No. 48 1911,
Zaterdag 25 November
3HRISTELIJK-
NIEUWSBLAD
HISTORtSCh
VOOR ZEELAND
26e Jaargang,
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S.J, BE JONGE-VERWESr, te Goes
F. P, D'HUIJ, te AHdsle:Ibi rg.
PRIJS DER ABVERTENTIËN
Bij dit nummer behoort een Bplad.
De Duurte.
L
FEUILLETON.
Hup Jam, de Sitdebods
van MidlAÉirg-
d§ Provincie.
IEl IEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per Irie maanden trance p. p.
Knkele nummers.
5.25
r 0.05
EN
BwirffiiBBggc ••Fiaggss^gBacgssaaaaazsazr zis ggattsssa
iffl 1—5 regeis 50 cent, iedere regel mees 10 cent
F; milieberichten van 10 regels 1.—, iedere regi t
m» et 10 cent
sir aKiiMsz. «sao» J&ebbkz
De duurte der levensmiddelen deed in
vele gemeenten de gemeenteraden be
sluiten tot het geven van een toeslag
op het loon aan een bepaalda catagorie
van werklieden en ambtenaren in ge
meentedienst, voor zoover dat loon be
neden een bepaalde bezoldiging valt.
De gemeenten achtten zich als werk
geefsters geroepen in dezen een goed
voorbeeld te geven aan de patroons.
Het is niet gemakkelijk om in een
"quaestie als de stijging der levensmid
delen een wensch uit te spreken of aan
wijzing te doen.
Wanneer wij zeggende werklieden
hebben dien toeslag noodig, dan gene
raliseeren wijdan stellen wij uit de
behoefte van enkelen de behoefte van
allen vast. Zeggen 'wij de werklieden
hebben dien toeslag minder noodig dan
de mannen van den middenstand
onderwijzers, klerken, winkelbedienden,
winkeliers, predikanten, journalisten en
kleine patroons dan generaliseeren
wij ook, want dan scheren wij alle werk
lieden en allen die wij tegen hen over
stellen, over éénzelfde kam. En eindelijk,
wanneer wij zeggen de patroons kunnen
het best missen, dan zija wij ook weer
niet billijk jegens de velen, welke het
niet kunnen missen en in den strijd om
het bestaan veel meer gevaar loopen van
om te komen dan menige werkman.
Daarom is 't onmogelijk een weg aan
te wijzen, langs welken bevrediging en
tevredenstelling, tegemoetkoming of af
doende hulp kan verkregen worden.
Het best zou zeker zijn en wij kunnen
dien op grond van Gods Woord en de
ervaring van Gods kinderen aanbevelen,
dat alle werklieden hun lot en leven en
dat van de hunnen, ook voor den ko
menden winter, in de hand des fleeren
stelden.
Ook de dure tijd dien wij beleven, en
de misschien nog duurdere winter, dien
wij tegemoet gaan, zijn middelen in
Gods hand om ons de beteekenis van
het Onze Vader beter te doen verstaan.
Gedachteloos wordt het in menig gezin
opgezegd: Geef ons heden ons dagelijksch
brood Maar wanneer de nood des tijds
dringt, en de uitgaven stijgen, en het
8
Een verhaal uit het jaar 1567,
dooi
GHR. HONDIUS.
Door deze spotternij ontstak Van Evers-
dijk in woede en snauwde hij de huis
vrouw van Notaris Thielman toe:
„Gij zijt een papistenvrouw
„Hoe weet gij dat?" vroeg de aan
gesprokene.
„Gjj zit alle dagen in de kerkgil en
Pieter Sebastiaanse zouden mogen d' eer
sten zijn, die doodgeslagen zouden mogen
zjjn. Ik hebbe nog duizend gulden om
met Pieter Haeck den koning uit den
lande te houden gij zult d' eersten zijn,
die men verdrijven of om hals bren
gen zal," waarop Mr. Benedictus inviel
„Gij zot, gjj dwaas gij weet niet, wat gij
klapt, gij heet Den Boer en gij bewijst
wel dat gij een boer zijt."
