ook Antwerpen viert feest
vóór den verjaringsdatumgedurende het
algemeene Nederlandsche Congres van
de volgende maand, en de Brusselaars,
moesten het zich zeiven als een plicht
rekenen, de Scheldestad voor te zfjn.
Waarbij eindelijk komt, dat 3 December
midden in den winter valt, een seizoen
dat cpenlucht-betoogingen kwalijk toe
laat, en openlucht-betoogingen, echte
volksfeesten, waar heel de stad deel in
hebben kan, diende deze huldiging van
den rrfeesa-populairen schrijver dien zij
ooit zullen hebben dan toch in elk ge
val te wezen.
De Brusselsche briefschrijver van de
N. R. C. wijdt bij deze gelegenheid een
artikel aan den} Vlaamschen schrijver,,
waaraan wy het volgende ontleenen
Ik zie, aldus de correspondent, menigen
■Hollandschen lezer sceptisch, misschien
eenigszins medelijdend, glimlachen. En
ik kan dien glimlach zoo goed begrijpen
ik zelf hou door den band zoo heel erg
niet van dergelijke betoogingen, waarvan
ik de Ijdelbeiü doorzie; en anderdeels
geef ik den Noord-Nederlander bijna ge
lijk, als zij deze postume hulde aan
Uonscience-als-schrijver wel wat over
dreven achtenhij immers, tijdgenoot
ö^truida Bosboom-Toussaint en
AmoutDrost, van Hofdijk en van Lennep,
denwelken zulke luidruchtige herdenking
vooralsnog niet te beurt viel en ver
moedelijk nooit te beurt vallen zal, staat
als zuiver letterkundige nogal ver be
neden dezen. Hij, Conscience, wist het
trouwens zelf; gij hebt op deze zelfde
plaats mogen lezen hoe hij zich in een
brief aan Nikolaas Beets, overgedrukt in
de Vlaamsche Gazet van vóór enkele
dagen, uitdrukt: „Heb ik deze (hulde,
n.l. bij het verschijnen, in 1881, van zijn
honderdste boekdeel) eenigszins verdiend,
dan is het slechts door het nagejaagde
doel,niet door de verdiensten van het
geleverde. Ik had met het oog op den
toestand van het Vlaamsche volk, aan
vele andere eischen dan die der hoogere
aesthetiek te beantwoorden, en heb, als
kunstenaar, daartoe vele opofferingen ge
daan."
Hoort gij de stem van den weemoed
in het door my gecursiveerde? Cons
cience, de even-begaafde, de meer-begaaf-
de dan zyn Hollandsche kunstbroeders,
hy weet welke tekortkomingen men hem
als artiest kan verwyten, en zijn hart
bloedt om de „opofferingen" die de artiest,
welke hy is, zich getroosten moet. En
ons, jongeren, aan dewelke verweten
wordt myns inziens ten onrechte
dat wy ons kunstenaarschap al te zeer
boven alles stellen, ons is Conscience
nog liever geworden, sedert wy vernomen
hebben van dat onderdrukt kunstenaars
lee 1.
Maar Conscience had een doelhet
oog op den diep-vernederden toestand
van het Vlaamsche volk, had hy, spyts
de eischen der hooge aesthetiek, zooals
hy het uitdrukt, zich tot levenstaak ge
steld, dit volk op te beuren. Daartoe was
het eerste middelwekken van het stam-
bewustzyn. Om zyn Vlaamsche volk
wakker te maken zou hy zingen, niet
om te luisteren naar eigen fraai geluid,
al zou dit laatste hem opofferingen kosten.
Hy zelf verkoos als artiest beneden zich
zelf te biyven, wanneer het volk maar
wakker werd, en bewust, en eindeiyk
bereid om naar dezen te luisteren, wien
het in de toekomst zou grgund zyn alleen
nog als Kunstenaar te mogen gelden.
Helaas, zoover zyn wy thans in Vlaan
deren nog niet. Maar dit kan onze tegen
woordige schryvers niet ontmoedigen.
