No. 47 1911, Vrijdag 24 November 26e Jaargang.
HRISTELUK
lEllVSBLAD
HlSTORISeif
VOOR ZEELAJSD
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed» S. Je DE JONGE-VERWES F, te Goes
F, P. D'HUIJ. te Middelb? rg,
PRIJS DER ADVERTENTIËN
FEUILLETON.
Het gebed van Peggy.
De Zending in China.
^5*
JU
as t iBaaggaaft ase«^>^a3B^3g^g;75^a^aiiOK-..tr!SBgaja3K8a»:^r.-.'.rc^ir.;v«-. -^arestffasr "^gsagatWMBJ BgaiaBaiagEaaaBBa-:
IEi IEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per trie maanden franco p. p.1.25
rinkele nu mmers. 0.05
UITGAVE D£R FIRMA S
EN
van 1—5 regels 50 cent, Iedere regel meer $0 cent
Familieberichten van 1—10 regel; 1.—, Iedere regel
m. et 10 cent
iSBESfc «SaêiSSsraB'
20 Nov. 1911.
De lezer herinnert zich dat laatst te
Zierikzee op een propaganda-avond der
joDge liberalen de geestdrift op een
oogenblik zoo groot is geweest dat allen
het Patynslied aanhieven.
Dat Patynslied, waarvan de waar
schijnlijke vervaardiger een adellijken
naam schijnt te dragen, bevat hatelijke
woordspelingen, waarin Kuyper, Pompe,
Vegtel, Drankwet, en andere het ont
gelden moeten.
Twee coupletten er uit drukken wij als
een staaltje van Zierikzeesche beschaving
alsnog af.
PATIJNSLIED.
Ons dierbaar vaderland
Yersóheurd door felle twisten
De schoolstrijd weer ontbrand!
En dan die Paganisten
Pa Kuyper zit in nood
En als je soms gaat varen
Geen borrel op de boot!
Geen bitter en geen klare.
Daar komen de anti's zij schreeuwen
[van pijn,
Ze razen, en tieren Weg met Patijn!
Ze maken een herrie, och kom wat
[een lef!
Dat komt van den „wortel" en
['t plichtbesef!
Patijn is onze man
Ons kranig candidaatje
Die duchtig spreken kan
Hij geeft ze op hun baatje.
O wee I roept Vegtel uit
O© angst" gaat mij bekruipen
De anti's roepen luid
Een Pomper of verzuipen
Daar komen de kiezers, ze stemmen
[Patijn
Ze houden van waarheid en klaren wijn
Je hoeft niet te vragenwie zal het
[toch zijn
Wel vriend natuurlijk, het is Patijn
Van Kol heeft Idenburg geprezen. Dit
bewijst, dat laatstgenoemde als gouver
neur-generaal van Nederl.-Indië de rechte
man op de rechte plaats is.
In een artikel „Mijn zwerftochten door
Indie", schrijft v. Kol: »Menige klacht
vond gehoor, menig onrecht vond herstel
door den man, die op Buitenzorgs troon
gezeten, in veel opzichten her goede wil, en
hart toonde voor de millioenen inboor
lingen
Trouwens de heer v. Kol is niet de
eenige man van links wien het optreden
van gouverneur Idenburg is meegevallen.
(Slot.)
Meer dan een week daarna, werd er op
zekeren Zaterdagmiddag een langgerekt
schellen aan de voordeur van Hurfords
woning gehoord, en Peggy, die, met
broertje spelende in de zitkamer, op het
haardkleed geknield lag, rees op en luis
terde of Emma, het dienstmeisje, de ge
biedende dagvaarding zou gaan beant
woorden. Gedurende de verloopen week
was de belastingontvanger op een of an
dere wijze betaald geworden en de bakker
voor een gedeelte z^ner vordering tevre
den gesteld, zoodat hij voortging met
het leveren van brood aan de Hurfords
maar nog was er geen geschikte kostgan
ger op het tooneel verschenen.
