No. 167 1912 Woensdag 17 April. 26e Jaargang YOOR ZEELAND HISTORISCH Ister Ister) Dit hst dfeasthais aitgeleld. knecht el burg, sajel. apste adres sterke lange ■iwol en Sa- :GT, Lange- maker, te echt. Krab- echt, u i d e n. it ¥ei knecht, n i n g e n. ht of le. S, Hans- rke (W.) icht |e 1 b u r g. urans. lei meid id bouwer, Mei a.s. Ikerij, bij ikerke. of met kBERGH ieters- 0 o s t m loor het Isoonlijk Vlis- PRIJS DER ADVERTENTIËN ■A/;-1 gd ?d nis- en Bij- Capelle. Jï' se. Iclör. 5 d) 5 h) vertrek In. 8,50 Neuzen igste 15 0,45 uit tot en '.Jl v jpW VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK IE1 IEREN WERKDAG DSh AVONDS. prijs per ïrie maanden franco p. p.125 linkele nummers. 0.05 Wed. UITGAVE DER FIRMA S S. J. DEJONGE-VERWES V9 te Goes EN F. P. D'HUIj, te F iiddelb; rg. v ui 1—5 regels 50 cent, ieacre regel meer 10 cem F; milieberichten van 1—10 regel, l.-»r iedere regel §r 10 cent s Mss sa» tmszs&ssi 9V* De opgaaf van den spoordienst komt in dit nommer voor op de gebrui kelijke plaats. Na onzen korten indruk in ons voor laatste nommer geven wij thans nog enkele aanhalingen uit de schoone rede van dr. .Kuyper. Niet te veel, want de rede is "voor twintig cent by alle boek handelaars verkrijgbaar gesteld (uitgever is de beer Kok te Kampen), en kan dus in ieders bereik komen. Onnoodig te zeggen dat de hoogge leerde spreker op iedere bladzijde, ja schier in eiken volzin den juisten toon weet te treffen. Zoo onder anderen toen hy waar schuwde tegen dat ellendige individu alisme, dai jammerlijke liever apart wil len gaan staan, en precies anders doen dan een ander, hetwelk ons reeds zoo menige nederlaag en den liberalen zoo menige gemakkelijk behaalde winst bracht. Hiervan zegt dr. Kuyper: „Buitenaf ia de Janplezier in trek, om met een half dorp er in rond te toeren, maar onder ons rjjdt men liefst op eigen sjees als 't kan, met een eigen fokpaard ervoor. We zjjn zoo geboren Ein spanner Op practisch terrein nu leert men dit wel af, want 't leven zelf eischt steeds de gemeenschap, maar zoo lang men nog opeen eigen vliegscheepken in het nevelenheir der begrippen rondzwalkt, is het zoo tartend verleidelijk, hoog in de wolken toch vooral te pronken met een eigen vlag. Reeds onder onze school jeugd spreekt die trek. Het vlieger-oplaten was van oudsher een vooral in het polder land geliefkoosd jongensspel, en dan bij voorkeur met een vlieger die men zelf op het raam gespannen en zelf vooraf met prentfiguren van eigen knipsel be plakt had. Aan saamzingen doen wij veel minder dan eenig ander volk, maar, en dit is de gelukkige keerzij, we huizen ook liefst apart. Over onze Oostergrenzen woont men met zes familiön in één woningkazerne, onder ons is het als regel: e6n huis per gezin". Zoo ook toen hy den smaad van het liberale diensthuis schetste, waarin onze vaders verkeerd hebben, voor en na Kappeyne. Dr. Kuyper zegt: „De ouden van dagen weten er nog van, en zelf heb ik er van 1865 af, nu byna een volle halve eeuw lang, mtê in geleden. Een harde tyd, maar toch een roerend, schoone tyd. De worsteling ging toen zoo van harte. Ge voeldet u zoo vanzelf aan de broederen aangesloten. Men behoefde er niet aan te denken om toch te bidden, maar bad vanzelf. Zin voor het tragisch-schoone zou u schier doen uitroepenOch, kregen we die bange jaren van '60 tot '80 nog eens voor korte poos teiug. En toch, dat még niet; dat zou God versoeken zyn. Israel voor het land der belofte aangekomen, mag niet naar de zweep der Pharaonen terugver langen, zelfs niet terugverlangen naai de woestyn. De tragische passie voor de woestyn is ziekeiyk insluipsel, het para- dys moet ons lokken biy ven, en byna in een