No. 106 1912, Maandag 5 Februari 26e jaargang a.'BRISTELUft ËilWSBLAD HISTORSSGd VOOR ZEËLA11 VERSC HIJNT ZESMAAL PEF WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWES F, te Goes F. P. D'KUIj, te Mddelbt rg. PRIJS DER ADVERTENTIÉN Bj|j dit nummer behoort een Bplad. m i IEJ IEKEN WERKDAG DES AVONDS. 1.25 0.0§ Prijs per Irle maanden franco p. p. énkele na eraers UITGAVE DER FIRMf* S EN w 1—5 regels 50 cent, ieure regel meer 10 cent F. miiiebenchtefl vaa 1—10 regel, 1.—iedere regti tn. er cent Iets oyer'Ethica. Als no. drie der Bogardzaalsprekei s van dezen winter trad Vrijdagavond te Middelburg op Prof. Dr. W. Geesink om te spreken over bovenstaand onderwerp. Spreker begon met te zeggen dat de drang naar kennis, het zoeken naar ver stand onrspronkeiyk bjj de Grieken is ge weest een streven naar wereldverklaring. Socrates heeft daarbij het oog gevestigd, niet op de natuur, maar op den mensch als deDkend wezen, den mensch met zyn zeden en gewoonten, maar ook met zijn willen. De ethische wetenschap nu is die van het zedelijke Ie\en, willeü en handelen, dt levensleer. Hierover wil spreker heden avond sen en ander mededeelen. Volledig kan hij uit den aard der zaak niet zijn, daarom gaf hy ook ala onderwerp op ,Ie<« over Ethica". Is er één wetenschap van belang voor alle menschen, dan is het wel die van het zedelijk leven. Al dadelijk dringt de vraag naar voren wat eigenlijk het zedelijk leven is. Zedelijk heeft twee beteekenissen. Ie als tegenstelling van niet zedelijk. Zoo beschouwd was Nero een zedelijk wezen, en is een olifant een niet zedelijk wezen sn de 2e plaats als tegenstelling van on zedelijk en zoo beschouwd waren Johan nes en Socrates zedelijke en Nero en Judas onzedelijke wezens. Spreker zal achtereenvolgens hande len over; le. de ken teekenen van het zedelijke. 2e. het wezen. 3e. het ontstaan. 4e. de verhouding tot het godsdienstige. Sprekende over de kenteekenen dienen we te weten wat kenteekenen zijn. Hier onder verstaan we die eigenaardige ge waarwordingen waaruit we concludeeren tot het bestaan van een ding of eigen schap. Uit het weerkomen der zwaluwen coscludeeren we dat de lente in aantocht is, enz. De kenteekenen dat we te doen heb ben met het zedelijke zijn drieërlei: te. de menschen oordeelen en wel met da predicaten goed en slecht2e. er is een zekere norm of maatstaf daarvoor aan wezig 3e. naar dien norm beoordeelt men het menschelijk willen in hande len van zichzelf of van anderen. Dit beoordeelen komt niet voor by het kind en bij den natuurmensch. Een Duitsch geleerde vroeg b. v eens aan een kaffer of hy geen onderscheid wist tusechen goed en slecht. En het ant woord luidde dat hy dat wel degeiyk wist. Als een ander zyn vrouw nam wat dat slecht, maar als hy de vrouw van dien ander nam was dat goed. De norm ontbrak dus. Behalve het kind en de natuurmensch handelen nog vele andere menschen ge dreven door den begeerenden wil, niet kennende den gehoorzamenden wil, zich voegende onder zekeren norm of regel, De Verloren Zoon handelde dienovereen komstig terwyi zyn broeder gehoorzaam de aan den gedresseerden wildus niet goed deed omdat het werkelyke goed was. Bet echt zedeiyke ontstaat waar meD heeft leeren kennen het onderscheid tusschen het zedeiyk goede en slechte. Komende tot het 2e punt, het wezen van het zedeiyke, vraagt spreker wat we onder het wezen der dingen hebben te verstaan. Socrates, die paganist, waarvan