èjföep
erij
Is1
No. 14 1911
Dinsdag 17 Oetober
26e Jaargang.
CHRISTELIJK-
I1EUWSBLAD
HISTORISGh
:'.L IVt
Factors
i-Rjjwiet.
ien.
iht
iard9
Dslriet.
lis,
\echt
Meid
lecht
|n, bij
\echt
VERSC HIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wede S, J. DE JONGE-VERWES F, te
Goes
F. P, D'HUIJ, te jiddelbt rg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Buitertlandsch Overzicht.
iBüRGt
IDA Jr.,
kkum.
Vlasmarkt,
een partij
|eien, door
m Co.,
Interc. 81.
aeste kar op
I A. STRIJD,
INOÜTSE,
Id e k e r k e.
hebbende,
zijnde
|agen onder
Courant te
llGAARO,
l i s k e r k e.
IJ
L Ter Hooge,
len kan ona-
b singen.
an met Mei
[evraagd, bij
'g-
aureus,
IT, Big ge-
[.GE,
loogelande.
lei
SCHT
J, Ritthem.
arenwerk en
Rilland.
iWIELEMA-
pek.
ïs. BENOU,
IEl IEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per ine maanden franec p.p..
ivnkele nu aimers.
2.25
0 .05
UITGAVE DER FIRMA S
EN
van 1—5 regeis 50 cent, Iedere regel meer 10 cent
Familieberichten van 1—10 regels l.~» iedere regel
meer 10 cent
min iiiiMIBH«BHBK ma, ïvawssBsaraffiMHBHHBii
Bruinisse.
Ontvangen van den heer W. F. Cou-
mou, Hoofd der school te Kamperland,
f20, verzameld door de leerlingen der
Chr school aldaar. Saam met 't vroeger
ontvaDgene f25. Wie volgt?
16 Oct. 1911.
Bruinisse.
Onder 't kopje „Bruinisser wel en wee"
opent Het Handelsblad een reeks opstel
len, aan het eerste waaraan wy het
volgende ontleenen
(Het geldt 6en bezoek van een der redac
teuren by den 97-jarigen Hendrik v. d.
Berg).
„Dat ik zooiets nog moest beleven"
had de oude Hendrik van den Berg ons
met stokkende stem en al maar naar
het wrakhout turend klagelijk toege
voegd, op dien Dinsdagochtend dat ik
door dan burgemeester op de plaatsen
waar de ramp het felst had gewoed werd
rondgeleid.
„Dat wil wat zeggen!" zei de burge
meester. „Want die komt al negentig
jaren hier op de kaai. Die heeft op zee
rondgezwalkt, is zelf ook duizenden malen
uitgezeild met de hoogaarzenDie
zou je wat kunnen vertellen
En toen we den kranigen zeven en
negentigjarige geen vreemdeling gaf
hem meer dan een kleine zeventig
verlieten, bleef hy maar met 't hoofd
schudden en herhaalde: »'t is te erg,
't is te erg.*
Maar de oude Van den Berg had meer
stormen over zich heen zien gaan en
was nu weer tamely k wel bekomen
zat weer berustend in den kamerhoek,
in dat rustige hoekje tusschen het raam
en den haard, den leunstoel dicht achter
de potkachel geschoven. En als hy Diet
sprak, dan staarden de gryze oogen naai
den ketel waarin de „krukels" al prutte
lend zich lieten storen.
Op myn komst had de zoon, een vis-
schersman, die naar de zestig loopt, doch
een kloeke kwant, nog midden in de
levenskracht, de lamp ontstoken en het
gezellig schemeruurtje, waarop hij altyd
Zaterdags en Zondags met vader
praatte orer de visschery, wat vroeger
afgebroken.
„Zeven en negentig jaren dat is een
heele tyd. Dan zal je heel wat kunnen
vertellen, van Bruinisse en van de schip-
pery."
„D'r zullen er niet veel zyn, zoo oud
als ik en die nog zoo goed d'r beeneü
en d'r oogen hebben, maar toen in dien
nacht wou 't toch niet meer. Vastgena
geld aan myn stoel hoorEn m'n zoon
was de estafette, de ordonnans, zeggen
ze in dienst. Die kwam telkens zeggen
hoe 't er stond aan den dijk. Maar ach,
ik wist 't wel. Ik dacht weer aan vroeger,
als we op zee waren, hu, in zoo'n storm
weer. Maar toen heb ik den stormwind
nooit zoo akelig hooien huilen. Zoo fel
zie je, zoo door je heele ïyf heenschreeu
wend
En de brave oude moest eens even
kuchen, en al wachtend op verhaal
komen, want het pakte hem wat te hard
aan, de herinnering aan al dat verschrik-
keiyke.
