NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 307. 1910.
Donderdag 29 September
24e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ds. Leister's leven ei arbeid
ERSeHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. DVÏUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Woorden en Daders.
1 FEUILLETON.
wjT-r,1» gj—-a
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
1 rijs per drie maanden franco p. p. 1»2L.
I nkele nummers O,0iA
UITGAVE DER FIRMA
E£M VAK
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regei
meer 10 "ent
Onder dezen titel plaatste M. v. d. S.
in de „Bondsbode" van 17.9.10 't vol
gende rake artikel, dat we in zijn geheel
overnemen.
De heer Spiekman schreef voor een
paar dagen in één zijner „Rotterdamsche
Korrespondenties" in Het Volk, dat de
arbeiders onder den druk in armoede leven.
En 't gebeurt dan ook w el vele malen,
dat op 't gelaat van den arme een uit
drukking van wrevel te voorschijn komt,
als hij ziet, hoe de rijke in weelde baadt
Vooral, als die arme is een in-waar-
heid arme, die geen andere geestelijke
spijze ontvangt dan van de soort welke
een „Rotterdamsche Korrespondentie"
biedt, is zijn ontstemming groot en hij
barst dan uit in den vertoornden uit
roep Dat gaat van onze centen
't Is echter een merkwaardige samen
loop van gebeurtenissen, dat in hetzelfde
nummer van Het Volk een Afscheidsfeest
beschrever wordt, dat in Kopenhagen
gegeven werd.
't Feest was grootsch
„Aan 1200 personen werd op het stad
huis een afscheidsfeest aangeboden door
de Deensche partij, zoo schitterend, dat
broederpartijen in het buitenland haast
huiverig moeten worden om, na* dit
voorbeeld waarbij alles verbleekt, het
kongres nog te ontvangen. Uitnemende
orkestmuziek, een zangeres en een zan
ger, en een groot aantal voortreffelijk
voorziene .buffetten zorgden voor een
streeling der zintuigen, gelijk men het
moeilijk aangenamer kon wenschen.
En na veel toespraken weid de stem
ming al levendiger en het slot was dat
in de plechtige Raadhuishal een veel
honderdvoudige Carmagnolie gedanst
werd, dat het een aard had".
Kan 't mooier, grootscher? Orkest
muziek, zangeres, zanger.... ja zelfs een
groot aantal welvoorziene buffetten, waar
de zintuigen alleraangenaamst gestreeld
werden
'tls te begrijpen dat 't tot een dansje
kwam
Wat was dat voor een Afscheidsfeest
De Kopenhaagsche of Deensche socia
listische partij was eenige dagen de gast
vrouw geweest van het Internationaal
Socialistische Kongres. En toen dit Kon
gres den 3en met zijn arbeid klaar was,
is er feest gevierd.
Nu, wie niet tot de zwartgallige natu
ren behoort, is van een prettig samen-
We laten uit het boekje van Ds Land-
wehr een en ander volgen over wat we
daar vonden over Ds Ledeboer's herder
lijk leven.
Ook als Catecheet deed Ledeboer zon
derling. Het gebeurde meer dan eenmaal,
dat hij niet wilde bidden en dat een der
catechisanten het gebed deed. Dit hing
er geheel en al van af, of Ledeboer goed
gestemd was. Langen tijd nadat hij in
de gemeente gekomen was, gebruikte hij
het vragenboekje van Lucas Egeling nog.
Een zijner catechisanten bracht den domi
nee onder het oog, dat er onwaarheden
in dat boek stonden.Ledeboer keek eenigs-
zins verwonderd op. De catechisant liet
er toen op volgen„Ik gebruikte vroeger
(hij had eertijds bij een anderen dominee
ter catechisatie gegaan) Hellenbroek".
„Hellenbroek ken ik niet", hernam Lede
boer. „Breng mij dat boek eens". Nadat
hij het gelezen had, beviel het hem zóó
goed, dat hij Hellenbroek opnieuw liet
drukken en sinds dien tijd was Hellen
broek het vragenboek bij uitnemendheid.