we als van zooveel paganisten zooveel kun nen leeren, vroeg daar steeds naar. Hy leefde in een tyd van verlichting. Men sprak toeD over allerlei zaken en rede neerde zooals het vaak Dog geschiedt over allerlei onderwerpen. Socrates dwong hen zich onder de tucht van het denken te stellen. Als men sprak over gerechtigheid vioeg hy hen „wat is dat* Hij dwong hen zoodoende juiste begrip pen te vormen. Wanneer wy nu vragen wat het zede- ïyke is, dan zien we dat onder de men schen twee hoofdgedachten daarover waren. De eene theorie noemde al datgene zede- ïyk goed, wat bevordelijk is aan het geluk van het individu of van de gemeenschap. By alles wat men doet heeft men te vra gen naar het doel. De norm is dus het al of niet nuttige. De tweede daarentegen, de impératieve vraagt niet Daar het resultaat van de han deling, maar vooral ook naar de middelen, waardoor het bereikt wordt. Bet kernpunt is bij deze, dat gevraagd wordt of de mid delen zyn naar het gebod. Spreker voegt zich aan deze zyde. Voor hem geldt de vraag of de middelen zedelgk goed zyn. Ieder mensch streeft naar geluk, maai de vraag is, op welke wy?,e by het tracht te verkrygen. Het doel is by allen goed, maar hoe wordt het bereikt. Blind in de uitkomst, maar ziende in het gebod, zegt de Christen. Zou de daad van den Sama ritaan minder zedeiyk goed zyD geweest, als de roovers waren teruggekomen en hem hadden geplunderd en mishandeld, zoodat beiden stierven Is de daad van de pleegzuster, die zich in liefde geeft aan den arbeid der verzorging van hare pa- tienten minder goed als de zieke sterft f De wereld huldigt niet den regelBlind in de uitkomst. Ze is onpractisch en leidt niet tot het succes In de heidenwereld was de eerste theo rie de moraal,n.l.: het hoe leef ik tot geluk voor mezelf en de omgeving Voor het socialisme bestaat het geluk in een warmen stal en goed voer. Maar als dat het geluk is, dan is het, zooals Plato het reeds zeide, dat van de bewoners van den zwynenstal. In Duitschland is Kant opgetreden tegen de leer van het succes en heeft bet volk gewezen op de moraal van den plicht. Op het: G ij zult. Zjjn leer is vergeleken bjj den schoolmeesterstok, het onvoorwaardeiyke plichtsbesef. Voor twee diDgen had hy naar hy het uitdrukte diep ontzag n.l. voor de vastheid vaa den sterrenhemel en bet plichtgebod. By de imperatieve moraal hebben we de vraag, wie gebiedt. Twee stelsels zyn erhet heteronome, en het autonome. Het heteronome als een ander gebiedt, her autonome als de m-nsch zichzelf een wet is. Dit laatste leerde Kant. Plicht is dan als ge tot doel van uw streven zet uw eigen vol komenheid en het geluk van uw naaste. Dit plichtgebod is het, dat we altyd moe ten zoeken te volbrengen. Vraag niet of het aangenaam is. Zelfs is het wanneer er een lustgevoel bykomt niet zedeiyk goed meer. Deze moraal is hard. Schiller heeft er reeds op gewezen. Is de taak van de verpleegster minder goed als ze onder behandeling heeft een lief aanvallig kind, daD wel een afzichtelyken kanker - ïyder Het gevoel mag wel degeiyk mede- spreken. Daarin ligt het eigenaardige van den Christelyken godsdienst, dat naast de achting voor den wetgever komt de liefde tot God. Als derde punt behandelt spreker het ontstaan van het zedelyke. De eeuw die achter ous ligt is wel genoemd die van de critiek. Men heeft gevraagd hoe de dingen er gekomen zyn. Hoe kennis, taal, godsdienst ontstaat. Hoe is dat nu met