„Myn geheugen is nog best, ja, ik weet
nog dat ik als jongen met' de tjalk naar
Amsterdam voer, met vader mee. We
lagen dan altyd met aardappelen aan de
Noordermarkt. Dat is al wel 85 jaar
geleden. Toen ik er voor het eerst heen
ging, was ik pas acht jaar. Maar zie je,
daar weet ik nou niets meer van.
„Ik voer met beurtschippers mee, of
ook wel met vader, die in den slechten
tyd niet aan de visschery deed. Maar in
1624 geneerden we ons toch met de
oester- en mosselvangst. Want in 't noor
den op Texel en Wieringen gingen we
oesterzaad visschen. In dat jaar werden
de consenten ingesteld. Toen kwam er
op Tholen een opzichter van de vissche-
ryen. En had je vroeger overal vrij mogen
visschen, dat was toen uit. Je moest
drie gulden geven voor zoo'd consent en
tegenwoordig betaal je daar zelfs vijf
gulden voor. Ja, en dan moet je nog wel
zelf de banken pachten.
„Daar zyn jaren geweest, dat we 't
heel goed hadden, maar we hebben d'r
ook menigmaal geweldig krap gezeild.
In den revolutietijd van België dat
was in '31 meneer maakten we zeven
of acht stuivers voor een ton mosselen.
Een harington, begrypje. En wat de
oesters betreft, d'r zyn jaren geweest,
dat er hier volop oesters waren. Maar
d'r gingen er toen wat wegWe zyn
toen naar de banken van Texel, Wie-
ringen en Terschelling gevaren, om
daar de jonge oesters te visschen, want
in Zeeland waren ze op. Later ging de
route naar Edinburg en toen 't zoo in
de zestiger jaren liep, ging men op de
Schotsehe kust oesterzaad halen met de
stoomboot. Je moest wel een stoomboot
nemen, want met het schip was je er
niet gauw genoeg mee hier. Het grootste
deel verstikte dan, en de sterfte onder
de jonge oesters is toch al zoo groot.
„In den tijd van de Belgische revolutie
woonden we niet meer in Bruinisse. We
waren naar Zonnemaire gaan wonen,
want dat kwam vader, die een beurt-
dienst op Rotterdam had, beter uit. Dat
eerste jaar reeds, in 1831 dus, kwam
vader te vallen en bleef moeder met myn
twee zusters en my achter. Nou, ik wil
't je wel vertellen, meneer, daar was voor
ons geen blijven aan op Zonnemaire.
We gingen maar weer naar Bruinisse
terug. Ed weet je wat we hadden
Twee en dertig gulden Niet veel,
hé... Nou je begrijpt wel, ik was zeven
tien jaar oud. daar zat dus niet anders
voor me op dan als knecht te gaan varen
bij een schipper. Dat heb ik tot mijn
34ste jaar volgehouden. Jongen, dat was
me een tijd. Ik kwam het heele land
door, want ik voer verscheidene malen
by een schipper die duigen ging koopen
voor de meestoven. Dat was in de goe
den tyd van de meekrap. Je ging dan
't land door naar de tabakswinkels om
er de slooperij van de vaten op te koopen.
Twee bodems en 26 duigen, dat gaf een
vat. Dat tabakshout was zoo kurkdroog,
daar zat geen werking meer in."
Van den Berg legde mij verder uit hoe
het hout op droogte werd beproefd en
hoe hy steeds meest de droge duigen
wist uit te zoeken. Want „nieuw hout
daar ging de meekrap in werken en dan
sprongen de vaten subiet".
Hy had er ook de zeilen vaak flink by
gehad, als de storm ging liggen en er
gejutterd (gestranjut) kon worden. Eens
had de baljuw hem bij de broek. Of eigen
lijk hy had den baljuw by de neus ge
had.
