No. 185 1912, Woensdag 8 Mei. 26e Jaargang 2HRISTEUJK- EIIWSBLAD HISTORISCH I VOOR ZEELAND. Dc Veerman tan Den Brie) VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWES F, te Goes Buitenlandsch Overzicht. PRIJS DER ADVERTENTIËN sar R -tagjeaaaara !El 'EREN WERKDAÜ DES AVONDS. ƒ1.25 0.05 w&t'A UITGAVE DER FIRMA'S jSgj3Z£2.: Prijs per irie maanden franco p. p. F.nkele na mmers EN De opgaaf van den spoordienst komt in dit nommer voor op de gebrui kelijke plaats. Omtrent het eiland Rhodos, dat Zon dag, gedeeltelik althans, door de Itali anen werd bezet, leest men de volgende bijzonderheden. Rhodos is het oostelijkste van de eilanden in de Aegeïsche zee, 18 K.M. van de kust van Klein Azië. Het eiland is gedeeltelik kaal en rotsachtig maar goed besproeid en over het algemeen vruchtbaar, hoewel slechts gedeeltelik bebouwd. Ondanks alle roof bouw is het nog voor een derde met boscb bedekt, een bergrug strekt zich over het geheele eiland uit. De hoofdstad Rhodos aan de N. O.-kust heeft versterkingen en een dubbele haven. Het eiland werd in 1523 door sultan Solimau II veroverd op de Rhodeser ridders, die daarna zich op Maltha ves tigden en staat sedert onder Turksche heerschappi, met andere eilandeu een sandsjak" vormend van het eilandenwi- lajet. In de oude geschiedenis heeft Rhodes zin rol gespeeldonder Alexander den Groote, kreeg hen een Macedonische bezettin en na diens dood begon de eigen- li ke bloei van het eiland. De Rhodesiërs, die een groote handel en oorlogsvloot bezaten, verdedigden hun stan dapper tegen Demetrios Poliorketes en waren de grondleggers van een al gemeen geldend haDdels- en zeerecht. In 44 na Chr. werd het eiland, waarvan de bevolking thans door landverhuizing sterk afneemt, ingelijfd bi de Romeinsche provincie Asia. De verovering van dit eiland is niet zoo'n groote neldendaad als het wel likt. Er was haast'geen bezetting, en die er was gaf zich zonder slag of stoot over. Er was derhalve groote overmacht. Het eiland werd door 16 oorlogsschepen gebombardeerd, waarna de landing plaats had, in de baai van Paludia, waartegen over de Turken stelliDg namen. Uit het (eit dat de Italiaansche bevel hebber Ameglio het raadzaam achtte, FEUILLETON.^ DOOB JOH. H. BEEN. Wie kent Jan Pieterszoon Goppelstock niet, die de twee kooplieden van Maas sluis over de rivier zou zetten, toen er een hoopje raar opgetuigde schepen zicht baar werd in den Mond der Maas P De eene koopman dacht er dit, en de andere dat van. 't Konden de schepen uit de Oostzee zin, die een bar reisje achter den rug hadden. Maar de veerman hakte den knoop door, sd meende, dat het best de Watergeuzen konden zin. De twee kooplieden doodelik ontsteld Nee maar, dan gaven ze de zaakjes voor vandaag maar op, en wilden liever bi moeder de vrouw thuis zin. Bestzei Coppelstock, en roeide ze te rug naar de aanlegplaats, waar de beste stuurlui aan wal met elkaar er ellen-lang over stoüden te delibereeren, of het wel de Watergeuzen waren, en zoo ja, wat die lieve jongens hier kwamen uitspoken Jan Pietersze maakt niet veel woorden vuil, lost zin levend vrachtje, en voor uit! daar schiet zin bootje al door de woeliae Maas, regelrecht op die vreemde schepen af. De lui daar zullen hem niet levend opeten, en zoo ja, dan zal hi er ten minste zelf bi zin. Kort en bondig als hi in alles is, geeft hi antwoord op de hem gestelde vragen. Als een loopend vuurtje gaat het weldra over de vloot, dat er geen Spaansche be zetting in Den Briel is. (/Een valstrik