No. 35 1911. Vrijdag 10 November 26e Jaargang. •akel, mm, chfijvtng raak uis, ShRiSTËLUK- SE11W8BLAD VOOR ZEELAND >OJ3 HISTORISCH KLBiRG )RG, schot 8 M Nam. ij J. KODDE, \n W. 8ouburg. OOGSTE sn €ia vellei. »ekend m in Zeeland. L., bureau iden en. in te leveren r, bij C. VAN venpolderbij 3n zijn te be- en IS Nov. 0 ote sterke ied als nieuwe smalen, te rei Kast, afzonderlijke vorden, hoog diep 1 M. lve des Zon- EN BOSSE, rg. 1BODEN n 0. D. r A, bureau TUIN Te bevragen Timmerman, HUIJ. Mei ïSst en met a 2e ÜS®5*8 DE, Hofstede iburg. 12. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed, S. J. DE JONGE-VERWES F» te Goes F, P. D'HUIJ, te iliiddelbt rg. PRIJS DER Ak>VERTENTIËN FEUILLETON. Twee behouden. INGEZONDEN STUKKEN. T WEI DE KAMER. Tp~- rnttttodeo, J ei -öéIJCIÖC 6,35 c) d) b7,05 ,05 c) >,45 c) f) h) ïs iurt •vertrek SfsroMK m. 8,50 Borfiselsa en 5 lain, wachten ;s ten hoogste roogste wach- ïEi IEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per trie maanden franco p. p.. .ƒ1.25 Enkele nu tnmers0.05 4. 5>£ 1 UITGAVE DER FIRM/» S EN wsmsssma, van 1—5 regels 50 cent, ieciore regel meer 10 cent Familieberichten van 1—10 regek 1.—, iedere regel meer 10 cent. W-^»IS»sSl®SSaÉia!BS-'?«ES!JEW"s*3?Mr«RSS^!3 SSKW»WB! 9 Nov. 1911. Treffend door zyn juistheid is dit spot dicht, dat De Standaard wijdt aan de praatziekte van den mau uit „Den Haag I": Weeklacht. Als ouverture van de Kamer Dra na het vallen van den hamer, Wordt permanent het woord gehoord „De heer Ter Laan heefi thans het woord. In onverstaan'bre lengte-zinnen Waaraan geen einde Doch beginnen Blijft K. ter Laan, steeds onverstoord, Van uur tot uur al maar aan 't woord. Nauw heeft men erwtensoep*) gegeten En 't doodend mondzeer wat vergeten Of 't wordt nu waarlijk ongehoord De heer Ter Laan heeft weer het woord Aan alles komt ten slotte een slot, Maar bij Ter Laan vangt ieder bot. En alles heeft een slotaccoord, Maar K. ter Laan blijft steeds aan 't woord. Dit slaat op de erwtensoep, die tegen woordig, blijkens onlangs in de Kamer gedane mededeellng, de Wed. Hardenberg in de pauze voor de Kamerleden beschikbaar heeft. In Avia wordt, bij de overdenking van zoo menig doodelijk ongeluk, dat jonge levens afsneed, een eigenaardige opmer king gemaakt: Wie op de vliegkunst smaalt, die zooveel menschenlevans eischen zou, htj overwege eens dat de verovering der lucht in drie jaren tijds er toch niet meer dan honderd nam, terwijl men er voor een klein dor hoekje van de aarde (Tripoli) in weinig weken meor dan tienmaal duizend offerde. Bij het zien van de sombere lijst der gevallen vliegeniers, wijst de Red. ook op dit vers van Verwei) „Hy stort en sterft. Maar 'tzy. Niet zonder [waag en tarten „Wint sterfeiy ke mensch den hemel waar [hij zweeft, «Verovring is ons doel en de onversaagde [harten „Storten zich 'tluchtruim in dataardsche [zwaarte omgeeft". Nederl. Die er in zit en die er uit komt. Blauw is de hemel en effen het meer, Rank is het bootje en gezet is de heer, die er in zit. Strak is de blik en rustig 't gebaar, Dicht is de mond en uit de sigaar, die er in zit. Het is een „aangrijpende geschiede nis", die wij aan onze lezers gaan ver halen. Men houde er tijden en toestan den bij in het oog. Een hut in Ohio was het tehuis van twee jonge mannen. Het was een hut, zooals er vele waren in dezelfde streek in Nieuw-Engeland. Hun moeder was de dochter van een piedikant, en beide ouders waren wel opgevoed en beschaafd, leden eener kerk, en door iedereen geacht. Hier