Een hoogen dunk krijgen wij van zijn
catechetisch onderwijs niet. Daarin lag
zyne kracht dan ook volstrekt niet. Hij,
die zelve niet bijzonder onderscheiden
zijn in 't minst niet afkeerig. Daar steekt
ook niets geen kwaads in.
Anders wordt het evenwel, als de
omstandigheden zulk een samenzijn be
letten als er b.v. rouw is in de familie
of een gebeurtenis, die allen in spanning
houdt. Wat dan feest zou willen vieren
moet geen hart hebben en alleen leven
vooi zichzelf.
Zien we nu naar Kopenhagen.
Op het schitterende afscheidsfeesi be
wogen zich enkel arbeiders-afgevaardig
den menschen, die opkomen voor het
verdrukte proletariaatdie 't niet kunnen
aanzien, dat de kapitalist zich in weelde
rondwentelt en de arme loonslaaf een
ellendig hondenbestaan voortsleept; die
de maatschappij zoodanig willen her
vormen, dat er niemand meer van hon
ger crepeert
Dat waren daar allen en alleen arbei
dersafgevaardigden
En die luisterden daar naar de uitne
mende orkestmuziek terwijl wellicht
op enkele schreden afstands een slacht
offer van het kapitalisme te zieltogen lag.
Die genoten daar van den zang dei-
zangeres en van den zanger terwijl
wellicht tegelijkertijd een dochter des
volks in de strikken en lagen viel, haar
door een rijken onmensch gespannen.
Die streelden daar hun zintuigen bij
de buffetten terwijl wellicht op 't
zelfde oogenblik honderden dringender
smachtten naar eenige lafenis en gepij
nigd werden door 't nijpendst gebrek.
Die dansten daar de Carmagnole
Die mannen, die vertegenwoordigers
der onder druk en in armoede levende
arbeiders
Onder de helder verlichte vensters van
't Kopenhaagsche Raadhuis staan wij, be
lijders van den Christus, aanhangers van
het Christelijk levensbeginsel. Wij zien
er die pretmakende menigte van 1200
wij hooren hun zingen en dansgewoel.
en wij denken er aan, wat door deze
vertegenwoordigers steeds tot ons is ge
zegd „Wij willen hier op aarde reeds
u 'trijk des hemels stichten".
Nu zien we.
En wij ontkennen, dat de menschinmin
van het socialisme ware menschenliefde is.
En wij weten, dat er tusschen de woor
den en daden van socialistische arbei
ders-afgevaardigden een machtig groot
verschil is.
27 Sept. 1910.
Reeds geruimen Tijd verzuimden wij
melding te maken van een bundel in
kon, die in al zijn denkbeelden en voor
stellingen altoos leed aan zekere ver
warring, hoe moeilijk een goed onderwij
zer voor de jeugd zijn. Qui bene distinguit,
bene docet. Daarbij kwam, dat na zijn
uittreden hem menigmaal de gelegenheid
ontbrak, om te catechiseeren. Hij preekte
niet alleen des Zondags maar ook in de
week dikwerf op andere plaatsen. Dan
verving zij n ouderling Gerrit de Roos
hem in Benthuizen.
In den dienst gebruikte hij altoos de
psalmen van Datheen. Hij vond dat deze
den kernachtigen zin der Schriftwoorden
beter weergaven. De nieuwe psalmberij
ming kon hij echter wel tolereeren
maar de gezangen waren een doorn in
zijn oog. Hij noemde ze „lichte liederen",
„Sirenengezang der wereld".
Hoe zonderling hij in menig opzicht
was, hij was toch een vurig strijder, een
man, van wien gezegd mag worden de
ijver voor des Heeren huis heeft hem
verteerd.
Beschouwen wij Ledeboer thans als
herder. Hij gevoelde zich altoos ambts
drager. Als hij huisbezoek deed, ging hij
altijd recht op het doel af. Dan toonde
hij, hoeveel menschenkennis hij bezat.
Een paar woorden van hem waren soms
genoeg om iemand te laten gevoelen, wie
hij was. By zulke gelegenheiden maakte
hij dikwijls toespelingen, die, het laat
oranje omslag genaaide, in 't Fransch
geschreven boekjes, door ons ministerie
van Landbouw uitgegeven, ter gelegen
heid van de Brusselsche tentoonstelling.