„Ik hoop dat Emma er niet slordig
uitziet,"dacht Peggy, „omdat 't mogelijk
de kostganger kon zijn." Zij bedof 1de na
tuurlijk de kostganger, die niet op kin
deren tegen had.
„Als-je-blieft, jongejuffrouw,* zeide
Emma een minuut daarna, in de zitka
mer glurende met een gelaat vol roetve
Pagani8ti8ch.
De Rotterdammer schrijft:
„De heer Van Kol is van zijn lange
zwerftochten door Indië teruggekeerd en
geeft in Eet Volk enkel mededeelingen
omtrent zijn wederwaardigheden.
Uit (dit) reisverhaal blijkt dat de heer
van Kol am groote gevaren heeft bloot
gestaan, waaruit de R.eere hem wonder
lijk heeft gered.
Ziet hier wat hij vertelt
Het rollen van zijn paard in een
ravijn, terwijl men nog juist den lijd
heeft er af te wippenhet vallen op
een bamboe loopbrugje, gespannen bo
ven een ijzingwekkend diepe rivier,
waarbij de hand op 't laatste oogen
blik nog een steunpunt grijpt; het
storten van zijn karretje in een geul
waar men gelukkig overheen wordt
geslingerd; het tweemaal schipbreuk
lijden op een meer, dit zijn die avon
turen welke na goeden afloop het ge
not van den geboren zwerver verhoo-
gen.
Daaraan voegt hij dan nog toe: „het
toeval waarvan men op zulke tochten
door eenzame wildernissen zoo stark af
hankelijk is, speelde mij geen parten".
„Het toeval speelde hem geen parten"
dat is al.
Wat akelig lichtzinnige loon
Wij durven het niet goed te zeggen,
maar wie denkt hier niet aan het „pa-
ganistisch"
Onze lezers zullen uit het Jaarverslag
van Effatha gezien hebben, dat deze
belangrijke, zeer te waardeeren stichting
tot Chr. opvoeding van doofstommen met
jaarlyksche tekorten heeft te worstelen.
Hoe kan 't ook anders.
Het schoolgeld tot den kostenden prijs
per kind bedraagt f350 'sjaars. Toch
wordt door het bestuur jaarlijks slechts
f200 per kind schoolgeld geheven. Er
moet derhalve alleen voor 't onderwijs
en de verzorging der veertig kinderen
jaarlijks zes duizend gulden worden bij
gepast.
Het is derhalve noodig dat onze meisjes
zich in de verschillende plaatsen onzes
lands er eens voorspannen om deze
stichting een handje te helpen. Zij kunnen
dit doen, door er eens een paar achter
middagjes op uit te gaan, en te trachten
leden voor Effatha te winnen, van tien
cents per maandof meerdere leden te
werven, en waar dit niet lukt, eens eenige
flinke bijdragen los te maken van dank
bare ouders die geen doofstomme kinde-
ren hebben en derhalve geen gebruik
behoeven te maken van deze stichting,
saros
gen, „wil u voor me naar de voordeur
loopen 'k Ben juist bezig met het keu
kenfornuis t8 poetsen, en
„O zeker, zeker," viel Peggy in j »maar
jij moet op 't kind passen en indien het
soms iemand is voor de kamers, tracht
hem vooral stil te houden. Je zult hem
niet laten huilen, nietwaar
„Niet, als ik 't voorkomen kan," ant
woordde Emma.
Het was een zachte herfstnamiddag en
juffrouw Hurford was met de tweelingen
en de jongens gaan wandeleD, de kleine
intusschen aan de zorg van Peggy over
latende.
Het kleine meisje opende de voordeur,
en zag zich geplaatst tegenover een oud
heer, met een vrij streng, gladgeschoren
gelaat, die haar te kennen gaf, dat hy juf
frouw Hurford w. nschte te spreken.
„Moeder is niet tehuis*, antwoordde
Peggy. „Maarals u soms naar kamers
omziet?" vroeg zjj op twijfelachtigen
h)on.
»Ja, dat doe ik juist*,zeide de oude heer.