het zedelyke? Weer worden twee theorieën naast elkaar gezet. lo. die welke leert dat het plotseling ontstaat, en 2o. die welke zegt dat ze uit ervaring komt (de empirische). De voorstanders van deze laatste stel len de menschelyke geest voor als een vel wit papier waarop de ervaring alles schiyfc. Door de ervaring ontstaat de norm waar,en onwaar, schoon en leelijk. Eenige waarheid ligt hieriü zeker. De invloed der ervaring kan niet geloochend worden. Het zedeiyk bewustzijn heeft een geschiedenis. Denk aas de beschouwin gen over de slaverny, het bordeel, de rente. Maar juist is de theorie niet. Het katje, dat zich gebraDd heeft, waagt zich niet meer bij de kachel. Spreker stemt het toe, maar de mensch is geen katje. Hy rekent niet alleen met de gevolgen omdat er een norm is, die tot den mensch zegtGy zult. Er zyn dau in den mensch richtsnoeren van goed en kwaad. Maar omgekeerd is toch ook weer het milieu van grooten invloed en daarom van groot belang. Hoe komt den mensch dan tot het besef van wat werkeiyk goed of kwaad is? Stoa sprak reeds van een plotselinge ommekeer en Plato leerde eveneens dat het bederf in de natuur omgezet wordt door de wedergeboorte, zonder dat men weet hoe. Zoover komen echter de meeste men schen niet. Ze sturen het riet verder dan de gedresseerde wil. Ook vele chris tenen, die het goede doen op hoop van de eeuwige zaligheid, uit vrees voor de eeuwige straf. Maar daar is iets anders. God heeft gewenscht, dat ze hem zoudeü verheeriyken. Na de pauze komt spreker tot het 4e punt: de verhouding van het zedelyke tot het godsdienstige. Het zedelyke en het godsdienstige hebben we wel te onderscheiden. Het eerste is de verhouding van den mensch tot zyn nevenmenscb, het laatste die van den mensch tot God. By de Animisten, de laagststaanden, die zich als het kind alles bezield denken is van verhouding tusschen het zedelyke en godsdienstige geen sprake. De natuurreligie der Babyloniërs en Assyriërs heeft de vereering van zon, maan en sterren, omkleed met het dichte kleed der menschenphantasie. Voor hen zjjn ze wachters van de zedeiykheid, poli tieagenten als spreker dit voorbeeld mag gebruiken. By ons is God niet alleen handhaver maar ook de wetgever. Het verband hier tusschen kan worden verscheurd (denk aan den man die z(jn geloof verloor en toch streng zedeiyk handelten omge keerd aan den geloovige die dit niet doet) maar dat dit zoo is, is een misstand. Als vanzelf komt spr. tot de tweeërlei religiede objectieve d. i. de Godsopen baring, die tot ons gekomen is, en do subjectieve d. i. het geloof dat geloofd moet worden. Dit omvat heel het menschelyke ziele- leven. Ze richt zich allereerst tot het hart, maar ook tot het hoofd eo den wil. En als we dan vragen waarom we het goede moeten doen, dan antwoorden we met het Kort Begrip dat we dat niet moeten doen om den hemel te verdienen maar omdat God bet ons geboden heeft. We moeten bij ons handelen geleid worden door den eerbied en het ontzag voor God Dien we liefhebben. Spreker eindigt met den wensch dat hy een goed inzicht in het wezen van het zedelyke moge hebben aangebracht en dat wat hy sprak moge wordeD ge zegend tot heiliging van het gemoeds leven. INGEZONDEN 8TÜKKEN. (Buitea verantwoordelijkheid der Redactie.) Mijnheer de Redacteur Wil s.v.p. de volgende regelen in uw veelgelezen blad plaatsen. Verleden week las ik in no. 92 van uw blad als volgt; dat verschillende provincies