Dit twintigtal boekjes met photo's ver
tolkt aan den buitenlander hoe groote
voorrechten ons kleine land geschonken
zijn, door zijn ligging, gesteldheid van
den bodem, enz. en hoe 't daarvan ge
bruik maakt.
Al deze boekjes spreken. Zij spreien
van grooten vooruitgang en zegen, van
energie in handel en bedrijf, van toene
mende welvaart.
In 't eerste deeltje spreken de teeke-
ningen van Amsterdams havenplan in
1835 en dat van 1910 boekdeelen. Ook
de havens en kaden in de groote koop
steden. In 't tweede deeltje komen de
booten voor als bouwwerken van nijver
heid. In de overige deeltjes worden han
del en industrie gedemonstreerdthee,
tabak, koffie, granen en mineralen. En
dan volgen houthandel, papierfabricage,
looierijen, chemische industrieolie en
kaarsen, vruchten en lekkernijen, werk-
tuigenfahricagemetaalwerken; diamant
nijverheid aardewerkturf en steenkool;
textiel-industrie. Die lange lijsten en sta
tistieken, en tal van meegedeelde feiten
en bijzonderheden zijn verrassend zelfs
voor den landzaat, hoeveel te meer voor
den vreemdeling die ons land nauwelijks
kent.
Deze 20 boekjes, bescheiden ter tafel
gelegd in de Nederlandsche afdeeling zijn
een bescheiden reclame, maar die toch
luid spreekt van zoo velerlei waarop wij
trotsch mogen gaan en waan oor wij
dankbaar hebben te zijn.
De uitgaaf is een mooie vinding van
het ministerie van landbouwhet heeft
eronze natie een grooten dienst mee
bewezen.
De inhoud der brochures is ontleend
aan eene meer uitgebreide beschrijving in
de Nederlandsche taal van den handel en
de nijverheid van Nederland, welke bij Af
deeling Handel in bewerking is «n over
eenigen tijd het licht zal zien.
Onjuiste beschuldigingen.
De Chr. school is sinds den eersten
dag van haar bestaan de secte geweest
die overal tegengesproken wordt. Waar
men haar voorstanders al niet van be
schuldigd heeft
Van menige Chr. school, zoodra zij
flink bevolkt werd, lasterde men dat er op
allerlei wijze zoo voor haar geworven was.
En nog tegenwoordig verneemt men
zich niet ontkennen, soms wat alle
daagsch waren voor een dienaar des
Woords, maar die op andere tijden niet
onaardig klonken. Zoo bezocht hij eens
een lid der gemeente die Pauw heette.
Ledeboer wist, dat deze man een hoog
moedige natuur bezat. Toen Pauw naar
dominee's welstand gevraagd had, zei
Ledeboer: „hoe gaat het u mijn vriend
Geeft God u nog al veel genade om uw
mooien staart uit het oog te verliezen en
te letten op uw leelljke voeten?"
Een zijner ouderlingen liet eens bij het
huisbezoek ergens de bovendeur open
staan en sloot de onderdeur. „Ja", zoo be
gon Ledeboer, „zoo gaat 't in de gemeente,
de bovendeur des verstands is veelal open
maar de ondeideur des harten gesloten".
Hij kon de ongeregelden zeer ernstig
vermanen, de kleinmcedigen liefelijk op
beuren, de verslagenen kostelijk troosten.
Dan toonde hy een ware herder te zijn. De
nood dergenen, die aan hem waren toebe-
trouwd, woog altijd zwaar op "zijne ziel.
En de leden der gemeente waren altoos
onder den indruk, dat de dominee tot hen
kwam om des Heeren wil.
Ongeloovigen waren bevreesd voor Lede
boer hoezeer zij hem ook haatten. Ge
beurde er iets ongeregelds op den weg en
kwam Ledeboer voorbij, aanstonds liep
men weg en zocht ieder zijne woning.
Op straat sprak hij de menschen vrjj-
omtrent de Chr. School in 't algemeen
dat de kinderen er op te prillen leeftijd
als leerlingen worden aangenomen.
