No. 161 1912. Woensdag 10 April 26e Jaargang. 3hristeüjk- 41EIIWSBLAD historisch FOOR ZEELAND VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWES T, te Goes F. P. D'HUIJ, te ft'ddctelbt rg. PRIJS DER ADVERTENTIÊN JkéS asas »ea*a«sk Dr. Kuyper gehuldigd. IEHEREN WERKDAG DES AVONDS. L25 0.05 Prijs pet Irie maanden franco p. p. Enkele nummers. t UITGAVE D£R FIRMA S EN v in 1—5 regels 50 cent, ieaore regel meer 10 ceufc F; milieberichten van 1—10 regei3 1.— iedere regel mv §r 10 cent. Uit alle oorden des lands waren hon derden vrienden van dr. Kuyper Maan dagmiddag te Utrecht samengestroomd om deel te nemen aan de huldiging van den hoofdredacteur van De ^Standaard de herdenking van diens veertigjarigen arbeid aan en door dit blad. Het gebouw van „Kunsten en Weten schappen" was stampvol. Onder de aan wezigen merkten we een groot aantal autoriteiten op. Op het podium zagen we de ministers Colijn en Talma en van onze Zeeuwsche vriendende heer Blum en mr. De Veer. Terwjjl een dames-zangkoor het samen zijn inzette met het Psalmlied: „Wel zalig hy, die al zyn kracht" werd de gryze staatsman de zaal binnengeleid en op het podium geveerd. Heel de verga dering was in spanning toen de jubilaris daar voor haar stond, een spanning die in een groote ontroering overging toen alle aanwezigen staande het lied des geloofs zongen„Want God, de Heer', zoo goed, zoo mild", het lied waarmede de held van den middag zoo harteiyk instemde. Toen nam prof. dr. Hugo Visscher, de voorzitter van het Jubileum-Comité, het woord, die een „welkomstwoord" moest spreken, maar een feestrede hield, zoo kosteiyk, zoo bezielend, zoo uit het hart van onze antirevolutionairen gegrepen,dat we haar hieronder onverkort laten volgen. Wanneer onze dagen en het levens proces, waaraan wy allen meer of min der bewust deelnemen, zóó tot het ver leden behooren zullen, dat zy in strikten zin historie geworden zyn, dan zal eerst ten volle begrepen kunnen wordeD, welk een diepe en veelzydige invloed van dr. Kuyper op onze volksontwikkeling is uitgegaan. Als de wetenschap op onzen veelbe wogen tyd haar zoeklicht werpen kan, dan zal op schier elk gebied van het geestesleven, hier meer verborgeD, daar meer aan den dag tredend, geschouwd worden, hoe Kuyper's arbeid als een levenwekkend terment gegist heeft door de historische periode, die aan ons voor- byging. Die invloed zal geprezen of gelaakt, verheeriykt of verfoeid worden, al naar het standpunt, dat de onderzoeker in neemt, maar ontkend en veronachtzaamd kan hy niet. In de laatste vyftig jaren was er byna geen Nederlander, die in dit opzicht met den leider der antirevolutionaire Staatsparty op één lyn kan worden ge steld. Kuyper was naar het woord van Carlyle „een lichtfontein van aangeboren, oorspronkeiyk inzichtgeen kunstmatig ontstoken lamp, maar een natuuriyke lichtbron, stralend by de gratie Gods". En De Standaard was wel niet het eenige, maar toch één der voornaamste instrumenten om van zyne lichtbundels uit te dragen in de schare. Eens zal de gescbieövorscher verwonderd staan over het feit, dat een blad, zóó klein van omvang, met zóó weinig hulpmiddelen, dat, uitwendig beschouwd, met de groote Pers in geene vergeiyking kan komen, toch zulk een ingrypende beteekenis heeft kunnen verkrygen. Door de inten siteit van zyn iDvloed heeft De Standaard de groote liberale Pers niet slechts over troffen, maar zelfs haar, die eenmaal onbeperkt heerschte en den haan geiyk scheen, die den politieken wind wees, tot betrekkelyke machteloosheid ge doemd. Het ia eer: eigenaardig teeken des tyds, dat niet de groote, maar de kleine