„Ik was hier gerecommandeerd door mijn
vriend, doktei Ward
„O viel Peggy hem in de rede, „hy is
onze dokter, weet u 1 Ik kan u de vertrek-
ken, welke moeder wil verhuren, wel laten
en nu van 't belangrijk bedrag aan
uitgaven hetgeen Gods goedheid hen
doet uitspareu, iets willen afzonderen
tot steun voor Effatha.
Dit werk behoort door onze meisjes
te geschieden. Zij hebben meer tijd en
geduld dan onze jongelingen, haar woord
heeft ook allicht meer invloed.
Laten zy hiermee nu nog deze week
beginnen. Straks tocb is het December,
met zijn feestdrukten en Zondagsschool-
behoeften, en vindt allicht het woord
onzer vriendelijke bezoeksters voor Effa
tha niet zulk een goede plaats als zij
behoeft en verdient.
Wie spoedig helpt, helpt ook hier
dubbel
ijt
President v. Bylandt liet de vorige week
de gereserveerde tribune ontruimen, toen
van daar handgeklap weerklonk na de
rede van mr Troelstra.
Het Polk vertelt, dat de eenige die zich
aan het ongeoorloofd applaus bezondigde
een „partijgenoot* uit Noorwegen was,die
niet beter wist of dergelijk huldebetoon
was geoorloofd.
Alsof er ook maar één fatsoenlijk parle
ment zou zijn, dat toejuichingen van de
tribune toestaan zou
Het is al erg genoeg, dat men 't geschal
en geschetter van sommige sociaal-demo
craten in de Kamer moet aanhooren. Dat
men toch verschoond blijve van de leven-
makerijen hunner aanbidders.
Want het is De Nederlander die het
uitbrengtbet was niet alleen deze
Noor, die den hoofdman der sociaal demo
craten toejuichte, het waren een heel ge
zelschap Jod n, die al geruimen tijd door
weord en gebaar hun instemming met
diens rede hadden betuigd en aan het eind
in daverend handgeklap losbarstten.
In de Kamer zelve hebben de socialisten
meer dan één aanbidder en aanmoediger.
Hulp van de Tribune hebben zij heusch
niet noodig.
Bovendien, het is verboden en de wet
moet iedereen heilig zijn.
Honderden vrienden en vriendinnen
van de Zending in China togen Woens
dagavond naar „De Prins van Oranje" te
Gu :s om daar den Lichtbeelden avond bij
te wonen ten behoeve van Neerland's
Wilhelmina-Vrouwenhospitaal te Amoy
in China.
Op uiinoodiging van ds. Homburg, die
de bijeenkomst leidde, zongen de aanwe
zigen het psalmlied „Geloofd zij God met
zien. Wilt u zoo goed zyn binnen te
komen
ij nam hare uitnoodiging aan, en
volgde haar in de ontvangkamer.
„Een gezellige, ruime kamer," merkte
hy aan. „Is de slaapkamer even groot t"
„Ze is precies van dezelfde afmeting,"
zeide Peggy»het is de kamer boven
deze."
Hy zette zich neder en keek in het
rond, waarna bij goedkeurend met zijn
hoofd knikte.
„Heel aardig en huiselijk gemeubileerd,
zonder eenige onnoodige prullen,* be
merkte hij. „Als ik je aparfcmenten huur,
hoop ik voor verscheidene maanden te
blijven - in elk geval gedurende den
winter."
„Osprak Peggy zachtkens, klaarblij
kelijk verheugd.„Neem u mij niet kwalyk
dat ik u in de rede viel," liet zy er haas
tig op volgen, toen hy baar met verwon
dering aanzag. De oude heer glimlachte
en de strenge uitdrukking van zijn gelaat
verminderde daardoor zeer veel.
„Ik onderstel dat je niet weet hoeveel je
moeder voer de kamers verlangt", zeide
hy.
„O ja, dat weet ik wel", antwoordde de
kleine meid. „Twaalf gulden per week".
diepst ontzag" en ging de voorzitter voor
ia den gebede, waarna hij een hartelijk
welkomstwoord sprak en met een enkel
woord het doel der samenkomst uiteen
zette.