Maar deze laatste beschuldiging is nu
weerlegd, en wel met gegevens die het
„Verslag van den staat der hooge, mid
delbare en lagere scholen over 1908—
1909" aan de hand deed.
Volgens dat verslag waren op 15 Janu
ari 1909 op de openbare scholen 5371 van
de 813.062 kinderen nog geen 6 jaar,
d.i. 1.71 °/0 Op de bijzondere school 2258
van de 144.159. d.i. 1.57 °/0.
Een tweede beschuldiging luidt dat er
meer onderwijzeressen op zijn dan on
derwijzers. Waarheid echter is
Op 15 Januari 1909 waren aan alle
scholen samen werkzaam 15167 mannen
en 9655 vrouwenin 1908 daarentegen
15726 mannen en 9212 vrouwen. Aantal
mannen nam dus toe met 141, dat dei-
vrouwen met A43 of percentsgewijze
mannen met 0.9 °/0, vrouwen met 4.8 °/o.
„Verbetering van salarissen zal de Chr.
scholen meer mannelijke kweekelingen
doen krijgen", beweren deze beoordee
laars. Het antwoord hierop, eveneens aan
bovengenoemd Verslag ontleend luidt als
volgt
In 1908 waren er 1043 jongens tegen
1542 meisjes. In 1909 waren deze aan
tallen vermeerderd met 219 en 291. De
bijzondere scholen waren in gunstiger
conditie dan de openbare, wat het aantal
mannelijke kweekelingen betreft. Op de
openbare scholen waren 605 jongens
tegen 1260 meisjes, op de bijzondere 657
jongens en 573 meisjes.
Dan wordt er geroepen dat er in ons
land zooveel Chr. scholen zijn met min
der dan 40 leerlingen. Men scheldt die
scholen «Pedagogische Jammergestalten».
Welnu, weer maar het Verslag ter
hand genomen. En wat staat daar?
Openbare scholen met minder dan 40
leerlingen 259. Bijzondere 124. (Men zie
in den Unie-almanak hoeveel daarvan
voor onze rekening komen, 'tlsheusch
zoo erg niet, als onze vrienden ons
willen wijsmaken). Van deze scholen
hadden beneden de 20 leerlingen 49 open
bare scholen tegen 27 bijzondere. Beneden
10 leerlingen 4 openbare tegen 9 bijzon
dere scholen.
Natuurlijk zal men in 't kamp on
zer tegenstanders deze weerlegde be
schuldigingen nog wel een herhalen, en
doen, als waren ze niet weerlegd. Des te
meer reden voor onze vrienden om het
bovenstaande goed te onthouden.
moedig toe en vroeg ze naar hun staat
voor de eeuwigheid. Hij bracht in practijk
het aanhouden „tijdig en ontijdig".
Eens stapte hij zelf onderweg voor een
herberg uit en begon daar het Evangelie
te verkondigen. Voor een der aanwezigen
werd dit een middel tot bekeering, gelijk
later duidelijk bleek.
Een zeer merkwaardig feit uit zijn her
derlijk werk was het volgende (Het is ont
leend aan ons bladde juistheid wordt
door dr Wagen aar betwijfeld)
In een stormachtigen herfstnacht wordt
hij plotseling wakker/De Heere geeft hem
in het hart, dat hij terstond op reis moest
gaan, maar waai heen en waartoe weet hij
niet. Hij volgt die Goddelijke ingeving,
overtuigd,dat de Heere hem wil gebruiken
om Zijn wil te doen. Terstond wordt zijne
dienstbode geroepen,die bedenking maakt
dat het zulk vreeselijk weder is. In weer
wil daarvan gebiedt hij haar een zijner
ouderlingen te roepen, die op het verzoek
van den leeraar om terstond te komen en
op reis te gaan, niet aarzelt het rijtuig in
te spannen.üeze kent hem zeer goed, en
twijfelt niet, of dominé heeft een gewich
tige boodschap, al maakt hij ook beden
king over het ruwe onstuimige weêr. Dat
zijn leeraar als een Henoch met God wan
delde, is hem onbekend. Spoedig is hij
voor de pastorie, waar hy dadelyk gereed
is voor de reis. De ouderling vraagt, waar
Een der groote bladen had bij 't ver
schijnen der Troonrede opgemerkt dat
er niets in stond van de indiening van
een wijzigingsontwerp op de successie
belasting gelijk in vroegere Troonredes
geschied was.