Pers den toestand beheerscht. Dat het zóó is, danken wy niet slechts aan algemeene sociale oorzaken, maar ook aan de stille, rustige, volhardende kracht door De Stan daard stelselmatig ontwikkeld. De ver klaring van dien bykane magisch sug gestieven invloed ligt zeker voor geen klein deel in de genialiteit van den Re dacteur, maar daarin toch niet alleen. Als Kuyper liberaal geweest was, had hy nimmer de beteekenis voor ons volks leven kunnen verkrijgen, die hy er nu voor heeft. Daarvoor heeft hy nog één eigenaar dig talent ontvangen, dat elk liberaal mist. Wat Proudhon begreep, toen hij het gevleugeld woord sprak«op den bodem van elk probleem ligt de theolo gie", dat heeft Kuyper niet slechts be grepen, maar doorleefd. Hetgeen de zwak heid is der liberale pers, dat is Kuyper's kracht. Hy heeft een levensbeginsel, een beginsel, dat diep roert door de men- schenziel, zóó diep, dat zy er centraal door wordt bewogen. Het liberalisme derft een alomvattende wereldbeschouwing. Het is geene een heid, maar slechts een aggegraat van vele, dikwyis elkander uitsluitende be ginselen. Het is slechts één in negatie en daarom zwak. In Kuyper daarentegen is die wereldbeschouwing levendig, waar- by de wereld en dus ook het mensche- ïyk leven verschynt in het licht vaD den Drieëemgen, door zyn eeuwig Woord tot ons sprekenden Cod. Die sprake vindt weerklank. Daarom moest de vore door het kouter van De Standaard getogen over den akker van ons volksleven, diep en breed zijn. Kuyper's voet laat een spoor na in het zand der tyden. Eu daarom, nu Gy veertig jaren hebt mogen arbeiden door Ee Standaard, is het natuuriyk, datwy Uwe geestverwanten op een zoo zeld zaam voorkomenden gedenkdag den lauwerkrans onzer dankbare hulde willen neerleggen voor Uw voet. Wy zouden ondankbaar zyD, als wy dit nalieten. Immers zonder Standaard is de Anti revolutionaire party niet te denken. Het dichtend genie van Oud Hellas zong van den kunstenaar Pygmalion, die een beeld schiep zoo ideaal, dat hy het bezielde en huwend één werd met zyn kunst gewrocht. Zoo is De Standaard één met de Antirevolutionaire pariy. En daar om, het gedenkfeest van De Standaard wordt door ons allen meegevierd als een oorzaak tot dank aan onzen God, die in Zijne gaven toonde, dat Hy met ons bemoeienis houdt. Het zy my verguDd een oogenblik te toeven in het verleden. Laat ons in dit feestuur ook een stille, diepgevoelde, eerbiedige hulde brengen aan de nage dachtenis van hem, die alleen den strijd aanbindend voor het beginsel, dat ons draagt, de Antirevolutionair i party sticht te. Het was 1850, toen Groen van Prins- terer de vraag stelde en beantwoordde: Welke is voor Nederland de hope van een Christen? Hy sprak er over naar aanleiding der Grondwetsherziening van 1848. Wie dat woord leest, beseft welken indruk dat woelig jaar maakte op de Christenen. Hy begrypt waarom Da Costa zong „Legioenen volksvertreders zyn [gewapend opgestaan. Tronen vieleD, vorsten vloden, schatten [smolten en vergaaD. Dreigend blikt op 't aardryk neder 't rood [der ondergaande zon. 't Menschdom vraagt zich, welk een toe fkomst by dien blik baar loop begon." Dat vroeg ook Groen. En de vraag be antwoordend, slaakte by dezelfde klacht, die ik ook eens uit Kuyper's mond ver nam. „Ons volk", zegt Groen, „fs door politieke onaandoeniybheid versteend. Het vat geen vuur, als een ander ont brandt.» Dat heeft een lichtzyde, omdat het ook minder snel verderfelyke in vloeden opneemt, maar de schaduwzyde is deze, dat er zonder vuur .reen leven, geen kracht, geen licht is. Zulk een volk wordt moeiiyk ten goede bezield. „Neder