nationaal paradys heeft de Heere onze God ons nu immers uit het dienst huis doorgeleid. Het is zoo ongemerkt, het is zoo byna vanzelf toegegaan, dat vooral de jongeren onder ons er zich nauweiyks rekenschap van geven, maar de ommekeer die tot stand kwam, is dan toch zoo overweldigend, dat we er nog voor staan. Denkt ge dat wy ouden, in de dagen van onzen bangen stryd, ooit van een toestand als nu (intrad, ook maar gedroomd hebben? Het had er zoo niets van. Groen van Prinsterer, 't is zoo, had minister kunnen worden, maar dan om zfjn persoonlek' 'i, en nooit in een Sïraeiï.»s» Rechtsch Kabinet. En toen nu zelfs Groen ons ontviel, de oude Mackay de ruste was ingegaan, en Elout van Sneterwouöe ten grave was uitgedragen, waar was toen o, Christenvolk, uw hoop en moed geble ven? Ze scheen vergaan in al uw smart en rouw. Mij zelf trof toen een om ziekte gedwongen ballingschap van byna twee volle jaren, en nog kan myn hart beven als ik terugdenk aan de donkere wolken, die toen zich ook boven myn hoofd samentrokken. Het scheen of'talles ten einde liep en alsof de ure voor de ont binding van onze kleine heirscbare ge komen was. Op de eerste deputaten- vergaderiDg, te Utrecht, in een kleine byzaal gehouden, daagde geen veertig man. O, denk, zeg toch nooit dat we onszelven uit het diensthuis uitgeleid hebben. Naar menscheiyke berekening lag in Groen's sterven de natuuriyke ondergang van de party die by in 't leven riep. Maar toen kwam het politiek mi rakel. Overmoed verblindde wie ons de knie op de borst had gezet. Kappeyne, die geroepen had„Dan moeten de min derheden maar onderdrukt worden", vaardigde zyn „scherpe Resolutie" uit, en daarmee stak hy zelf de lont in 't kruit. Liberalistisch bolwerk na bolwerk zageD we toen geheel onverwachts in de lucht vliegen, en uic alle hoeken en oorden des lands kwamen de verscholen Anti revolutionairen opdagen, zich in een oogwenk in goede phalanx ordenen, en heirdag na ^heirdag houden onder nieuw-Calvinistische leus. Die bezielde actie zette met 1879 ook op Siaateterrein in, en eer we tien jaren verder waren, zag men in 1888 het politieke rad reeds kenteren. Voor 't eerst bleef by de stem bus het Liberalisme in minderheid. Het pays legal lei 't af. Bet „volk achter de kiezers" wist aanstonds zyn triomf te bezegelen, en Mackay werd formateur van 't eerste Rechtsche Kabinet". En niet minder in de schets die dr. Kuyper geeft, van hetgeen na onze uit leiding is geschied. Of liever pod uitlei ding was het nog niet. Het was, zegt dr. Kuyper, „Dat was nog niet de uitleiding maar dan toch het afschuiven van den grendel van de poorte van het diensthuis. Uit Gosen ging het toen naar de Schelfzee, door de Schelfzee naar Elirn met zyn twaalf palmboomen, en nu gaat. het, door de woestyn heen, steeds voort en verder naar het land der belofte. Denkt 'ttoch in. De ommekeer was zoo plotseling, de overgaDg zoo verrassend snel. Schier op alle punten tegely K sloeg 't van smaad in eere, van druk in voorspoed, van boeien en banden in vrymakiDg over. Met de Schooi begon de victorie. Onze School met den By bel, door KappeyDe nog in Rabsaké's taal gehoond, leefde op, zette zich uit, en kon zich nu reeds tot over het duizendtal vermenigvuldigen. Onze Pers, weleer tot drie, vier kleine weekblaadjes beperkt, nam toe in aantal van organen en in beteekenis door het woord dat ze sprak. Geen post noch be trekking was zoo hoog, of kloeke beiy ders vaD Christus zag men er toe geroepen. Zelfs ons prachtig Insulinde werd onder Idenburg voor 't eerst aan eeD man die ónze leuze looft, toevertrouwd. Van een exclusivistisch op alles voor ons-zelf beslag leggen, was hierby natuur- lyk geen sprake. In