No. 172 1912. Dinsdag 23 April. 26e jaargang t shristeliJK- iliEU WSBLAD 8 VOOR ZEELAND L F. d® Faaiw. S, ml Tuin, HISTORISCH lelbwrg Ivoor zwakken in. lezet. staandb en |N.Br.) in de I.A., in huur aart 1918, is 8520. ing blijft be- ipril 1912, het café Zundert. FENS, Roosendaal. «erste dracht, SCHOUT, l, keur uit 3, I aronder een jvarkens, bij yiggekerke. koop, )OSE, A b e e 1 e. koop, by C. V «N lu r gbij 't en Ie oij V ee re. fP Veerenbèd, en tal van 'orte Geer», rg. X S elgezang. |eiteuhok, ser. lor G r ij p s- oop, i 11 h e m. s k e r k e. llïlIPPS, ïnshoK, ruft Stegenwoor- 1 Mei, istbode. baardstraat S) 3, N. Vlis. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK 3.25 0.05 Wed S. J. DE JONGE-VERWES T, te Goes F. P D'HUÏj, te Midcteibt rg. PRIJS DER ADVERTENTIÊN De ramp van de „Titanic". De getuigenissen der geredden zyn niet eenparig. Dit behoeft echter niet I - - iddelburg. VAN DÉN agd *L vaW j»» Middel* Zoute» emuiden |dhr bijl 'i V lE) IEREN WERKDAG DES AVONDS Prijs per Irie maanden franco p. e Ankele nu mmers. UITGAVE DER FIRMé S EN van 1—5 regels 50 F; milieberichten van ai' er 10 cent cent, iedere regel meer 10 cent 1—10 regele l.~ c iedere regel 22 April 1912. Te Goes moet Woensdag gestemd worden voor een lid van den gemeente raad. De heer Van de Ven verliet deze ge meente en maakte daardoor een ledige plaats in het achtbaar regeeringseollege. Bfl zijn heengaan vergezellen hem onze erkentelijkheid voor hetgeen hy als Raads lid in 't gemeentebelang en als man van rechts op wien men rekenen kon, heeft gepresteerd. Nu 't hier den eenigen R. K. zetel geldt, besloot de antirevolutionaire kies vereeniging de candidatuur van Van de Tens' opvolger te steunen. Vandaar dat wy dit ook doen. En wy doen dit te liever, nu ons uit mededeelicgen van de N. Zeeuwache Cou rant biykt dat de R. K. candidaat zich volkomen homogeen verklaart met doel, inrichting en werkwyze zjjner kiesver- eeniging, en in den gemeenteraad de eer en het prestige zyner party '.al weten hoog te houden. Hetgeen ons doet besluiten dat de R. K. candidaat, wat de opvatting zynei verplichtingen als raadslid aangaat, de voetstappen van den heer v. d. Ven wenscbt te drukken. Wy bevelen daarom met vertrouwen aan den heer „Een Eollandach eiland nabij Londenu. Men ga vanuit Bngeland's hoofstad eenige myien in de richting van Southend en komt dan in den mond van de Thames op een kalme plek, als aan zeeCanvey. Het is een eiland, ongeveer zes myien lang en drie myien breed, aan de zee ont worsteld door Nederlanders, nu vier hon derd jaar geleden, en tegen het water ver; dedigd door dyken en zeeweringen, geiyk het vaderland die toont. Thans wonen er nog de nakomelingen dier scheppers van Canvey-islandzy hebben nog Holland- sche gelaatstrekken, eenigszins gewij zigde Hollandsche namen en er staaD nog alt yd een paar bewoonde HollaDdsche hutten, die eeuwen terug, door Neder landers gebouwd zfjn. En om dit alles aan te vullen ligt buiten m de haven een kleine vloot van Hollandsche bootjes voor de alen-visscbery gemeerd, die van ons land naar Billingsgate komen en daar zoo lang biyven, tot zy de landing in kunnen nemen. Dat is Canvey-island, door de bewo ners van de boven-Thames ook wel „Dutch Island" genoemd. Van Benfleet Village aan den Londen-Tilbury en Sout- hend-spoorweg, komt de reiziger op het eiland door middel van een veerboot als het vloed is, ook wel by lager water door over steenen te stappen, die dan juist boven de zilte oppervlakte uitsteken. On middeiyk geeft bet landschap den indruk van moerassig te zyn gioote weideD met gras strekken zich uit, met de mast toppen van stoombooten, zeilschepen, en rood-gezeilde trek- en vrachtschuiten in de verte. De wegeD lynen hoog boven