No. 65 1911
Vrijdag 15 December
26e Jaargang.
ÖHRISTELUK-
NIEUWSBLAD
tfisTORisew
VOOR ZEEL Al «D
VERSC HIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed, Sc J, DE JONGE-VERWES F, te Goes
F. P. D'HUIJ. te 1» dddelbi rg.
PRIJS DER Ak^VERTENTIËN
w.
sA^^BsaaBH5^^.&8a»saaMsa«^isstg»Ba^ -asBBHgsng ss; _t aaaaa-ass ^vsaaaa—BMaaa—ggB
IE1 IEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per Irle maanden franco p. p.
F.nkele nu mmers.
ƒ1.25
0.05
UITGAVE DER FIRMi» S
EN
v m 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent
F; milieberichten van 1—10 regelf 1.—iedere regel
m, er 10 cent
K-aafc3Bap*nBa23wnBM*f-^?s=sssawfP^HESEi3r jsswc» amnsi'
2.1?, die anch met 1 Jaa. a. m.
op Onm blad abonneeren, >>ut-
vangen liet tot dien datum
grat is.
14 Dec. 1911.
Ds E. te A. persifleert in De Volksbode
de Staatsinmenging in de kleine bedreven.
Voor wie al eens van naby kennis
maakten met de wettelijke praatsmake
ryen van ambtenaren, is het geen hy
schryft de vinger op de wonde
Maar waartegen wy wel bezwaar heb
ben, dat is het eeDzydig op den voorgrond
brengen van de belangen der arbeiders.
Gevolg daarvan is, dat de Staat zich in
allerlei aangelegenheden mengt van de
bedryven, die alleen met inspanning en
arbeid kunnen in stand gehouden worden.
De groote myneigenaars en de groote fa
brikanten mogen duizenden verdienen,
dat is niet het geval met den werkgever,
die een tiental mannen werk en brood
geeft, en die by de steeds verscherpte con
currentie en de steeds drukkende lasten
met moeite zyn bedrijf kan voortzetten.
AI die bedry ven geraken hoe langer hoe
meer onder Staatstoezicht, tot deze alle
strekt de Staatsbemoeiing zich steeds
meer uit. De bepaling van de benoodigde
kubieke meters ruimte in de schoollokalen
is bekend. Deze bepaling geldt nu ook de
werkplaatsen.
Zeker iemand heeft een werkplaats,
waar met een zevental mannen sedert
onheugeiyken tijd het bedrijf beeft uitge
oefend. De werkplaats kon voldoende
'-vft-*' worden geventileerd, de arbeid is niet van
dien aard, dat hy stof opjaagt. Er wordt
eenvoudig handenwerk verricht, zonder
machine's.
De inspecteur van den arbeid bezoekt
die werkplaats. Zy wordt gemeten, de
lengte, de breedte, de hoogte en de ku
bieke inhoud berekend. Zy blykt een paar
kubieke meters ruimte te weinig te
hebben.
De inspecteur»u doet hier zeven man
arbeiden, maar u hebt slechts ruimte voor
zes en een halven".
De werkgever(die by zijn bedrijf van
heel scberpe messen moet gebruik makeD
„Dan zullen wy den zevenden man moe
ten doorsnyden*.
De inspecteur: „Neen, u schertst, u
weet wel, wat ik bedoel».
De werkgeverDan zal ik een van de
zeven mannen moeten wegzenden, en het
getal der werkloozen met één moeten ver
meerderen. Ik mo9t mij dus in myn be-
dryf met een werkkracht minder behel
pen".
De inspecteur„Maar u kunt toch ook
nog iets anders doen, n.l. uwe werkplaats
vergrooten. Dat is toch de eenvoudigste
oplossing van de kwestie".