„Ik had genoeg gehoord en verwijderde
mij, maar in verband met het loopend
gerucht dat Z. M. de Koning plan heeft
naar deze landen te komen, begreep ik
dat de tocht van Hf er Haeck hiermede
in verband kon staan.
Wanneer al zijn helper» echter even
„dagelijksch brood» schraler wordt, dan
wordt de mensch er wel eens meer bij
bepaald, wat hij als dagelijksch brood
uit de hand van zijnen Vader in de
hemelen mag verwachten.
Zoo leert hg de tering naar de nering
zetten. Hij ziet niet met zekeren wan
gunst op zijn. medemensch, die het beter
doen kan dan hij maar bij leert zich
vergenoegen met hetgeei: hij heeft. En
is daar ten gevolge van de duurte nog
iets meer van het niet zoo bepaald noodige
te ontberen, bij getroost zich dit even
zeer; en hij dankt God met de erkente
nis Uwe goedertierenheid is beter dan
het leven.
Mozes was een voedsterling des Konings,
"hij had tot zijn veertigste jaar overvloed
gehad, en tot zijn tachtigste allicht het
brood zijns bescheiden deels genoten
doch in de woestijn moest hij tot zijn
honderdtwintigste jaar velerlei ontberen,
en zich tevreden stellen met het hemel-
sche man; toch zingt hij in het gedicht
dat hij zijn nageslacht heeft nagelater,
en dat de Heilige Geest voor ons geboek
staafd heeft, van Gods gunst, die meer
sterkt dan de uitgezochtste spijzen.
De Spreukendichter zingt van een droge
bete met rust er bij die beter is dan een
huis vol geslachte beesten met twist. En
de Apostel Paulus die rijk en verrijkt
had kunnen zijn, wist zich om's Heeren
wil met harden handenarbeid te behelpen
en betuigde aan zjjn vriendenik heb
geleerd vergenoegd te zijn in hetgeen ik
ben.
Die toon moet in de eerste plaats bij
onze Christen-werklieden worden beluis
terd, zullen zij recht hebben hunne
eischen te stellen tot tijdelijke lotsver
betering.
Doch dit toegevende, willen wij ook
wel luisteren naar de stemmen van de
niet weiDigen welke onder de zorgen des
tijds gebukt gaan. Het is zoo, in gezin
nen die er maar net kunnen komen by
't tegenwoordige loon vaD den huisvader,
moet de duurte ten gevolge hebben dat
er schuld gemaakt, armoe geleden, smart
tot de mogelijk reeds bestaande toege
daan wordt.
Tegenover dezen nu heeft de particu
liere liefdadigheid een roeping.
Niet in de eerste plaats de patroons of
de patroon alleen, maarvallen die den
betrokkene het naast staan.
Wanneer in een kleine gemeente het
besluit valt dat een bepaald persoon, die
B3IBagW85Hli.i.^WWIBiaBgBa8I^BaBg5aMgBBaanBggHH«BMa^
onhandig zijn als Cornells Jansz. vin
Eversdijk, dan vrees ik dat hij weinig
kans heeft dat zijn plan gelukken zal.
Schipper Jaspersz. had dit verhaal stil
zwijgend aangehoord, maar zjjn hoofd
schudden bewees dat ook hjj het zjjoe
dacht van het voorgevallene in de her
berg „De Roode Leeuw.»
„Ik bidde U", zeide hij, „verzwjjg wat
ge gehoord hebthet is wel dronken-
manstaal, maar het zou u allicht in
moeite brengen in deze troebele tijden."
De wind was inmiddels wat bedaard
en naar het Westen geloopen, zoodat
omtrent Hontenisse alle gevaar geweken
was, waardoor de verdere reis zeer voor
spoedig kon worden volbracht.
Toch was het reeds donker, toen het
V4aamsche hoofd te Antwerpen bereikt
was.
