NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 301. 1910.
Donderdag 22 September
24e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
7ERSGH1JNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S.
DE JONGE-VERWEST, te Goes
D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTEMTIËM
Alles wat de verzending
van ons blad betreft, adres
verandering, klachten over
het niet ontvangen of ongere
geld ontvangen enz. enz., ge
lieve men te richten aan de
administratie van de Zeeuw
te Goes (adresC. Oranje Lz.)
De administratie.
Snippers uil de oude doos.
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
I rijs per drie maanden franco p. p. 1.2S,
I nkele nummers 0,0^.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere rege!
meer 10 "ent
Zij, die zich met 1 Oct. a.s.
op ons »la<i abonneeren, ont
vangen het tot dien datum
gratis.
II.
Dezer dagen, t«en ik in dit blad iets
las over den toestand der arbeiders in
onze provincie, herinnerde ik mij dat
't arbeidersvraagstuk een probleem van
ouden datum is, in ons vaderland.
Ik had al eens gebladerd in een oud
boek, van het jaar 1852, en ik sloeg 't
op om te zien hoe 't in dien tijd met de
landarbeiders gesteld was.
Ik bedoel het verslag van het Zesde
Nederlandsche Landhuishoudkundig Con
gres, gehouden te Goes, van den 10 tot
den 14 Juni 1851. (Te Goes bij F. Kleeu-
wens en Zoon).
Er is op dat Congres druk gedelibereerd
over landbouwzaken.
Men had een afdeeling voor akkerbouw,
veeteelt en zuivelbereiding; een voor
houtteelt en tuinbouwen een voor land
en staathuishoudkunde.
De algemeene vergadering der „Maat
schappij tot bevordering van Landbouw
en Veeteelt in de Provincie Zeeland"
werd Donderdags gehouden in het Koor
der Groote Kerk. Daarop volgde een ten
toonstelling van vee en „landbouwkun
dige" werktuigen, voor „derzeiver* leden.
Vervolgens Ringrijden. En eindelijk Sa
menkomst in de Sociëteit Van Ongtnuch
ten Vrij met „muzijk en illuminatie".
4o8
FEUILLETON.
DOOK
SCALDIS.
St. Annalund.
I.
Naar den naamsoorsprong van deze
heerlijkheid behoeven we ditmaal niet
lang te zoeken.
Anna van Bourgondië, bastaarddochter
van hertog Philips II, de Goede bijge
naamd, was eerst gehuwd met Adriaan
.van Borsele, heer van Brigdamme, Duive-
iand, Souburg, enz. In 1468 overleed Van
Borsele en trouwde zijn weduwe het vol
gende jaar met Adolf van Kleef, heer van
Ravesiein.
In Januari 1475 verguDde hertog Karei,
graaf van Holland en Zeeland, aan deze
zijne nicht en haar echtgenoot, om te mo
gen bedijken „sekere Gorssinghe ende op
werp van de Zee, genoemt Mallandt, met
Hannebosdycke,den Haemelende 's-Grae-
venkreecke, sullende de dycken streckke,
aen twee einden ende syden tot aen de
dycken Poortvliet ende St Martendycke,
over den Pluympot, van Moggershil ende
Kempenshofsteden, daerin begrepen
kleine partyen, toebehoorende aan Gys-
brecht van Nyenrode".
Bij deze bedaking verkregen zij alle
voorrechten aan eene ambachtsheerlijk
heid verbonden en ook het ambacht als
een goed onversterfelyk leen, benevens de
graantienden en de kleine tienden van
lammeren en ganzen. Bovendien werd
hun, wijl het eene kostbare indijking was,
gedurende tien jaren, vrijdom van dijkge-
schot verleend.
In plaat te zien bij Smallegange.
Woensdags hadden de proefnemingen
plaats in den Wilhelminapolder met de
werktuigen bestemd voor de Tentoon
stelling van gezegde" maatschappij
Te voren jwas aangekondigd aan „ieder
die aan dit congres zal deelnemen en
zich „tegen redelijken prijs" van logies
wenscht te verzekeren, „mitsgaders" van
het middagmaal gebruik te? maken zich
in tijds, „immers* voor den 15 Mei
„schriftelijk deswegens te adresseren"
aan dhr. mr. M. P. Blaaubeen", enz.