de velden en langs dyken loopen de diepe kanalenaan de andere zyde van het polderland hier en daar ziet men een sluis aangebracht. In het midden van het eiland ligt het eenige dorp van Canvey; het is in werkeiykheid slechts een gehucht. Er zjjn maar enkele ruw-houten huizeD, die een verweerd kerkje omringen, en een wel, de waterbron. Hier en daar verspreid staan de uit ouden tyd overgeb'even Bol landsche huijeB, nu 400 jaar oud,doch nog altyd in gebruik. Wereld.) &ker ke. rsstöcps te leiden tot vermoedens van onjuiste mededeelingen. Het schip was groot; dus kan aan de eene zyde de sehok zwaar, aan de andere zyde nanweiyke voelbaar geweest zyn; kan aai) de eene zyde orde, aan de andere verwarring geheerscht hebben, ook kan men zich in sommige personen vergist hebben, zoodat van enkelen verteld wordt dat zy zich zelfmoordden, terwyi van andere zyde wordt beweerd dat zulks Diet het geval was. Ook hebben de te New-York aangekomenen onder den eersten indruk nog geen geregelde verhalen kunnen ge ven. Noteeren wy uit het Handelsblad het verhaal van den heer Beesley. „De reis van Queenstown ar", zeide hy, „was kalm en uitstekend geweest, wy hadden zéér mooi weer gehad. De zee was kalm en de wind was steed* westeiyk tot zuid-westeiyk geweest. De temperatuur was zeer koud, vooral ge durende den laatsteu d? g, zelfs was het Zondagavond bykans te koud geweest om aan dek te gaan. Ik had ongeveer tien minuten in mjjn kooi gelegeD, toen ik te od ge veer kwartier over tienen een lichten schok voelde. Spoedig daarna volgde een tweede, doch hy was niet hard genoeg om iemand ongerust te maken, hoe zenuwachtig men ook mocht zyn aangelegd. De ma chines echter stopten bykans onmiddel- lyk daarna en ik dacht eerst dat het schip een schroefblad bad verloren. Ik ging op dek in myn ochtendjas en trof daar slechts enkelen aan, die evenals ik op dek waren gekomen omtehooren waarom wy gestopt hadden, doch nie mand dacht aan eenig gevaar Wy zagen door de ramen van de rookkamer, dat er een party kaart werd gespeeld en ik ging binnen om den kaartspelers te vragen of zy iets wisten. Zy hadden den schok een weinig meer gevoeld en hadden door het raam kykende een reus- aehtigen ysberg dicht langs het schip zien dry ven. Zy meenden dat wy dien juist even geraakt hadden en waren even gaan kyken of soms eeuige schade was aangericht. Geen onzer had er natuur- ïyk eenig denkbeeld van dat het schip geloopen was iD het onderwater zyDde gedeelte vaD een ysberg. Bet spel kaart werd voortgezet en zonder in ,'t minst te denken aan een ramp, ging ik weer naar myn hut om te lezen tot wij weer verder zouden gaan. Geen dergeDen, die kaart hadden gespeeld of daarby hadden zitten kyken, heb ik meer teruggezien. Eenige oogenblikken later hoorde ik menschen naar Doven gaan en ging ik ook weer kyken en bemerkte toen dat iedereen weten wilde waarom de ma chines hadden gestopt. Ongetwyfeld waren velen gewekt uit hun slaap door het ophouden van de trilling, waaraan zy door een vierdaagsch verbiyf aan boord gewoon waren geraakt. Opnieuw op dek gaande, zag ik, dat er een be sliste helling benedenwaarts was van bet achterschip naar den boeg, doch niet wetende wat gebeurd was, meende ik, dat eenige der voorruimen water hadden ingekregen en benedenwaarts helde. Weder keerde ik naar myn hut terug, waar ik een warmer pak kleeren aan trok en terwyi ik my kleedde, hoorde ik het bevel geven „Alle passagiers aan dek met reddiDggordels om Wy gingen langzaam naar boven met de reddinggordels over onze kleeren been gebondeD, doch zelfs toen nog dachten wy dat dit een verstandige voorzorgsmaat regel was, dien de kapitein had genomen en dat wy spoedig weer veilig naar bed zouden kunnen gaan. Er was in 't geheel