Zoodra het vaartuig aan den wal ge
meerd lag, vertrokken Pieter Haeck en
Vincent Laureijs na den schipper voor
zijne bereid willigheid om met zulk boos
weder te varen te hebben bedankt en den
knecht, die by de loopplank de heeren
bielp, een flinke fooi in de hand te heb
ben gedrukt.
In hunne mantels gehuld, de hoeden
stevig op het hoofd gedrukt, richtten zy
hunne schreden naar de Coperbrug, in
welker nabyheid zich de herberg „De
Oude Zwaan" bevond.
in lijden, is, zal geholpen worden, dan
gaat de burgemeester voorop. Niet omdat
dit zoo behoort, maar omdat van zijn
voorgaan als invloedryk man het wél
slagen der poging afhangt.
Zoo stellen wij ons voor dat het gaan
zal en gaan moet in fabrieken en w< rk
plaatsen waar een bepaalde categorie van
werklieden in nood komt. De patroon
is hy bemiddeld, geeftdoch ook de
ambtenaren met hooge salarissen, geven
wat, een ieder overeenkomstig zijn ver
mogen.
In kleinere bedryven zal op diewyze
de steun slechts van een paar personen
uitgaan of mogeiyk van den patroon
alleen. Altijd wanneer die kan. Want
wy zijn het eeDs mat den patroon in
een der vorige nommers van ons blad,
vele patroons kunnen niet.
En dan denken, wij vooral aan onze
Christenpatroons die hun roeping als
leden van de gemeente des Heeren ver
staan, die aan Kerk en Armen, aan School
en Zending, aan velerlei werk van Chr.
Barmhartigheid naar vermogen bijdragen
en daarby steeds meer gebogen blijven
gaan onder de dagelijksche zorgen van
gezin en bedrijf. Het zou schande zijn,
zoo het eok maar in het hart van een
enkele opkwam, dat de zoodanigen moe
ten helpen.
Natuurlyk zyn er die wel kunnen,
dan mag van hen gevraagd worden om
mee te voorzien in dezen noodstand.
Maar niet als een recht.. De arbeider is
zijn loon waardig, en wee deD patroon
die hem dat loon niet ten volle geeft;
maar op meer dan het loon heeft Die-
mand aanspraak, en wie God vreest mag
verwachten dat de Heere God hem met
dat loon ook zal zegenen, zoodat hij in
zyn stand blijft, en brood hebbè, en leven,
en betrekkelijke welvaart.
üocb, dit al toegevende, mag ook ver
wacht, wanneer de werkman, de arbei
der in het bedrijf mede met zijn arbeid
onder den zegen Gods, bijvoorbeeld in
den afgeloopen zomer, een byzonder
groote winst aanbracht, dat de patroon
hem hierin ook doe deelen.
Zijn daar landbouwers, die een bijzon
der goed jaar maakten en een winst
gevende opbrengst hebben^ te boeken,
dan komt tot hen de vraaglaat gij
nu ook, wanneer de duurte aanhoudt,
uw arbeiders iets genietan van het be
haalde vcordeel Wij spreken niet van
die landbouwers welke door overstroo
ming als anderszins ternauwernood van
voordeel spreken kunnen, doch van die
velen, w. Ike geen tegenspoed, doch enkel
voorspoed hadden de hand op het hart,
kunt gjj ook iets doen?
Om dezulken te bewegeD ook over de
brug te komen, heeft allicht menig ge
meenteraadslid zyn stem gegeven aan
een voorstel tot het geven 'van toeslag
op het loon van de gemeenteambtenaren.
Laat men echter wèl in het oog houden,
wie zelf patroon is, en ais gemeenteraads
lid voor het geven van zoodanigen toe
slag stemt, of daartoe het voorstel doet,
is verplicht dan ook zijn eigen weiklieden
een zoodanige tijdeiyke verhooging van
loon toe te staan.
Doet hij dit niet, dan loopt hij gevaar
dat men en terecht hem verwijt, dat'
□y wel tegemoetkomen wil uit de beurs
van een ander, doch niet uit eigen beurs.
