No. 80 1912.
Vrijdag 5 Januari
26e Jaargang.
liËUWSBLAD
VOOR ZEELMD
p
s!
8HRISTÉUJK-
HISTORISCH
SOBS.
S Het Eerste-Kamerde bat.
1
burg.
[raar'.
friars,
ïecht,
tbode,
12.
VERSCHIJNT ZESMAAL PEk WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWES F» te Goes
F. P. D'HUIJf te Middelbt rg.
PRIJS DER ADVERTENTÏËN
F E U I L L E T O N.
De Engelsche adel.
wmt mm smmm.
W
'eleéden.
oene en
n Ronde
en Lyn-
ischme.l,
is.
bevragen
Ierseke,
3ELDIJK,
ongeveer
ïheuwers-
[ONSE,
e k e r k a
ulen
omburg.
DEKKER,
s.
werWater
j, te Nisse,
oed en net-
met koken
;oede getui
te bepalen.
den tegen-
f 1 Mei
aar, door J.
bbendijkc.
ei
dig kunnen
keur.
z., Wisse-
net Februari
IJZE, Kam"
,in, bij P. K.
N, Sloepolder.
6,35 c) d
b) 7,05 O
05 c)
,45 c)f) h)
hst vertrek
iSeasaa vat. 8,50
Bors&aisr» en
15 aain. wachten
IEL IEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per Irie maanden franco p. p. 5.25
Hnkele nu tnmers. 0.05
UITGAVE DER FIRMA, S
--sz^^igBisaËigataa^irnq^:^ xsmsrus^ts..
EN
v in 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer ÏO ceni
Familieberichten van l—IO regels I.—, iedere regel
m» er 10 cent,
ïrSKjrtsem'ws^msa^ismmsissvsa'smsmm'ss iamama sksseü
- try i Ét'
igs ten hoogst#
hoogste wach-
Ben hoogst aangenamer} indruk bracht
het jongste debat in de Eerste Kamer in
den lande teweeg. Er heerschte een ver
draagzame stemming onder de mannen
van Links en Rechts, die malkaar de
geschillen welke hen scheiden, niet ver
borgden, doch ook by 't naar voren bren
gen der meeningsverschillen, en niet 't
minst van de diepst liggende politieke
geschillen de wederzydsche waardeering
niet vergaten.
Zoo sprak waardeering voor den mi
nister Malefijt in de rede van den vrij
zinnig democraat v. Deventersympathie
voor v. Deventer in de' speech van den
antirevolutionair Bavincken humaniteit
jegens dezen laatsten in den aanhef der
toespraak van den unieliberaal generaal
Staal.
En het ontbrak er niet aan dat deze
sprekers nalieten de puntjes op de i te
zetten.
De finantieele specialiteit v. Nierop
(liberaal) sprak onbewimpeld zijne be
zwaren uit.
De gerieraals von Löben Seis (a.) en
Staal (1.) critiseerden in beschaafde vor
men de houding van den gouverneur
generaal die zich eerst voor doch daarna
tegen de zelfstandigheid der Indische
marine verklaard had, dit laatste na 't
advies van den commandant der zee
macht.
De heer v. d. Berg (a.) gaf een door
wrocht betoog in het belang van den
Christen-inlander en. professor Woltjer
(a.) critiseerde, gelijk dr. Kuyper in de
Tweede, met bescheidenheid, doch ook
met kracht de onderwysdenkbeelden der
Indische autoriteiten en van den minister.
Het meeste indruk echter maakte de
maidenspeech van professor Bavinck,
waarin hy de verhouding van Christen
dom en cultuur behandelde. De liberale
pers was één lof.
Het Handelsblad sprak van „een
keurig, bondig en van welsprekendheid
getuigend betoogje". De Nieuwe Courant
schreef: „Natuurlyk lokte het betoog
van Mr. van Deventer tegenspraak uit.
En het ware wel te wenschen dat zy
altyd in zoo edelen vorm zich hulde als
die van Prof Bavinck, waardig opvolger
van den beminnelijken De Marez Oyens
in den Senaat."
Met enkele trekken werd door prof.
B. het vraagstuk in al zyn diepte aldus
blootgelegd.
