No. 19 1911. Maandag 23 October
26e Jaargang.
VOOR ZEELAND
3HR1STEUJK
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PEi< WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWES F, te Goes
F, P. D'HUIJ, te filddelbt tg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Bij dit No. behoort aen BJjblad
BIHHEKLAHD.
■-«—rsgzr^ï..-•SB—Easaai «EZg-.-g
ÏE1 IEREN WERKDA G DES AVONDS.
Prijs per Irie maanden franco p. p. 11.25
I ïnlcele nu aimers ..........o'. 0.05
UITGAVE DER F1RMP S
EN
van 1—5, regels 50 cent, iedere regei meer 10 cent
Familieberichten van 1—10 regel.: I.—, iedere regi 1
meer 10 cent
ma sb &mmmm emmt
Bruinisse.
Ontvangen van de afdeeling Zadelma
kerij ss. te Tilburg f2.65. Van de Chr.
Evangel. Jongedochtersvereeniging „Het
Tarwegraan" te-Hoes f2. Van N. N. te
Goes f 0.50. Totaal f5.15.
Wie volgt f
Wij verzonden de eerste f25 aan burge
meester Hage te Bruinisse.
Gevers van buiten Goes of Middelburg
kunnen ook rechtstreeks aan dat adres
verzenden, ter vermijding van dubbele
portkosten. Redactie.
De juiste K-ennis zoek.
III.
(Slot.)
Om te bewezen dat het kabinet-Heems
kerk militairistisch is, schrift „Van S.n.":
„Immers, nauwelijks opgetreden
kwam de minister van oorlog de heer
Sabron met zijn gepreste 2200 vrij
willigers".
Hiertegenover plaatsen wjj het feit, dat
(Handelingen 30 Nov. 1910, blz. 623) door
mr Troelstra het volgen tie zeer juist is
opgemerkt
„De kentering naar boven kwam onder
v. Rappard (minister van oorlog in het
vrijzinnig kabinet De Meester). Bestrijd
liep over het blijvend gedeelteen nu kan
niet worden ontkend, de heer Sabron, de
minister uit dit (Rechtsche) ministerie
gekomen is met een regeling van het
blijvend gedeelte, die nog iets goedkooper
was dan de regeling van den Minister v.
Rappard".
En tot den heer Patijn zeide hij
„Bovendien bad de heer Patijn niet één
punt uit mijn rede moeten opnemen,maar
de verschillende argumenten, waarmede
ik heb aangetoond waarom wij in dat
liberale ministerie niet konden zien een
verwezenlijking van de leus van bezuini
ging op militaire uitgaven. Hij had ook,
waar ik gegeven heb sen kort overzicht
van het optreden der liberale partij van
1901 af in zake het militairisme, de Mili-
tiewet, die de grondslag is geweest van de
groote opdrqving van uitgaven voor
Oorlog, ook daarover een woord moeten
zeggen. Ook kon, waar ik gewezen heb op
't fonds voor de Stelling van Amsterdam,
de heer Patjjn niet volstaan met te zeg
gen wat wij elk jaar, volgens dit fonds
voor de Stelling zouden besteden,was niet
meer dan er vroeger aan werd besteed.
Het was immers niet de vraag of de uit
gaven gel|jk bleven, het was de vraag of
er op b zuinigd werd. Wat ik gezegd heb
over het optreden van den minister van
marine, onder het liberale ministerie, had
de heer Pat|jn niet stilzwijgend moeten
voorbijgaan. Zelfs over het schip „De
Zeven Provinciën", heeft de heer Patijn
gezwegen.
Maar ik wil nog even voorlezen wat de
liberale minister van marin», de heer
Cohen Stuart, in zijn Memorie van Ant
woord voor 19Ö7 gezegd heeft over de
bezuinigingen op het stuk van marine.
