No. 163 1912,
Vrijdag 12 April
26e Jaargang.
6HRISTEyJK<
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAU
HISTORISCH
mm
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed, S. j, DE JONGE-VERWES T, te Goes
F, P„ D'HUIj, te F ilddelbt Tg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De Tariefwet.
Na veertig jaren.
BINNENLAND.
i
IE] (EREN WERKDAG DSS AVONDS,,
Prfls per ïrie maanden franco p. p,ï.25
i inkele nu tnmeis„o 0.05
UITGAVE DER FIRMl» S
EN
van 1—5 regels 50 cent, leiitóre regel meer 10 cent
F; milieberichten van 1—10 regels 1.—Iedere regel
mi er 10 cent
XXV.
De liberalen hier en in het buitenland.
flooren wy hierover een liberaal.
O /er het Tarief schrijft de heer H. L. A.
Obreen in De Telegraaf. Hoe het mogelijk
is, dat de linker zijde in Nederland het lage
tarief van invoerrechten als een harer
eerste geloofsartikelen verdedigt, begrijpt
de schrijver niet. Men is, zegt hl)
Men is integendeel geneigd te mee-
nen, dat voorstanders van uitgebreid
stemrecht veeleer zouden pleiten voor
verhoogde invoerrechten, waardoor de
nationale arbeid wordt beschermd,
tegen vreemde concurrentie,en dus veel
meer arbeidsloon te verdienen is. In
Frankrijk en in Zwitserland is de rood
radikale linkerzijde aan het bestuur, en
In beide landen wordt het hooge tarief
van invoerrechten stevig in stand ge
houden. Zoo ook doet de liberale meer
derheid in Spanje, en in Italië, en in
Noorwegen. Wat voor staatkundig heil
ziet onze liberale party in 't lage tarief,
waardoor het land overdekt wordt met
vreemde ny verheidsproducten, zoodat
er voor den NederlaDdschen werkman
veel te weinig arbeidsloon beschik
baar is
Zouden de liberale persorganen deze
vragen eens willen beantwoorden
XXVI.
De nijverheid dan?
Hooren wy hierover dezen zelfden
liberaal
De ny verheid, zoo gaat de heer Obreen
voort
De ny verheid kan zich hier te lande
door het lage tarief van invoerrechte n
niet ontwikkelen, zoo sterk als dat 't
geval is in Duitschland en in België
Dr. A. Kuyper, oprichter van De Stan
daard en die nu veertig jaren nagenoeg
onafgebroken de hoofdredactie van dit
blad in banden heeft gehad, wydde in
het op 1 April verschenen nummer van
zyn orgaan een hoofdartikel aan het ont
staan en aan de geschiedenis van zyn
„geesteskinderen".
Eerst vermeldt hy met aanhaling van
den letteriyken tekst, op welke wijze de
liberale pers, vertegenwoordigd door N
B. Cf. en Handelsblad, den „welkomen
bondgenoot in de worsteling tegen het
toenmalige Conservatisme" begroetten
Voorts wordt meegedeeld, hoe het ge
tuigenis van Groen van Prinsterer den
hoofd-redacteur, tot bemoediging strekte.
Een paar kleine citaten werden daartoe
aangehaald:
Na de eerste zeer kleine stembus-cam
pagne in 1873 liet Groen zich in dezer
voege uit„Laat ons eeriyk en dankbaar
erkennen dat aan de redactie van de
Standaard (laat my er als confidentie
by voegen aan dr. Kuyper) de eer van den
veldtocht toekomt." Zelfs wees hy me
toen reeds aan als veldheer die hem ver
vangen moest. Aldus toch schreef hy
vlak er onder. „Opmerkeiyk voordeel is
er behaald, maar helaas de veldheer ont
breekt. Of hy het lidmaatschap (der Twee
de Kamer) zou hebben aanvaard, weet
ik niet en laat ik daar. Dit slechts zou
ik hebben gewenscht, dat hy tot eigen
beslissing in de gelegenheid ware ge
steld."