der Lrberalisten zonde van het meest schaamteloos baantjes- egoïsme is noch 't eerste, noch 't tweede, noch 't derde Kabinet van onzen kant vervallen. Maar er is dan toch een poging gewaagd om de al te stuitende oneven redigheid recht te zetten; kosteiyke, maar ongebruikte krachten ten bate van het land in staatsdienst te roepenen vooral om onze geloovige landsbevolking niet langer te plagen met jongemannen uit de steden, die op 't burgeweesfer-zyn tuk, het burgeruader-zjjn niet verstonden. Zoo kwam er van alle zyden ontspanning. We vroegen noch kregen voorkeur, maar aan de minachtende achteruitzetting van weleer was een einde gekomen. Als er weer een Staatscommissie voor hoog ad vie s moest in gesteld, sloot geen Kabinet ons nu langer buiten. In alle hooge Colleges, tot zelfs in den Raad van State, en nu onlangs nog in de Rekenkamer, drongen odzo maDnén door. DeKonink- ïyke Academie van Wetenschappen open de voor Woltjer en Bavinck haar poorte. Na ODze Dagbladpers zag men zelfs Revue's opduiken. Van wat we schreven, werd allengs notitie genomen. De waar deering ons door Allard Pierson en Bus ken Huet reeds voor dertig jaren betoond, werd thans van steeds meerderen ons deel. Van de Nachtschool hoorde meD niet meer, de statuetten van den Domper en den Ffjne werden in het Antiquiteiten- Museum als curiositeiten by gezet. Wel zwol er soms nog felle bitterheid op, maar die trok zich dan saam op de enke len die heel vooraan stonden. Ik zelf genoot vaak de eer, als mikpunt daarvoor dienst te doen. Maar die enkele satyrs- raketten uitgezonderd, die nog zoo nu en dan den dampkring vergrauwen, is over heel onze vaderlandsche erve de lucht dan toch vriendeiyk opgeklaard. Steken we nu de hand toe, dan wordt ze aan genomen. Als gelyken worden we nog wel van verre niet begroet, maar een lonk van nederbuigende goedheid schy- nen we dan toch waard geworden. Voor de tichelsteenen hebben we niet zelf meer het stroo saam te rapen de dry ver beeft opgehouden en welhaast werd 't ook onder ons weer een leven in verheu ging des harten. Dit mogen, dit moeten we getuigen, niet om te roemen in wat önze hand gewrocht of ónze moed en heilige durf bestaan heeft, maar om, met de verlaten poorte van 't diensthuis ach ter ons, Hera die er ons heeft uitgeleid, ODzen dank er» onze aanbidding op te dragen, en met Mirjam 't door al onze gouwen te doen weerklinken „Zingt den Heere, want Hy is hoogeiyk verheven 1 Groote dingen heeft aan ons ge daan, Hy die machtig is Heere der heirscharen is ZyD Naam"." Niet minder by de waarschuwing die hy aan de herinnering vastknoopte. „Mannenbroeders, bet zou zoo schoon zyn, zoo we ditmaal, na uit het dienst huis te zyn Ntgeleid, eens niet door eigen schuld in de wopstyn terug moes ten, maar, na eenmaal de Jordaan te zyn doorgetogen, in het land der belofte kon den binnentrekken. In de stembus, die in '13 komt, schuilt de belofte hiervoor. Mits we vast aaneengesloten blfjven, en eik man zijn plicht doe, wacht |ons in '13 nog schitterender overwmniDg dan in 1909 ons deel werd. Natuuriyk niet zonder een gul ouden-dag pensioen, maar dè,t komt er, en anders wordt toch alles hacbiyk. Maar is aaD dien socialen eisch eenmaal voldaan, dan wenkt ditmaal vooral ons het hoogste motief, want in 1918 gaat 't op Grondwetsherziening, ook van Artikel 194, de te late verbooring van Groen van Prinsterer's bede van voor veertig jaar. Voor den Coalitieband nu zullen uw leiders wel zorgen draagt gij daarom slechts zorg, dat ge in eigen kring voltallig in 't gelid staat, uw hand grepen niet verleerd hebt, en uw patroon- tascb terdege gsvuld houdt. Gelyk overal en altoos zyn er ook onder u bedaarder en meer