Die minister moest aan den eenen kant
een beetje bezuinigings-minister spelen,
maar desondandanks kwam h|j met zijn
86Va millioen voor 25 jaren; 86Va millioen,
die volgens de berekening van den minis
ter jaarlijks een som van f3.650.000 voor
nieuwen aanbeuw zou beteekenen, maar
gebaseerd op deze berekening, dat die
schepen 26, respectievelijk 20 jaar dienst
konden doen, terw|jl door den tegenwoor-
digen minister wordt aangenomen, dat
cjjfers moeten worden gesteld op 20 en 15
jaar. Als deze minister van marine op dat
standpunt met hetzelfde plan van 861/*
millioen was gekomen, had h|j voor jaar-
l|jkschen aanbouw niet f3.650 000 moe
ten vragen, maar f 4.645.0 )0, en hij vraagt
f 4.200.000*.
Het militairisme was derhalve begon
nen volgens mr. Troelstra met v.
Rappard en Cohen Stuart; beiden uit
het vrijzinnige kabinet-De keester; en
Sabron, naar zijn opvatting ook mili
tairistisch, was toch goedkooper.
Van S.n. richt verder een scherpe phi-
lippica tegen minister Colijn en diens
ontwerp-positieverbetering der officieren.
Herinnerend aan zijn woorden gespro
ken tegen 't ontwerp Cool dat wèl de
traktementen, niet de pensioenen regelde,
zegt v. S.n.
Zoo sprak de afgevaardigde Col|jn
op 17 December 1910. En de Minister
Colijn Doet of hij deze woorden
niet gesproken heeft en komt met een
copie van het werk des heeren Cool.
dien hij ten val hielp brengen. Zoo
iets noemen wij politiek van de slechte
soort.
Ook hier moeten w|j vragen of v. S.n.
wel op de hoogte is. Feit is dat tegen
het voorstel Cool bezwaar bestond bij
het drietal Arts (kath), Marchant (vrijz.
dem.) en Duymaer v. Twist (antirev
omdat alleen de traktementen verhoogd
worden en niet tegelijk de pensioenen.
Bedoeling was om de min bruikbare ele
menten door jongere krachten te vervan
gen, hetgeen slechts mogelijk zou zijn
wanneer de onderofficieren met hooger
pensioen konden henengaan. Zoowel van
rechts als van links is dit verzet gesteund.
En thans heeft minister Col|jn het
verwerkelijkt.
Het is dus niet waar dat Colijn slechts
een copie van Cool leverde.
Neen v. S.n., de pensioenen z|jn wel
degel|jk tegelijk geregeld.
Wij zullen er geen woord verder aan
verspillendoch geven liever het woord
aan Het Maandblad van de Officierenver-
eeniging.
Eerl|j kweg erkent dit orgaan, dat in
Dec. 1910 zoo boos was op Colijn, thans
het volgende;
„Slechts willen wij, en dat met den
meesten nadruk, als onze ernstige
meening vooropstellen
dat het ontwerp positieverbetering
o. i. werkelijk zal geven eene in menig
opzicht afdoende regeling van onze po
sitie, getoetst aan rechtmatige eisehen
van inkomsten, promotie en pensioenen)
dat het ontwerp militie-wet, in sa
menhang met onze positieregeling, on
getwijfeld onzen moeitevollen en vaak
ondankbaren arbeid beter tot z|jn recht
zal doen komen, door meer en dege
lijker werk oDze militaire training in
hooge mate zal bevorderen
dat beide ontwerpen eenmaal wet
geworden, en voldoende doorgewerkt,
onze kwijnende weerkracht zeer zullen
verhoogen.
Het is ons, die het indertijd zeer
hebben betreurd, dat het voorstel Cool
moest vallen, een aangename plicht,
hier te erkennen, dathetonrwerp-Coljju
in menig opzicht in leemten voorziet,
welke bij aanneming van het ontwerp-
Gooi zonder weer, waren blijven bestaan."
Noch nader werkt de redactie dit in
dezer voege uit.
„Wjj doelen op de belangrijke ver-
beterig der pensioenen en der promotie.
