No. 217 1912
Maandag 17 Juni.
26e jaargang
GKRISTEUJK-
NIEUWSBLAD
HISTORiSeh
VOOR ZEELAND
P. G. LAERMOES Sr.
Hngo Jansz., de Stedebode
Tan Middelbar®.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWES T, te Goes
F. P. D'HUIj, te Aiiddelbt rg.
PRIJS DER Ak>VERTENTIËN
FEUILLETON.
m ij
L;^SESSBi£E^S£SgSS WBSSSm^SSSSSÏ^fWSB^SESSSÊSuJBbiSaaL
1E1 IEREN WERKDAG DES AVONDS.
.ƒ1.25
o 0.05
Prijs per irie maanden franco p. p„.
Enkele nummers.
UITGAVE DER FIRMA'S
EN
v in 1—5 egels 50 cent, iedere regel meer 10 cent
R milieberichten van 1—10 regels 1.—iedere reguS
nu er 10 cent
2,y, die asteh met 1 Juli a. s.
op ons blad. abonneereu, ont
vangen het tot dien datum
grai Ir
VLISS1NGEN.
Wy blijven op de bekende gronden
voor de herstemming tei verkiezing van
een lid van den gemeenteraad aanbe
velen, zoowel in district I als in district
III den heer
15 Juni 1912.
Het is bekend dat stoomfietsers en
chauffeurs zich niet veel aan wet of ver
ordening storen, en er maar op los tuf
fen, alsof hun eigen leven en dat van
den medemensch geen waarde had.
Terecht schrijft de Vliss. Crthet lijkt
soms of zij het schertsrijm van Pieter
Pit in „Holland Express" tot waarheid
willen maken
Tuf-Tuf, Wij gaan In volle vaart.
Hooit onze wagen grommig snorren 1
Wat deert het ons, wlen onzer baart
Het zorg of wandelaars al morren,
En voerlui vloeken Verder I Verder
Laat schelden vrij op onzen bluf.
Wie hield ons aan en wat versperde er
Ons ooit den wegf Tuf-Tuf?
Tuf Tuil Wij gaan al sneller voort,
Niets dat de felle vaart kan stuiten!
Daar ligt een man in smook vermoord.
Geen nood I Wat is het heerlijk buiten
'tis of we vliegen laDgg de wegen,
'tWas in de siad zoo drukkeiid, duf!
Het buitenleven is een zegen....
Voor ons alleen. Tuf-Tuf I
Tu'-Tuf 1 Een schok 1 Wat nu? Een os
Wat moet zoo'n dier ook voor je wagen?
Loopen die beesten zoo maar los?
We zulle' ons bij den Bond beklagen
Je kunt op die manier niet rijden,
Dat vee is al te loom en suil
Enfin, die os is uit zijn lijden,
Daar gaat ie weer t Tuf-Tuf
Tuf-TufI Was dat een beuk of berk?
Het zai een telegraafpaal wezen,
Het was de toren van een keik,
Staat hier in Baedeker te lezen,
Pas op Een vrouw, Ze ligt er onder
'tls Jammer! Kom, zoo'n boerejuf!
Ze zal wel dood zijn 1 Ja, wat wonder I
Up I Never mind Tuf-Tuf
De Druiventros.
In lang vervlogen jaren lag in een
arm klooster een doodeiyk kranke abt,
37
Een verhaal uit het jaar 1567,
door
CHR. HONDIUS.
Ongeveer een uur na dit bezoek liet
zich de klopper op de huisdeur wederom
hooren.
Alvorens de deur te openen, jjlde de
dochter des huizes naar boven om een
der kruisramen te openen en zich te over
tuigaD, wie toegang verlangde.
't Was nu slechts éen persoon, dien zj;
weldra herkende als bode Hugo Jansz
De deur werd dra geopend; binnen
gelaten overhandigde de stadsbode aan
Pieter BastiaeDsz. een van het stadszegel
voorzienen brief van burgemeester
Claesz. Domusz.