en gemeenten geen „toeslag" willen geven. Van der Zwaag, een so cialist, was er ook tegen, omreden de loonen behooren zoo te zijn ingericht, dat er geen „toeslag" noodig is, een be kend argument van zulke lui. Verder komt de aap uit de mouw, iets wat ieder doordenkend mensch al lang heeft zien komen, nameiyk die lui die nu toegeven aan het courantengeschrijf „toeslag", krygen nu iupl&ats van dankbetuiging de eer dat ze er van overtuigd zijn dat het vorige gegeven loon te weiDig was. Dat natuurlijk de landbouwer weer de dupe wordt van de historie, is tegen woordig een vanzelfsheid, die geeft te weinig loon, ze moeten te hard werken, die menschen hebben zelfs geen tjjd om den Heere te dienen, en dergelijke spreek woorden meer. Dat er landbouwers zyn, die 8 tot 8 mille het vorige jaar hebben overgelegd, is eene rekening die ik wel eens zou willen zien gepubliceerd in uw blad, na aftrek van alle oDkosten die er gemaakt worden. Zulke rekeningen zyn in den regel eDkel fantasie. U schreef, een landbouwer had 18 gemeten aardappels, waar hy f6000 van maakte, welDU, daar heeft niemand schade van, wel voordeel, want u ver geet er al weer den werkman by, die hebben in 1911 ook een zeldaam ge zegend jaar mede gemaakt, gelukkig, die hebben vaD 109 roeden, boven hun pro visie, ook nog een f50 zelfs tot flOO gemaakt, een recht buitenkansje, waar ik ze mee feliciteer Verder schreef u van stuitende dingen. Nu, stuitende dingen zijn altyd zeer erg. Maar, M. de Rwaarom plaatst ge zulke uitzonderingen in uw blad, zulks komt meer voor. Als wy, landbouwers, eens de stuitende gevallen moesten opgeven die we met enkele arbeiders en dienst baren ondervinden, uwe haren zouden ten berge rijzen. Al zulke exceptioneele gevallen behooren maar thuis in een socialistisch blad, om de gemoederen tusschen werkgever en werknemer wat te verbitteren. *t Is waar, de arbeider klaagt niet, maar waarom staat er niet by, deland bouwer klaagt ook niet, dan stonden er twee groote leugens by elkaar. Ten slotte moet nu nog het grievendst van alles mjj van 't hart. „De machine staat achter den arbeider en het honger- zwaard voor hem", verschrikkeiyk wie zoo'n denkbeeld van den arbeider vormen wil. Dat is nu eigeniyk de duivelsche taal der socialisten en anarchisten, die geen rekening willen houden met God en Zyn geboden. De Schrift zégt: „die niet arbeid zal niet eten, maar de hand des viytigen zal gezegend worden". Hebt ge ooit zien bedelen of honger ljjden, die den Heere zoekeo, enz. Neen, M. de R de arbeider wordt niet geregeerd door den landbouwer. Hy wordt, Godezy er lof en eere voor, geschapen en ond^r houden enz. door den Heere God. De landbouwer enz. is maar een nietig middeltje in de hand des Heeren om den arbeider te onderhoudenen dan is de Heere vrij in al zjjn doen om den arbeider te zegenen of om hem veel of weinig zegen te gevenzoo is het ook met den landbouwer. Neen, laat ons allen bidden, r(jk en arm, om den bloei op stoffeiyk gebied zoo te houden als het nu is, maar laat ons ook allen bidden om de geestelijke noo- den, waar we allen, man voor man, zooveel in tekort komen en den Heere zoo mede mishagen. EEN GETROUW LEZER. (Wy gaan op dit schrijven niet in. Het geen hy duivelsche taal, enz. noemt is eenvoudig constateeren van een feit de arbeider, die zyn verzoek om een dub beltje dorschloon meer ziet afgewezen, berust er in, wyi hy weet, dat, zoo hy daarom heengaat, de