Dan zong het Rotterdamsche Otte-Koor,
onder leiding van mej. J. Stuifzant, zijn
eerste lied en was het woord aan mevr.
E. J. C. van Staveren—v. d. Land, secre
taresse van het Dames Comité ten
behoeve van de medische Zending in
China.
Aan de hand van een groot aantal
prachtige en zeer duidelijke lichtbeelden,
leidde de begaafde spreekster de verga
dering in het leven van China in.
Eerst teekende zij, hoe China op elk
gebied ontwaakt en hoe daar ook voor
de Zending de velden thans wit zijn om
te oogsten. Hèt handvol koren dat
jaren geleden door de medische zending
te Amoy is gezaaid, het ruischt thans
door Gods genade als de Libanon. En
al nam God onzen trouwen dr. Otte weg,
al begrijpen we 'sHeere daden niet, na
dezen zullen we 't verstaan. We gaan
voort met onzen arbeid in 's Heeren
kiacht.
En ook dezen avond willen we u er
op wijzen. Gaan we dan naar de zeehaven
Amoy op „het eiland der donderende
golveD". Daar staat reeds 15 jaar lang
ons Neerland's Vrouwenhospitaal en
daarnaast het Mannenhospitaal, gebouwd
voor Amerika's rekening.Vyftien jaarlang
heeft daar dr. Otte, onze zendeling-arts
in beide hospitalen gearbeid. Ziju werk
als dokter, maar ook het Evangelie ge
predikt. Dat heeft dr. Otte gedaan, ver
van buis, ver van vrouw en kinderen,
die in Amerika achterbleven. Maar dat
deed hy om Jezus' wille, om China te
helpen.
Hierbij vertelde mevr. Van Staveren
vele treffende bijzonderheden uit het leven
van dezen eminenten zendeling.
Inzonderheid stond spreekster stil bij
zyn sterven, zoo onverwacht en zco
ontzettend. Hy is het slachtoffer geworden
van zijn zelfverloochening, waarmede hy
een pestlijder heeft behandeld. Zelf be
smet, sleepte deze vreeseiyke ziekte ook
hem in enkele dagen ten grave.
En toen hebben zijn vrienden hem in.
de stilte van den nacht op het Zende
lingen-kerkhof een graf gedolven en
hem neergelaten in de groeve der ver
teering. Dat was het droeve einde van
dezen groote in Israël. Maarjthans juicht
hij voor aen troon van zyn Heiland.
Want uit de strydende kerk is hij opge
nomen in de triumfeerende.
Aandoeniyk klonk toen door de zaal
het lied van nagedachtenis aan dr. Otte,
Daarop, toen hy geen bemerking maakte,
vroeg zij op weifelenden toon „Vindt u
ik hoop, dat u dit niet te veel zult
'vinden
„Neen",verzekerde hy haar, „zeker niet.
Misschien doe ik beter te wachten, opdat
ik met je moeder kan praten dat wil
zeggen, als je denkt, dat ze spoedig thuis
zal zyn*.
„O ja, ik verwacht haar zoo aanstonds
Wacht u, als het u belieft
Het gelaat van Peggy was nu stralende
van geluk, doch opeens verdonkerde het,
toen een familiaar geluid van uit de zit
kamer de heerschende stilte in het huis
verbrak. De kleine huilde, en de klank
van zyn 'opgewekte stem vervulde het
gemoed zyner zuster met onbeschryfe-
lyke onrust.
„Is er een klein kind hier in huis?"
vroeg de oude heer met onderzoek mden
bl.k, cfschoon hy een al te duidelijk feit
bevestigde-
„Ja", stemde Peggy toe, terwyi haar
stem tiilde van aandoening„maar hy
huilt niet dikwijls dat wil zeggen, niet
zoo luid als hij ifu doet".
„Hy schijnt sterke longen te hebben
merkte de oude heer droogjes aan - »een
gezond kind he?"
door het Otte Koor zoo schoon gezongen.
