No. 18 1911 Zaterdag 21 October 26e Jaargang, UWSBLAD VOOR ZEELAM SHRISTEUJK- HISTORISCH Hup Jansz. de Stadsbode VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S* J, DE JONGE-VERWES F, te Goes F. P. D'HUÏJ, te fliiddelbf rg. PRIJS DER ADVERTENTIËN BJj dit No, behoort een Bplad s_ kuil let oh. th Middelburg. 1 SI 5E1 >EREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per ïrie maanden franco p. p.1.25 Knkele nummers.0.05 xsasagaaawEgscTaca r. UITGAVE DER FIRMA S EN van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent Familieberichten van 1 -10 regels 1.-™, iedere regel meer 10 cent ft 383BE SËS nBBSBR^ï I. In het gebouw! voor den Werkenden Stand" te ^Amsterdam werd Vrijdagmid dag het rectoraat aan de Vrije Universi teit overgedragen aan Prof. Dr. R. H. Wol- tjer. De aftredende rector, Prof. Dr. H. Bavinek, hield daarbij een rede over Modernisme en Orthodoxie. Prof. Bavinek begon zijn rede aldus: De herle\ ing der Gereformeerde Theo logie, welke sedert het laatste vierendeel der vorige eeuw in ons vaderland plaats vindt, is een zoo opmerkelijk feit, dat het in de laatste jaren ook ver buiten onzen kring de aandacht trok en de be langstelling wekte. Zelfs onder de mo derne theologen hier te lande kregen althans enkelen de overtuiging, dat men voor dit verschijnsel niet langer de oogen mocht sluiten, en dat het de moeite waard was, om, al ware het alleen om het historisch belang, er met eenige nauwkeurigheid kennis van te nemen. Deze kennisneming viel echter in den regel niet tot ons voordeel uit. Wel leidde zy tot eenige meerdere waardeering van bedoelen en streven, maar ten slotte liep zij toch uit op de ernstige beschul diging, dat wy een dubbelzinnig stand punt innameD, noch modern noch ortho dox, noch naturalistisch noch supra-natu- ralistisch waren, en dat wy dus het best en het eerlykst handelden, als wy naar het kamp der modernen verhuisden en daar onze tenten opsloegen. Van deze aanklacht wilde Prof. B. het karakter en de strekking in het licht stellen en tevens de positie aaDwijzen, welke wij tegen over haar hebben in te nemen. Daartoe wees by in de eerste plaats op de groote verandering, die er door de nieuwere natuur- en geschiedwetenschap in onze wereldbeschouwing aangebracht was, en hij legde daarbij vooral nadruk op de onmetelijkheid van het heelal, welke meer dan vroeger tot onze kennis was gebracht. Toch aanvaarden wij die ver meerdering van onze kennis gaarne en dankbaar, omdat God ook in deze eeuw regeert en in onzen tijd bezig is, groote dingen te doen. Wij zijn en willen zijn kinderen van dezen tyd, en nemen dank- Ben verhaal uit het jaar 1567. door CHR. HONDIÜS. Terwijl dit gesprek in de bodeskamer gevoerd werd, bepleitte heer Haeck in de vergadering van Wet en Raad het goed recht van de hervormden. Hy wees op den ernst der tijdende plakkaten achtte hij in strijd met de privilegiën der stad. Evengoed als vroeger de graven dit hadden gedaan, kon ook thans de Ko ning aan zyne onderdanen, nieuwe voor rechten toestaan en wanneer de Vroed schap hare bemiddeling bij het verzoek verleende, dan kon het immers duidelijk bljjken, dat hij te doen had met rustige burgers, die door hun aanbod van een somme gelde bewezen dankbare onder danen te zijn. Hij wees erop dat zelfs de Turk de Christenen in zijn land „op tribuut" toeliet en dat een dergelijk ver zoek te Gent en Antwerpen door de Vroedschap was toegestaan. Hoe dringend en krachtig zijn pleidooi ook was, het mocht echter niet bateD, de meerderheid der vergadering was blijkbaar bevreesd, om het verzoek in te willigen het antwoord was eene irsfCHaHi rss^assmmïiéjssassassssas baar elke goede gave aan, welke de Va der der lichten in deze eeuw ons schenkt. Maar wanneer wij zoo met beide voe ten in dezen tijd positie nemen, wordt ons toegeroepen, dat wij dan ook con sequent en eerlijk moeten zijn, de aloude Christelijke en Gereformeerde belijdenis moeten laten varen, en met als ons heb ben en houden naar het legerkamp der modernen verhuizen moeten. Van onze halfslachtigheid geven wij toch zeiven bewjjs, doordat wij alle dogmata van voorbeschikking, voorzienigheid, open baring, wonder, ingeving, wedergeboorte, gebed enz., zóó wijzigen naar de nieuwere wereldbeschouwing, dat zij hun oorspron- kelijken zin zoo goed als geheel verliezen. De