werden beide broeders geboren en hier tot zijn achttiende jaar hield de jongste de aan zijn vrome moeder ge geven belofte, nooit tabak of sterken drank te zullen aanroeren. De oudste was reeds vroeger de wereld ingegaan. Hopkins Hadley, de jongste, geboren 1843, zal ons nu zijn levensgeschiedenis in eigen woorden verhalen. „Ik beloofde aan mjjne lieve moeder, nooit sterken drank te gebruiken, maar mijn boezemvriend, de molenaar van de plaats, zeide mij, nooit meer tot mü te i Groen Is het kroos en hoog i a het riet, Vroolijk ie kikker en biy de karkiet, die er in zit. Sterk is het sim en gulzig de snoek, Lekker het vischje en puntig de hoek, die er in zit. Forsch is de ruk en spattend het nat, Vast is de hand en taai is de lat, die er in zit. Licht is de boot en diep is het meer, Zwaar is de plomp en weg is de heer, die er in zit. Groot is de nood en wanhopig't gebaar, Open de mond en de jammerkreet naar, die er uit komt. Klein is de hut en kaal is de vloer, Eng is de ruimte en langzaam jle boer, die er uit komt. Traag is zijn'gang en klein zijn verstand, Groot is de zak en forsch is de hand, die er uit komt. Vast is zijn greep en kalm is zijn blik, Gered is de heer, (al geeft bij geen kik), die er uit komt. Suf is de visscher en vrij is de snoeê, Vol zijn de laarzan en nat is de broek, die er uit komt. Stil is de boer, en de heer heeft het land, Dik is de beurs en mild is demand, die er uit komt. (Nederl.) (Buiten veractwoordelijkheid der Redactie). Nog eens het Loonvraagstuk. 'k Ben blij, dat een Christelijke midden stander of patroon meent een kleine op merking op het door mij geschrevene te moeten maken. Daardoor kunnen we nog eens ernstiger praten en het vraagstuk beter onder de oogen zien. Het spijt mij echter, dat bij zijn naam verzwijgt. Ik houd niet van wegkruipertje spelen. Daar voor is de zaak te ernstig. Toch kan in een blad als dit het vraag stuk in zijn geheelen omvang niet behan deld worden. Daarvoor zouden eenige artikelen noodig zijn om het te bezien van arbeiders- en patroonszijde, en dit hoort meer thuis in een Chr. sociaal- dan in een Chr. politiek blad. Nog altoos betreur ik het, dat wij geen Chr. sociaal blad voor Zeeland hebben, hetwelk in een groote behoefte zou voor zien. En nu de zaak zelf. 1. Dat de gemeente gemakkelijker kan voorgaan, dan een particulier stem ik volkomen toedat de bedrijfs- en inkom stenbelasting op den middenstand het zullen spreken, als ik niet meer met hem wilde drinken. Hij meeDde dat ik hem verachtte en mij boven hem verheffen wilde. Eindelijk nadat hij een half uur lang had aangehouden, nam ik de flesch, zette die aan de lippen en dronk met volle teugen. Nooit, nooit zal ik dat verschrik kelijk oogenblik vergeten want de hei lige belofte, eens aan mijn moeder gegejj ven, was misdadig gebroken, en des duivels geweld en list hadden mijn arm hart in bezit genomen. Mijne moeder stierf kort daarna in vrede, geheel onbe kend met mijn diepen val. Ik was op haar sterfdag .ver van huis verwijderd, maar haar laatste woorden waren, zooals men mij verhaalde: „Zeg aan Hopkins, dat ik hem verwacht in den hemel." Bij het lijk mijner gestorven, zalige moeder, vernieuwde ik mijn belofte, nooit meer sterken drank te zullen drinken, maar reeds 3 dagen daarna bezweek ik weer voor de verzoeking. Kort daarna stierf ook mijn vader en ik begon nu bjj den dorpsdokter in de medicijnen te stu- deeren. Deze was een sterk drinker, maar overigens een knap man in zijn vak. Nu, in het gezelschap van dezen man vielen meeste drukt, vind ik voor het laatste niet zoo erg; hoe hooger aanslag toch hoe meer inkomen. Al de arbeiders moesten het willen, dat zij iü die belasting stonden aangeslagen, doch hoever is het daar van daan. Dat Middelburg in zijn bedrijf en handel een weinig achteruit gaat, is even eens te constateerec. Daardoor lijdt niet alleen echter de middenstand, maar ook de arbeiders. 