„Het komt my echter voor dat de heer
Van Deventer in weerwil van het diep
besef, dat hy heeft van de gewichtige
belangen, welke op het oogenblik in be-
s
TydeDs de crisis die zich onlangs af
speelde in Engeland, waren aller oogen
gericht op den stryd die werd gestreden
tusschen minister Asquith en de onver
zoenlijke partij onder de Lords. Voor
den vreemdeling is de Engelsche adel
als een doolhof. Wel is het eigenaardig
dat het Britsche volk dat zulk een groote
mate van burgerlyke vryheid geniet zoo
slaafsch is onderworpen aan maatschap-
peiyke verhoudingen. Dit merkwaardig
verschynsel is ontstaan door het verschil
tusschen de standen onderling. Wel
erkent de staat slechts twee standen,
de nobility en de commonalty, de adel
en de burgery, die elk bijzondere poli
tieke rechten bezitten. Doch deze beide
zyn wederom gescheiden in een aantal
onaerafdeelingen. Elke inbreuk tegen die
„standen-ladder" wordt beschouwd als
nwL teSen de maatschappelijke
Vo?ral de adel is samengesteld op
ue ingewikkeldste manier. Nergens treedt
net onderscheid tusschen hoogen en
iag«n adel zoo duideiyk naar voren al#
trekking tot onze koloniën op het spel
staan, met één factor te weinig rekening
hield. Heb ik den geachten afgevaar
digde goed begrepen, dan is het hem
genoeg, wanneer de Nederlandsche Re
geering en Nederland in het algemeen
bij de cultuur in ons koloniaal gebied
met den godsdienst geen rekening be
hoeft te houden. Het komt my voor,
dat dit standpunt getuigt van een dua
lisme, dat in theorie en in practyk on
houdbaar is. In de eerste plaats wensch
ik er daarom op te wijzen, dat onze
moderne cultuur, waarnaar in de laatste
jaren in het Oosten in het algemeen en
bepaaldelijk: in onze koloniën het ver
langen uitgaat, van het Christendom
en van den godsdienst in het algemeen
niet los te maken is.
Ik veroorloof mij daarbij bij het be
grip cultuur aan iets ruimers te denken
dan alleen aan het geven van onderwijs
of zelfs het geven van lager onderwys.
Tot die cultuur, waarnaar het vérlangen
in onze Oost meer en meer uitgaat en
ook meer en meer zal uitgaan, behoort
wel het lager onderwys, maar veelmeer
nog het middelbaar en in stygende mate
ook het hooger onderwys. Die cultuur
in dezen ruimeren zin van het woord
genomen, hangt, m. i. met godsdienst
en Christendom ten nauwste samen. Dit
zou zich in den breede laten betoogen,
maar kortheidshalve bepaal ik my tot
de volgende opmerkingenonze moderne
cultuur, het zal door niemand worden
weersproken, is middelerwys hoofdza-
keiyk te danken aan den buitengewonen
vooruitgang van de natuurwetenschap
met de daarmede samenhangende toe
passing harer uitvindingen in de tech
niek, en in de tweede plaats aan de
geschiedkundige wetenschap. Nu is
door niemand minder dan door den be
roemden hoogleeraar Du Bois Reymond,
indertijd hoogleeraar te Beiiyn, uitge
sproken, dat de natuurwetenschap, hoe
paradox het klinken moge, toch haar
oorsprong aan het Christendom te danken
heeft en daarvan eigenlijk niet kan
worden losgemaakt, omdat het Christen
dom die godsdienst is welke de natuur
ons doet beschouwen als iets, dat een
zelfstandige grootheid op zich zelf uit
maakt en niet in'n verband van polytheïst
me of polydaemonisme is opgenomen.
En wat de geschiedkundige wetenschap
betreft, is niet eens, maar herhaalde ma
len door den hoogleeraar Rudolf Encken
te Jena, erkend en uitgesproken dat de
geschiedkundige wetenschap, zooals-wy
die tegenwoordig kennen, èn wat haar
wezen èn wat haar waarde betreft, ten
nauwste met het Christendom verband
houdt. Want het is wederom hetChris-
in Engeland, n.l. den adel die verbonden
is met een by zonder predikaat en dien
welke slechts het recht bezit een wapen
of een byzonderen titel te dragen. Ter-
wyl in de meeste landen onder „adel"
alles wordt begrepenvorsten, graven,
baronnen, enz., wordt in Engeland de
„adel" in twee groepen verdeeldde
nobility en de gentry. Tot de nobility,
den hoogeren adel, behooren de peers
die het recht bezitten om Lord voor
hun naam te zetten. Deze worden echter
wederom in rangklassen verdeeldhun
verhouding ondeiling is te eigenaardig
om hierbjj niet met een enkel woord
stil te staan.