En 't trok de slotsom dat die succes
siebelastingwijziging dan wel niet meer
zou ingediend worden.
De opmerking bewijst dat zelfs een
groot blad ondanks zijn staf van redac
teuren wel eens een slaperig oogen-
blikje hebben kan.
Interdum bonus dmmitut Homerus.
Dat ontwerp toch, tot verhooging en
nadere regeling der successiebelasting
is al ruim een jaar geleden bij de
Tweede Kamer ingekomen.
In ons hoofdartikel van gister hebben
wij de opbrengst er van op 51/2 ton ge
schat volgens andere bladen zal 't ech
ter wel 11 ton zijn.
Een nog tamelijk klein cijfer, wanneer
men nagaat dat de successiebelasting
al meer dan eens 15 miljoen gulden
heeft opgeleverd, en liep over een be
drag aan erfenissen en legaten van som
wijlen kort bij de 300 miljoen gulden.
De verhooging geldt alleen de zijli
nies de belasting wordt in de rechte
nederdalende en opgaande liniën zelfs
eenigszins verlaagd zoodat dit meerdere
niet drukken zal op de eigen kinderen,
maar op de neefjes en nichtjes. Een
teleurstelliing die bij het steeds losser
worden van den familieband wel geen
al te groot beletsel zal zijn om dit
wetsontwerpje van harte toe te juichen.
In de laatste vergadering van ket
staathuishoudkundig genootschap te Pa
rijs werd de invloed besproken, welke
door de voortgaande verbetering van de
machines op den toestand der werklie
den worden uitgeoefend.
De heer Levasseur bestreed bij die
gelegenheid enkele stellingen, betreffende
dit onderwerp gangbaar, die hoofdzakelijk
berusten op het vooroordeel van den
werkman, b.v.„de machine verjaagt
den werkman". In Engeland is het aantal
paardekrachten van l1/» millioen in 1850
toegenomen tot 71/a millioen in 1890;
in de Vereenigde Staten is de mechani
sche kracht van 1860 tot 1890 vervier
voudigd in Frankrijk bestaat tegen
woordig eene productie van 5.734.009
paardekrachten, terwijl de machines er
in I860 slechts 56.090 ontwikkelden.
Daar nu in deze verschillende landen de
de reis heen is. De leeraar antwoordt, dat
dit hem onbekend is. „Rijdt maar voort,
God bestuurt myn weg al weet ik dit nu
niet, ik zal het na dezen wel verstaan. Dit
weet ik, dat het Gods wil is,en Hem wil ik
gehoorzaam volgen", zoo spreekt de lee
raar. Nauwelijks een kwartier van het
dorp Benthuizen verwijderd, komen twee
gerechtsdienaars hen tegen in dien guren
nacht. Ze vragen: „Waar woont dominé
Ledeboer?" De leeraar, dien ze moeten
halen om naar de gevangenis te brengen,
antwoordt zelf en na dit antwoord zet men
de reis voort. Hun doel is natuurlijk mis
lukt de kooi was er wel, maar de vogel,
dien ze denken te vangen, is gevlogenen
de dienstbode kan niet eggen, waarheen
de leeraar vertrokken is. Men rijdt steeds
voort, tot men aan een viersprong nadert,
terwijl het schemerlicht den dag reeds
aanwees. De ouderling vraagt, waarheen
hij het paard moet sturen, waarop de lee
raar antwoordt„Laat het dier maar loo-
pen, God bestuurt zijn gang, en dat is mij
genoegwant ik weet niet,waar Hij onzen
weg heen zal leiden". Vol gedachten gaat
men voort. Het paard slaat den weg naar
Woerden in. De predikant bljj ft geloovig
wachten, waar de Heere hem brengen zal,
om Zijn raad uit te voeren.
(Slot volgt).