geen paniek, noch eenig alarm. Maar spoedig daarop zagen wy, dat de zeilen van de reddingsbooten werden ge licht en de mannen, die ze bemannen moesten, staan by de touwen en deze ont rollende om de booten te kunnen neer laten. Toen begonnen wy te beseffen, dat het een ernstiger geval was, dan wy eerst hadden gedacht. In het volgende oogenblik hoorde ik het bevel„Alle mannen van de booten van daan blijven. Alle vrouwen naar het dek beneden", hetgeen was de rookkamer op het B-dek. De mannen bleven allen van de booten vandaan en wachtten zwygend. Sommigen leunende tegen de verschan sing, anderen het dek op en neer loopende. De booten werden toen uitgezwaaid en neergelaten van het A-dek. Toen zy geiyk lagen met het B-dek, werden alle vrouwen byeen gebracht, zy giDgen kalm in de boo ten, eenigen uitgezonderd, die weigerden, haar echtgenooten te verlaten. In som mige gevallen werden zy van haar echt genooten los gescheurd en in de booten gedrongen, doch in vele gevallen werd haar toege taan te biyveD, aangezien nie mand haar feiteiyk kon dwingen te gaan. Over de verschansing kykende, zag men de booten achter, reeds in het wateren kalm in de duisternis zich verwyderend. Kort daarop werden de booten naast my neergelaten met veel gekraak als de nieuwe touwen door de katrollen gleden, en nederwaarts gaan de negentig voet, die ben van de watervlakte scheidden. Ik bleef waar ik was en hoorde kort daarop roepen „Zyn er nog meer vrouwen Over de verschansing kykendp zag ik boot no 13 geiyk gezwaaid met B-dek. Zy was half gevuld met vrouwen. OpDieuw werd er geroepen„Zyn er nog meer vrouwen?" Ik zag niemand komen en topn riep een der mannen uit de boot: „Zyn er nog vrouwen op uw dek, Sir Ik antwoordde ontkennend. „Spring dan maar gauw", zeide hy. Ik sprong en viel op den bodem der boot en er werd geroe pen „Tieren U Toen de, boot begOD te dalen werden nog haastig'twee vrouwen door de menig te op het B-dek geduwd en baby van tien maanden oud weid na hen aangereikt. Toen zakten wy, terwyi de bemanning der boot bevelen toeschreeuwde tot de genen, die ons liet zakken. „Allebei te gelykl Voor! Achter! Allebei te geiyk tot wy ongeveer tien voet boven bet water wareD. Toen hadden wy het eenige angstige oogenblik, dat wy ondervonden gedurende al den tyd, dat wy bet schip verlieten en aan boord der „Carpathia" kwameD. Want precies onder ons liepen de condensors ledigstroomen water kwamen uit het schip, juist onder onze wateriyn. Het was duideiyk, dat wjj buiten dien stroom moesten biyven, wilden wy er niet door omgeslagen wordeD, zoodra wy de water vlakte zouden bereiken. Wy hadden geen officieren aan boord, ook geen stuurmans leerling of matrozen om te commandee ren, dus riep een der stokers: «Laat iemand pogen de pen te vinden, die de boot van de touwen bevrydt en die inzet ten". Niemand wist waar die was, Wy zochten zoo goed als wy konden op den bodem en langs de kanten, doch vonden niets. Het was moeiiyk zich te bewegen oneer zooveel menschen. Wy waren met zestig of zeventig aan boord. Wy zakten steeds en op eens dreven wy nog met de touwen, die ons hielden en den stroom water van den condensor, die ons van het schip afdreef, terwyi de golfslag der zee ons weder tegen het schip terug sloeg. Het gevolg was, dat wy gedreven werden naast het schip er precies onder boot no. 14, die zich nu haastig met man nen bad gevuld en die neerkwam met een vaart, die onze boot dreigde te doen om slaan. „Stop het neerlaten van 14", schreeuw den onze mannen en de mannen in 14, thans nog maar twintig voet boven ons, riepen hetzelfde. De afstand tot het dek was echter ongeveer zeventig voet en het gekraak der katrollen bleek daar boven het geluid onzer stemmen onmo geiyk te hebben