De werkgever betoogt en terecht, dat
zulks onmogeiyk gaat. zyn huis zit als
zoovele huizen in ODze steden tusschen
twee belendende huizen ingeklemd. De
werkplaats bevindt zich op de derde ver
dieping. Van uitbouwen naar achter of
naar voor of ter zyden uit is dus geen
sprake. Hy kan geene ruimte van de
tweede of vierde verdieping in zakken
overbrengen naar de derde. En bovendien,
zoo vraagt hy, gesteld, dat het mogelijk
ware, dan zou zulks heel wat onkosten
meebrengen. Worden deze misschien door
den Staat vergoed
De Inspecteur beduidt hem, dat daar
van natuurlyk geen sprake is. Op de be
merking, dat het bedrijf zulk eene extra
uitgaaf van de verbouwing van het ge-
heele huis, waarop die vergrooting van
de werkplaats toch zou neerkomen, niet
lyden kan, antwoordt hy niet. Evenmin
op eene andere, dat de werkgever dus
zeker kan zyn met verlies te werken, als
hy tot zulke extra uitgaven gedwongen
wordt. Dat zyn diDgen die den Staat niet
aangaan. De werkgever moet maar zien,
hoe hy rondkomt. Maar wat den Staat
wel aangaat, is, dat elke werkman zóó
•n zooveel kubieke meter ruimte heeft
in de werkplaats, waar hy zyn arbeid
verrichten moet.
Op deze wijze worden de kleine bedry -
ven vermoord, op deze wyze worden de
kleinere werkgevers opgeruimd om alleen
plaats te laten voor de bedrijven, die in
reusachtige fabrieken worden uitgeoefen d,
broeinesten van socialisme en werksta
king met al de aanklevende ellende. Zoo
verdwynt de middenstand, de nijvere
middenstand, en wordt de onmisbare
schakel weggenomen tusschen ry ken en
armen. .Maar dat zyn immers particu
liere belangenDie kieine werkgever,
indien hij de concurrentie niet meer kan
volhouden mag zyne zaak likwideeren,
en werkman worden. Dan heeft hij geen
risico meer en deelt bovendien nog in
de voordeelen van de pensioenwet, de
invaliditeitswet, de veiligheidswet en
welke wetten er nog meer in het belang
van den werkman mogen worden uitge
vonden. En daalt hy nog een sportje
lager op den maatschappelijken ladder,
dan geniet hy kosteloos onderwijs voor
zyne kinderen, kosteloos medische hulp,
kostelooze verpleging in de Ziekenhui
zen, enz. Waarom dan den stryd om het
bestaan nog langer gestreden P Waarom
nog langer concurrentie, hooge belastin
gen, onaangenaamheden met de werk
lui, wanbetaling van klanten, enz. enz.
getrotseerd, om in denzelfden stand te
biy ven, waarin men geboren is, hetzelfde
bedrijf te biyven uitoefenen, dat ook
reeds door den vader, misschien zelfs
door den grootvader is uitgeoefend
Niets dan standsvoordeelen De geest
van Naboth, die spreekt: „Dat late de
Heere verre van my zyn, dat ik de erve
mynei vaderen zou verknopen-" Die Na
both moet worden gesteenigd, want hy
is een vyand van het algemeen belang.
Het algemeen belang, dat is het belang
der werklieden. Onze Volksvertegenwoor
digers moeten voor dat belang, dat men
de sociale kwestie noemt, een open oog
hebben. Zekervliegen vangt men niet
met azy'n, maar wel met stroop en ho
ning
T W EII) E KAMER.
Zitting van Woensdag.
Na de behandeling van de derde afdee-
ling van de begrooting van.Binnenland-
sche Zaken, nameiyk volksgezondheid
en armwezen, waarover onze lezers giste
ren onder Telegrammen het voornaamste
reeds hebben kunnen vernemen, kwam
de vierde afdeeling aaD de orde, de artike
len betreffende het hooger en middelbaar
onderwijs.
Om aan de algemeenebeschouwingen
over deze afdeeling deel te nemen, zyn
negen sprekers in geschreven, waarvan
nog maar een viertal het woord hebben
gevoerd.
Eerst sprak dr. De Visser (c. h.) die
klaagde over de gebrekkige ontwikkeling
van ons onderwijs, waarbij in de behoef
ten van het practische leven te traag
wordt voorzien. Er zyn volgens spreker
in de geheele onderwyswetgeving over
al gapingen.
Deze achterstand aldus deze afge
vaardigde waaraan alle partyen schuld
hebbeD, kan niet verholpen wordeD door
een apart onderwys ministerie noch door
de uitwerking van de ondeswysbehoeften
aan een specialist op te dragen. Daartoe
is het nu te laat.