Terwjjl Hugo Jansz. in beleefde hou
ding wachtte, verbrak Bastiaensz. het
zegel, las den inhoud, die een bevel in
hield om aan de schutters van het gilde
van de edele handboog de wapenen af te
geven.
Wat Sebastiaensz. had geweigerd, was
door den Burgemeester toegestaan. Naar
hjj van Hugo Jansz. vernam, hadden zi,
zoo zeer aangedrongen om de wapenen
Een vriend zond hem op zekeren dag
eens heerlijke druiven. De abt nam die
met vreugde aan, maar dacht by zich
zelf: daar is in het klooster nog een
andere zieke, die zulk eene verkwikking
nog meer noodig heeft en hij zond hem
den druiventros. Deze zond hem aan een
derde en deze weer aan een vierde. Deze
vierde zag met welgevallen naar den
tros en wilde juist de eerste druiven af
plukken, toen hem plotseling de gedach
te binnenschootneen ik eet hem niet
op, maar onzen zieken abt zal ik hem
zenden. Toen de zieke abt de druiven
zag, rolden hem de tranen over de wan
gen, niet om de druiven, doch omdat zy
de boden waren van den kosteiyken
schat der liefde, die zjjn klooster bezat.
Kent ook gy iets van die naastenliefde
Kerkb. N.-Bev.
Lachen en bidden.
De bekende Pastor S. Keiler verhaalt
ons de volgende ontmoeting.
Op een openluchtsamenkomst, georga
niseerd door een Christ. Jongelingsver -
eeniging, had hy eens op een Zondag
middag een spreekbeurt te vervullen.
Terwyl hy stond te spreken en een en
ander, Rusland betreffende, verhaalde,
groeide het getal van hoorders steeds
meer en meer aan, want ook de voorby-
gangers bleven staan en luisterden. Dit
was nu ook het geval met een troepje
sociaal democraten. Eensklaps viel hun
aanvoerder hem in de rede, en riep op
spottenden toon uit: „Hoe weet je dat
alles zoo precies uit Rusland
„Omdat," was het antwoord van Keiler,
ik in Rusland geboren en gewonnen ben,
en elf jaar daar in 't Zuiden predikant
ben geweest."
„Zoo zoo," riep de maD, »en nu speel
je zoo maar wat voor dominee hier in
Beriyn
Allen lachten. „Neen", antwoordde
Keiler. Niemand hier in Beriyn wil my
een spreekbeurt geven. Doch daar valt
my wat in, vriend, gy hebt zeker geen
predikant
„Neen," luidde het antwoord, „maar
ik zou waariyk ook niet weten wat ik
met zulk een mensch beginnen moest."
„Welnu," was het antwoord van Keiler,
„dan kunnen wy beiden geholpen wor
den. Gy hebt geen dominee en ik heb
geen gemeente. Ik word uw predikant,
en als gy my noodig hebt, dan kunt gy
my laten roepen, 't zal u geen cent be
hoeven te kosten".
op een veilige plaats te brengen ter oor-
zake van de onrust in de stad, dat Claesz.
Domusz. ten slotte had toegegeven.
Sebastiaensz. moest dus gehoorzamen
6D gaf verlof de wapenen weg te halen,
die nu onder de verschillende schutters
werden verdeeld »tot zes of zeveD spiesen
in een huis en drie of vier slagzwaarden
ook in een en hetzelfde huis*.
't Is te begrypeD, dat Burgemeester
Domusz. na al de drukke werkzaamheden
der laatste dagen, die door de ziekte van
zyn ambtgenoot dubbel zwaar op hem
drukten, heel overspannen wasmogely k
was dit de oorzaak dat hy de toestem
ming tot het afgeven der wapenen niet
had durven weigeren.
Hoe dit ook zy, hy gevoelde zich des
avonds zoo vermoeid dat hy zich huis
waarts spoedde na aan Schepen Adriaan
Jacob Joosse de zorg voor de stad te
hebben overgedragen.