land", klaagt GroeD, „gaat ook nu zorge loos en onbezorgd met de treffelijke eensgezindheid van hen, die allen in slaap zyn geraakt, een schromelijke crisis tegemoet." En die donkere schaduw ziende, vraagt hy, of het uitzicht op een betere, glansrijke toekomst dan geheel weg is? En zijn antwoordt luidtneen. Daar zyn ontfermingen Gods en door de gehechtheid aan het Evangelie is er inner- ïyke kracht in da natie. Groen predikte de onbreekbare energie, die het Gods geloof in zich draagt. In profetisch licht zong hy een loflied op zyn levensbegin sel. ny zag hoe de antirevolutionaire politiek verrees „uit revolutionaire wan orde en jammer, uit onvervulde en onver vulbare beloften. Aan haar licht werd aanvankeiyk tot verbazing dei tegen standers weder hulde gebracht. Hy zag een staatkunde, opkomende tegen den waan der revolutie, een staatkunde, sterk door het getuigenis van historie en open baring. Hij schouwde het opleven van de wetenschap der voorgeslachten, doch toegepast en ontwikkeld tegen de wy sheid eener eeuw, „welke ten aanzien van haar eigen wysheid eerst aan het twyfelen en dan in vertwyfeling raakt". Tusschen het verleden, waarin Groen profeteerde en het heden, waarin wy staan, ligt de arbeid van Kuyper. Dit is tastbaar: de eeuw twijfelt aan hare wysheid en vertwyfelt. Doch ook ging in vervulling, wat Groen profetisch als een lichtenden morgen aanschouwde. Uit dien bajert verrees, als de phoenix van weleer, verjongd en V6rfrischt het Calvi nistisch beginsel, met zyn betrekkeiyk monistisch, met zyn theologisch diep wysgeerlg zien der wereld in het licht van Hem, uit Wien, door Wien entotWien alle dingen zyn. Dit was de kracht van Kuyper, dat hy, hetgeen in het weten en willen en voelen der voorgeslachten eeuwig waar is, niet slechts zag, maar stelde in het licht onzer nieuwe cultuur. Hy wees het pad aan, waarlangs de Chris telyke wereldbeschouwing den Nebo be klimmen kan, van wiens top de weten schap en de cultuur dezer eeuw gezien kan worden onder den lichtglans der Christelyke religie. Dat deed hij door een breede ry van geschriften, en voor de politiek door De Standaard. Het is afgezaagd, te hooreD, dat Kuyper als niemand anders de klavier der volks- conscientie bespeelt. Haar 't kon gezegd, omdat het eeuwige, dat God spreekt, tevens het echt menscheiyke is. Het ge heim van Kuyper's -kracht ligt in het Woord, dat God gesoroken heeft. In Gods Woord ruischt een lied, dat de teederste snaren der voT-sziel tokkelt. Hieru't alle 'n kan de machtige invloed van De Standaard verklaard worden, dat hy de sociale en politieke vragen stelt en beant woordt iD het licht van's Heeren Woord. Daarom heeft hy kunnen wakker schud den en beziöleD, geestdrift gewekt in veler hart, en ons Christenvolk, dat zacht ge sproken van politieke indolentie niet vry is, kunnen electriseer8n tot politieke actie. Zeker, we zyn er nog niet. Nog is Groen's klacht waar, nog sluimert en slaapt een breede zoom, die mede moet optrekken in het gelid. Nog is de klacht van Groen waar, dat speciaal de hoogere standen slechts spaarzamelyk hunne roe ping verstaan. Maar één diDg is anders geworden. Was Groen smalend genoemd een veldheer j zonder leger, van Kuyper kan dit niet meer gezegd. Hy stampte zyn legioenen uit den grond. Daar is een kern van ar- j beiders, kleine burgers, middenstanders, gesteund door een allengakens zich uit breidend corps van wetenschappeiyk ge- vormde mannen. Daar is een kern, ge- i wapand met taaie veerkracht des geloofs, een kern die meeleeft en meestrijd, die zich verzameld heeft rondom De Stan j daard. Met die kern, die numeriek be