Spreker wist echter beter en zou een
positieven raad geven. Laten we aller
eerst maken een wettelyke regeling van
het lager en middelbaar vak-onderwys
en vaststellen een normaal program als
basis, waarop subsidie kan worden ver
leend.
In scherpe bewoordingen critiseerde
deze spreker de schandaad van deLeid-
sche studenten en het daarby gebleken
zedelijk bederf. Toch meende dr. De Vis
ser, dat na het flinke optreden van den
Senaat tegenover de studenten van ver
dere maatregelen moet worden afgezien.
Met dit laatste gaan we allerminst
accoord. De schrik zit er nu onder de
studenten wel ïd, maar weldra zal het
?yn ouden gaDg weer gaan. Neen, zal het
verderf iets tegen gegaan worden, dan
zullen de heeren studenten voor hun God
en menschonteerend bedrijf voor de
justitie moeten boeten. En uitgeroeid zou
dit kwaad alleen kunnen wordeD, indien
naar het advies dat De Standaard dezer
dagen gaf, door een* wyziging van de
Hooger Onderwijswet aan den minister
van Binnenlandsche Zaken het recht
werd gegeven, om in zulke gevallen in
te grypen. Thans staat Z.Exc. er machte
loos tegenover.
Dr. Kuyper (a. r.) die na den afgevaar
digde van Leiden het woord erlangde,
pleitte weer warm voor een nieuw Depar
tement van Onderwys en voor een leer
stoel in de Slavische taal. En in de derde
plaats bestreed spreker op de bekende
gronden de aanstelling van een zesden
hoogleeraar bij de theologische faculteit
te Leiden. Wil men nu bepaald een
hoogleeraar in het Grieksch-Oostersch
christendom hebben, dan moet deze
komen by de letterkundige faculteit.
De heer Blum (a.ionze afgevaardigde
voor Middelburg, voerde bij deze afdeeling
ook het woord, en zeide het eens te zyn
met den heer De Visser, dat in ons onder
wys veel verbeteringen dienen aange
bracht. Doch achtte spreker het thans niet
het oogenblik daarop aan te dringen.
Inzake.het Departement van Onderwijs
sloot spreker zich aan by denJheerKuyper,
dat de kosten geen bezwaar zouden op
leveren tegen verwezenlijking van dit
denkbeeld, omdat men hier niet te doen
heeft met een nieuwe organisatie, maar
met een onderwerp, dat sindfs 1814 tak
van staatszorg is geweest. Het ontbreken
van een Departement van Ocderwys
heeft de styging der onderwysuitgaven
volstrekt niet tegengehouden. Veeleer
zou zulk een departement daaraan bevor
derlijk zijn. Spreker drong echter dit jaar
nog niet aan op de oprichting van dit
departement.
Onze afgevaardigde was'het niet eens
met de heeren Drucker en Patyn, dat er
de laatste jaren niets op onderwijsgebied
is gedaan. De subsidiën aan verschillende
categorieën ^an onderwijsinrichtingen
zijn gestegen. Dat er de laatste jaren geen
ingrijpende ontwerpen op onderwysge-
bied zyn ingediend, is iets, waarvan den
minister geen grief kan worden gemaakt.
In deze Kamer wordt veel gepraat maar
weinig gedaan. Er ligt hier een groot aan
tal onafgedane wetsontwerpen. De stapel
is steeds aangroeien de. Wat zou het geven
dien stapel nog meer te doen aangroeien
In beperking toont zich ien meester, heeft
Goethe terecht gezegd. Spreker dankte
den minister er voor, dat hij die spreuk ter
harte heeft genomen.
Met weemoedige vreugde had de heer
Blum gelezen, dat pensioneering der leer
aren bij bijzondere hoogere burgerscho
len en gymnasia thans in voorbereiding
is. Velen dier leeraren zij a immers over
leden zonder pensioen. De minister haaste
zich nu met de indiening van dit ont
werp.