Er werd hem echter nog geen rust
gegund, want 's avonds tusschen 8 en
9 ure werd er aan zyn deur geklopt door
eenige mannen, die hem begeerden te
spreken, en nadat hun was medegedeeld
dat de Burgemeester reeds te bed was,
toch hun verlangen te kennen gaven by
hem te worden toegelaten, aangezien zy
iets byzonders aan hem hadden te ver
zoeken.
Dientengevolge werden twee hunner
in de slaapkamer toegelaten, één hunner
was voorzien van een zinkroer. Aange-
Een luid gelach werd gehoord doch
eensklaps sprong Keller van zyn spreek
plaats, drong heen door de menigte,
snelde op den man toe, vatte hem by
den arm en zeide„Hoe is je naam?"
„Wel nu nog mooier," sprak de man
verlegen, „zoo iets is me noch nooit in
mijn leven overkomen
„\ty evenmin, maar eens moet de
eerste keer zyn; hoe heet ge?" sprak
Keiler.
„Emil Piefke," was het antwoord.
„Mooi, Emil Piefke, gy zyt nu myn
gemeente. Hier hebtgy myn kaartje met
naam en adres. Geef me de hand. God
van den hemel heeft ons gezien."
Dat was Zondagsmiddags gebeurd.
Dinsdags daarop kreeg Keiler een brief
van Emil Frommel die hem schreef dat
hy od gesteld was geworden en op den
volgenden Zondag spreken moest in de
kerk der Twaalf Apostelen, en hem nu
verzocht dit voor hem te willen doen.
Toen Keiler op den bepaalden tyd op
den kansel stond en zyn oog eens liet gaan
over de hem onbekende toehoorders, zag
hij Emil Piefke voor hem op de tweede
bank gezeten, en zoo dikwyis daarna
Keiler in 't een of ander kerkgebouw op-
irad Piefke was steeds onder zyne
toehoorders. Eenige maanden daarna
werd Keiler als predikant naar Dusseldorf
beroepen. Verschillende brieven ontving
hy, waarin hem verzocht werd in Beriyn
te blyven. En onder deze brieven was
er ook een van Piefke. Hy was van den
volgenden inhoud
„Beste dominee!"
Ga niet uit BeriynSedert ik tot da
sociaal-democratische party behoord heb,
was ik het lachen afgewend. Doch door
u heb ik na langen tyd gy herinnert
u nog wel dien bewusten Zondagmiddag
in dio openluchtsamenkomst voor 't
eerst weer leeren lachen en ook later
leeren gelooven en bidden. Dat is een
zeldzame weg, maar Ik geloof dat velen
myner vroegere kameraden, zoo ook nog
wel te winnen zouden zyn. En daarom,
biyf in Beriyn.
(Kerkbode voor NoordBeveland.)
TWEEDE KAMER.
Wy kondeD wegens plaatsgebrek ons
Kamerverslag gisteren niet opnemen.
Eenigszins aaDgevuld doen wy het by
deze
Het betrof de amendementen van den
i—«gaai n nu
zien de gordynen van het bed waren toe
geschoven, kon hy niet goed onderschei
den wie het waren, maar naar 't hem
voorkwam waren 't personen van „kleiD
conditie;" naar hy vernomen heeft waren
er nog drie of vier in het voorhuis ge
bleven.
Het doel van hun komst was den
Burgemeester te verzoeken, vergunning
om dien nacht de wacht te mogen hou
den aan de stadspoortendit verzoek werd
zeer heuscheiyk met ontbloote hoofden
tot hem gericht.
Het antwoord luidde dat er reeds een
wacht was aangesteld door heD, die daar
toe last hadden, zy dienden daarmede
tevreden te zyn.
Zy volhardden echter in hun verzoek
om benevens de gewone wacht nog een
andere te mogen houden, waarna de
Burgemeester hun aanried naar het stad
huis te gaan, alwaar Schepen Jacob
Joosse belist was met 't stellen van
de nachtwaak.
Dientengevolge vertrokken zy naar het
stadhuis en vervoegden zy zich tot Jacob
Joosse, hem verzoekende om de //lose"
zeggende, dat ze van Buigemeester Claes
Domusz. vergunning hadden gekregen
dieD nacht te mogen waken.