De niet onbelangrijke besprekingen op
dit Congres ga ik voorbij. Ik vestig alleen
de aandacht mijner lezers op een paar
rapporten, de uittreksels waarvan daar
werden voorgelezen, omtrent den toe
stand der landarbeiders. Dit laatste ge
schiedde door mr. J. C. R. v. d. Bilt.
Het spyt mij dat in dit „Verslag" niets
voorkomt over den toestand der land
arbeiders in Zeeland.
Alleen las ik dat de voorzitter van het
Congres, mr J. C. v. d. Meer Mohr, verwees
naar „een zeer uitvoerige beschouwing
van dit ontwerp" geleverd door de Zeeuw-
sche Maatschappij van Landbouw en
Veeteelt.
De rapporten, die in resumé werden
voorgelezen, golden de landarbeiders in
Utrecht en Gelderland.
Het zal den lezer wel geen belang in
boezemen, hoe 't toen in die provinciën
met de landarbeiders gesteld was.
Daarom volsta ik liever met een paar
grepen uit 't rapport van een dezer heeren
den beer Boogaard uit IJzendoorn.
Der", heer verdeelde de landbouwende
bevoLdng ten plattenlande in boeren en
arbeiders; de boeren werden onderver
deeld in boeren die niet werken, en
boeren die werkenen de arbeiders on
derscheidde hij in arbeiders die heele-
maal, en die welke slechts gedeelt3lijk
voor anderen werken.
De arbeiders die uitsluitend hun brood
bij anderen moeten verdienen wekken
de ernstige bekommeringen van dezen
rapporteur.
Drie vierden van dezen in „Maas en
Vermoedelijk zijn deze gronden toen
herdijkt, wat ook de namen waarschijn
lijk maken, hoewel van een vroegere be
dijking geen sporen te vinden zijn. Deze
inpoldering van St Annaland, zooals het
nieuw e ambacht,zoowel naar de stichtster
als naar de beschermheilige van de edele
en vrome amhachtsvrouwe genoemd werd
gaf aanleiding dat aan de Breevliet en
Winkel-ee, Nieuw Ravensoord (misschien
zoo genoemd naar den heer Van Rave-
stein) hewonnen werd en daardoor de
Breevliet en de Pluimpot gesloten werden.
De gorsingen, ten noorden tot voor het
Moggershilsche schor, droegen den naam
van Scherpenoord.Hanevosdyk, oorspron
kelijk Vosdal, den Hamel en Holland,
schijnen onder den laatsten naam in 1429
door Jacoba van Beieren aan Dirk van
Swieten en zijne echtgenoote Janna van
Leijenburg geschonken te zijn.
Deze ridder was de zoon van den rijken
thesaurier-generaal van Holland, Boude-
wijn van Swieten. Hij stierf echter vroeg,
wat wellicht te weeg bracht, dat de bedij
king niet tot stand kwam en weder in het
octrooi van 1475 begrepen werd.
Wijl Stavenisse toen ter tijd nog onder
water lag, werd door deze bedijking de
noordelijke oever van Poortvliet met de in
1419 bedijkte Kempenshofstede en Mog
gershil vereenigd. Sedert werden er de
Breede vliet de Maria de Johanna
Maria en de in 1670, ten koste van
19723 gld. ingedijkte Suzanapolder of het
Nieuwland er aan toegevoegd.
De geheele heerlijkheid was in 't midden
der 18e eeuw groot ruim 2233 gemeten.