Ongetwijfeld is de brandende kwestie
der bevordering, wier langzame gang
9en doorvretende kanker werd in ons
militair leven, zij het dan niet op ideale
dan toch op zéér bevredigende wijze
in dit ontwerd geregeld, in ieder geval
een groote stap nader gebracht tot de
oplossing, welke w|j, voor ons, voor
staan gelijke en wettelijke promotie
voor alle wapens en dienstvakken, met
een maximum diensttijd van 12jaren
in den luitenants- en van 8 jaren in
den kapiteinsrang, eene oplossing,
welke de heer Donk in zijn bekende
brochure „Het Nederlandsche Officiers-
korpsin' bijzonderheden heeft uitge
werkt".
Eu verder
„Ook het met de bevorderingskwes
tie zoo nauw samenhangende pensi
oen-vraagstuk heeft thans eene bevre
digende regeling gevonden. Door deze
aanmerkelijk betere pensioen-regeling
zijn tevens de rechtmatige bezwaren,
welke vóór dien tegen den gedwongen
overgang naar de Landweer konden
worden aangevoerd, o. i. ondervangen*.
Een oordeel, dat tenslotte tot deze
conclusie leidt;
„Wij concludeeren. Zooals het ont-
1 werp daar ligt, beteekent het onge
wijzigd tot stand komen er van voor
onseene aanzienlijke opheffing in ma-
terieelen, moreelen en militairen zin
van onze positie.
Den Minister van Oorlog Z.E. Col|jn,
die op eene waarlijk doeltreffende en
ingenieuse w|jze de bijzondere belan
gen en verlangen van het officiers-
korps aan het lands- en legerbelang
beeft weten samen ts koppelen, hierbij
onze erkentelijke hulde. Wij meenen
en spreken bet hier omwonden uit,
dat 's Ministers ideaal, verhooging van
de weerkracht van het leger, door dit
ontwerp een zeer belangrijke schrede
nader is gekomen tot zijne verwezen
lijking.
Het lijkt ons dan ook niet alleen
uiting van wel begrepen eigenbelang
en gezonde tactiek, maar onafwijsbare
plicht tegenover den Minister, die ge
toond heeft een op9n oog te hebben
voor de groote waarde van een jeug
dig, krachtig, door geen zware zorgen
neergedrukt jjofficierskorps voor het
leger, voor de weerkracht van het
volkom hem allen steun te ver
iaenen, die in onze macht is, om de
verwezenlijking zijner plannen te hel
pen bevorderen".
Terecht merkt De Standaard naar aan
leiding van deze frontverandering op
Van een blad, dat ons eerst scherp
bestreed, is dit een retractie die de
redactie eeit.
De critiek verstomt dan ook steeds
meer, en slaat over in betuiging van
sympathie.
Niet lang meer, of de betuiging van
bevrediging zal algemeen wezen.
Dat Coljjn the right man on the right
place is, wordt steeds duidelijker.
Natuurlijk zal v. Sn. in de Goesche
Courant, als h|j dit alles leest, volhouden
dat hetgeen hij schreef de waarheid was
en het wel degeljjk is zooals hij 14 Oct.
jl. schreef en door ons v oor de curiositeit
hier nog eens wordt afgedrukt
het is een buitengewoon sterk
en gewaagd stukje, nu toch met een
afzonderlijke regeling der officieren-
traktementen te komen, waarom juist
de heer Cool werd ten val gebracht
En al moge men van de rechterzijde
constateeren, dat zij niet spo-'-dig ver
legen is en eea behoorlijke dosis vrij
moedigheid bezit, dit loopt toch
waarlijk de spuigaten uit.
a Met het ontwerp-Colijn voor o ogen,
vragen wjj ons a,f: wAarom moest
Minister Cool vallen, als zijn opvolger
nog voor zoo korten tijd zijn felle
bestrijder met een zelfde ontwerp
kwat? Wat blijft er nu over van de
bewering, dat Cool moést vallen
in 'slands belang! Geen syllabe. Het
ten val brengen van Minister Cool is
niets anders geweest dan een politieke
daad, een daad, waarop sie rechterzijde
werkelijk niet trotsch b&hoeft te zjjn.
„Alleen dus een regeling der trak
tementen
Wjj herhalen„met het ontwerp-Goljjn
voor oogen" zal v. S.n. wel niet op
zjjn ODjuiste beweringen gevolgtrekking
terugkomen.