Jacob Joosse, wien dit bericht vreemd
voorkwam, zeide, dat hy de wacht sterk
genoeg achtte en ried hun aan huiswaarts
te koeren.
Aangezien zy echter volhielden en be
heer Lohman. De heer NoIods verdedigde
namens de meerderheid der commissie
van Voorbereiding (dr. de Visser had er
tegen gestemd) het voorstel om die amen
dementen naar de afdeelingen te zenden
ter onderzoek. Immers, zoo meende spr.,
de Kamer kende het stelsel-Talma, het
daartegenover gestelde stelsel-Lohman
behoorde zy nu ook te kennen.
Wie daartegen opkwam was allereerst
de hoer Lohman zelf. Hy zag hierin een
ophouden van de behandeling der Ziekte-
wot, een in-de-war-sturen der geheele
sociale wetgeving, een oorzaak dat er
van de heele sociale wetgeving niets
kwamen om dit te voorkomen, ver
klaarde hy zyn amendementen in te
trekken.-
Dit wekte verbazing en ergernis, by
de Linkerzyde. Thomson noemde het
kinderspel. Borgesius stond paf zoo
zei hy tenminste en Roodhuyzen
stond sprakeloos, zooals hy in een heftige
rede ging staan beweren. Vooral Scha
per speelde op eu verweet den heer Loh
man dat hy uit den weg gegaan was
voor een dreigement van den minister.
De heer Roodhuyzen hakte den knoop
door, en nam de amendementen over,
terwijl de heer v. Kamebeek betoogde
dat nu weer evenals den vorigen dag,
ook over de amendementen-Roodhui zen,
al waren het dezelfde maar onder een
ander etiket, het oordeel der Commissie
van Voorbereiding over de amendemen
ten moest gevraagd worden. Zyn voor
stel werd aangenomen.
De heer Troelstra stelde met de beeren
v. Karnebeek, Lieftinck, Bos en Treub,
voor om de amendementen naar de af
deelingen te zenden. In zyn rede ter
toelichting van dit voorstel deed de
heftige man weer velerlei hatelykheden
over het hoofd van dr. Kuyper heen
vliegen, wiens driestar „Loos spel", den
lezers immers uit ons blad van eergis
teren bekend, hem en de Linkerzijde
scheen te hebben zeer gedaan. Dr. Kuy
per deerden echter 'smans scheldwoor
den niet.
Hierop kreeg de minister van land
bouw het woord, om nog eens officieel,
zoodat het in de Handelingen kon, uit
te leggen waarom by den vorigen dag
niet in de Commissievergadering ver
schenen was. Geiyk onzen lezers bekend
is, was hy er Dinsdags op uitnoodiging
van den voorzitter gekomen, doch we
gens verzet van een der Commissieleden
mr. Patyn heengegaan. Toen hy
nu den volgenden dag in de Commissie
vergadering werd geroepeD, was hy aan
de eer van zijn ambt en het belang der
zaak verschuldigd niet te verschynen,
nadat hy eenmaal uit welwillendheid
was gekomen, doch formeel was terug
gezonden, en informeel niet kon terug
komen, dewijl hy niet wist wat de
Commissie verhandeld en besloten had.
Een mededeeling die weer een eigen
aardig licht werpt op het politiek karak
ter van dezen Zierikzeescben afgevaar
digde, en waartegen hy zich dan ook
tevergeefs zocht te verdedigen. Zyn op
treden was verre van kiesch, en dat nog
wel tegenover een dienaar der Kroon
te minder te verdedigen, wijl mr Patyn,
om zyn groote bekwaamheden, stellig
mettertyd, als de Linksche concentratie
het wint, in een vrijzinnig kabinet'zal
kunnen zitting krygen.
Besloten werd om den volgenden dag
over bet voorstel-Troelstra-v. Karnebeek
(leuk, die twee zoo by een te zien I) te
stemmen.
Die stemming nu had gisteren plaats.