2. Dat het mij niet onbekend is, dat er vele patroons zijn, die een harde strijd om het bestaan voeren en zuchteD van den morgen tot den avond. Maar evengoed weet ik, dat er een breede schare van arbeiders is, die zucht dag en nacht en dat deze economisch de zwakste is. Dit zou met bewijs op bewijs te staven zijn. 3. Ook wil ik mijn oog verder richten dan de arbeidersklasse, en als het moet evengoed een pleidooi leveren voor de belangen van den patroon als hei noodig blijkt.Dan roep ik den arbeiders toe:„helpt mee dien middenstand te steunen en be voordeelt hem zooveel ge kunt". Toch is hier een factor die onder de oogen moet worden gezien. De middenstand ligt in tweeën. Er zijn er die geworsteld hebben om middenstander te worden en er zijn die middenstander geboren zijn. Dit is een kwaad, dat ook de middenstand voelt, en niet denkbeeldig is. De eerste hebben gedurig te worstelen om het hoofd boven water te houdsn. Maar ons verzoek gaat tot hen, die loonarbeiders in dienst heb ben. En daarvan mag over het algemeen worden gezegd,dat zij er beter aan toe zijn dan die geen personeel hebben. Dat er velen zijn, die het loon der arbeiders niet kunnen verhoogen, zooals de gemeente, is een vraag, die de arbeiders niet kunnen uitmaken. Als de middenstand in zijn consciëntie overtuigd is dat hij 't niet kan doen en dat voor God durft verantwoorden, dan zeg gen wijpatroon doe het niet en zeg het Uw arbeiders. Maar ook eerder laten we ons verzoek niet los. Nog te veel wordt, ook door Christen-patroons, de arbeider beschouwd als een kracht tot instandhouding van het bedrijf, als een deel. van de machines, doch niet als meDsch. Dat doet de arbeiders ontzet tend pijn en snijdt hen door de ziel. Zij zien tegen den patroon op, dat dan de patroon tot hen afdale. Én ik roep al de christen-patroons toe: „Wordt lid van Patrimonium, dat verbond, hetwelk strijdt voor de belangen van patroon en arbeider. Komt tot ons en zegt Uw moei lijken toestand, gelijk wij arbeiders doen. Weest overtuigd, dat als wij alles weten, wij ook alles zullen doen om Uw strijd te vellichten. Dat er voor den werkman veel wordt wij beiden dieper en dieper en de dokter had zich weldra doodgedronken. Ik ver liet de plaats en na eenige ondervinding als handelsreiziger, werd ik behalve een dronkaard ook nog een speler Van be roep en leefde 15 volle jaren in deze zondeD. In het jaar 1870 ging ik naar New-York, waar mij een goede betrek king was aangeboden, welke ik evenwel spoedig weêr verloor. Bet delirium tre mens kwam meer dan eenmaal over mij, en ondanks mijn sterk gestel zag ik den tijd naderen, waarin ik een prooi des doods worden zou. Op een Dinsdagavond zat ik in een kroeg in Harlem, als een stervend dronkaard, zonder vrienden en zonder tehuis Ik had mijn laatste goederen verpand en voor de waarde rum ge kocht. In mijn dronken toestand kon ik niet slapen. In volle 4 dagen had ik niets gegeten, en die 4 dagen lang leed ik aan delirium tremens. Bijzonder vree seltjk waren mij in die dagen de uren van middernacht tot aan den morgen. Dikwijls zeide ik„ik wil ophouden een vagebond te