Maar dan moeten wjj de opmerking
boven onze drie artikelen handhaven
en het er voor blijven houden dat niet
bij Colijn het beginsel maar bij v. S.n.
de juiste kennis zoek is.
21 Oct. 1911.
Na 't gesprokene bij de algemeene
beraadslagingen mag de lijst der kansen
voor en tegen het ontwerp-Militiewet
worden opgemaakt. En dan zal wel vast
staan dat de antirevolutionairen en chr.
historischen, en de Roomschen op een
paar man na (Arts, De Ram De Stuers)
voor dit ontwerp zjjnstellig ook de
vrij-liberaal mr. Tydeman, en misschien
de unie-liberaal Eland; doch van de
overige „liberalen" weet men niets, dan
alleen dat de vrijzinnig democraten en
socialisten er tegen zijn.
Natuurlijk bljjven er bezwaren.
De Roomschen, over 't geheel niet op
landsdefensie verzot, zullen de vermeer
dering van 't contingent en de verplichte
kaderopleiding niet zonder protest laten
passeeren de antirevolutionairen zullen,
terecht, tegen de vrijstelling der kost
winners, als z|jnde eene premie op ver
vroegde huwelijken en leidende tot vrij
stelling van antimilitairisten, opkomen.
De mannen van het alles of niets type
Thomson—De Stuers zullen niet van
hun stokpaardje af te brengen zjjn. De
antimilitairen die dweepten met de vier-
maanders zullen ter wille van deze gaarne
het ontwerp opofferen maar over 't ge
heel staan de kansen van dit ontwerp
beter dan het Yoorloopig Verslag kou
doen vermoeden.
Minister Colijn, zelf een oorlogsman,
nog sterker dan Thomson, want h|j vocht
zelf mee, terwijl deze slechts toeschouwer
was, voelt natuurlijk ook meer voor af
doende maatregelen, doch houdt zich
wijselijk aan het op dit oogenblik be
reikbare. Hét ideale zou men allicht pas
over een kwarteeuw kunnen bereiken,
en in dien tjjd ware weerloos* Neder
land reeds lang een prooi der wolven,
die loeren op zijn onafhankelijkheid.
Zijn rede, eergisteren gehouden, heeft
een goeden indruk gemaakt, ook ter Lin
kerzijde. Bladen als Vaderland, Nieuwe
Courant, Handelsblad, e. a, zjjn eenstem
mig in hun lof over de zakelijkheid der
voordracht. Dit belooft derhalve een goe
den uitslag.
Wij beleven een ernstigen tjjd. Dit
wetsontwerp is een compromis. En daar
om volgen wjj de beraadslagingen met
groote bi-Tangstelling.
Vooruitzichten.
De uitkomsten der jongste volkstelling
toonen, dat het aan het bewind-zijn van
Rechts geheel normaal is. Er bleek toch,
dat de R.-Katholieke bevolking klom tot
ruim twee millioen, die der Gereformeer
den tot bjjna een half millioen, waar dan
nog de Christelijk Gereformeerden en de
Hersteld-Lutherschen bjjkomen. Buiten
de Ned. Herv. Kerk heeft men dus reeds
een bevolkingscijfer van twee millioen
zesmaal honderdduizend zielen, die glo
baal Rechts te rangschikken zjjn.
Natuurljjk is het niet zoo gemakkelijk,
van de Ned. Herv Kerk, die zeer gemengd
in haar bevolking is, te zeggen, hoe de
geesten in haar verdeeld zijn. De eenige
maatstaf dien men kon aanleggen, ware
de vraag, in welken geest de gemeenten
voor het meereudeel haar predikanten
begeeren. Als de keuze vrij is, kiest de
meerderheid der gemeenteleden dan voor
een modern, een Gereformeerd predikant
of een tusschenman van Oud-Groningsch
of ethisch gehalte? En hierop nu luidt
het antwoord, dat de keuze op moderne
predikanten steeds zeldzamer wordt, dat
de middenstaanders ongeveer blijven op
de hoogte waarop ze stonden, maar dat
het aantal gereformeerde predikanten in
deze Kerk de laatste jaren steeds toe
nam. Zonder den bal al te zeer mis te
slaan, mag daarom aangenomen worderi,
dat ten minste één vierde van deze Kerk
Rechts staat. Ze telt thans 2.588.261
zielen. Een vierde hiervan is ruim 600060.