Eerst lichtte dr. Nolens toe waarom de
meerderheid der Commissie van Voor
bereiding (Nolens, de Visser, v. Vliet)
van meening is dat de amendementen-
Roodhuyzen niet naar de afdeelingen
moeten. Door intrekking toch, aldus Spr.,
van de amendementen Lohman was de
Kamer uit de impasse geraakt; en nu
bracht de heer Roodhuyzen haar er weer
in. Wat niet heel aardig is van den heer
Roodhuyzen. Het verschil tusschen het
voorstel van de commissie gisteren en
heden, ligt in de voorstellen zelve*, de
am.-Lohman konden geacht worden in
diens geest te zyn verwerkt. Van hem
kon een nadere toelichting, verdediging
en overleg met de Commissie verwacht
worden. Dat alles is niet te verwachten
by de amendementen-Roodhuyzen.
Deze heeft gisteren zelf op het verschil
in zeer eenvoudige woorden gewezen. Zy
bedoelen stelsel tegen stelsel te zetten,
waarom op den voorsteller ook niet de
plicht zou rusten, de amendementen te
verdedigen. Zyn dat nu amendementen,
wanneer ze komen van iemand, die zegt
Ik verplicht me niet de verdediging op
my te nemen. Dat biy kt ook daaruit, dat
hij niet de uitwerking van het voorstel
Lohman (in stek 34) heeft overgenomen.
De voorstellen kunnen nu alleen dienen
voor een debatingclub, maar niet ter
weerden vergunning te hebben van den
Burgemeester, zond hy Cornells den Cri-
eerder, die met hem op het stadhuis
was, naar Burgemeester Domusz., om
hem te vragen of hy de „lose" moest
geven of niet.
Het antwoord, door Cornelis de Cri-
eerder gebracht, helderde hem alles op.
l>e Burgemeester meldde, dat men j
hem was komen kwellen voor zyn bed
om te mogen waken en dat hy gedwon-
gen was, hun dit toe te staantevens -
gelastte hy Schepen Joosse, te doen
naar hem goeddacht, aangezien hy hem
volkomen vertrouwde.
Door Joosse werd nu aan Guillaume
de la Fosse, een der manneD, gevraagd,
hoe sterk zy waren en hoe zy begeerden
te waken.
Het antwoord waszes en dertig in
getal en dat zy begeerden te stellen zes
mannen in iedere poort om aldaar te
waken met.de wakers, die van stadswege
waren aangesteld.
Door Schepen Joosse werd hun voor
gesteld, dat er achttien man met hem
zouden waken op het stadhuis en drie
in elke poort, met welk voorstel zy
instemden.
Vernemen we nu wat er dien nacht
geschiedde en luisteren wy daartoe naar
het verhaal daarvan later gedaan door
Quiryn Gislain,, lakenkooper, wonende
in de Langedelft, een der leden van de
schuttery „de edele busse".
„Ik was geordonneerd met myn buur,
man Willem Willemsz Bontekoe, kramer-
om de wacht te houden in Langeviele-
pooit.
Door Schepen Adriaan Jacob Joosse
was ons op 't stadhuis »de lose" ver
strekt -en ons tevens medegedeeld, dat
we aan de poort nog anderen zouden
vinden om de wacht te houden vanwege
„het Consistorie" zonder ons hun namen
te noemen.
By de poort gekomen vond^d zy aldaar
Guillaume de la Fosse en een slotmaker,
wiens naam hy niet wist, welke in do
Langeviele woonde, die door zyn huis
vrouw tot twee of drie malen toe werd
geroepen om naar huis te komen, met
de woorden: »Wat hebt gy daar te doen,
komt slapen 1"
Hy had daartoe echter geen lust en
bleef by de poort.
Nadat wy ongeveer een uur aldaar
geweest waren, wilden wy ons boven
op het blokhuis begeven, dat zich by de
poort bevond, om te hooren of er eenig
gerucht was.
Maar daar trad de la Fosse op my toe,
zeggende: zeg ons eerst de losa ofbiyf
anders hier.
Wordt vervolgd.