hedendaagsche orthodoxie, zoo zegt men, bestrijdt het supranaturalisme, zij heeft er zoowel in beginsel als in toepas sing mede gebroken, zij aanvaardt de moderne wereldbeschouwing en staat op denzelfden bodem, als de vrijzinnigen en toch brengt zij de gemeente in den waan, dat zij de leer der vaderen handhaaft, en wekt zij den indruk, dat zij de vrijzinni gen principieel bestrijdt. Daarbij voegt zich dan, evenals op politiek gebied, de klacht, dat er in den tegenwoordigen toe stand der partijen iets door en door on waars is, dat de benaming en de indeeling der richtingen niet deugt, en dat er zoo spoedig mogelijk eene andere partij groe peering moet komen. Zelfs zijn er al pogingen aangewend, om dezen wensch in vervulling te doen gaan, maar zij wer den tot dusver met weinig succes ge kroond. Deze aanklacht kan nu in zooverre als juist worden erkend, als de namen orthodox en modern zeer ongeschikt zijn, om de tegenwoordig bestaande richtingen met genoegzame duidelijkheid aan te wijzen. De Universiteit, die heden haar jaardag viert, is dan ook niet op ortho doxen, maar op Gereformeerden grond slag gebouwd, en deze naam verdient verre de voorkeur. Want daarin ligt eener- zijds opgesloten aansluiting aan het verleden, historische continuiteit, hand having van de Christelijke belijdenis, zooals ze in de Reformatie overeenkom stig de H. Schrift van Roomsche dwalin gen gezuiverd werd; en anderzijds de eisch en de plicht, om naar deze Schrif tuurlijke en historische beginselen leer besliste weigering. „Maar dan rust op U de verantwoor delijkheid voor de gevolgeD" zeide Haeck „en daarom verzoek ik, dat mij de ge legenheid gegeven worde, schriftelijk tegen dit besluit te protesteeren na mij voorzien te hebben van een notaris, die daarvan behoorlijk nota neemt." „Dit recht zij U gegund" antwoordde de voorzittende burgemeester, „wij zul len U binnen een uur wachten". Ben luid schellen weerklonk door de zaal. Hugo Jansz. trad andermaal binnen. »Gelieve de heeren uit te laten", klonk het bevel. De deur werd door den bode geopend eD even statig als zij gekomen waren, vertrokken de afgevaardigden van het Consistorie. Men kan zich echter voorstellen boe ontstemd zij waren over den afloop men had eenige hoop gevoed, dat zulk een billijk verzoek althans welwillend ontvangen zou worden. Nauwelijks hebben zij de pui van het stadhuis verlaten of daar ontmoeten zij den baljuw Rollema. Blijkbaar bemerkte deze aan het uiter lijk der heeren, dat zij een gewichtige boodschap hadden gedaan. Nieuwsgierig om daarvan meer te weten, hield hij hen staande om hen naar het doel van hun tocht naar het stadhuis te vragen. Het was Pieter Haeck eene behoefte zijn hart lucht te geven. „Ik hebbe daar geweest bij die van de en leven van eigen persoon en gezin, en voorts van onze gansche omgeving voort durend te herzien. Zoo is het ook met de namen naturalistisch en supranatura listisch gesteld. In de historische beteeke- nis passen zij op de modernen en orthodoxen niet, en wanneer het laatste woord in zijn etymologischen zin genomen wordt, zijn er tal van modernen, die het supranaturalisme nog volstrekt niet ten eenenmale overwonnen en uitgebannen hebben. Trouwens, de quaestis van het supranaturalisme is lang zoo eenvoudig niet, als de modernen zich aanvankelijk hebben voorgesteld; ze hangt met het Christendom en met het wezen van den godsdienst zeiven onverbrekelijk samen. Daarbij komt, dat de moderne wereld beschouwing, die indertijd de sterkte der modernen was, in de laatste jaren be langrijk gewijzigd is en een veel minder anti supranaturalistisch karakter draagt dan een vijf-en-twintig en vijftig jaren geleden. De overtuiging heeft weer by velen post gevat, dat de mensch niet uit de stoffelijke wereld verklaard kan worden, maar dat de wereld moet ver staan worden uit den mensch, of liever uit den geest, de idee, de rede, die aan alles ten grondslag ligt. Daarom is de religie in vele kringen weer in eere ge komen en keeren de oude begrippen van openbaring, wonder, wedergeboorte enz. op vele lippen terug. De wetenschap won aan bescheidenheid, en het woord onmogelijk wordt lang zoo haastig niet meer uitgesproken. Alle godsdienst nu, met name het Christendom, sluit in, dat God tot mi) persoonlijk in relatie treden en met mij gemeenschap oefenen