soms van dat schipper- niet al te ver in het eiland door te drin gen, zegt dat ar nog wel eenigTurksch gevaar geducht wordt. De landing der 8000 Italianen had in drie uren tyds plaats. De Turken, inziende dat een strid tegen de door scheepsgeschut on dersteunde Italiaansche troepen weinig uitzicht bood op een overwinnig, hadden zich in 2 of 3 versterkte kampementen teruggetrokken, nadat ze in de haven een opschrift hadden aangebracht: „komt ons maar opzoeken als jullie durft" een herinnering aan het klassieke „mo- loon labe" (kom en haal ze dat Leonidas aan de Perzen antwoordde, toen dezen van de Grieken de uitlevering hunner wapenen eischten. De auto bandieten in Frankryk zijn het onderwerp van gesprekken in alle kringen der maatschappij. Weinigen schijnen te beseffen hoe ook deze laatste is, ten gevolge van haar godsdienstlooze leven en streven, van een sinds eeuwen verloren laten gaan van allen invloed des By bels en des Evangeliesvan een godsdienstloos onderwas niet het minst. Niet ten onrechte schrijft De Her vorming Daar is een maatschappij, waarin het geld de groote macht is, zoodat bijna iedereen, van hoog tot laag, er op uit is, geld te krijgen of zijn bezit te vermeerde ren op eerlijke, of als dat niet gelukt, op oneeriy-e wjjzo. De achtbare leden der Kamer verhoogen op een goeden dag bij plotspling besluit hun traktement tot 15.000 francs per jaar. Hooge ambtenaren, tot den schoonzoon van een president toe, zijn betrokken in vuile bankbedriegerjjen. Een klerk, die in millioenen zwendelt, wordt zeer opvallend beschermd en tot zelfs door de justitie ontzien. Af en toe breekt er in die kringen een schandaal los als een v eze etterbuil en brengen de bladen berichten van moeders, die haar jonge kinderen prostitue reD aan rijke wellustelingen, van echtgenooten, die elkander bedriegen en vermoorden. Haast om de twee maanden is er een „cause cé'èbre", die de gerechtszalen doet volloo- pen met een naar schouwiteiten begeerig publiek van mannen en vrouwen, vooral vrouwen. tje?" vragen de donkere oogen van Lumey. Maar wien ook die vlammende blikken verzeugen mogen, den robusten schipper niet. En is daar niet zijn vroegere stad genoot, jonker Bloys van Treslong, die voor hem getuigt? Nu komt het denkbeeld op, om in naam van den Prins de stad op te eischen. Coppelstock zal de bode zijn. Reeds schiet wederom zijn bootje door het water. Hy baant zich met zyn forsch lichaam en zyn gespierde armen een weg door de samengepakte menigte op het havenhoofd. Van alle kanten gonst het in zyn ooreD. De Watergeuzen? Ja 1 Wat komen ze doen De stad opeischen I Zyn er vee Ja! Hoeveel koppen vragen de Heeren op het Stadhuis. Vyf duizend antwoordt de veerman, die voor deze leugen zeker wel eens onderbanden genomen zal zyn, toen hy later lid van den Gerejormeer- den kerkeraad was geworden. Want er waren er nog geen driehonderd. En toen Wel iedereen weet dat »In naam van Oranje, doet open de poort De Heeren van Den Briel wisten geen raad. Ze zyn tusschen twee vuren ge plaatst. Voldoen zij aan de opeisching, dan wordt hun das over eenige dagen door de Spanjaarden ingepeperd. Voldoen zy er niet aan, dan komen straks de Geuskens en jagen den rooien haan op de daken. Zegingen dan maar hun boeltje pakken en kozen het hazenpad. Maar Coppelstock en zyn soortgenoo- F. P. D'HUIj. te Middelbi rg. In die maatschappy is vryheid van drukpers. De onzinnigste theorieën van verdwaasde dwepers of halve en heele krankzinnigen worden