Kort daarop bezigde Groen zelfs het
woord opvolger. Groen bad my reeds in
1873 in de Kamer gewenscht en betuigde
toen „Lid en aangewezen leider te geiyk
zou onze vriend op parlementair terrein
een taak vinden zyner waard". En op
diezelfde bladzyde (139) van zyn N»d.
en in FraDkryk. Wil de Nederlander
rente van zyn geld zien, zoo moethy
het beleggen in andere werelddeelen,
als pandbrieven van Canada of Ar
gentijnsche hypotheekbanken, of als
aandeelen of obligatiën van Ameri-
kaansche of Russische spoorwegmaat-
schappyen, of als parten van Indische
cultuur ondernemingen. Al deze plaat
singen geven over het geheel mooie
rente, maar de Nederlandsche werk
man verdient er geen cent arbeidsloon
aan. De effectenhandel vaart er wel
by, en heeft dus by ons een wonder-
baariyk grooten omvang gekregen,
evenais alle instellingen, welke geld
handel en geldbelegging hoofddoel
makeD, wisselbanken van allerlei aard,
hypotheekbanken, voorschotbanken,
levensverzekering-maatschappyen,enz.
enz.
Iedereen wordt rentenier of beurs
speculant. Ziedaar de zekerste, de
onmiskenbare uitkomst van het lage
tarief van Invoerrechten. Levensver -
zekeriDgmaatschappyen vooral beleven
een gouden eeuw. Zy zyn in ons
vaderland nimmer zoo bloeiend ge
weest, als in de laatste twintig jaar,
na de invoering van Pierson's Ver
mogensbelasting, welke slecht beant
woordt aan de gekoesterde verwach
ting, en welke wy ook te danken
hebben aan den onverklaarbaren harts
tocht der liberale party, om lage in
voerrechten in stand te houden.
Het tarief verboogen beieekent dus
meerdere ontwikkeling der ny verheid
en meer Nederlandsch geld in Neder
landsche ondernemingen.
XXVII.
Is het dan geen slechte belasting 1
Laten wy weer den liberalen schryver,
den heer Obreen hooren.
Of verhoogiDg van invoerrechten, zoo
als men links beweert, een slechte be
lasting is, is de vraag niet. Dequaestie
is deze:
De schatkist heeft geld noodig. Welke
belasting kan in die geldbehoefte bet
ruimst voorzien, en den belastingschul
dige het minst pijn doen?
Naar onze bescheiden meening zyn
Invoerrechten de Belasting, welke aan
dien dubbelen eisch het best voldoet,
nadat alle andere pogingen tot verhoo
ging van Directe belastingen en van
Accynzen en van Indirecte Belastingen
reeds tot de uiterste grens werden op
gedreven.
Men wyst de groote menigte wel op
het verleidelyke verschiet, om Vermogen
en Successie Dog zwaarder te belasten,
maar dat is een sehynbedrieg. Belastin
gen op Vermogen en op Erfenis zyn
volmaakt hetzelfde. De eerste werkt van
jaar tot jaar, de tweede van overlijden
tot overlyden, maar beiden treffen eigen
dom, dat is roerend en onroerend goed.
Dit laatste omvat woning en grond, bei
den eerste levensbehoeften, welke dus
zeer zwaar worden belast. De Woning
heeft buitendien nog te betalen Grond
belasting, en bovendien Personeele Be
lasting naar Huurwaarde en naar stook
plaatsen, en dan Zegelbelasting op de
huurcontracten en Registratie by over
gang, en Hypotheekrecht by bsleening.
XXVIII.
Maab liever de woningen vty.
Zoo luidt de gezonde slotsom van
onzen liberalen bondgenoot in de verde
diging van de voorgenomen tariefverhoo-
ging, die er tevens op wyst dat invoer
rechten voor een groot deel weeldepro-
ducten drukken, die in ons land over't
algemeen niet worden vervaardigd, en
ook niet by voorkeur door den arbeider
en den werkman worden gekocht.
Waarom, vraagt de heer Obreen, maakt
Oed. ontglipte toen 't woord aan zyn
pen „Kuyper met de hem eigen beslist
heid myn bondgenoot en opvolger*.