kaD, en is dus supranaturalistisch. Wel is waar, doet de wetenschap ons God niet op die wijze kennenmen zou integendeel met eenig recht kunnen be weren, dat de nieuwere wetenschap, met hare vermeerdering van onze kennis aangaande de tweede, natuurlijke oor zaken, God van ons verwijdert en Hem achter de natuur voor ons verbergt. Maar even zeker is, dat de godsdienst, dat is de mensch zelf in de kern van zijn wezen, daarin niet rusten en daarbij niet leven kan. Hij verlangt naar een God, die hem nabij is, die zijn gebed hoort en redt uit den nood. Zoo komt er in zekeren zin een strijd Wet en hebbe aldaar zeker rekest gepre senteerd, maar die beesten willen het niet verstaan het ware een goede zaak voor de Koninklijke Majesteit: hij zou krijgen 80 honderd duizend gulden en houden alle neringen en zijn volk in zjjn land." 't Spreekt van zelf dat Rollema er anders over dacht. „Hoe zijc gy zoo zot" antwoordde hij, „meent gij dat de Koning geld van doen heeft om zjjne religie te verkoopen en contra zijn consciëntie en religie te doen om ulieder geld? Ja hy zou liever alle deze Nederlanders laten kosten om te biyven meester van het spel. Arme zot ten, die gy zijt, wat neemt gy u voor Na deze spotternij vervolgde hjj zy'n weg naar het stadhuis. Binnen den bepaalden tyd herscheen het gezantschap andermaal ten raadhuize, maar nu vergezeld van notaris Guillaume Deynoot benevens getuigen. Binnengelaten herhaalde Haeck zyn verzoek en toen dit andermaal werd af gewezen, verzocht hy zyn notaris daar van nota te nemen en openlyk te protes teeren tegen dit besluit er by voegende „Orcha, gy weigert, wy zullen u niet meer moeien, maar een ander hoofd zoeken". Ook deze woorden waren door bode Hugo Jansz. by het verlaten der ver gaderzaal vernomen, en toen hy in de bodeskamer ze aan zyn college mede deelde, zeide hy „nu is het met de rust onzer goede stad gedaan. Heer Haeck weet, wat hy zegt en zal het niet by een bedreiging laten biyven." tusschen dien God,' dien de natuur ons doet kennen, en dien God, welken ons hart behoeft. Eb velen zyn er in den nieuweren tyd, die om deze reden de eenheid Gods loochenen en tot het dua lisme, pluralisme en polytheïsme terug- keeren. Maar de Schrift handhaaft de eenheid van natuur en genade, van schepping en herschepping, van dien God, die uit de werken zijner handen zyne eeuwige kracht en goddelykheid doet kenDen, en van den Vader van onzen Heere Jezus Christus. En de theologie wandelde in dit zelfde spoor, als zy naast de onmededeelbare, ook mededeel bare eigenschappen aan God toekende en met behulp van wijsbegeerte en an dere wetenschappen haar eigen inhoud beter trachtte te leeren verstaan. Soortgelijk is de roeping, welke ia den tegenwoordigen tyd op alle Christenen, inzonderheid die van Gereformeerde be- ïydenis rust. Wetenschap en leven stellen ons beide voor een aantal ontzagiyke problemen, waarby het Christendom meer dan ooit zyne catholiciteit te bewyzen heeft en het Evangelie toonen moet, dat het een woord is voor alle volken, tjj den en toestanden. Indien wy daarbij uit gaan. van de overtuiging des geloofs, dat algemeene en byzondere openbaring af komstig zijn van denzelfdeu God, dat zyne absolute verhevenheid boven alle schepselen zyne verwantschap aan en zyne gemeenschap met den meDsch niet uitsluit, dan mag die roeping moeilyk zijn en zeer vele gevares van dwaling en afwyking met zich brengen, maar onmogelijk te vervullen is zy dan niet. Want het is dan een en dezelfde waar achtige en levende God, die in Christus zyne barmhartigheid openbaart en die tevens, door middel van de nieuwere natuur- en geschiedwetenschap, van zijne eeuwige kracht en goddelyke majesteit getuigenis geeft. Met het wereldbeeld van den tegen woordigen tyd komen wy daarby niet in stryd. Dit zou wel zoo zyn, wanneer de wereld slechts monistisch te verklaren ware; maar dat is in geenen deele het geval. Het monisme wordt in zy'ne ver schillende vormen door de bestaande ongelykheid in de wereld zoo stellig weer sproken en offert de verscheidenheden en tegenstellingen onder de schepselen i li iii i—in innam „'t Is wel mogelyk" zeide Royaert, maar ik vrees dan meer voor u en uwe vrienden, dttn voor de onzen. Ge hebt zeker wel gehoord dat de Koning zeer verbolgen is geweest over de allerwege en ook hier plaats