Want, hoe het anders moge schynen, zy
staan zoover niet van Conscience's ideaal
af. Kunnen zy, die by uitstek kuDste-
naar zyn, niet bogen, vooralsnog, op
dergeiyk luisterend publiek, door Con
science wakker gemaakt, en kunnen zy
er, anderdeels, niet toe besluiten totdat
publiek af dalen, overtuigd als ze zyn
dat, dank zy grootendeels Conscience, dat
publiek zekeren dag luisteren zalzjj
helpen, zoo niet met hunne kunst, dan
toch met hun woord en met hunne pen
dien dag voor te bereiden; want geen
ia ondankbaar genoeg, om zich het voor
beeld van Conscience niet als een bevel
te laten welgevallen; geen enkele die,
al geeft hy er zyn kunst niet voor op,
zich niet laat leiden door dat eenige,
prachtige beeld der „opoffering"geen
die zich, hoe kritisch ook aangelegd, hoe
wars ook van romantisme, hoezeer ook
overtuigd dat men alleen op realiteiten
bouwt, zich laat afleiden van dit ideaal
het ontbolsteren van de Vlaamsche volks
ziel, het bewerkstelligen van de Vlaam
sche volkskracht, het ontwikkelen tot
zyn rypsten bloei van dsn nationalen
zin.
De ontaarding der gemoederen, de on
macht, de wuftheid, de karakterloosheid
by zyn volk weren: het is Conscience's
prachtige, en ook zegevolle levenstaak
geweest, wy, die tevens weten dat
wy, naar het schoone woord van Vermey-
len, geen wereldburgers worden als wy
niet eerst stambewuste Vlamingen zyn,
wy kunnen geen ander doel hebben. En
laat de opvatting der kunst, die de onze
is, ons niet meer toe allicht deze dienstig
te maken voor de Vlaamsche Beweging,
wy weten dat onze arbeid op ander ge
bied de Vlaamsche Beweging eens tot
die kunst opleidt, dank zy in de eerste
plaats dat monumentale werk vanCon-
cience, eerste tempel van de weidsche
stad, dat het Vlaamsche volksbewustzyn
aan het optrekken is, en waar dan ook
wel plaats zal zyn voorivoren torens.
Zou het dan zyn bloot uit baatzuch
tigheid, zy h8t dan dankbare baat
zuchtigheid, dat in dit jaar 1912 ook de
tegenwoordige schryvers van Vlaanderen
Conscience met liefde gedenken? Verre
van ons deze gedachte, vermits wy het
te dezer gelegenheid vooral waardeeren
dat wy ons in hem zoo één, zoo innig
één kunnen gevoelen met, zoo geheel
opgenomen in gansch het Vlaamsche
volk. Hy heeft er „opofferingen" voor
gedaan, om dewelke wy hem vereeren.
Hy heeft de //eischen der hoogere aesthe
tiek" opgegeven, waarom? Om zyn
volk in de toekomst aan de hoogere
aesthetiek deelachtig te maken. In zulken
ootmoed herboren wordt hy voor ons
als een held.
Al hapert hier by ons, nu wy dit schry-
ven, eene aarzeling. Heeft Conscience
dan zoowaar aan geen enkelen eisch der
hoogere aesthetiek voldaan? Ik heb
my dezer dagen de vraag gesteld beter
gezegdik heb willen nagaan in hoeverre
de toovenaar, die onze kinderjaren in een
wonderwereld verplaatste, waariyk nog
leesbaar was. En ik heb de boeken her
lezen, en ik ben zoowaar geboeid ge
weest. Ik geef toe: het staat als kunst
werk ik bedoel hier de historische
romans beneden Drost, Bosboom, Tous-
saint en Hofdyk. Maar ik heb er iets in
ontdekt, wat ik dikwyis mis by Uwe
zoozeer ook door my gewaardeerde au
teurs die boekjes van den Vlaamschen
meester, die zyn volk leerde lezen, hoe
zyn ze warm van mededeelzamen gloed,
van innige overtuiging, van diepe en
uitspattende menscbelykheidhoe leven
zy van prachtig bloed, en hoe weten ze
uw eigen bloed op te jagen tot prachtig
medeleven 1 En zie, ik weet niet of ge
zyt als ik, maar zulke ontroering, zulke
ontroering in heel myn lichaam, ook dat
houd ik voor de bevrediging van een
hoogeren aestbetischen eisch
„GOD EERST."
In myn kamer hangt eén plaatje,
Waarop deze woorden staan,
Die my dus altyd herinneren
God moet steeds voor alles gaan.
Overschiyd ik nu den drempel
Deze woorden zien my aan
//Eerst een woord met God, uw Vader,
Eer ge uw eigen weg moogt gaan."
Als ik 's morgens my ga kleeden,
En dan op dat motto let,
Zegt het, dat ik voor myn dagtaak
Hulp moet zoeken in 't gebed.