gedrukt, verspreid en gelezen. De brutaalste godslasteringen, de schunnigste verdachtmakingen, wor den ongehinderd en ongestraft onderdo oogen van het groote publiek gebracht. Woorden als „dat we het Evangelie dank baar moeten zyn, omdat het, door de ge wetens te verfijnen, het zondigen nog pikanter heeft gemaakt", of „dat men moet zondigen om het exquis genot van een licht berouw te leeren kennen", wor den neergeschreven niet door den eersten den besten, maar door schryvers van naam. Jonge menschen in godsdienst looze gezinnen en scholen opgevoed, lezen zulke beweringen. En daar l3eft een zekere meneer Fro- mentin, gehuwd aan,weer gescheiden van en nu opnieuw samenlevend met een ryke weduwe, millionair en anar chi3t. Een zachtzinnig man, een »idea list", die geen vlieg kwaad zou doen en er ook geen kwaad in zie' om met vrouw en kinderen en sti^ki aderen tezamen uit baden te gaan wiens doch tertje van 15 jaar al op de hoogte is van dingen die vele mannen van vijftig nog niet weten. Deze heer, wiens millioenen en andere bezittingen door den Staat worden beschermd, die van alle voordee- len der gemeenschap profiteert eD op 't oogenblik een snoepreisje in Marokko maakt, geeft geld voor de anarchistische propaganda, steunt iedereen, die by bem komt en zegt een vyand van 'c gezag en de maatschappy te zyn, geefr, huisvesting aan een vyftigtai van deze ongure klan ten, die zweren by hetNi Dieu ni Maitre. In "dat gezelschap komt Jules Bonnot, een jonge onverschTlige kerel, die ook wel eens met sjieke dames in een auto ryden wil en dineeren in een ffin restau- raut. Met handenarbeid komt hij niet zoo verom bankdirecteur te worden ea er dan met het eeld vandoor te gaan, on - breekt kern de vakkennis hy werpt zich op 't vak van dief, inbreker, moor denaar, dat volgens de theorieën van. den zachtzinnigen Fromentin een beroep is van hetzelfde gehalte als dat van officier, kapitalist, geesteiyke of minister. De rest ten biyven. En wat er ook van komen zal ja, dat kan hem niet veel schelen. Hy, Jan Pietersze, is de man van de daad. Hy Z' urt niet en jankt niet. Alles zal wel o; zyn pootjes terecht komen. Als de hemel valt, zijn we allemaal dood. Het juiste oogenblik zien, en dan dadeiyk met twee krachtige vuisten aanpakken, dat is de leer vau Jan Pieterszoon Coppelstock Hy heeft echt tot de arme luitjes be hoord, die populaire veerschippermaar benauwd in een hoekje gezeten neen, dat heeft hy nooit. 'tWas een »kregel en stout kerel", zegt Van Wyn, een baas, die je op zy schoof, wanneer je hem by ongeluk in deD weg stond. Er was altyd iets rumoerigs om hem, alsof hy een tweelingbroeder van den Noord wester was. Hy kon veel wagen, omdat hy weinig te verliezen had. ZekerMaar het liev3 leven waagde hy dan toch en dat heeft men maar eens. En wanneer hy dacht verongeiykt te zijn, dan kon het hem niet schelen, al moest .hy zich een weg banen door evenveel Magistraats personen en kerke aadsleden, als er den len April menschen gestaan hadden op 'tBrielsche havenhoofd. Een lastig persoontje was die Jan Pie terszoon Coppelstock. Toch ontleende hy het recht daartoe volstrekt niet aan de voorname rol, welke hy op den Geuzen- dag vervuld had Reeds in het jaar 1570 is er van een standje met hem te lezen. Het was toen gebeurd,dat men hem een ton haring verkocht, waarvoor men, naar zyn meening, hem te veel had afgezet. In zoo'n geval zei Coppelstock natuuriyk, dat hy liever dit of dat leelyks over zyn vat 1—5 regels 50 cent, leacre regel meer 10 eeat F. milieberichten van Ï~1G regel: 1.