zijnweldra komt de tijd dat ik een tehuis zal vinden in de diepte gedaan,- ja het begint, maar men kan toch ook moeilijk voor de rijken een pensioenwet of ziektewet in het leven roepen. Dat er voor den middenstand niets wordt gedaan, dan zijn lasten ver zwaren, is niet juist. Wat is niet door het ministerie-Kuyper gepoogd de mid denstand te helpen, getuige het midden standscongres te Rotterdam. Dat de werkgever het niet op zijn afnemers kan verhalen, want dat de concurrentie zoo groot is. EilieveZijn de arbeiders daar de schuld van. Neen toch. Bederft hier de middenstand het niet voor zich zelf. Er zijn toch wel middelen, die de middenstand aan kan grijpen tot verbetering van levenspositie. We kunnen ze in dit stuk niet aan de hand doen. Dat zou te veel plaatsruimte innemen. Wat de laatste zin betreft „Midden stander", 'k hoop dat gif het goed be doelt met den christen-arbeider, 'k vat het zoo op, dat gij liever met chr. arbeiders omgaat dan met andeien. Bedoelt gij ech ter, aat de christen-arbeiders in den rug aanvallen, dan moet ik tegen die uit drukking ernstig opkomen en die bewe ring voor onwaar verklaren en vraag ik dit te bewijzen. En eindeiyk noodig ik „Middenstander" uit om met mij eens de arbeidersbuurten in Middelburg af te loopen en te zien hoe de arbeiders wonen en leven en dan wil ik met „Middenstander" eens medegaan om den middenstand op te zoeken, en dan zullen we de uitkomsten eens na gaan. Zouden dan vele patroons met een vast-werkman willen ruilen, die met een gezin van 3 of 4 kjnderen met een week loon van f 8 of f moet toekomen, 'k Ge loof het niet en velen met mij. U, mijnheer de Red., dank ik voorde plaatsruimte aan mij verleend. Moge het nog bijgedragen aan een goede verstand houding tusscben patroon en arbeider, en moge velen er toe overgaan hun arbeiders met een bijslag op het loon te verblijden. Want wij weteD, dat er nog vele patroons zijn, die het wel kunnen maar niet willen, en tot hen,richten wij ons verzoek in de eerste plaats. W. WATTEL. Middelburg, 4 Nov. 1911. Zitting van Woensdag. De artikels 69 tot en met 74 van de Militiewet zijn gisteren alle zonder hoof delijke stemming aangenomen, waarbij alle ingediende amendementen op één na, werden verworpen. Thans is de Kamer genaderd tot arti kel 75, handelend over den eersten oefen tijd. Op dit artikel zijn reeds een groot des waters." Maar de goede God bestuur de het zoo, dat ik in dien tijd niet bij machte was een vierde van den weg naar het water af te leggen, zoo zwak was ik. Terwijl ik daar zoo neêrzat en over mijn treurig lot Badacht, was het, als voelde ik een groot en machtig gevoel over mij komen. Ik wist niet en weet nog niet wat het was. Ik stond op in vervoering en ging naar het buffet, waar ik met beide handen op de tafel sloeg, zoodat al de glazen rinkelden, en zeide „Nooit meer zal een droppel drank over mijn lippen komen I*. Duidelijk was het mij dat er iets met mij gebeuren moest, ik moest sterven, of een nieuw leven beginnen. Toen was hef mij, als zeide mij een inwendige, trouwe stem: „Als gij deze belofte wil houdeD, sluit u dan op." Ik volgde deze stem en meldde my aan, aan het huis van bewaring. Men bracht mij in een enge cel en het scheen my eerst, alsof alle duivelen, die maar plaats konden vinden by my binnen kwamen. Toch waren zy niet alleen bij my, neen o neendiezelfde geest der genade, die my zoo vaak in de her aantal amendementen ingediend, waar: van er echter gelukkig weer enkele zyn ingetrokken. Overgebleven zyn