Herhaaldelijk werden deze ingedijkte
gronden overstroomd en de zeedijk, meer
dan 2700 roeden lang, met 850 roeden
tegen het nog niet ingedijkte gors van de
Pluimpot, vorderde zooveel lasten, dat,
volgens Smallegange,keizer Karei F,reeds
mzssassnmsrsss
Waal" en Bommalerwaard behooren tot
de bedeelden. Er heerscht „toenemende
verarming" en als oorzaken daarvan
noemt hij de sterk toenemende bevolking,
met als gevolg meer aanbod dan vraag,
waaruit dan weer voortvloeit een te laag
loon. Moge al, zoo zegt hij, „gedurende
den hooibouw, graan- en aardappeloogst
een billijk, ja soms" (ik cursiveer) „een
hoog loon van 75 a 80 cent te verdienen
zijn, 's winters daarenti gen kan men den
geheeleD dag den dorschvlegel hanteeren
voor het sober loon van 25, zelfs van
20 cent".
Dit lezende mag ik zeker wel opmer
ken, dat de toestand van den tegenwoor-
digen landarbeider wel iets beter is.
Maar nu voegt deze rapporteur aan zijn
klacht over deze schandelijk lage winter-
loonen, en stellig niet hooge zomerver-
diensten, schoon hij die zeerhoogprijst
een tweede klacht toe, een klacht over
de landarbeiders zelf.
„Over 't algemeen" zoo klaagt hij
heerscht onder dien stand weinig overleg,
orde of spaarzaamheid. Zij zeggen„beter
eens weelde dan altijd armoede*. Dit
doet dan ook de hooge loonen in den
zomer verdiend, in den winter geen vruch
ten meer dragen zorgeloosheid en steu
nen op de algemeene en bijzondere lief
dadigheid is by hen een karaktertrek,
zoodat zy dan ook, zonder eenige zorg
voor de toekomst, op de onberadenste
wijze in het huwelijk treden, terwijl nog
het hoognoodige ter oprichting van hunne
huishouding ontbreekt en zij niet zelden
reeds den eerstvolgenden winter terecht
komen bij den armmeester"-
Voorts klaagt de rapporteur over de
jonge arbeiders die 's avonds hun vrijen
tijd in de herberg zoek maken, of verbin
tenissen aanknoopen, „waarvan maar al
te vaak een gedwongen huwelijk ter
bemanteling der gepleegde ontucht, het
gevolg is".
Maar nu komt 't mooiste.
De rapporteur wil ook wat zeggen van
den zedelijken toestand dezer menschen.
De lezer voelt al vooruit dat zyn oordeel
voor 1546 aan de ingelanden van den pol
der St Annaland met Annevosdijk toen
groot 1405 gemeten gedurende 25 jaren
belangrijke vrijdom van belastingen toe
stond.
Om van niet meerdere rampen te spre
ken zy het genoeg ons alleen den jongsten
watervloed van 12 Maart 1906 te herinne
ren. Toen brak, tusschen 4 en 5 uur des
namiddags de zeedijk van den Suzanna-
polder door, waardoor, bij vloed, een 30 tal
woningen tot aan bet dak onder water
stonden. De opening in den zeedijk was
85 M. lang, maar bleef het overige van den
dijk, waar achter het dorp ligt, gelukkig
gespaard. Met vereende krachten en door
het in der haast aanleggen van een hulp-
dijk, werd erger voorkomen.
Wij hoorden het reeds, Anna van Bour
gondië was alzoo de eerste ambachts
vrouwe. Tot ia 't laatst der 16e eeuw
bleef het ambacht in het huis?van Bour
gondië en werd het, volgens Boxhorn,
den 1 April 1620 verheven op Johan
Doublet, aan wiens familie het in 1750
nog toebehoorde, als toen in bezit zijnde
van Philippina Doublet, douairière Hui
gens.
Na verschillende eigenaars gehad te
hebben, kwam de heerlijkheid, in 1832,
aan de familie de Casembroot, van welke
familie mr E. A. O. de Casembroot te Mid
delburg thans het ambacht in eigendom
heeft.
Onder de bescherming van de vermo
gende en aanzienlijke bezitters klom
St. Annaland, van lieverlede tot zekeren
trap van welvaart. Ook aan de eerste
ambs. vrouwe had vooral de heerlijkheid
veel te danken. Zoo stichtte zy er, waar
schijnlijk met haar broeder Boudewijn
van Bourgondië, o. a. een klooster van
de Orde der Kruisbroeders. In den brief,
waarn zij deze gunst verleent, zegt zij
niet gunstig luiden zal.