-4 iedere regen mi er 10 cent. is bekend. Als een roofdier is Jules Bon not opgejaagd en neergeschoten. Zijn laatste woord was een grof scheldwoord, zyn laatste daad een revolverschot, beide j gericht tot de mannen van het Gezag. Zyn laatste gedachten waren by zyn //testament", waarin hy de maatschappy 1 aanklaagt, zichzelf verheeriykt en de on schuld bepleit van vier zyner geestver wanten, die in hechtenis zyn. De heer Fromentin reist in Marokko en zal zeker met afgrijnzen hooren van het bloedvergieten, op zyn grondbezit gepleegd. Hy zal na zyn terugkeer de anarchistische propaganda weer voortzet ten, hy „de Fransche Tolstoï" „zonder diens christeiykheid" De dagbladen en illustraties en de ki nematografen hebben weer rykeiyk en interessante stof In Zuid-M^rokko hebben de Franschen een hevig gevecht te doorstaan gehad vermist zyn zeven soldaten en een offi cier, zjj werden door de Zemmoer gevan gen genomen. Men is bezorgd, dat de vyandige stam men een gemeenschappelyben aanval op Fez zullen ondernemen. De opwinding in de omgeving neemt toe; Vrydagavond zouden 2<>00 afgevaardigden van ver schillende stammen byeenkomen in de tuinen van Moeiai I dris, op 8 K.M oost van F z, ten einde te besprpken of een aanval op de stad of het kamp van D^bibag mogeiyk was. Epn harka trekt thans in twee troepen tegen de stad op. Generaal Meinier beeft uitgebreide maa r. geien genomen en op-alle wegen patrouille-- uitgezonden. lederen dag ver wacht men een botsing met de Mooren De bezetting van,Fjz bestaat uit drie bataljons en twee batterijen, daar niet mmder dab drie bataljons en een battery artillerie worden afgestaan om den ^ui- tan i der heer Regnaul' Rabat te be geleide Althans indien zy dui en g tan. De toestand blijft hoogst ernstjg. Alles wyst er op, dat de Marokkanen zeer verbit'e d zyn. Erg tactvol zyn de Fran schen ook zeker niet opgetreden in Fez; I bracht nog iet dezer dagen de Matin een photogmfie, genomen in een tent I hoofd wenschte, dan dat hy betaalde. „Ja maar", antwoordde de verkooper, »daar is gelukkig nog recht in de wereld!" en wendde zich tot het College van Sche- i peneD. j 't Kon Coppelstock niks schelen ze j moesten d'r gang maar gaan Hy zou wel eens willen zien,of men hem dwingen kon om te veel voor iets te betalen Opbruising en lawaai; de Noord wester weer aan den gang Maar de heeren Schepenen zeiden, dat eeriyk eerlijk was. De ton haring was gekocht en moest dus betaald worden. En toen het van den kant van Coppelstock daarover geen klein beetje rumoerde, lie ten de heeren rechters hem eens voeleD, dat zy er, parjentoch ook nog waren. Indien Jan Pietersze niet betaalde, zou men hem gyzelen. En om nu ergeDs in opgesloten te zitten dat was misschien het eenige, waar ODze vrind, die de wyde, vrye lucht voor zyn longen en zjjn heele corpus noodig had, toch wel eenig respect voor g voelde. Zoo dat hy zich dan maar heeft ;en afzetten. Maar ik deDk, dat de man, die het geil ontving, daar nog jaren lang verdriet van heeft gehad. Vóór h«t jaar 1572 woonde Coppelstock op het Havenhoofd. Later verhuis e hy naar het Dykslop, de straat, waardoor heen de Watergeuzen in Den ri"l waren gekomen. Althans in een belastinglijst vond ik hem daar, en wel onder de menig te personen, die allen in één huis woon den, dat op die manier wel op een arke Noachs geleken zal hebben. Belasting schuldig voor dat huis, was hy nog een zyner medebewoners. Een paar jaar later by Fez, en