Voegt men nu deze b|j de twee millioen
zesmaal honderdduizend die we boven
besomden, dan verkrijgt men er totaal
door drie millioen tweemaal honderd
duizend, d. i. merkbaar meer dan de helft
van geheel onze bevolking.
Tot geljjke conclusie kwam reeds in
1909 de heer J. C. Ramer, hoofd-ingenieur
van den Waterstaat, die persoonlijk niet
aan onzen kant staat, maar ongeveer
geljjke cijfers vond. Zijn conclusie tech
was, dat Rechts beschikken kon over een
getal van 553.000 kiezers en Links slechts
over 507.520, alzoo een 50.000 kiezers
minder. Dit was berekend op evenredig
kiesrecht.
Feiteijjk daarentegen werden in 1909
uitgebracht van den kant van Rechts
352.487 en van Links 280.286 stemmen,
gevende voor Rechts een nog hoogere
meerderheid, namelijk van 72.201 stem
men. Een cijfer daarom te opmerkelijker,
omdat in 1905 de cjjfers stonden 335.403
Rechts en 279.644 Links, wijzende op
een meerderheid Rechts van nog geen
volle 56.000 stemmen.
Rechts groeit aan, Links neemt lang
zaam in het cijfer aieen fataliteit die
daarom vooral zoo loodzwaar op het
Liberalisme drukt, omdat in dit cjjfer
een zoo overgroot getal op de Socialisten
komt. Aan zichzelf o vei gelaten, staam
de drie fracties der Liberalen als 31.62
pCt. tegenover 13.89 pCt. Socialisten.
Sinds verslechterde dit nog voor het Li
beralisme.
Een metterdaad pjjnljjke toestand voor
deze fractiën.
Ze slinken zeer zeker ook door het
Neo-Malthusianisme, dat over eenige ja
ren nog sterker zal doen uitkomen hoe
zeer Rechts steeds wint, én omdat Recht»
dit euvel zoo goed als niet kent én om
dat de Christeljjke school haar in 'tge-
vljj komt, én omdat de Socialistenvreea
enkelen van Links naar ons zwenken
doet.
Het getij mag ons daarom gunstig
heeten.
De kunst voor Rechts is maar, om
zich op de hoogte van haar roeping te
toonen.
P. A. Ottolander.
De Java Bode schrjjft
Naar ons uit den Oosthoek wordt
medegedeeld, zal eerlang een oudgediende
bij de koffie Java gaan verlaten. Het is
de administrateur der onderneming „Ka-
joemaas" in Bezoeki, dr heer P. A. Otto
lander, de broeder van den welbekenden
T. Ottolander.
De heer P. A. Otfcolandee is meer dan
30 jaar in de cultures op Java werkzaam
geweest en sedert 1890 op „Kajoemaas"
een onderneming, waaraanèn doorhem
zeer groote zorg en moeite is besteed.
Thans is zjj een der allermooiste on
dernemingen voor Java-koffie en de
resultaten van het beheer waren zeer
bevredigend.
Daarom treft het wel p|jnljjk, dat de
heer P. A. Ottolander zich genoopt heeft
gezien zoo kort na het bezoek van den
directeur der venootschap, den heer Van
Kol, zjjn ontslag te vragen. De heer
Van Noi toch was gewaarschuwd tegen
intriges van liden, die meenen belang te
hebben bjj het heengaan van den tegen-
woordigen administrateur. Ondanks die
waarschuwingen, ondanks '3 tevreden
heid over het beheer, is o- een verga
deringetje te Bajnoewangi, waarbjj de
administrateur niet tegen oordig was
en waarvan men zou kunnen vragedof
het wel geldig was, besloten in een zin
die den heer P. A. Ottolander wel zeer
moest grieven.
Met hem gaat binnenkort geen een
voorbeeldig administrateur, iemand die
zjjn leven geljjkekelijk de belangen van.