Het staat trouwens by ons nog lang
niet vast of een gemeente wel bevoegd
is, in voornoemde buitengewone geval
len van duurte een toeslag op het loon
te geven.
Ia den Rotterdamsohen gemeenteraad
stonden hierin de opvattingen van de
anti-revolutionairen Diemer en v. d. Pols,
lynrecht tegen elkander overen dat ter-
wjjl niemand ontkennen zal dat zoowel
de heer Diemer als de heer v. d. Pols
democratisch zijn aangelegd.
In den Amsterdamschen gemeente
raad liepen de meeningen der beide
antirevolutionaire professoren vari de
Vrije Universiteit mr. Pabius en mr,
Diepenhorst zoo ver mogelijk uiteen.
In den gemeenteraad van Hilversum
adviseerde mr. Rutgers voor toeslag en
stemde meer dan een zyner geestverwan
ten daar tegen.
In den Middel burgschen Raad daar
entegen waren de vier antirevolutio
naire gemeenteraadsleden het hartelijk
eens, het voorstel ging zelfs van hen uit.
Deze mindere eenstemmigheid tus-
schen Middelburg en Hilversum, en tos-
schen mannen van eenzelfde politieke
beiydenis behoeft niemand te verwonde
ren, omdat het hier geldt iets nieuws op
sociaal gebied, en de grenzen der over
heid in deze materie nog niet juist zyn
afgebakend.
Maar daaiby is dan ook bewezen dat
het nog een open vraag is of de gemeente
hier als werkgeefster een taak heeft te
1 verrichten.
24 Nov. 1011.
De Tweede Kamer heeft met 53 tegen
34 stemmen de militiewet aangenomen.
Voor stemde de rechterzijde, behalve
de hper De Stuers. De linkerzyde st6mde
tegen, behalve de heeren De Beaufort,
Tydeman en Van Rarnebeek.
Afwezig waren van rechtsde heeren
Pollema, Van Heemstra, Kuyper, Jansen
(Maastiicht), Beekers, Van Nispen (Rhe-
den), Bolsius en De Visser; van links:
de heeren Troelstra, De Kanter, Eland,
Smidt en Van Poreest.
De gemoedeiyke waarschuwing van
den minister van oorlog aan het adres
van den kapiteir. Thomson heeft der
halve niet. geholpen. Hij od alle andere
militaire leden, ook de heeren Eland en
Verhey, stemden tegen.
Dat heeft weer de politiek gedaan.
De mannen van Links wilden deze
schoone reclame tegen het kabinet in
1913 niet laten verloren gaan.
Wy hebben ons voor te bereiden op
hoogst partjjdige beoordeelingen dezer
wet in da Kiezersvergaderingen.
Men zal ons evenwel klaar vinden.
Een smerig staaltje van sociaal demo
cratische vak-tyranie is te Rotterdam
weer eens geleverd.
Een photograaf had na herhaalde
waarschuwing een totaal ongeschik-
ten bediende ontslagen, met instemming
van het overige personeel.
Toch moest het overige personeel op
hooger last staken. De Nederlandsche
fotografenbediendenbond wilde het zoo.
En zij deden 't ook, niettegenstaande
zij verklaarden dat. hun ontslagen vak
genoot absoluut ongeschikt was voor
zyn werk, en de patroon schoon gelijk
had met hem zyn afscheid te geven.
Leve de vryheid bij de sociaal-demo
craten 1 Leve ook de vakkennis en de
averechtsclie solidariteitLeve de socia
listische vak&ctie
Goes. In eeD Donderdagavond in de
Goesche Melksalon gehouden vergadering
van de Antirevolutionaire Propaganda-
1 club werd door een der leden de Tarief-
wet ingeleid, waarop een drukke bespre
king volgde.
Het was een deftig huiszoowel de
benedenwoning als de tweede verdieping
had kruisramen met in lood gevatte
ruiten.
De trapgevel in baksteen was afge
wisseld met banden van zandsteen. De
gevelankers vormden fraaie gesmeede
figuren, hel geen aan het geheel een aan
genaam aanzien gaf en van den goeden
smaak des bouwmeesters getuigde.