Men onderscheidt hertogen of dukes,
markiezen, earls, viscounts en baronnen.
De beiden eersten zyn most noble, de
drie laatsten right honourable. De koning
bezit het recht iemand de waardigheid
van baron te verleenen, welke titel dan
erfeiyk biyft. Ook kan de adellyke titel
met de héritière worden aangehuwd.
Elk geslacht voert zijn eigen devies.
Slechts op den oudsten zoon gaat de
adellyke titel over en het fortuin en
het grondbezit. Be jongere zoons behooren
niet tot de nobility; in de drie eerste
tendom hetwelk een einheitliche geschie
denis heeft mogelijk gemaakt en ons
haar heeft doen kennen als één machtig,
reusachtig drama, dat alle volken, de
geheele wereld, de gansche menschheid
omvat. En op dien grond meen ik, dat
het betwist moet worden, dat cultuur
zonder godsdienst en zonder Christendom
bepaald voor onze bevolking in de kolo
niën genoegzaam zal zijn om die bevol
king te geven datgene wat zij behoeft.
In de tweede plaats meen ik ook, dat
die bevolking, wat haar toestand betreft,
ons tot iets anders noopt dan haar alleen
te brengen de cultuur zooals ik die om
schreef. Wij moeten bij de bevolking in
Indië er rekening mede houden, dat wij
daar in aanraking komen met twee groe
pen van godsdiensten, de hoogere: het
Mohammedanisme en het Buddhisme, eh
de lagere godsdiensten, die alle onder het
animisme zy'n saam te vatten.
Wat de hoogere godsdiensten betreft
kan niet met een enkel woord worden
uitgemaakt welken invloed zy van de
Christeiyke cultuur zullen ondergaan.
De deskundigen zijn het daarover niet
eens. In hoever het Mohammedanisme
by onze bevolking op Java is ingedron
gen, en in welke mate het Hindoeïsme
daar nog invloed oefent, weten wij niet.
En wy kunnen thans nog niet uitma
ken, wat zij van onze cultuur in zich
kunnen opnemen. Dit is echter in geen
enkel opzicht het geval met de lagere
godsdiensten, die ik hier onder den
naam van het animisme samenvat.
Daarbij staat het vast onder alle des
kundigen, dat onze moderne cultuur in
geenerlei opzicht door hen te assimi-
leeren is.
De animistische volken kunnen bij onze
cultuur het godsdienstig leven, dat zij
hebben, niet behoudenzij zullen genoopt
worden dit prys te geven. De feiten zyn
daarvoor ten bewijze. Er zyn in den laat
sten tyd op zendingsgebied tal van voor
beelden aan te wijzen, waarbij de bevol
king tot de zendelingen kwam, hun af
godsbeelden in hun byzijn heeft verbrand
en in grooten getale, met honderden en
duizenden, tot het Christendom is overge
gaan. Ik laat daar in hoeverre die over
gang oprecht is geweest, maar dat doet
thans miLder ter zakehet feit staat vast,
dat het animisme met onze cultuur niet is
te verbinden. Ik beroep mij hierby op een
getuigenis, dat in deze vergadering zeker
niet zal worden gewraakt, op het getui
genis van James Bryce, den beroemden
gezant van Engeland in Washington, die
in het tydschrift: The International Mis
sionary Review, waarvan de eerste afleve
ring voor Januari a.s. reeds verscheen,
o. a. dit zegt
adellijke klassen mogen zij echter Lord
voor hun naam zetten.
De hoogste titel van hertog w ordt ge
dragen door een koninklyken prins en
nog 21 anderen. De eerste Engelsche
hertog was Edward, de zoogenaamde
»Zwarte Prins* die door zyn vader
Edward III in 1337 tot Hertog van
Cornwales werd benoemd. Aan den oud
sten zoon van een hertog wordt meestal
de volgende titel van zyn vader toebe
deeld, want de nobility heeft het recht
alle lagere titels te voeren. Dit is echter
meer een beleefdheidsvorm. Om een
voorbeeld te noemen, is het hoofd van
de bekende familie Cavendish de Hertog
van Devonshire, die als zoodanig een
plaats en een stem heeft in het Hooger-
huis; zyn oudste zoon daarentegen is
mister Cavendischuit beleefdheid jegens
zyn vader is hem echter de tweede titel
van zyn vader gegeven en heet hij de
markies van Hartington. Voor de wet is
deze markies een gewoon particulier die
zitting heeft in het Lagerhuis, wat on-
vereenigbaar zou zyn indien hy als zijn
vader tot de erfeiyke peers behoorde.