Dit op hem leggen van de verant
woordelijkheid voor de leiding der Anti
revolutionaire party heeft toen uiter
aard het voeren der redactie voor dr.
Kuyper zeer verzwaard. j
De schryver memoreert verder, hoe
hy reeds in het derde jaar, van zyn
hoofdredacteurschap uit hoofde van ern
stige zenuwzwak.e meer dan anderhalf
jaar lang zich uit allen arbeid moest
terugtrekken, gedurende welken tydjbr.
mr. A. F. de Savorain Lobman de lei
ding van de Standaard van hem over
nam en aan wien daarvoor de hoofdre
dacteur van de Standaard „zyn warmen
dank wenscht te herhalen".
Ten tweeden male kwam dit voor in
de jaren van zyn ministerschap toen de
tegenwoordige wethouder van 's-Graven-
hage, de heer H. de Wilde in geiyke
plaats optrad. Doch met dat al bleef dr.
Kuyper in het generaal genomen voor j
den gang van het blad aansprakeiyk.
Daarna wordt de volgende historische
schets gegeven van de oprichting van
de Standaard:
Te zwaarder was dit op te halen,
daar by de Antirevolutionaire party zich
de Pers nog zoo weinig ontwikkeld had.
Men had voor het belang van de Pers
onder ons nog nimmer het juiste oog
gehad. Wel had Groen zyn Nederlander
van die dagen uitgegeven, maar dit zeer
kleine blaadje was ganscheiyk geen dag-
blad en bestreek dan ook niet dan een
uiterst kleinen kring van lezers. En
daarna hadden we uitsluitend op week
bladen geteerd, veelal vaD meer kerke-
ïyken dan politieken aard. Eerst dr.
Sehwarts, die uit Engeland tot ons over
kwam, en als Scbotsch missionair pre
dikant onder de Joden te Amsterdam
optrad, hielp ons althans aan een half-
politiek weekblad, waaraan hy den naam
van de Heraut gaf, en waarin de gewe
zen Commissaris van Utrecht, de heer
A. Baron SchimmelpeDninck v d. Oye
van de Poll en Nyenbeek, die thans in
de Residentie zyn welverdiende ruste
geniet, de politieke leidiDg op zich nam.
Doch dr. Schwartz bleef hier niet. By
toog in 1869 naar Londen. En zoo kwam
toen tot my het aanzoek om hem in
het toenmalige half politieke weekblad
de Heraut te vervangen.
Ik gaf hieraan gevolg, en zoc is toen
myn journalistieken aibeid reeds in
1869 begonnen. Ik werkte toen onder
dr. Schwartz. Haar dit hield geen stand.
Dr. Schwartz toch zei al spoedig ons land
en de Heraut voor goed vaarwel. Zoo
kwam dit weekblad te koop Vrienden
kochten het, en in 1870 benoemde een
Commissie, uit deze heeren gekozen, mij
tot hoofdredacteur. Zoo werd ik vanzelf
in de politiek gemengd, doch toen begreep
ik dan ook aanstonds dat we als Anti
revolutionaire party niet op een weekblad
konden biyven dryven en dat er een
dagblad komen moest. Aan de Commissie
werd toen het voorstel gedaan om van
het weekblad zelf een dagblad te maken,
en zoo stierf toen de toenmalige Heraut
voor altoos weg,, om aan de Antirevolu
tionaire party in de Standaard haar
eerste eigen dagblad te geven, dat op 1
April 1872, juist bij gelegenheid van
het driehonderd-jarig jubileum van de
inneming van den Briel, zyn proefnummer
de wereld inzond.
By den eersten opzet ontving ik toen,
ook voor de hoofdredactie, nog wel hulp
van eenige vrieDden, wier artikelen aan
eigen styi en toon nog licht te herkennen
zyn, maar geiyk het gemeeniyk gaat,
die hulp nam gaandeweg af, en reeds
vyf jaar later, toen ik, na myn ziekte,
de hoofdredactie weer op my nam, stond
ik èn voor de artikelen èn driestarren
zoo goed als geheel alleen. Ben taak die
de liberale party geen propaganda voor i
belastingvrydom van de woning?