Hij was met de boot uitgevaren-om
strandgoed aan wal te zetten. Daar viel
wel wat mee te verdienen, als de grootere
vrachtschepen op de banken liepen. Een
schip, bestemd voor Rotterdam, was ge
strand. Er werd heel wat suiker, koffie
en andere koloniale waren over boord
gezet. Dat was eigenlyk smokkelen. Een
douane had hem achterhaald, en toen
hy nu voor den baljuw werd gebracht
vroeg deze:
„En waar is nu de suiker?"
Én 'd antwoord luidde
„Nou, edelachtbare, dat begrijpt u, met
zulke zeeën, die is in 't overkomen water
gesmoltenDe oude wreef zich in de
handen en lachtenou je begrijpt, die
was bijtyds over boord gegaan.
,/De baljuw vroeg toen verder„En hoe
kom je aan zooveel koffie? Die heb je ze
ker niet gauw genoeg kunnen weg-
krygen
„Wegkrygen Wel Edelachtbare, we
hadden nogal rijkely k koffie en die is nou
zoo gezwollen*.
Dat de Baljuw hem bij die gelegenheid
niets had kunnen maken, daar was onze
juttersbaas nog trötsch op.
Maar de schipper was wel voor andere
karweien uitgevaren. „Als we zoo aan de
kaai stonden en als onze kerels de jonge
borsten nakeken, die er met de schuiten
maar weer op uitzeilden, dan zei ik wel
eens tegen ouwe Jan Jumelet,Jan we
zyn d'r wel anders uitgegaan.
„Moet meneer weten dat ouwe Jan
„ridder" is, of eigenlijk „broeder". Dat
heeft-ie met al zijn reddingen verdiend.
Die heeft wat medailles. En de oude Van
Be veren heeft eens met z'n schuitje de
heele bemanning van een tonnenlegger
(betonningsvaartuig) gered."
„Kom vader zei toen de zoon ver
tel nu eens van de tjalk, die op de slikkeD
zat en waar jullie den schipper en zyn
knecht half bevroren uit den mast hebben
gehaald
De oude knikte, lichtte zyn hand op en
zei„Nou, dat was net by tyds. Die knecht
zat zoo vast tegen den mast geklemd,
dat ik dacht, dat hij er aan vastgevro
ren was."
Ja, 't kan er kwaad zijn in zoo'n storm
nacht" vatte hy weer een nieuw ver
haal op.
„Ja, in 1877-'78-'79 toen gingen er heel
wat naar den kelder. Op nieuwjaarsdag
van 1877, die stranding in de Mosselkreek,
de meDschen hoorden thuis op St. Philips-
landschipper, vrouw en kind kwa
men om. Een jaar later het vergaan van
het Rynschip in het Nieuwe Vaarwater
van de bemanning vonden alle acht hun
graf in de golven.
,/Maar daar zijn er ook heel wat door
onze jongens van de schepen gehaald,
vraag maar aan Jan Jumelet, en aan
iedereen in Bruinisse."
En hy vertelde van de tallooze schip
breuken, die hij van zijn leven al had
meegemaakt. Hij vertelde ze zooals de
leerliDgen op school hun jaartallen op
zeggen. Alle korte eentonige verhalen van
waar deze omkwam en op welke plek
die werd gered.
't Was immers alles alweer lang gele
den gebeurden d'rgingen er zooveel
ach daar werd wat geleden, d'r gingen er
bij iederen storm. En dan werd nooit ge
vraagd of je jong ben of oud en of je voor
vrouw en kinderen moet zorgen 1Hij
zelf was er nogal redeiyk doorgekomen,
al had hij ook wel den dood voor oogen
gezien.
En toch had ook hij een zwaren cijns
aan het water gebracht. Toen boog Van
den Berg voorover, lichtte de hand op,
wees naar z'n zoon en zei„zoo heb ik er
twee gehaden langzaam aan,
woordje voor woordje, bracht hy 't er uit
hoe hy die anderen zoon verloren had,
verdronken voor 't Zierikzeesche Gat.
„Bij storm Op zee
„Neen, niet by stormzei de jonge
van den Berg.
Veertien dagen later werd zyn jongen
geboren. Die is bij my op het schip. Een
ferme kerel. Ik zelf was er bij dat on
geluk goed afgekomen. My hadden ze
bewusteloos met de schuit naar den wal
gebracht. Vyf en twintig jaren dat
is een heele tyd al. Maar my heugt 't
nog als de dag van gisteien
Daar hielp nu niets aan, maar voor
myn vertrek moest ik de «krukeis" proe
ven. Ik had 't my laten ontvallen dat
ik niet wist wat dat voor diertjes waren.