Dan ging de bejaarde spreekster verder
en vertelde ze, hoe dr. Ötie op zijn graf
gem monument wilde hebben, maar dat
deze man in zijn hospitalen zich een
monument heeft opgericht, dat altoos aan
zyn liefde en toewijding voor de medische
zending in China zal herinneren.
Daarna deelde mevr. Van Staveren een
en ander mede, omtrent de hospitalen,
aangaande de inrichting en de verple
ging. Alles telkens aanschouwelyk met
lichtbeelden toegelicht, waaruit bleek
hoe deze hospitalen geheel naar de ei-
schen des tijds zyn ingericht.
Interessant waren de mededeelingen
van de spreekster aangaande de zeden
en den godsdienst, de deugden en de
ondeugden van den Chinees, zyn ellende
en zijn kramkheden. Alles- te veel om op
te noemen.
Hoe vertelde mevr. Van Staveren niet
van den moeilijken en zwaren arbeid,
waarmede een man als dr. Otte te wor
stelen had, waarna een schoon duet ten
gehoore werd gebracht, dat de vergade
ring er aan herinnerde, dat wie om
Jezus' wille in tranen zaait, juichend zal
maaien.
Ook door de aangrijpende bekeerings-
geschiedenissen werd de vergadering
zeer geboeid en wist mevr. Van Staveren
met haar sympathieke stem al de aan
wezigen te doen meevoelen in het lief
en leed van China's medische zending.
De vertelling van de bekeering van
Poe-Hia, den blinden Evangelist, gaf aan
het Zangkoor weer gelegenheid om no.
5 van het programma, het lied waarin
dit kind vaD God sprekende wordt inge
voerd, uitnemend uit te voeren.
En telkens hernam mevr. Van Stave
ren weer het woord en werd zy niet
moede om de vergadering by elk beeld
dat op 'fc, doek werd geworpen een tref
fende toelichting te geven.
Het doet ons leed, dat we wegens
plaatsgebrek niet veel van haar koste
lijke woorden kunnen medecieelen. Her
inneren we daarom alleen aan haar
laatste woorden.
Eerst noemde spreekster ons hetChi-
neesche spreekwoord, dat geduld een
zwaar anker slijpt tot een fijne naald.
Zoo kan en zoo zal ook, zei ze, China
door geduld en gebed gewonnen worden
voor den Christus Gods.
En eindelijk deelde ze msde, hoe 't
een vaD dr. Otte's laatste werken was
geweest, vlak by de hospitalen een huisje
met een motor te doen bouwen, waardoor
de hospitalen dag en nacht frisch water
tot hun beschikking hebben en heel de
stichting electrisch verlicht wordt. Ook
„Ja, meneer". Peggy gevoelde een ver-
stikkenden aandrang in haar keel, en haar
gelaat was bleek geworden.
„Met hoe velen zijn jullie?" vroeg de
oude heer„hoe groot is de familie bedoel
ik?"
Peggy vertelde hei; hem, en wachtte
met pynlijke onzekerheid op hetgeen vol
gen zou. Zij stond op een kleinen afstand
van hem, en sloeg hem met droefgeesti-
gen blik gade. Zou hij verklaren dat hij
met geen mogelijkheid in een huis zou
kunnen verblyven waar zes kinderen
aanwezig waren Hare begeerige oogen,
zijn gelaat nauwkeurig onderzoekende,
konden de uitdrukking er van niet gewaar
worden. Hy zat met zyn blik naar den
vloer gericht, naar het scheen in gedach
ten verdiept; terwyi broertje, die voor
een minuut of wat had opgehouden te
huilen, opnieuw zyn longen begon te
beproeven Eindelijk gevoslde Peggy dat
zij de onzekerheid niet langer kon verdra
gen, en vroeg met een stem die van ont
roering flauw en krassend klonk „Heeft
umag ik u vragen, heeft u bezwaar
tegen kinderen?"
De oude heer schrikte op, alsof hy uit
een mymering ontwaakte „Neen," was
zyn met nadruk gegeven antwoord.