Invoerrechten drukken voor een groot
deel op weeldeproducten, welke in ons
vaderland slechts by uitzondering ge
maakt worden, en dus bijna allen van
buiten worden ingevoerd. Wanneer de
woning onbelast ware, zou zy minstens
een vierde of een derde minder huur
betaler), en van véél betere hoedanigheid
zyn, dan nu het geval is. Er is geen
land in Europa, waar de woningen zoo
slecht, en met zoo onwaardige bouw
stoffen worden in elkander gezet, als by
ons. Zulks belet toch niet, dat men altyd
maar doorgaat met die ongelukkige
woning nog zwaarder te treffen, met
opcenten op Personeele belasting. Het
zwaarder belasten van vermogen en erfe
nis, is een steen, welken de groote
menigte uitwerpt, en die op haar eigen
hoofd weder nedervalt.
Zoo is het voor de woning, en zoo ook
is het voor den grond. Grond is toch ook
een eerste levensbehoefte, en men wil
maar niet begrypen, dat alle Belastingen,
welke den grond treffen, hoe zjj ook hee-
ten mogen, Vermogen, Successie, Zegel,
Grondrente, Registratie, Hypotheekrech
ten, allen zonder onderscheid de pachten
opdry ven, en ten slotte door de pachters
betaald worden.
De liberalen zagen nooit op tegen be
lasting op de eerste levensbehoeften, ge
tuige de suikeraccyns; waaruit jaariyks
24 millioen gehaald wordt. Dat hoogere
invoerrechten enkele fabrikanten ryk
maken is zoo erg nietlage invoerrechten
maken geldmannen nóg ryker. Daarby,
zoo betoogt de scbryver tenslotte, kan
verhoogiDg van invoerrechten ons bren
gen tot een Tolverbond met West, Euro-
peesche StateD, dat ons in staat zal stel
len een mooie rol te spelen in het buiten
land en een waarborg zal wezen voor
ons onaf bankeiyk bestaan.
daarom vooral drukte, omdat ik tegeiyk
hoogleeraar in drie 7akken werd sinds
18S0ook nog in het CeDtraal Comité
de leiding my zag toevertrouwdin 1894
bovandieD tot Kamerlid werd gekozen en
sinds 1879 my bovendien zelf den last
had opgelegd om een geheel nieuw
weekblad onder den alouden naam van
de Herautuit te geven een blad waarin
ik elke week ten minste 20 bladzyden
druks te schryven had.
En zoo heb ik dan onder veel gebreks,
met, - eel fout en feil, onder al te veel
verzuim, al die jaren aan myn journa
listieke taak voortgewerkr, en dit altoos
zoo, dat Heraut en Standaard saam één
doel vervolgden, en ik het theologische
deel van myn taak in de Standaard kon
inkrimpen, om door de Heraut aan te
vullen wat in het politieke blad ontbrak.
Steeds beoogde ik daarby om in ons
Calvinistisch volk, tot welk kerkverband
het ook mocht behooren, den alouden
geest van Calvyn weer wakker te roepen,
zoodoende den historischen stroom weer
te laten golven, en nooit de kiezers tot
het volgen op, welk spoor ook, op te
roepen, dan nadat de gronden, waarop
myn advies rustte, weken en maanden
vooraf was blootgelegd.
En dit wel blootgelegd in een taal, en
betoogd met een woordenkeus, die ons
Calvinistisch volk, op 't platteland zoowel
als in de steden, verstond. Aan slaaf-
sche meeloopers heeft men zoo byna
niets; alleen wie wt< overtuiging met u
gaat, kan u sterken.
Dat niet alle vrucht van dezen inspan-
nenden arbeid uitbleef, toont de politieke
historie van deze veertig jaren. De alge
meene toestand in het land is metter
daad omgezet. Iets waarop ik hier wijzen
mag, niet alsof alleen de Standaard dit
bewerkt hadook de Sociaal-democraten
hielpen krachtig mede, en veel zelfver
blinding van Liberale z|jde heeft de winst
veor ons nog verrijktmaar toch altoos
Dr. Kuyper en De Nederlander.