nu le. een aantal amendementen van de socialisten (en een van den heer Thom son), die alle verschillende verkortingen van den eersten oefentijd beoogen 2e. een amendement Ter Laan tot af schaffing van het blijvend gedeelte, be nevens een paar subsidiaire amende menten van denzelfden voorsteller be treffende het biyvend gedeelte, en een amendement-Marchant om houders van een diploma van militaire voorgeoefend heid en schietvaardigheid vry testellen van dienst bij het biy'vend gedeeltêen 3e. twee amendementen, een van de heeren Marchant en Thomson en een van den heer Ter Laan, die in hoofdzaak hetzelfde beoogen, nl. de administratie troepen door loting te doen aanwyzen. Een deel van deze amendementen wer den gisterenmiddag nog toegelicht.Ook dit „toelichten" het liberale Handelsblad wyst er terecht op wordt allerigs meer en racer misbruikt tot allerlei buiten sporige uitweidingen. Zoo heeft de socia list Duys Woensdagmiddag een rede van 2 uur gehouden, alleen maar om één amendement toe te lichten. Deze roemruchtige afgevaardigde van Zaandam moet zyn eigen weer heel mise rabel aangesteld hebben. De Kamerover zichtschrijver ven bovengenoemd blad vertelt ten minste, dat de heer Duys sprak „op de lawaaiige en onbeschaafde wijze waarin deze afgevaardigde een soort van eer schyDt te stellen en met herhaald afblaffen van presidiale verma ningen waarmee hij en zijn kornuiten tegenover dezen voorzitter een goedkoop tribune-succes behaleD, bewoog by zich ook schromeiyk ver buiten het kader van een wezeniyke toelichting." Obstructie, geniepige obstructie schuilt er in het ellendige optreden van de socia listen, wat ook door Het Handelsblad wordt erkend. Zijn hoefijzercorrespondent brandmerkte teu minste het optreden van den heer Duys, als dat „het weer het karakter van een geniepige, verborgen obstructie kreeg, dat uit zyn houdingen die van zyn partygenoot Ter Laan bij de behandeling van dit wetsontwerp zoo sterk spreekt. Een obstructie die niet aangekondigd is, waarvoor men niet rondweg uitkomt, die men integendeel ontkent maar die er dan toch is, omdat zij bestaat in de afwezigheid van de bona fide gezindheid tot medewerken die socialisten tydens de dagen der obstructie hebben toegezegd indien men hun kies- rechtvoorstel wilde behandelen. De rech- ierzyde heeft in dit laatste toegestemd maar van de zyde der socialisten wordt berg aan de heilige beloft», die ik myn moeder gedaan had, herinnerde, was ook tegenwoordig en liet my gedu rig de indachtigmakende stem vernemen „bid, bid I" Ik bad en hield aan in 't gebed. Toen ik wêer in vry'heid was, ging ik naar het huis mijns broeders, waar men mij alle mogelyke zorg bewees. Terwyl ik wêer in een goed bed lag, verliet my de vermanende geest nimmer, en toen ik den volgenden morgen opstond, gevoelde ik duidelyk, dat deze dag over myn vol gend leven zou beslissen. Tegen den avoBd kwam de gedachte bij my op, naar de matig heidsvergadering te gaan en een beroemd spreker te hooren. Ik ging, het huis was overvol en met groote moeite kwam ik dicht by het spreekgestoelte. Daar zag ik tot my'n groote vreugde deD apostel der dronk aards en vagebonden, den bekeerden Jerry Mc. Aley. Hy stond op en te midden eener diepe stilte, verhaalde hy zyne er varingen. Toen ik dezen wonderbaren man zag, doortrilde my plotseling de ge dachte „Ik zal vragen, of God my ook nog redden kan.* Ik luisterde naar de getuigenissen van eenige mannen, die

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1911 | | pagina 1