En zoo at ik, voor ik van den oude achter
de potkachel afscheid nam, voor het eerst
in myn leven alikruikjes. De Zeeuwen
vinden dat een heele lekkerny.
Er scbynt in een deel der neutrale,
vryzinnige en socialistische pers een
leugengeest gevaren om allerlei leelijks
te vertellen van den oud-minister Kuyper.
Wy lazen dezer dagen van een getui
genverklaring voor da Amsterdamsehe
rechtbank in een strafzaak afgelegd, en
waarin verklaard werd dat aan den we
gens moord terechtstaande en aan diens
zoon „mooie rijksbetrekkingen" zouden
zyn beloofd, indien de zoon redacteur
van het matrozenblad Het Anker - zijn
socialistische propaganda zou staken.
Het was de N. Rott. Grt. die aan dit
onjuiste verhaal een valsche conclusie
van zichzelf vastknoopte.
Dat de zaak zich anders heeft toege
dragen is, naar wy reeds vroeger meld
den, door mr. Perel in Het Volk uiteen
gezet.
De N. Rott. Grt. gaf daarna van het
gebeurde een „verbetering" welke, indien
er niets overdrevens of onwaars in
schuilt, op de «geschiedenis" een heel
anderen kijk geeft, en den oud-minister
Kuyper van alle „schuld" vrijspreekt.
Hetgeen ons, deze vyand, deze beschul
diger zelve rechter zyude, inderdaad
verblydt, al dachten wij toch reeds ter
stond bij de lezing van haar eerste ver
haal aan vurige lasterpraat.
De verbeterde lezing dan van 't ver
haal luidt aldus:
„De delinquent in quaestie, de gewe
zen rijkswerkman M., heeft zich een jaar
of zeven, acht geleden (op welk tydstip
hy een betrekking had aan de fabrieken
van spoorwegmaterieel te Haarlem) eige
ner beweging tot minister Ellis gewend.
Aanvankeiyk heeft hy hiervoor gebruik
gemaakt van de diensten van een tus-
schenpersoon, een politieagent uit Haar
lem die op zekeren, dag den minister
een bezoek bracht en dezen de toezeg
ging deed, belangrijk materiaal te zullen
verschaffen, waaruit ten duideiykste zou
blijken, dat het contact tusschen hel
bestuur van den matrozenbond en de
sociaal-democratische propagandisten
niets aan innigheid had verloren sinds
het tydstip, waarop het heette te zijn
verbroken. Onder die propagandisten
het zij reeds hier vermeld nam de
zoon van den beklaagde M. een belang-
ryke plaats iD hy was immers redac
teur van Het Anker.
De heer Ellis heeft het aanbod van
den politieagent, dat den indruk maakte
louter belangeloos te zyn gedaan, niet
afgeslagen. De zaak is intusschen geheel
buiten zyn departement om behandeld;
slechts de minister van marine en zyn
adjudant droegen van de bezoeken van
den politieagent kennis. De vergoeding
voor reiskosten, dezen agent van hun
nentwege toegekend, alsmede vergoeding
voor reis- en verblijfkosten, die later
deD vader (den tegen woordigen beklaagde)
in verband yiet zijn pogingen, om een
en ander af te neuzen, toevloeide, zijn
niet uit de begrootingsgelden gevonden.
En ten overvloede had men zich ervan
verzekerd, dat de commissaris van poli
tie te Haarlem zijn goedkeuring hechtte
aan de bezoeken, door een zyner politie
dienaren aan den minister gebracht.
Later heeft ook de vader persoonlyk
den heer Ellis gesproken. Om protectie
of gunsten smeekten hy' niet, by scheen
alleen te zyn bezield door den wensch,
zyn zoon (die ondanks uitnemende
eigenschappen wegens revolutionaire uit
latingen uit den dienst had moeten
worden ontslagen) zijn relaties met „Het
Anker" te doen verbreken. De vader, of
schoon zelf lid der sociaal-democratische
partij, verwachtte daarvan voor de toe
komst niets en zou niets liever zien
dan een spoedige débacle van het sociaal
democratisch matrozenorgaan. By woor
den liet hy het overigens niet; hy ver
schafte. den heer Ellis meermalen gege
vens, waaruit ten duidelijkste bleek wat
er in Den Helder broeide en voorbereid
werd, gegevens waarvan ook meer dan
eens een dankbaar gebruik is gemaakt.