gemaakt, want de boot daalde tot vyt voet boven ons en dreigde od8 te verpletteren. Juist voor zy viel sneed een andere stoker de touwen door, terstond duwde het condensor water ons v&n het sohip af en kwam boot 14 op de plek die wy zóó verlaten baddeD, neder. Onze bemanning bestond uit koks, met hun witte jasjes aan de riemen ge zeten, en een stoker, die het commando op zich nam. Het was toen een uur in den ochtend. De sterrenhemel was prachtig, docji daar er geen maan was, was het Diet erg licht. De zee was zoo kalm als ecn meer. Er was slechts een zuchtje, dat de boot een weinig bewoog. Het was een prach tige nacht, behalve dat het bitter koud was. In de verte geleek de „TitaDic" een reus. Haar lengte en buitengewone om vang teekenden zich zwart af tegen den sterrenhemel. Iedere patryspoort en salon was hel verlicht. Het was onmogelijk te denken, dat er iets haperde aan zulk een reuzenschip, behalve die onheil- voorspellende helling van den boeg, waar het water nu tot de hoogste patrys- poorteD stond. Omstreeks twee uur zagen wy dat boeg en brug ODder water kwamen. Zfj lichtte zich zelf geheel op met bet achter schip schier verticaal en terwyi dat gebeurde, gingen de lichten in hutten en salons, die tot dusverre nog flikkerden, uit. Op datzelfde oogenblik maakten de machines door het schip een vreeselijk lawaai, dat men myien ver had kunnen hooren. Het was het meest angstwek kende geluid, dat ooit midden op deD Oceaan kan zyn gehoord. Maar dat was het einde nog niet. Tot oDze verbazing bleef het schip eenigen tyd in die verti cale houding, ik denk wel vyf minuten. Zeker was het, dat wy eeDige miDuten 150 voet van de „Titan'c" zagen uit steken boven de oppervlakte der zee ais een zwart voorwerp zich afteekenend tegen den hemel. Toen, met een kalme hellende duiking, verdween zy onder water, en hoorden onze ooren het meest vreeseiyke geluid, dat eenig mensch ooit hoorde dekreten van honderden onzer medemensch«D, die om het leven wor stelden in de yzige wateren kreten om hulp, die, wy wisten het, niet konden worden beantwoord. Wy hadden willen teruggaan om eeni gen te redden, die nog zwommeD, doch dat zou beduid hebbeD bet omslaan onzer boot en den dood van ons allen."" Volgt thans het verhaal van den tele graflst. Deze, Badge geheet^n, vertelt: „Ik bad den eersten telegraphist Phil lipps tegén middernacht af te losseD. Zondagmorgen constateerden wy, dat het apparaat niet in orde was. Wy werkten zeven uur, voordat de reparatie klaar was Hadden wij de fout later ontdekt, dan zouden wy niet in staat geweest zyn, noodsignalen te geven. Daarna ging ik slapen. Ik werd voor myn tyd wakker en hoorde in bed, hoe Phill.ps berichten zond naar Kaap Race. Daar ik wist, dat hy zeer moe was, stond ik dad^iyk op, zonder my aan te kleeden, en zeide hem dat ik bereid was, den dienst van hem over te nemen. Plotseling, zonder dat wy iets byzonders gemerkt hadden, stak de kapitein zyn hoofd in onze werkkamer. „Wy zyn opeen ysberggestooten riep by, »maak u klaar om noodsigDaleD te gevpn, doch wacht tot ik dit beveel." Na 10 minuten kwam by terug. Intusschen hoorden wy rumoer, doch dit verontrustte ons niet. „Roep om hulpzei de kapi tein, zonder d»t hy onze kamer binnen kwam. wy zonden eerst het signaal C. Q. U. D. en maakten er nog grappeD over. De kapitein kwam terug. „Zend 8 O. S." zeide by, en vertelde, dat wy mid scheeps op een ysberg geleopen waren. Steeds nog maakteD wy grappen. Het eerste schip dat wy bereikten was de „Frankfurt", welk schip wy mededeelden wat de kapitein ons juist verte d had. Daarna kwamen wy met dn «Carpathia" in verbinding, die wy reeds konden me dedeelen, dat wy begonnen te zinken Vyf minuteD latei kwam het antwoord, dat de „Carpathia" met