't Was dan ook volstrekt geen gewone
herbergslechts voorname reizigers
namen hier hun intrek.
De eikenhouten deur, die uit twee
deelen bestond, een onder- en bovendeur,
was nu geheel gesloten uithoofde van
het gure weder en het gevorderde uur.
De koperen klopper, een meesterstuk
van koperslagerswerk, behoefde echter
slechts even te worden gebruikt en al
ras werd de bo vendeur door een bediende
geopend, die, ziende dat een tweetal rei
zigers toegang verzochten, niet draalde
ook de onderdeur te openen.
Terwyi onze beide reizigers in het ruime
voorhuis zich van hunne druipende man
tels ontdeden en deze den bediende in
bewaring gaven, werd een zy deur geopend
en op den drempel vertoonde zich de
eigenaar der herberg, een kort en gezet
man van middelbaren leeftyd, wien de
blos der gezondheid op de wangen lag.
,/Weesfc my welkom, edele Heeren, ik
had zuik een bezoek heden niet meer
durven wachten, het gure weder dei-
laatste dagen bevordert het reizen niet,
ofschoon mijn herberg „De Oude Zwaan"
voor alle jaargetyden is ingericht, ik
bidde u treedt binnen en zet u bij den
haard."
Dit zeggende schoof hij een tweetal
eiken stoelen met lederen zittingen aan
den grooten open haard, terwijl hy den
knechts last gaf het smeulende haard
vuur flink op te stoken.
„l'k bidde u, neemt plaats, de reis za!
u vermoeid hebben en laat my u spoedig
iets warms gereed maken, „De Oude
Zwaan" staat er voor bekend, dat zij een
goede keuken bezit en hes is my een
groote eer zulke ernst haft a edele heeren
te mogen herbergen.
Heb ik niet onlangs nog het voorrecht
gehad, de edele heeren v. Brederode, van
der Aa en Jan van Toulouse onder myn
dak te mogen ontvangen
Bij het hooren van deze woorden toon
den heer Haeck en Laureijsz meerdere
opmerkzaamheid voor de woorden van
den spraakzamen waard, terwjjl ze elkan
der veelbateekenend aanzagen.
„En is het u bekend of de laatste zich
nog in deze stad bevindt?" zeide heer
Haeck, ,'t is juist om dezen heer te ont
moeten, dat wij naar Antwerpen gekomen
zyn en het is in de herberg »De Oude
Zwaan* dat wy hem ontmoeten zouden."
„Daar treft geluk toe" antwoordde de
waard. Het is juist acht dagen geleden,dat
de door mij genoemde h eren vertrokken
zyn, na hier eenige dagen vertoefd te
hebben.
By het afscheid nemen, gebood my
echter heer Toulouse de door hem ge
bruikte kamer in gereedheid te houden,
daar het zijn voornemen was, binnen
enkele dagen rerug te komen om een
mondgesprek te houden met eenige
Zeeuwsche heeren.
Vergis ik my niet, dan zijn het UEd.,
die bedoeld werden, laat my u de ver
zekering mogen geven dat de waard uit
»De Oude Zwaan* gaarne herberg ver
leent aan hen, die toonen in deze troebele
tyden pal te staan voor de voorrechten
en vrijheden van onze Vlaamsche ge
westen."
Het haardvuur flikkerde inmiddeis hel
der op de vlammen verspreidden een
phantastisch licht in de ruime gelag
kamer, die slechts schaars verlicht werd
door enkele kaarsen in een koperen licht
kroon aan bet midden van de zoldering.
De steenen vloer was met zuiver zand
bestrooid, de wanden waren beider gewit
en ten deele met een houten lambrizee-
ring beschotende zoldering met hare
vele kinderbalkjes was in verschillende
kleuren geverfd het meubilair der kamer
bestond uit een groote tafel in het midden
der kamer en. eenige kleinere aan de
wanden, alle van stevig gewerkt eiken
hout, en gaf aan de kamer een deftig
voorkomen.
Wordt vervolgd.)