Plichten, lasten, moeiten, angsten,
Alles komt misschien vandaag,
Hoe zal ik er kracht toe hebben,
Als ik die niet biddend vraag?
Wil ik eens wat nieuws beginnen
Dan vermaant het motto zacht
„Niet op eigen krachten bouwen,
Eerst de zaak voor God gebracht!"
Soms, geheel gereed tot uitgaaD,
Hoe beperkt myn tyd ook zy,
Kan ik toch maar zóó niet weg gaan
„God eerst!" zegt het motto my.
'k Buig dan eerst nog stil myn Knieën
En verhef myn hart tot God,
Zy het ook met weinig woorden,
Hem bevelend weg en lot.
's Avonds als ik wil gaan slapen,
Fluistert weer het motto zacht:
„God eerst Hem gedankt, gebeden,
Zegen vragen voor den nacht!"
Ja „God eerst" moet zyn ons motto,
Heel ons leven, dag en nacht;
Al ons heil komt slechts van boven,
En moet biddend ingewacht.
„God eerstHoudt dit woord in waarde;
Helpe 't u uw levenslot,
Lusten, lasten, moeiten, zorgen,
Wyden door een woord met God.
Zondagsblad. A. P. B.
Een bede van godvruchtigen. Af
scheidswoord van ds. NotteD, (thans)
emeritus predikant te Velp. Arn
hem, A. Tamminga.
Dit afscheidswoord is een preek, een
biografie, een testament. Ds. Notten haalt
in zyn predicatie velerlei uit het verleden
op, geeft een flinken kyk op hethedeD,
en bevat velerlei advies voor de toekomst.
Met groote zachtmoedigheid critiseert hfi
't genootschap dat de mannen van '34
uitwierp en die van '86 bemoeiiykte, met
innige biydschap beluistert hy elke rit-
seling van nieuw leven in de kerk die
zyn schoonvader (prof. v. Velzen) uit-
dreef, en met hijgende begeerde ziethy
uit naar de hereeniging met haar op
voorwaarde van niet meer terug te vallen
in den strik. Scherp veroordeelt hy de
gedeeldheid der kerken A en B, ook in
zyn laatste gemeenteen teekent hy als j
met een pennestreek de veranderde po-
sitie der Theologische School.
Wie den mageren blonden jongen do-
miDé van Middelharnis heeft gekend j
in zijn kracht, of den Rotterdamschen
grijzen leeraar in zyn innige vroomheid,
zal dit „afscheidswoord" met genot lezen. j
In kleinere kerken zal men h«m zeker j
gaarne nog eens,hooren, nu hy emeritus
is; by stelt zich gaarne beschikbaar.
De Christeiyke Wereldbeschou
wing; uitgesproken 12 Mei 1912 te
Arnhem, door ds. H. Ho'kstra.
Arnhem, A. Tamminga.
Ds. Hoekstra sprak dit „woord" aan
de hand van Efese 1 8— 10van dit
machtige woord vooral„wederom alles
tot één te vergaderen in Christus"het
machtige mysterie, waarin de Beere
ons inzicht gegeven heeft, in schepping,
in verlossing, in voleindiging. Wie de
nadere ontvouwiDg daarvan gaarne vol
gen zou, leze deze predicatie, inderdaad
een model -leerrede.
De Tariefvoet. Aan de Tijd wordt uit
Den Haag gemeld, dat de commissie van
voorbereiding voor de Tariefsherziening
met hare werkzaamheden is gereed geko
men en dat haar eindverslagiegen het
einde van deze week zal worden gepu
bliceerd, overeenkomstig de onlangs op
voorstel van de heeren Kuyper,Lohman
en Loeft in het reglement van orde van
de Tweede Kamer aangebrachte wijziging.
Middelburg. Carillonbespeling op Don
derdag 18 Juli, tusschen 12 en 12.15
1. Air, Handel2. Siegeschor, Handel
3. Gavotte uit de Suite Vil, Bandel;
tusschen 12.15 en 12.304. Menuet uit
wDon Juan", Mozart; 5. Reich mir die
Hand, Lied uit „Don Juan", Mozart6.
Tyroler Gebergsscene, Günschals; tus
schen 12.30 en 12.457. Duet uit „Der
Liebestrank", Donizetti8. Ein Madchen
oder Weibchen, Lied uit „DieZauberflöte,
Mozart; 9. Thema en Variatie, Hay dn
van 12,45—110. Steyerschor Landler
Fischer11. Ich war ein Jungling, Lied
uit Joseph in Egypte, Mehul12. Menuet
Célèbre, Boccherini.