volle kracht naar ons toe stoomde. Om by onzen kapitein te komen moest ik over het dek, dat vol met opgewonden, schreeuwende men schen was. Toen ik terug kwam, zei Phillips my, dat ik rnjj moest aanklee- den. Ik was geheel vergeten, dat ik nog in nachtgewaad rondliep. By telegrafeer de verder. Ik bracht ook voor hem een mantel mee, dien ik hem, terwyi hij aan het werk was, over de schoudeis wierp daar het zeer koud was. Met korte tus schenpoozen zoDd Phillips my met be richten, die van de „Carpathia" binnen gekomen waren, naar den kapitein. Ik merkte, dat de booten klaar waren en hoofdzakeiyk bezet werden door vrouwen en kinderen. Phillipps bemerkte tot zijn schrik, dat het apparaat steeds zwakker werkte. De kapitein verscheen met de mededeeling, dat het water gedrongen was m de machinekamer en dat dyna mo's niet laDg meer zouden werken. Dit deelden wy de „Carpathia" nog mee. Ik rende naar buiten, en zag het water reeds ter hoogte van de bootdekken. Nooit zal ik deze laatste 15 minuten vergeten, waarin Phillipps kalm zyn werk deed, niettegenstaande de paniek reeds begon nen was. Vlug nam ik myD reddiDgs- gordel, laarzen en een warme jas. Al dien tijd zag ik Phillips staande werken. Hy had juist de «Olympic* bereikt en deelde dit schip mee, dat wy, den boeg naar voreD, zoDken. Ik wierp hem een red dingsgordel om, nadat ik hem zyn over jas had aangetrokken. Hy zei my, dat ik moest zien, of alle booten reeds weg waren. Er was er nog één over. Twaalf mannen waren bezig de boot klaar ta__ maken. Een oogeDblik dacht ik er aan, hoe goed bet zou zyn, mee te gaan, daar na gaf ik den mannen de hand en zag hen niet m'er. Plotseling riep de kapitein: »Gy hebt uw plicht gedaan. Meer kan niet gedaan worden. Het is tyd^dat ieder aan zichzelf denkt. Ik ontsla u van uw plicht". Phillips was niet vaD het appa raat weg te krygeD, niet tegenstaande het water reeds in onze kamer binnen drong. Toen zag ik opeens een man zich over Phillipps buigen oni hem den red- diDgsgordel weg te trekken. Dezea man heb tk zyn verdiende loon gegeven Van beneden klonk de muziek. Plotseling liep Phillipps naar buiten. Ik zag hem niet weer. Ik zocht de plaats, waar ik vroeger de boot gezien had, en vo die er tot myn groote verwondering nog. De matinee trachtte- te vergeefs de bnot los te krfieen Ik geloof, cat er niet één zeeman onder hen was. Ik trachtte hen te heJpeD, toen een reusachtige golf over het dek spoelde. Ik had juist de ripmen gegrepen en bemerkte, dat ik plotseling midden in de boot was, die boven my lag. Ik hield den adem in en trachtte my vry te maken. Hoe my dit gelukt is, weet ik nog niet, doch ik kon weer adem kiygen. Honderden mannen zwommen met hun reddingsgordels rondom my. Myn eerste gedachte was, van het schip weg te komen, dat een prachtig gezicht oplever de. Rook en vlammen kwamen uit de schoorsteeDen, ten gevolge van de ont ploffingen, die ik echter niet gehoord heb. Daarna kwamen er heele stroomen van vonken. Het schip zonk. Daarby hoorde men nog steeds de muziek spe- lem Alle muzikanten zullen wel omge komen zyn. Ik begon zoo goed als ik kon te zwemmen en was wel 150 voet weg, toen de „Titanic" heel langzaam begon te zinken. Na een poosje voelde ik, dat ook ik zonk. Het was zeer koud. Half in myn droom zag ik een boot opduiken, waar ik heen zwom. Ik greep een hand, men trok my uit het water. Het was de boot, waar ik vroeger in gevallen was. Ik viel in eeD hoek. Iemand ging op myn voeten zi teD, maar ik merkte het niet eens. H>-.t gezicht van de mannen om ons heen, die zonken, was tè verschrikkeiyk. Toen begon ook onze boot te zinken. Ik voelde weer water boven my en plotseling iemand

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1912 | | pagina 1