De andere zoons van den Hertog van
Devonshire voeren den familienaam en
een reusachtige taak is in den
tegenwoordigen tyd op de schouders der
beschaafde, Christelyke volken gelegd,
hun invloed strekt zich uit tot alle landen,
hun cultuur dringt tot alle volkqn door.
En wanneer die cultuur tot alle volken die
nu het animisme beiy den, is doorgedron
gen, zal dit ten gevolge hebben, dat die
volken speciaal het godsdienstig en zede
lijk leven, hetwelk zy tot dusverre hebben
bezeten, moeten prijsgeven", en dan zegt
hy letterlijk„wanneer men hun dan
niets aanbiedt dan cultuur,ontneemt men
hun meer dan zy hebben bezeten en zal
hun laatste erger zyn dan hun eerste".
Als derde punt voeg ik deze opmerking
er aan toe, dat het idee van associatie, dat
zoo krachtig door dr Snouck HurgroDje
wordt voorgestaan, inderdaad uitnemend
is, en zeker niet door iemand onzer zal
worden afgekeurd, doch integendeel met
alle kracht zal worden ondersteund. Ik
neem evenwel de vryheid er aan toe te
voegen, dat het onvoldoende is,vooral m8t
het oog op de bevolking, waarmee wy op
Java en in de Buitenbezittingen te doen
hebben. De heer dr Snouck Hurgronje
heeft als zyn meening uitgesproken, dat
hij van het brengen van onze cultuur min
of meer verwachtte een losmaking van
het Mohammedanisme.
Ik geloof, dat hij in die verwachting
zich zal teleurgesteld zien, hoe verder
wij de toekomst ingaan. Daarby zyn toch
twee factoren vergetende factor van
ras en de factor van godsdienst. Deze
twee factoren ieder deskundige zal
dit toegeven zijn te geiyk de meest
ontbindende en de meest verbindende
machten, welke de menschen van en tot
elkander brengen. Ik beroep my alweder
op een getuigenis. In onze koloniën zyn
langzamerhand de Amboineezen tot het
Christendom overgegaanhet is daar
geworden een Christenbevolking.
Enkele dagen geleden was ik in de
gelegenheid kennis te nemen van de ver
klaring van een Indisch predikant, die
ik hier niet kan voorlezen, omdat zy
niet is gepubliceerd, doch een privaat
karakter draagt. Deze predikant met de
toestanden op Ambon en met de bevol
king daar volkomen op de hoogte, legde
dit merkwaardige getuigenis af: S9dert
het Christendom tot de Amboineezen is
gebrapht, en dat is al geruimen tyd ge
leden, hebben zij zich meer en meer los
gerukt van de hen omgevende bevolking
en gevoelen zij zich in hun volksbewust-
sy'n aan de Nederlanders ten nauwste
veibonden. Onze vlag is hun vlag gewor
den nergens wordt met meer geestdrift
de verjaardag van onze Koningin ge
vierd dan onder de Christenen op Ambon.
En eindelijk zegt hyhet is alsof de
heeten dus Lord Arthur Cavendish, enz.,
en de dochters heeten eenvoudig Lady
Mary Cavendish, enz. De familienaam van
den Hertog van Marlborough is Spencer
Churchill en zyn oudsten zoon heet Mar
kies van Blandford, terwijl een jongere
zoon bekend is geworden onder den
naam van Lord Randolf Churchill.
De tweede adellijke titel is die van
markies. Ook hier draagt de oudste zoon
den volgenden titel waarop zyn vader
recht heeft, terwyi de jongere zoons en
dochters Lord en Lady worden genoemd.
Er zijn trouwens-slechts 39 markiezen
in Engeland. Deze titel werd voor het
eerst in 1385 verleend door Richard II,
aan zijn gunsteling Robert de Vere,
graaf van Oxford, die tot markies van
Dublin werd benoemd.