Middelburg. Een automobielhandelaar
hier ter stede, die voorbereidingen had
getroffen tot het inrichten van een auto-
mobieldienst tot het vervoeren van reizi
gers tusschen Middelburg en Domburg
over Oostkapelle, heeft dit plan moeten
opgeven wegens de hooge tolkosten. M.C.
By Kon. besluit is aan A. M. Peman
Kakebeeke, te Kloetinge, op zyn verzoek,
eervol ontslag verleend als gezworene
van het waterschap de Breede Watering
bewesten Ierseke.
Middelburg in 1911.
De oudheidkamer te Middelburg werd
ia 1911 verrykt met verschillende voor
werpen, waaronder een looden plant.,
gediend hebbende tot 't maken van den
vorm voor 18e eeuwsche hoekstukken
voor Walchersche landlieden, in 1779,
't 200-jarig jubeljaar van Middelburgs
overgang, met een voorstelling, zooals
mejuffrouw M. de Man heeft aangewezen,
ontleend aan den Duitschen penning van
1757 op den slag by Praag. Verder een
loodje van 12 stuivers van burgemeesters
en schepenen een lithographiePlatte
grond der Scheldeen eenGezicht op
de binnenkomst van Willem V met öe
vovsteiyke familie binnen WelziDge 18
Juni 1786.
Ten slotte een schepenacte van Mid
delburg van 25 September 1513 en een
gedrukt gemeenteiyk Programma van
de wyze waarop de feesteiyke ontvangst
7 Aug. 1817 van Z. M. Willem I zou
plaats hebben.
Het gemeente-archief \frerd verrykt
met verschillende oude rekeningen der
kerken, en met gegevens over het brand-
emmergeld, clappergeld en lantarengeld.
Verder biykt uit het gemeenteverslag
dat het plantsoen en vooral de opgaande
boomen het in het afgeloopen jaar zeer
moesten ontgelden. Ruim een 70-tal
opgaande boomen werden dcor den
storm van 30 September omvergeworpen
of zoodanig beschadigd, dat rooiïng moest
volgen, terwyi in verband met even be
doelden storm nog een aantal boomen
werden aangewezen, om in den komen
den winter gerooid te worden.
Daar de omgewaaide of beschadigde
boomen nogal over alle wandelwegen
verspreid stondeD, gaf een en ander geen
groote leegten te zien en leed het aan
zien van het geheel er betrekkeiyk slechts
zeer weinig ender.
In den toestand van den rioolwater
gang naar Veere was ook dit jaar geen
verandering waar te nemen.
Evenals ten vorige jare, werd ook nu,
j om zooveel mogeiyk stankverspreiding
te voorkomen, het aflaten van evenge
noemden watergang op zoodanige wyze
geregeld, dat tydens de zomer- en herfst
maanden, de bodem en berm langs den
watergang en den boezem niet konden
blootvallon.
De in de laatste jaren aangelegde riolen
verkeeren over het algemeen in een
goeden staat en vereischten geen bijzon
der onderhoud.
De andere riolen echter töy ven steeds
veel zorg vereischen eu moeten op ver
schillende plaatsen voortdurend worden
schoongemaakt en hersteld, vooral die
welke voorzien zyn van houten afdek
kingen.
De reiniging van straten, goten en
riolen geschiedde regelmatig.
De cholerabarak, welke in den loop
van 1909 werd aangekocht en geplaatst
op het terrein achter het gasthuis, bleef
aldaar nog steeds opgesteld, doch be
hoefde niet in gebruik te worden geno
men.
Da inrichting van den optsmettings-
dienst, in verband met de reorganisatie
van dien dienst, waartoe by gemeente
raadsbeslu:t van den 28 September 1910
besloten werd, kwam in het beg'n van
het jaar geheel in orde.
De ontsmettingsoven der firma D. J.
Pennock, met de daarby behoorende
lokaleD, waarover de gemeente thans de
volle en vrye beschikking heeft, werd
geheel omgebouwd en veranderd volgens
een daartoe van gemeentewege aange
geven planwelke verbouwing eene uit
gaaf vorderde van f 1952,43, waarvan
f627,43 voor rekening der gemeente
kwam.
Vanwege het gemeentebestuur zyn 33
biljetten, wegens besmetteiyke ziekten
aangeplakt tegen 42 in 1910, te weten
22 wegens diphteritus, 8 wagens rood
vonk en 3 wegens febris typhoidea.