gehad hebbende kerk- schending, hij moet het vaste voornemen hebben de daders streng te straffen geiyk my uit de bespreking in de Vroedschap gebleken is; ik kan daarom wel begrijpen dat de heeren vreesachtig waren, om aan het verzoek van heer Haeck te voldoen, al zijn er velen onderhen, die het in den grond der zaak met hem eens-zyn." Wederom ging de schel en aan het op staan van hunne zetels was te bemerken, dat de vergadering gesloten was, en de heeren vertrekken gingen. De beide bodes moesten dus op hun post zijn en hun gesprek werd daardoor afgebroken. HOOFDSTUK II. Een kerkeraadsvergadering ten huize van Salvador de la Palma. Wy verplaatsen ons ia den geest op den 8 Febr. 1567 in de Lange St. Pieter straat. Daar bevond zich een deftig heerenhuis bewoond door Salvador de la Palma, een aanzieniyk koopman, f1) Geiyk zyn naam aanduidt, was hy van Spaansche afkomst: zyn overgroot vader Pedro de la Palma Heer van St. zoo roekeloos aan eene abstracte en vage formule op, dat het uit reactie zelfs het pluralisme en het polytheïsme in het leven riep De wereld is niet ééne in monistischen zin integendeel zy is ein deloos verscheiden, verscheiden in schep selen, in gaven, in krachten, in wetten, in werkingen. In die ryke, veelvormige wereld neemt de byzondere openbaring eene plaats der eere in, want zy draagt een eigen karakter, heeft een zelfstandi gen inhoud, wordt door eene eigene wet beheerscht, en zij vormt grondslag en inhoud van den Christeiyken godsdienst, die beheerscht wordt door de wet des geestes des levens in Christus, welke vrymaakt van de wet der zonde en des doods. En alles wordt saamgehouden door den almachtigen en genadigen wil van Hem, die onze Vader in de hemelen is. In de hemelen opdat wy van Zijne hemelsche majesteit niet aardscheïyk denken zouden, en nochtans onze Vader, opdat wy ten allen tyde met kinderlijke vreeze en toevoorzicht op Hem vertrou wen zouden. Thans bewoond door den heer v. Bentham Jutting, steendrukker. Twee Zaterdagavonden. Het is Zaterdagavond. Moeder en kin deren zitten rond de tafel en wachten op vader. Het is in de kamer licht en warm en gezellig. Zaterdagavond is voor dit gezin de avond van huiselyke gezel ligheid. Er is een kinderiyke bïydschap, want de kinderen weten hetop Zater dagavond brengt vader al tjj d wat mee, dan bemoeit hy zich met zijn gezin veel meer dan op de andere avonden, dan speelt hy met de kleinen, dan is er een gezelligheid van een gezin, waar liefde woont. Daar wordt de voordeur geopend dat zal vader zynGelukkig. Met vreugde wordt hy binnengehaald en na den maal tijd begint voor de kinderen weer het gezellige samenzijn. Totdat het „uurtje van gehoorzaamheid" slaat. Dan komt de feybel op tafel. Vader leest Psalm 133. Vader dankt God voor Zijn zegeningen en moeder dankt in stilte mede Eenige jaren later Hetzelfde gezin, 't Is weer Zaterdag avond. Moeder en kinderen zitten rond de taiel; maar de bïydschap van de vroegere Zaterdagavonden is er niet meer. Er is zooveel veranderd, de beste meu- Fuentes, Teniges enz., woonde in Portu gal en dieas jongste zoon Guanvestigds zich in 1453 in Walcheren om handel te dryven, welke door zijn kleinzoon Salvador nog werd voortgezet. Reeds geruimen tyd was deze een vurig aanhanger der hervorming en gaarne stelde hy zyn ruime huizinge beschikbaar als vergaderplaats voor de kleine gemeente „onder het kruis" geiyk daar ook de eerste avondmaalsvieringen plaats hadden. (2) Nu men echter met toestemming van den Magistraat godsdienstoefening hield in de schuur van de Villiers buiten de Zuid-Dampoort behoefde zijne woning als zoodanig geen dienst meer te doen ze zou trouwens ook te klein geweest zyn voor de zich steeds uitbreidende gemeente. Gaarne echter ontving hy in zyne groote zaal de vergadering van het con sistorie, waarin stipt iedere week de be langen der gemeente werden besproken. Maar ook Heer Jan v. d. Meersch, de schoonzoon van Pieter Haeck, rekende het zich eene eere, de broeders ten zijnent te mogen ontvangen, zoodat beur telings in »den Gouden Leeuw* in de Lange Delft (3) en in de St. Pieterstraat vergaderd werd. (Wordt vervolgd.) (s) De daarbij gebruikte glazen beker wordt nog ten stadhuize bewaard. Thans bewoond door den heer CallenfeU,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1911 | | pagina 1