honger hpm waoht, en de dorsch machine klaar staat om hem te vervangen. Wy herhalen: het geen waarop wy de aandacht vestigden, is uitzoDderiDg en geldt in geen geval Axelland, het land waar men ook dezen „getrouwen lezer" waarom hij toch zyn naam verzwygtheeft te zoeken. Indien de H. Apcstel Jacobus in onze dagen geleefd en gesproken had, zou hy dau wel overal m«t even groote piëteit z(jn aangehoord, als waarmede men thans het 5e kapittel van zijn Zendbrief leest? Men zou het haast becwtif-*ipp. RBD.) Geachte Redactie Wilt U zoo vriendeiyk zyn deze enkele regelen voor my op te nemen, naar aan leiding van het ingezonden stuk over de Geheel Onthouding, geteekend V. Ik heb gelezen de vraag! door V., doch niet tiet antwoord van ds v. Selms te Grypskerke. Doch nu las ik wat door Uwe welwil lendheid werd opgenomen een stuk weder geteekend door V., met een dank baar, doch Diet voldaaD. Welnu, er bestaan in ZeelaDd van de N. G G. O V negen afdeelingen, waarby een te Vlissingen met 44 en een te Middelburg met 22 ledeD. Op beide plaatsen werkt de »Hoop der Toekomst* heeiatrdig. Doch, wil onze onbekende vr end mjj schry ven, dan wil ik te Goes met Gods hulp probee- ren een afdeeling te stichten, en, indien mogeljjk, een „H op der Toekomst". Van deze laatste zal ik een gedrukte Leiddraad medebrengen. Ik ben bereid geheel uit li fde kosten dus nihilZrifsde zaal of kerk of school zal U niets behoev m te kosten (als daar iets voor wordt gerekend). Schrijf U dan maar even Daar den Burge meester van Axel, den Edelacbtbaren heer J. Huizroga, deze heeft zittmg in het Comité van Zeeland en noem U myn naam maar. Dus myn waarde, nu de zaak aangepakt. U kunt op my rekenen, liefst de laatste week van Februari „Openbare Vergade ring te Goes 1" Ik ben geheel tot Uwe dispositie In beleefde afwachting met heilbede, Uffiiw. dn., J. v. d. LINDEN, Ginnekenwvg 85, Breda. Geachte Redacteur, Uw berichtgever te Serooskerke spreekt aan het slot van zyn raadsverslag den wensch uit, dat alle Gemeentebesturen op Walcheren het voorbeeld dier Gemeente mochten volgen om in hunne Politie verordening eene bepaling ie maken, die het verbiyf van woonwagens (met bewoners) in de Gemeenten onmogniyk zou maken. Naar myoe opvatting wordt dergeiyk verbod toch te niet gedaan door het An*pst vaa den Hoogen Raad van 8 Juni 1889 in verband roet art. 135 der Gemeente wet, weiks conclusie luidde: „By gem pen te-verordening kan aan de eigenaars of geleiders van wagenwonin gen niet de verplichting worden opgelegd op de perste aanmaning der politie, per- sooniyk, zy het dan ook met hunne wa genwoningen de gemeenten te verlaten, waaruit volgt dat hei niet voldoen aan eene op zoodanige bepalmg gegrond be vel niet strafbaar is." Bet komt my derhalve voor dat het in 't leven roepen van deig-lijke bepaliDgen een nutteloos werk is, daar zy g^-en ver andering in den bestaandon toestand zullen brengen en tot slot niets dan ver warring doen ODtsiaan. Hier even op te wyzen is m. i. belang- ryk genoeg om U beleefd eenige ruimte in Uwe KolommeD te vragen. By voorbaat myn dank voor de plaat sing. Hoogachtend, Uw. dw. J. A. CONTANT. loudekerke, 31 Jan. 1912. R B C lu A M B) 8. Dr. Jules Félix, lyfarta van Z. M. den Koning van Beigië, schryftIk beschouw het nftuuriyke Franz Jozef bitterwater als een der allerbeste maagvereterkeude afveeriBiddelea.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1912 | | pagina 1