waarop de Sultan te midden van Fransche heeren en dames te zien was. Dat de Sultan zich laat photogra- feeren is al eenigszins bedenkelijk, doch dat hy zich laat photograf.wren te midden van vrouwen en dat dan nog wel van ongeloovige vrouwen, is meer dan een Moor slikken kan. Er zyn nu vlak om Fez reeds zoovele vyandig gezinde stammen samengetrok ken, dat generaal Meinier, die eerst met alle geweld wilde, dat Regnault en de Sultan Woensdag naar Rabat zouden vertrekken, daar nu van heeft afgezien. Het kwam reeds tot een treffen. Marokko is het wespennest, waaruit Duitschland listigiyk de hand uit hield, doch tegeiyk die van Frankrijk bewoog er zich in te steken. Twee vliegen in één slag. In Engeland vlot het nog niet met de Verzekeringswet, dank zy deD ODwil der dokters om zich aan de in de wet vast gestelde regeling te onderwerpen. Min ster Lloyd George neemt de quaes- tie kalmpjes op, indien eeD schikking met de doktoren by de invoering van de wet met zou zyn tot stand gekomen, zoo zeide ny, zal de bestaande toestand biy- ven zooals hy is, wat de coutracten tusschen geneesheeren en friendly socie ties betreft, maar alie waarborgen in de wet ten behoeve van de geneesheeren opgenomen zullen dan eenvounig ter zijde worden gesteld. Men zou zeggen dat dit heel nuchter gezegd isdoch de ge-, neeskundige bladen achten er zich door gegri fd, en dreigen met afbreking van alle betrekkingen met ziekenfondsen. Gevolg van een en ander zal zyn dat de wet aan populariteit zal verliezen, omdat daarin wordt voorzien dat den vertekenen, indien hun geen geneeskun dige hulp rechtstreeks wordt verleend, een bedrag van 8 sh per jaa- wordt uit betaald, waarvan zij dan zelf d uitgaven van dokter en geneesmiddelen b bben te betalen, hetgeen, indien de doktoren niet meer onder fondscontracten willen wer ken, te laag is, zoodat de verzekerden uit eigen zak zullen moeten "oppassen. Wat hetzelfde is als het te loor doen gaan gaggsjaB-siHWggigg^szBsag- ibks&BÓSÏ woort hy met nóg een huisgezin in één huis, altyd in het Dijkslop. Hy is dus vooruitgegaan, hoewel die woning ook al niet in de termen viel om er zekere belasting voor te betalen. Na het jaar 1572 ziet men hem trou wens voortdurend vooruitgaan. Niet om dat de regeering of de menschen hem hielpen. Dat deden ze hem evenmin, als ze dat den beklagenswaardigen Rochus Meeuwiszoon gedaan hebben. Maar hy hielp zichzelf, sloeg zichzelf een weg door de wereld heen, krachtvolle persooniyk- heid als hy was. Hy laat weldra het sobere bestaantje van veerschipper aan anderen over, en kykt eens rond, of er wat voor hem te verdienen valt. Toen schyut hy er een soort toko op na gehouden te hebben, want van alles is by hem te krijgen. Hij levert pannen voor het Oude-Vrou'wenhuis, vloertegels voor de school en fyn zout wederom aan het "Vrouwenhuis. Viel er ballast uit een schip te ruimen, hy was er bp, en zorgde er vervolgens voor, dat de scnuit buiten de haven gevlot werd. Aao de haring vangst schynt hij insgeiyks gedaan te hebben, want hem werd wel de priem op den neus gez tj dat hy, als keurmees ter van de haring, geen haring keuren mocht, „waarin hy part of deel had." Ook versmaadde hy het in den eersten tyd niet om voor de stad boodschappen, over te breDgen naar Dordrecht, er stond dadeiyk gereed, wanneer men een bin nenloods noodig had. En dit alles scheen hem geen wind eieren te leggen. De baantjes begonnen te komen. Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1912 | | pagina 1