schouwd klein moet zyn, maar sterk is J door de geestkracht van zyn oeginsel, heeft het politiek genie van Kuyper won- 1 deren gewrocht. De vrye school komt, de christelyke religie kan weer onbelemmerd invloed oefenen op de kinderen van ons volk. De geesteiyke problemen trekken meer dan ooit belangstelling. Dat alles is mede te danken aan het feit, dat Kuyper ze naar voren bracht. Zeker, wy vergeten niet, dat wy bond- genooten hebben; dat Schaepman geniaal, dat Lobman krachtig was, en dat zonder- hen Rechts het regeerkasteel niet had genomen. Wy gedenken het dankbaar, maar er was geen coalitie zonder eeD Kuyper, die de duigen van dit vat ineen zetten kon. De Antirevolutionaire party staat hoop vol voor de toekomst. Daarmede zeg ik niet, dat zy zelfs met baar bondgenooten niet kan geslagen worden. Maar vernie tigd worden kan zy niet. Haar beginsel leeft en is onsterfeiyk. Dat levend begin sel, door Kuyper gereinigd van de stof der 'tyden, blinkend als in nieuwen glans, is drager van een impulsieve kracht, die ook in de voor ons ontsloten eeuw haar werk zal moeten doen. De moed, de geestdrift, de kracht der Antirevolutionaire party wortelen in het onvergankelijk beginsel van het vlees geworden Woord, dat in zich sluit de souvereiniteit van God en dus het gezag van wat Hy spreekt. Dat beginsel hebt gy ontvouwd in het licht van onzen tyd. En daarom, onder opzien tot dien God, Wien eeuwig al leen eere toekomt, breDgen wy U de hulde onzer dankbaarheid voor hetgeen gy hebt mogen wrochten in Zijne kracht. Wat gy voor ons christenvolk zyt, dat kan niet gemeten worden m°t den maat staf der U getoonde sympathie, maar wel naar de machtige vyandsehap, die op u saamtrok. En hoe was uw arbeid? Veertig jaren een dagblad schrijven, dat is veertig jaren dag in dag uit schrijven. «De krant", hoorde ik onlangs tot een Duitsch professor zeggen, „is het slechtste Hol- landsch". Geen wonder, luidde het ant woord „Es 1st keine Bexerei, sondern nur die Gescbwindigkeit". Geen heksen, maar de gauwigheid. „Zeker," zoo klonk het uit den mond van een liberaal collega, „maar één blad is daarvan uitgezonderd." Dat ééneblad was De Standaard. Ja, er is rythmus in die taal, met e9ü rijkdom van woor den en klanken. Onze taal moet ryk zyn om over dikwyis dorre, droge onder werpen zoo fyn gestileerd in haar te bunnen schryven. Maar men moet haar bebeersehen als Kuyper, om zelfs het dorre en droge zoo te doen leven. Ia De Standaard openbaart zich een meesterschap over de taal, een wonder- ïyke scherpte van deDken, een humor, en, ik wil het niet ontkennen, soms ook een viy mende geestigheid, die wondt omdat zy vernietigend is, maar die al tijd draagt een karakter van hooge woordkunst, die bewondering afdwingt, omdat zy natuur by U is. Gy hebt onze volkstaal verrykc met geykte, gepepeide termen. Gij hebt historie, maar ook taal gemaakt. Er zyn heel wat Kuyperiaan- tjes op litterair gebied ook. Het wondere is, dat „de seniele aftakeling" by U zoo langzaam scbynt te komen, dat uw geest aan frischheid nog niet inboet. «Oud maar nog niet op". Het bh ft nog, zooals gy my eens zeidetBy mij vloeit het als door een glad pijpje». Aan glans verloor uw styi nog niet, aan weten is uw hoofd nog niet aim, aan levenskracht zyt gy nog niet g-speend. Uw groote gaven waren sterke wapenen in da worsteling om de komst van Gods Konmkryk op sociaal en politiek terrein. En daarom hebt gy ook misschien meer óan eenig ander Haar kunnen dienen, die wy als onze Landsvorstinne eeren. In de Antirevolutionaire party leeft de 1 overtuiging, dat onder Gods voorzienige leiding Oranje en