vooruitdringende geesten. Een goed leger kan noch de zware battery, noch de lichte cavallerie ontberen, mits maar eenerzyds de versteende zoutpilaren u aan de Doode Zee van bet Conserva tisme niet ophouden, en anderzyds de wielradtoovenaars niet te ver vooruitvlle- gen uit het gezicht van het hoofdcorps. Ge hebt 't in uw voordeel, dat Links nog altoos bezig is, uit vier diverse lap pen den Coalitiemantel waarin men zich hullen wil saam te rygen, uit Vry-liberaal fluweel, uit Unie-liberaal katoen, uit Vry-democratisch vilt en uit Sociaal democratisch kemelshaareen bedelaars deken als kapotjas die, na twee jaar siytage, straks toch weer kapot scheurt. Maar vergeet niet, ook gy h.bt uw ker kelijke geschillen, en ook by uw Calvi nistische evolutie ontpopt de nieuwe formatie zich niet in eiken kring vol maakt gelyk. Dit kon gapingen in de slagorde geven, diegapiDgen konden ook b(j u tot spanuing leiden, endanzytge weg. Op uw stuk staan is best, maar ge mist er om uwpr broederen wil t recht toe, zoo de nood aan den man komt. En daarom hoort, hoort Mannenbroe ders, naar wat ook u van boven wordt toegeroepen Ik ben de Heere uw God, die u uit het diensthuis heb uitgeleid. Ver speelt, bederft gy dan door euvelen zin niet het groote werk dat uw God onder ons gewrocht heeft. Wy s&am moeten klein, uw God alleen groot zyn, aldus luidt het vast beding, of uw zegepraal houdt geen stand." En eiDdeiyk in zyn meer persoonlijk woord. Daarin vernam de schare met aandoening Ik ben oud, maar nog niet op, en wat ik aan kracht nog behield, biyf ik u ten dienste stellen. Ik mag Diet anders. Im mers uw trouw en liefde was od bleef de zachte zonnegloed,waarby myn kracht eens ontlook, toen aanwies, en nu nog Dabloeit. Ik bsn een veelszins zoo ge lukkig man geweest. Ik heb niet alleen geploega en gezaaid, maar ook schoven van den akker mogen wegdrageD. Her inner u slechts onder wat bittere teleur stelling GroeD van PriDsterer wegstierf en ge zult den dank die myn hart ver vult verstaan. Maar toch was 't niet alleen uw liefde die dit wrocht. Ook de Simei, die my als een David navloekte, mocht m;j op myn levenspad ve'gezellen, en niet min der aan den 3imeï dank ik een deel van myn kracht. Fiolen van smaad en ver guizing heeft by, te meer daar geen onzer onfeilbaar is, al die jaren over my uit gegoten. Maar juist die jarenlange smaad is my een bron van sterkte geworden. Lof verslapt en wierook bedwelmt, maar smaad sterkt, en hoon hardt Wrok teaen mijn beiageis heb ik daarom nooit ge kend. Ik voelde 't zoo, wie my 't scherpst havende, kreeg er 't best af wat er toch af moest. Zoo heb ik by 't naderen van het einde van myn weg vriend en vyand beiden te danken, of liever voor beide Hem te daDkeD, die my bedden ontmoe ten deed. Toch altoos met dit verschil, dat wie my gram werd, my de wonde sloeg, terwyi uw liefde de olie indrup- pelde, die dan de wonde weer genas. Broeders, daardoor zy de dank u uit't diepst müns harten geboden. Zoo toch ?yn de litteekenen, die ik draag, voor u de eer-teekenen van uw trouw gewor den. Vergelde onze God 't u, als ge ooit zelf in leed mocht verzinken, en blyve Hy ook in den nu komenden stryd van 1913 ons de Springader van die heilige kracht, die alleen ons de overwinning bezegelen kan. Enn donderend, langdurig applaus be wees, dat de spreker de juiste snaai bad getroffen. En dit geldt de gebeele rede. Zij was een meesterstuk van siyi en coloneten imponeerde door haar mstorische gege vens, van weike de juistheid vaststond in de herinnering der ouderen en de kennis der jongeren. Reeds het weinige dat wy overdruk ten, bewyst zóóveel. Zy het een aan sporing om deze rede in haar geheel in de vergaderingen onzer clubs en kies- vereenigingen te lezen en te bespreken. 