Ik ga het voor hem overschrijven, want
zoo erg als deze heer Boogaard uit IJzen
doorn den toestand afschildert, zullen zij
't zich zeker niet voorgesteld hebben
De rapporteur schrijft
„Maar godsdienstig gevoel bestaat by
hen, dat is bij de landarbeiders in Betuwe
en Bommelerwaard zeer weinig. Moge
al hier priesterdwang (brrrdaar bedrei
ging met het onthouden van bedeeling
hen tot kerkgaan dwingen het blijft by
hen een uiterlijke daad, waarbij het hart
koud blyft. En is er hier of daar een
enkele die prijs op den naam van Chiisten
stelt" o schrik toch niet, lieve lezer!
„ongelukkigerwijze slaat dit zoo licht
over tot super-orthodoxie, waarbij de leer
der voorbeschikking, der wedergeboorte
door de onmiddellijke werking van den
Geest O en der uitverkorenen, waaronder
zij zich dan zoo gaarne zelf allernederigst
een plaatsje toekennen, de hoofdbestand-
deelen uitmaken".
De lezer voelt misschien met mij hoe
treurig 't wel gesteld moest zijn onder
zulk een bevolking, die aan dergelijke
kwalen mank gaat, en dan nog durft
te gelooven aan een voorbeschikking en
aan een wedergeboorte door de onmid
dellijke werking van den Geest
Zou er in die vergadering van 't zesde
Nederlandsche Landbouwkundig Congres
nu toch niemand geweest zijn om tegen
dergelijke oud-Liberale brave-Hendrik-
critiek te protesteeren zoo vraagt men
zich allicht af.
Ds. Heldring, de bekende O. G. uit
Hemmen, was er, doch die schijnt er
niet op te zijn ingegaan. Tenminste niet
rechtstreeks. Terecht liet hij uitkomen
dat te Hemmen en Zetten waar hij op
dat oogenblik al 25 jaar had gewerkt,
„de bedeeling een einde genomen had".
De man zweeg hierbij bescheiden van
het groote aandeel dat hij gehad had in
de tot standbrenging van deze verande-
(x) Hier staai in het rapport geen komma,
maar dat kan een drukfout zijn. F. D.
er van: „gegonnen en geconsenteert te
hebben religieusen persooaen van der
orde van der heylighen Cruusse te mo
gen comen worde erigiere en fondeeren
een clooster convent en godtshuys van
der selver orde van der heyligheid cruyse
binnen hare voorss. lande en de heer-
lykheit van Sinte Annalande".
Het jaar van stichting van het kloos
ter is niet juist bekend. Van Heussen
zegt dat het 1492 was en mogen wij
afgaan op een brief van de stichtster van
het jaar 1505, waarin zij nog bepalingen
maakte om het voortdurend bestaan van
het gesticht te verzekeren en in welken
brief wij lezen, dat zij het Convent „bin
nen sekeren jaeren haerwaerts" had op
gericht, dan mogen wy 1492, veilig als
stichtingsjaar aannemen.
Onder de beschikking van 1505 was
ook begrepen, zooals wij hooren, de be
schikking van„de Cure en Costerye
van der kercke van Sinte Annalande
met liaere toebehooren", en de vergun
ning tot het doen eener wekelijksche
mis, welke zij in 1486 gesticht en waar
voor zij besproken had haar deel en portie
van der lamtiende in haer land en beer-
lyckheit van Sint Anne in Hannevosdijk
met synen toebehooren". Een en ander
werd in het volgende jaar door bisschop
Frederik van Baden goedgekeurd.
Maar noch de beschikkingen der god
vruchtige Vrouwe, noch het gezag van
hetUtrechtsche kerkhoofd waren in staat
om het klooster te vrywaren voor de
rampen die het treffen en zijn val be
werken zou.