Een rijksbetrekking is den vader nim
mer toegezegd. Wel heeft de minister den
vader medegedeeld, dat zijn zoon bij
sollicitatie goede kans zou bebben, onder
het klerken-personeel van den heer Lo-
vink, den toenmaligen directeur generaal
van Landbouw, te worden opgenomen.
(Van een voorgespiegelde positie aan
de Rijksverzekeringsbank is dus geen
sprake). 'De heer Ellis had bij den heer
Lovink, wiens administratief personeel
toentertijd aanzienlijk werd uitgebreid,
een goed woord voor den jongen M. (den
zoon) gedaan, daar hij meende, dat deze
ex matroos geenszins van gaven ontbloot
was en bovendien zelf zijn propagandis-
tischen werkkring er gaarne aan wilde
geven. De vader heeft hiervan denzoon
mededealing gedaan, waarop deze
hetgeen van zijn standpunt alleszins
waardeering verdiend na eenige wei
feling geantwoord heeft, niet op dergelijke
wijze zyn vaandel te willen verlaten.
Kort daarop is de zoon naar Groningen
vertrokken, om zich tot .letterzetter te
bekwamen.
De vader is in geen enkel opzicht be
loond geworden. (Slechts ontving hy, als
boven werd medegedeeld, vergoeding van
reis en verbiyfkosten.) Ofschoon de han
delwijze van den man, die zonder scru
pule zijn geestverwanten lagenlegde,
allerminst onze sympathie heeft, is de
mogelykheid niet uitgesloten, dat hy in
dezen zich inderdaad voornamelijk liet
leiden door de zucht zijn zoon op den
juisten weg terug te brengen. Overigens
schijnt men ook van de zyde van den
Matrozenbond niet steeds met duiven-
onschuld te zijn opgetredenzoo moet
er een brief van den jongen M. bestaan,
waarin op zeer levendige wijze wordt
beschreven, hoe men in Den Beider door
allerlei listige trucs den minister op een
dwaalspoor trachtte brengen. Vergissen
wij ons niet, dan is die brief tot den
vader gericht."
Er is derhalve geen sprake geweest
van omkoopery.
De eenige schuldige is hier die vader.
Ook deze beschuldiging is derhalve
weer de wereld uit.
De Kuyperhaters zullen derhalve weer
wat anders moeten verzinnen om de rage
tot 1913 aan den gang- te houden I
De nieuwe Turksche minister van
buitenlandsche zaken, Assim Bey, is een
knap staatsman van 45 jaar oud. Zyn
grootvader vergezelde in 1873 den sultan
Abdul Hamid op diens tweede reis door
Europa. Hy had reeds vroeger zich ver
klaard voor het denkbeeld om het met
Italië op een akkoordje te gooien. Ook
Said pasja, zy i collega voor hinnenland-
sche zaken, een man met koel verstand,
moet verklaard hebben met het advies
der Jong Turksche party volhouden
tot het uiterste zich niet te kunnen
vereenigen.
Intusschen moei de regeering van
Italië verklaard hebben, bij 't gezifeht van
Italië's succes, dat Italië niet meer denkt
aan schadevergoeding. Ook is zy niet tot
onderhandelen gezind voor en aleer Tri
poli en Cyrenaika volkomen bezet zijn
door het expeditie-leger. Annexatie, geen
protectoraat alleen, verlangd zij. En dan
wordt er nog uitdrukkelijk als voor
waarde bij gesteld dat Turkije zich vooral
niet mag bezondigen aan represaille
maatregelen. Met andere woorden Turkye
mag de ongerechtige aanvallen van
Italië niet met rechtmatige tegenaanval
len beantwoorden. Want Turkye is als
de aangevallen engel in het bekende
sprookje
Cet ariirnal est trés méchant:
Quand on le bat, il se defend.
(Dit is een zeer kwaad beestals men
hem slaat, verdedigt hij zich).
Intusschen herneemt de stad Tripoli,
die thans door 20 duizend Italianen
bezet zyn, langzamerhand haar gewoon
aanzien. Er kwam reeds weer een han
delsvaartuig binnen.
Een stoomschip van Malta is aange
komen met vyfhonderd vluchtelingen,
'erweat Goe*