Dan volgde als spreker de heer Bos,
de onderwysspecialiteit der vryzinnig
democraten. Deze afgevaardigde*bestreed
eerst het- denkbeeld van dr. Kuyper om
een Departement van Onderwijs op te
richten wat heel duur zou zyn en toch
geen waarborg van continuïteit in onder-
wyszaken biedt. Ook het denkbeeld van
dr. De Visser, om het stel wetten uit
het IneeD8chakel;ngsrapportin hetStaats-
blad te zetten, wees spreker van de hand.
Want het komt in de eerste plaats niet
aan op wettelijke regeling, maar op aan
sluiting aan de eischen van het practi
sche leven, die feiteiyk buiten de wet
omgaan.
Dr. Bos meende echter, dat een man
of een college aan 's ministers Departe
ment daarin verandering ten goede zou
kunneD aanbrengen. Spreker bleef dus
aandringen op een directeur-generaal,
liefst met een raad van onderwys.
Onze lezers zien nu, hoe drie knappe
mannen, De Visser, Kuyper en Bos in deze
technische onderwys-quaestie vierkant
tegenover elkaar staan.
Principes zijn in deze zaak niet ge
moeid, maar toch blijkt weer.- „zooveel
hoofden, zooveel zinnen".
We zyn benieuwd wat minister Heems
kerk op deze cingen te zeggen zal heb
ben. Maar voor dat dit Departements
hoofd hierover mag spreken, moeten nog
een vijftal afgevaardigden bver deze af
deeling het woord voeren. Wie weet, of
we misschien nog geen andere denk
beelden inzake deze quaestie zullen
hooren aan pry zen.
's Avonds kwam de begrooting van
Waterstaat weer aan de orde en werden
de algemeena beschouwingen over de
afdeeling Spoorwegen voortgezet.
Maandagavond waren weder 7 sprekers
over deze afdeeliDg aan het woord ge
weest, en nummer 8, de heer Troelstra
(s. d.) was ziju lange redevoering nog
begonnen, die nu in deze zitting werd
vervolgd en beëindigd. Toen volgde nog
een dozyn sprekers, waaronder de heer
Treub (v.d.) met een vry lange speech.
By half een was de laatste spreker,
nummer 20, uitgesproken. Dat de mi
nister van Waterstaat in dit Dachteiyk
uur niet meer aan het woord wilde ko-
rneD, zal niemand Z.Exc. ten kwade
hebb9n geduid.
Meest werden door dit twintigtal spre
kers allerlei mogeiyke en onmogeiyke
grieven ten aanzien van de arbeidsvoor
waarden van het spoorwegpersoneel ter
tafel gebracht. De een deed dit in zach-
teren en korteren vorm, een ander, zooals
de heeren Troelstra en Treub op scherpere
en meer uitvoerige manier.
Waterstaat heeft dus weer veel te ver
antwoorden, en dat altemaal over Spoor
wegen
it-GEZONDEN STUKKEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Mijnheer de Redacteur,
Waar de pers in onzen tijd geworden
is tot een macht, die veel goeds kan tot
stand brengen en veel verkeerds kan doen
verbeteren acht ondergeteekende zich
verplicht de aandacht te vestigen op een
misstand, die dringend verbetering be
hoeft, zooals blijken kan uit het onder
staande, dat hy U beleefd verzoekt
in Uw veelgelezen blad te willen op-
Demen.
Daar zijn ergens in ons vaderland
twee stukken bouwland, van elkander
gescheiden door een sloot. De eigenaar
van het eene stuk bemerkte op een goe
den dag, dat die soheidingssloot een aan-
zieniyk stuk nauwer geworden was,
terwijl het daardoor gewonnen land ge
trokken was bij het land van zijn buur
man. Aangezien de grensscheiding ge
woonlijk geacht wordt te liggen in het
midden van zulk een sloot meende hy
dat daardoor zyn- eigendomsrecht ge
schonden was daar die grens nu was
opgeschoven naar het midden van het
nog resteerende slootje.
De buurman bleek doof voor zyn pro
test, zoodat hy genoodzaakt was zyn
toevlucht tot den Rechter te nemen.
Eu ziet het gevolg van zulk een dood
eenvoudig verschil was een rechtsgeding
dat byna dertien maanden duurde.
Eeist werd den klager toegestaan door
middel van getuigen te bewyzen
le. dat de sloot vroeger zoo breed was
geweest als hy had opgegevenen
2e. dat die sloot sedert ruim ter halver
breedte was gedempt.