16 April 1912. Geen ornament. Telkens wederom blijkt het uit de feiten, hoe onjuist het liberalisme gezien heeft, toen het meen- de, dat de dagen, waarin de drager der kroon werkelflken invloed op het staats bestel uitoefende, tot het verleden be hoorden. In de dagen toen die leer opkwam, had ze zekeren scbyn van recht. Na de Fransche Revolutie waren de voikeren beu geworöeD van alle onrust en daarvan werd allerwegen in Europa gebruik gemaakt door de vorsten, om hunne macht uit te breiden en vaak aan te wenden op een wyze, die niet strekte ten dienste des lands. By ons hadden wy dat onder onzen Koning Willem I. Tegen het midden der vorige eeuw verwekte dit toen verzet, en voor een deel was dit verzet gegrond Maai du revolu tionaire leuzen, waaronder zulks ge schiedde, waren geheel valsch. En uit die valsche leuzen kwam toen op de mee ning, dat het koningschap hat afgedaan, en hoogstens als „ornament" of „vlieg wiel" dienst kon doen. Men weet, hoe keurig Groen van Prin sterer toen positie koos. Eener. yds ver zette hy zich tegen het misbruik, dat met name door re conservatieven uit eigenbelang van de koninbiyke macht werd gemaakt, anderzyds handhaafde hy met kracht de zelfstandige beteekenis van het koningschap als een onmisbaren factor in een gezond staatsleven. De geschiedenis heeft hem sinflsdien telkens weer in het gelyk gesteld. In Bslgiè oefende Leopold II en in Engeland Eduard VII persooniyk grooten invloed uit. En noe bleek het dezer dagen weer in Oostenryk, toen de keizei: door met het neerleggen der kroon te di eigen, in Hongarye aen storm, die daar ontstaan was by de legerwet, wist te bezweren. Metterdaad ziet men het zoo telkens weer, weik een onmisbare functie het koningschap in het constitutioneels stel sel vervult. Waar men voor een repu bliek koos, heeft men in het president schap toch W8er een gelyk' .ortige in stelling moeten in het lever, roepen en weike nadeelen daaraan kleven, toont op dit oogenblik nog weer voor de zooveelste maal de stryd tusschen Taft en Roose velt in Amerika voor de komende pre sidentskeuze. Het koningschap doet schokken ver- myden, het laat weinig ruimte open voor machtsmisbruik en geeft een ruime ge legenheid om invloed ten goede uit te oefenen, zooals geen andere instelling vermag te doen. De liberalistische ornaments-leer is een ótaatsrechtelyke vergissing geweest en niets meer. Rotterdammer. Patrimonlum's Bondsvergadering. Maandag wapperde van het gebouw van Amsterdams Patrimonium aan de Nieuwe HeerengracUt de dnebleur. De een en dertigste Jeariyksche Algemeene Vergadering werd gehouden. Tegen den middag was de groote, prachtige zaal vol gestroomd. Van alle oorden des ïands waren de mannen van „Patrimonium" naar de hoofdstad des ryks getogen om als alge-aardigden hunner afdeelingen en ook bonderd'n als v»a m-medelevende leden de Bondsvergadering by te wonen. Het hroederiyk samen zyn, onder voor- trefleiyke leiding van den bondsvoorzitter Van Vliet, we.d aangevangen met het zingen van Psalm 252 gelezen Psalm 146, waarna een zegen werd afgesmeekt. Dan volgde een kort en bondig openings- woord, waarvan het laatste deel de verga dering zeer bezielde. Mannen Broedeis aldus de spreker laat ik het rondweg voor u uitspreken, „Patrimonium" is geboren in den suyd niet allereerst voor stefl lytte enigen, maar in den kamp voor ho ge, geesteiy ke belangen. Voortbouwende op den eenmaal geleg den grondslag, hebben wy steeds te niidi- den van minachting en verguizing, ons dat beginsel, het zoeken van do eere God*

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1912 | | pagina 1