De Nederlander schiyft:
„Dr. Kuyper, zoo melden de bladen,
heeft in eene rede te Utrecht verklaard,
van zyn hart geen moordkuil te kunnen
maken, en dies zich verplicht geacht te
zeggen, dat het hem gegriefd en gesmart
heeft, dat De Nederlander hem op 1 April
geen eeresaluut heeft gebracht.
„Eenigermate begrypen wy dat.
„Ook ons zelf smartte bet.
„Waarom dan gezwpgen
„Moest de lof gezongen worden van
dr. Kuyper als theoloog, als hervormer,
als staatsman enz., dan ware een be
scheiden medezingen in het algemeene
koor ons niet moeiiyk gevallen.
„Maar het gold hier speciaal De Stan
daard.
„Zeker, ook over dat blad en over het
mede door dat blad verrichte, hadden wy
veel goeds kunnen zeggen.
„Maar, dan hadden wy moeten zwygen
van de wijze van strijdvoeren, enkel aan
dat orgaan eigen, waarover De Neder
lander zich van zijn geboorte af tot den
huldigen dag toe, voortdurend bitter be
klaagd heeft, en daD zou onze lofspraak
in de ooren van ieder die ons blad ge
regeld gelezen heeft, als onwaar, als een
sctfijnbeleefdheid bebben geklonken. Dat
nu willen wy niet.
„Of wel, wy hadden op dat punt eene
reserve moeten maken, en dan zou in
de schoone koren zich een nog al onaan
gename wanklank hebben gemengd. En
ook dat wilden wy niet.
„Wy meenden daarom dr. Kuyper het
meeste genoegen te doen door te zwygen,
al wisten wy dat ons zwygen door velen
aan minderwaardige motieven zou wor
den toegeschreven.
„En hef spijt ons, dat dr. Kuyper zelf
deze explicatie, die wy nu Diet mogen
terughouden, heeft uitgelokt."
met de stille pretentie, dat toch óók de
Standaard haar aandeel in het verkregen
resultaat mag doen gelden. Zy toch was
het, die ons Antirevolutionaire volk wak
ker riep, inlichtte en hielp organiseeren.
Niet minder heeft zy de saamwerking
met onze Roomscbe landgenooten uit
gelokt en mogeiyk gemaakt, zoodra
slechts eerst het harde werk volbracht
was, om het Conservatisme uit elkaar
te slaan. En wel is na 1894 de arbeid
moeilyker geworden omdat veel vroegere
vrienden ons toen verlieten, en bun
torpedo's vaak meer op ons, dan op den
gemeenschappelijken vqand afschoten,
maar in dit opzicht kwam er toch spoe
dig een modus vivendi tot stand, die in
staat stelde om althans wat ons anti
revolutionairen aangaat, de oroederiyke
liefde niet te laten verkoeleD. Aangewe
zen middel hiertoe was, om, wat men
ock op óns vuurde, zoo weinig mogeiyk
terug te vuren, en de liefde van het hart
ook voor deze broederen steeds warm te
houden.
En zoo ben ik dan door goed gerucht
en kwaad gerucht, na veertig jarigen
dienst, nog altoos s.aande gebleven, en
zie ik Diet zonder zekeren vaderlijken
trots op dezen loop van myn geestes-
kindeken terug. Of ik er spoedig van
denk te scheiden P Als 't moet ja, maar
eer niet. Een leven zonder althans du
en dan een driestar zou my te ongezellig
lyken, en heel uitgepraat ben ik nog
niet. En dit te minder, daar ik nog steeds
voor dit myn geesteskindeken in zoo
breeden kring voortzetting van de oude
sympathie vinden mag.
De schryver brengt dan een woord
van dank aan zyn lezers, en aan allen,
die hem bij zyn arbeid aan de Standaard
hebben gesteund.
(Dit resumé ontleenden wy aan D*
BoUtrdammer.)