ZeveD getuigen verklaarden onder eede
dat genoemde sloot vroeger de opgegeven
breedte had gehad en sedert gedeeltelijk
gedempt werd.
Van de zeven getuigen door de tegen-
party gesteld, werden er zes gehoord,
waarvan er zelfs ook nog één was, die
verklaarde dat de sloot in den laatsten
tijd nauwer was geworden en dat het
gedempte gedeelte aan den kant van
het land van gedaagde, door dezen wordt
bebouwd en bezaaid.
En wat was de uitspraak van den
Rechter
Dat het eerste punt geacht wordt be
wezen te zyD, maar het tweede, dat der-
demping, niet, dat eischer dus in het
ongelijk wordt gesteld en veroordeeld
tot de kosten van het geding.
Mynheer de Redacteur. Justitia wordt
gewooniyk afgebeeld met een blinddoek
voor de oogen. My dunkt volkomen te
recht, want zy moe; niet zien, maarzy
moet alleen hooren.
Zy moet hooren het getuigenis van
menschen, die zich kunnen vergissen of
opzettelijk een eigenaardige voorstelling
geven van de waarheid.
Indien zy ook zien mocht, och dan
zou het stukje sloot dat er overbleef een
stilzwijgend maar onwraakbaar getuige
nis hebb6n afgelegd, dat de zaak afdoende
besliste.
Is het niet droevig dat zulke eenvou
dige zakeD op die wyze moeten worden
behandeld. Behoorde zoo iets niet een
zaak van politie te zijn, die ter plaatse
werd onderzocht en naar recht en biliyk-
heid uit de wereld geholpen
Is het te verwonderen dat men nu zegt
„Het recht is te duur voor iemaDd die
niet over ruime middelen beschikt en te
onzeker voor iemand met wien zulks
wel het geval is"
De ondergeteekende laat zich niet in
met politiek, maar hy hoort toch tegen
woordig byna van niets anders dan van
sociale wetten en hervormingen. Zou
het niet meer dan tyd zyn dat ook de
Burgerlyke Rechtspraak eens ter dege
wordt onder handen genomen
Indien zyn schrijven daartoe iets kon
by dragen, zou hy zich dubbel verheugen
over de gastvryheid hem verleerid in Uw
blad, waarvoor hij U recht harteiyk
dankbaar is.
Hoogachtend,
Uw dienaar,
H. VAN ESSEN.
Hoedekenskerke, 12 December 1911.
Uit de Regeerin gsverslagen
Ook in de andere provinciën heeft men
proefvelden aangelegd, evenals in Fries
land, om aan te tooDen, dat de kunstmest
den bodem niet uitput. Om nu niet al
te eentonig te worden, zullen wy de
hoofdzaken beknopt samenvatten. In
Drenthe waren verscheidene proefvelden
reeds voor het tiende iaar geëxploiteerd,
d.i. dus vanaf 1899. In 19 gevallen gaf
de kunstmest het beste resultaat, in 28
gevallen bracht' half om half en in
10 gevallen bracht het stalmestperceel
het meeste op. „In Zuid-Holland", zegt
het verslag, „hebben deze proefvelden
aangetoond, dat ook op kleigrond de
kunstmest zeer goed de concurrentie met
stalmest kan volhouden". „Ook in de
provinciën Overysel, Limburg en Gronin
gen waren de oogsten, met kunstmest en
met half om half verkregen, niet zelden
hooger of in geval weinig lager dan met
stalmest". „Een proefveld te Wydenes
in Noord-Holland, dat in 1898 werd aan
gelegd op kalkryken kleigrond had een
perceel, dat tot 1907 uitsluitend werd
b8mest met slootaarde (driemaal) en
stalmest (eenmaal). Een tweede perceel
ontving in 1898 eene groeDbemesting met
wikken en verder alleen kunstmest. Vanaf
1899 tot en met 1907 was de totaal
uitkomst van dit proefveld als volgt
Opbrengst perceel, gewoon bemest f3740.
met kunstmest f4026.
Bemestingskosten, perceel I f570.
II f460.
Het meerdere voordeel door uitslui
tende bemesting met kunstmest verkre-