De titel earl, van het Angelsaksische
eorl, komt geheel overeen met graaf,
doch zoo worden uitsluitend Engelsche
graven genoemd. De graven die tot an
dere nationaliteiten behooren, heeten
count en hun vrouwen heeten countess,
ook de Engelsche gravinnen, daar van
earl geen vrouweiyke vorm is afgeleid.
De oudste zoon van een earl draagt
wederom den volgenden titel en rang
besliste belijdenis: uw God is mijn God,
bij hen met evenveel beslistheid wordt
gevolgd door deze andereuw volk is
mijn volk. Dus niet alleen op het gebied
van de cultuur, maar bepaaldelijk door
de religieus Christelijke wereld- en levens
beschouwing verbinden wij hen op den
duur aan onze natie."
Jhr Mr P. J. van Swindsren. f
In de Oprechte Haarlemmer Courant
schryft Politicus
Het is zeker niet onmogelyk, dat som
migen, kennis nemend van wat voorzitter
Van Bylandt en minister Heemskerk
dezer dagen in de Tweede Kamer
zeiden ter eere van Van Swinderen's nage
dachtenis, zullen uitgeroepen hebben
„Zoo, was de overledene zulk een buiten
gewoon, zulk een eminent man
In betrekkelyk kleinen beperkten kring
wist men eerst recht, welk een voortreffe
lijk medeburger de Nederlander had in
den man, die de zeer hooge positie innam
van vice-president (zooals men weet is de
Koning krachtens de Grondwet voorzitter)
van den Raad van StateTrouwens,
hier mag even ingevoegd, dat de werk
zaamheid van dit college, geroepen om,
onder bepaalde omstandigheden het Ko
ninklijk gezag waar te nemen, men zou
haast zeggen, door zekere geheimzinnig
heid wordt omgeveD.\
De rapporten, adviezen, naar aanleiding
van Regeerings-ontwerpen ingebracht,
zyn steeds geheim. Een enkele maal lekt
er iets van uit. Mannen van groote betee-
kenis, van superieure gaven, van schitte
rende antecedenten, hebben zittiDg in den
Raad van State, en het ambt van Staats
raad is doorgaans „de kroon op het werk"
van een groote carrière. Wel eigenaardig
is de plaats, door den Raad van State in
onze staatsinstellingen vervuld en dat
niet slechts onder het Koningschap van
1813 of 1814 af doch ook tijdens het be
wind der „douairière Van Zevenbuizen, of
wel de geünieerde Provinciën. Daar werd
de Raad feitelijk door Heeren Hoogmogen-
den verdrongentot iets van schijnmacht,
iets democratiefs, gemaakt.
En by het herstel onzer onafhankelyk-
heid kent men den Staatsraad de eigen
aardige functie toe van adviseur der
Kroon, van wien by de afkondiging der
wetten steeds moeten worden vermeld,
dat men hem „gehoord" heeft, zonder dat
„de buitenwacht" te weten komt of het
advies pro of contra een ontwerp was en
evenmin waarin de critiek, er op uitge
oefend, bestond.Slechts weet ieder,
das mannen van erkend gezag hun licht
deden schynen, zoodat aan hun woord
waarop zijn vader recht heeft, terwijl
de jongere zoons honourabis voor hun
naam mogen zetten, waarbij nooit de
voornaam mag worden vergeten. De
dochters van de earls heeten Lady zoo
en zoo. v
Het getal earls is tot 117 beperkt. De
oudste earls zyn die van Derby wier
geslachtsboom opgaat tot 1485. De oud
ste zoon van den earl Nelson mag als
herinnering aan den grooten zeeslag
onder zyn voorvader den titel - dragen
van Viscount Trafalgar.
De oudste Viscounts zyn die van Be-
resford wier geslacht opklimt tot 1550.
De zonen en dochters van een viscount
heeten „honourable. Tusschen deze en
de laagste adelyke klasse, die van de
baronnen, staan de geestelijke peers, de
bisschoppen, die zitting en een stem
hebben in het Hoogerhuis waar de aarts
bisschoppen van Canterbury en York
den voorrang hebben boven de hertogen.
De vrouwen van de geestelyke peers zyn
er minder goed aan toeterwyi de heer-
gemaal wordt aangeduid met the Reve
rend the Lord Bishop of....moet zyn
vrouw zich tevreden stellen met het
gewone „mistress".