Reigersberg, die in 't midden der 16e
eeuw zijn kroniek uitgaf, spreekt van
het klooster, als van een gesticht dat
toen reeds vernietigd was. Het blijkt niet
in welk jaar dit plaats had. Was het in
het jaar 1511, toen de storm uit het
ring; toch gaf hij nog eenige wenken
ten beste. Wij landbouwers, zoo sprak
hij, want ik wil mij gaarne dien naam
geven, wij hebben op te letten dat het
loon billijk zij naar den arbeid, dat de
arbeider een grond verkrijge, dat hij
leere
Ik geloof dat deze „dominé" er beter
achter was.
Zijn rapport zou allicht welwillender
en minder inhumaan geweest zijn.
Die man was zijn tijd vooruit.
Want dit is toch zeker tegen
woordig ademen de rapporten een mil
der geest dan dat van dien boer uit
IJzendoorn. F. D.
21 Sept. 1910.
Wereldgelijkvormigheid.
Uit een afgedrukt schrijven in De Ne
derlander blijkt dat de leerlingen van 't
geref. gymnasium te Amsterdam van
de schouwburg-reclame (de bekende voor
genomen opvoering van Julius Caesar)
hebban afgezien.
Laat 't gebeurde nu een goede leer zijn
voor deze jongelui om toch vooral, ook
in hunne uitspanningen, voortaan in het
goede spoor te blijven.
Heb de wereld niet lief, nog hetgeen
van de wereld is, is het apostolisch ver
maan dat ook voor onze jongelieden
geldt
Ce n'est que le premier pas qui coüte
(Het is slechts de eerste stap, die 't hem
al doet) is een der vele veelzeggende
zinspreuken die wij van onze Franscha
naburen geleerd, en te betrachten hebben.
Er zyn tal van vermaken, waarin, zoo
zy in den huiselyken kring worden ge
noten, op zichzelf geen kwaad steekt.
Een mooie vaderlandsche samenspraak
met of zonder zang, en dan met of zon
der piano- of orgelbeleiding, niemand zal
die afkeuren. Maar zoo men verder gaat,
gelijk deze gymnasiasten van plan waren,
dan immers ligt de zonde voor de deur.
Om die reden laat een Christen huis
vader dan ook zijn zonen niet toe ge
bruik te maken vau zoogenaamd neu-
noordwesten Zeeland zoo teisterde en ook
St. Annatand zoo met water overstelpte,
dat het jaren achtereen onbedijkt bleef,
of was het in de rampspoedige jaren
1530 en '32 dat het door storm en water
vloed ten onder ging? Wij weten het
niet en ook de geschiedenis zwijgt er van.
Een groote ramp overkwam het dorp
cok, toen het volgens de Stat-notulen
op den 23 Mei 1692, grootendeels door
brand vernield werd.
Te 's-Gravenhage bestaat eene liefdadi
ge instelling, bekend als het „hofje van
8t. Annaland", welken naam het draagt,
omdat vele leden uit het genoemde ge
slacht Doublet, als ambachts-eigenaars,
er lang regenten van waren.
Het wapen dezer heerlijkheid wordt
in de wapenkaarten van Smallegange
opgegeven te zijnin keel met een ster
van goud. Dit wapen staat in verband
met een oud schilderij, dat Nagtglas,
omstreeks 18-50, in zeer verwaarloosden
toestand te St. Annaland aantrof, en dat
deze, door bereidwilligheid van den toen-
maligen burgemeester Bierens in 1853
kon doen restaureeren.
Bezoeken wij het dorp, 23/4 uur N. van
de stad Tholen gelegen, dan zien wij
aldra dat we ons in eene zeer welvarende
gemeente bevinden. De vele mooie, en
soms deftige huizingen, welke wy hier
aantreffen, getuigen van algemeene wel
vaart, veroorzaakt door landbouw en
scheepvaart.
Onder de nieuwere gebouwen trekt
onze aandacht ook, het in 1854 nieuw
opgetrokken gemeentehuis. Een bezoek
aan dit dorpshuis te brengen en 'tdoor
ons aangehaalde schilderij te bezichtigen,
staat voor de volgende bijeenkomst op
ons program.
(Slot volgt).