Nederland één zijn. Dat die overtuiging zóó krachtig in haar leeft, dat dankt zy niet het minst aan te Standaard, die door styi en inhoud het machtig instrument was. om de Anti revolutionaire partij als by uitstek natio naal te stempelen. Is dan dr. Kuyper's arbeid zonder vlek of rimpel Het liberalisme spreekt gaarne van ons als „adepten van Kuyper". Daar mede bewyst het noch Kuyper noch de antirevolutionairen te kennen. De antirevolutionair is opgevoed in viyheid. Elk goed antirevolutionair is het uit vrye, zelfbewuste overtuiging. Daarom durven wy zelfs in deze samen komst die teedere vraag onder de oogen zien. Een groot man wordt het schoonst geëerd, als naast zyne deugden ook zyne gebreken in helder licht worden gesteld. Homerus teekent Achilles als een held door zielegrootheid sterk, maar verheelt niet zyn toorn tegen Hector en zyn zieke lijke smart over Patroclos' dood. Gaston Boissier teekent Caesar, op hoogen leeftyd te midden van de bewondering dergansche wereld zyn leven schetsend, en zegt, dat er herinneringen opdoemden voor zynen geest, waarvoor bij schuchter de oogen neersloeg. Maar daarom blijft toch Achil les een heros en Cajus Julius Caesar de Augustus in de geschiedenis der wereld. Gy zelf zult de eerste zyn voor God te beiyden, dat er in a;e veertig jaren van stryd ook is wat schuldig stelt. Een mensch van vieesch en bloed kan geen veertig jar m worstelen, zonder dat hy feilen begaat. „Kunt gy dan niet één uur met my waken vroeg Jezus den slapenden jongeren. Die feilen waten er. Dat mo gen wy zeggen, maar Uwe vijanden hebben niet het recht daarop te wyzen. Dat zy vragen, hoe gij door hen be streden zyt? Do gele nyden de valsche haat hebben U vervolgd, omringd. Mott zeide laatst, dat er gebrek is aan lei dende geesten. Dat gij er een waart, kan niemand ontkennen. En gy hebt het lot gedeeld der profeten en van allen, die boven de massa uitgingen. Als Ibsen keizer Julianus laat sprekeD over Athanasius als over een edelen heros, dan wordt geantwoordWaar is Atha nasius thans? Moest hy niet vluchten en door de leeuwen der woestyn ver slonden worden Dat i de tragische rythmus, die zich door historie voort plant zy hebben gedood, die tot hen gezonden waren, en de nageslachten hebben de-graven gebouwd. Ook daarin toont zich het recht der historie. Want als de kleinen, de dagdiertjes, lang reeds in de vergetelheid zwygen, hoe drukzy ook gegonsd en zelfs het bloed der groo- ten hebben gezogen, dan werkt en spreekt nog de geest der priesteriyk-profetische helden. De vergelyking is misschien stout. Maar ziet naar Spinoza. Al wat links staat, verheeriykt hem op schier afgo dische wijze, omdat hy leed voor zyn beginsel. Als gy in Amsterdam komt, zegt Heine, laat u de synagoge wyzen, zie dien kansel, vanwaar de banvloek werd geslingerd naar den verachter der Mozaïsche wet, die den naam van Jood onwaardig werd geacht. Hy heeft de strikken der politiek gekeDd, het schavot voor zyn vrienden zien oprichten. En wat zegt Heine, type van een liberaal, van dit, schavot: „nergens ter wereld schavotteert men slechter dan in de Nederlanden. Gy begrypt niet, hoe on eindig veel ceremoniëa en voorbereidin- gen daarby plaats grypen". Gy voelt de bittere iionie, waarmede Heine onze Nederiandsche kleinheid striemt. De klacht van het liberalisme over Spinoza is in veel grooter mate op Kuyper van j toepassing. Veertig jaren is het liberalisme bezig Kuyper te scbavotteeren. En dat men het nergens slechter doet dan hier, dat biykt zeker het beets daaruit, dat hy na veertig

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1912 | | pagina 1