No. 287. 1910, Dinsdag 6 September 24e jaargang. BHiteaI»iElseli Dierziek ERSGHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. j. DE JONGE-VERWEST, Goes P. D'HU'.J, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN LEIDER Snippers uit de oude doos. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS, rijs per drie maanden franco p. o. 1,2s. nkele nummers 0,0^. UTTGAVK DER FIRMA van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1 —5 regels 50 cent, Iedere rege! meer 10 '"ent SKLE.:. •CTHBtfBExatKjai* .«3®sasEsw^sae.L-®eeafc~BsresxsaaaaiiB3:ac2»»s»t«mwssB! Aan het hoofd van elke partij behoort één persoon te staan, die de leider is zijner partij. Hij moet zijn de man, die doordrongen van de beginselen zijner partij, uit die beginselen leeft, denkt en spreekt. Hij moet de gave bezitten zijn beginselen op wetenschappelijke manier te verdedigen, ze in de practijk toe te passeD. Hij moet de partijleden vereeni gen en het doel waarop gemikt moet worden aanwijzen. Hij moet zijn een diepzinnig denker, een vaardig schrijver en spreker, een immer slagvaardig de bater. In het kort, hij moet zijn een man met een krachtig initiatief en met een omlijnd beginsel. De onvermoeibare politieke kampvech ter, die de hitte van den dag en de koude van den nacht heeft te dragen en die ten allen tijde gereed moet staan zijn strijdros te bestijgen, moet het vermogen bezitten om het volk uit den dommel des slaaps wakker te schuddenmoet de kunst verstaan om groot en klein te dwingen zich bezig te houden met de groote vragen des levens, van ons leven ook als natie. Moge zijn woord soms afstooten, bij een andere gelegenheid trekt het aan en nimmer blijft het zonder gwerking. Zul len zijn daden nu eens afkeer, dan weer bewondering wekken, altijd brengen zij tot nadenken, prikkelen zij tot arbeid of sporen zij aan tot navolging of tot verzet. De leïder tracht altijd het nationaal gevoel op te wekken, de tragen wakker te schudden, ons volk aan te moedigen om al zijn krachten in te spannen in den wedstrijd der natiën. Zelf steeds in de voorste gelederen, is het achterblijven van het volk op eenig terrein des levens hem een doorn in het oog. De leider is een man van initiatief, die weet tot initiatief op te wekken. is echter meer. Hij is ook een man met een vast omlijnd beginsel. Alle vaagheid is by hem contrabande. Hij moet immers leiding geven en daarvoor 399 FffiUILLETON. DOOK SCALD1S. Antoulus de Heide. Deze zonderlinge man, in 't kort reeds vernoemd bij ons bezoek aan Philippine, is nooit een groot man geweest, maar toch is, door hetgeen hij tijdens zijn leven heeft verricht, zijn naam bewaard ge bleven in de annalen der medische we tenschap. Hij is geweest med. doctor Middel burg, en was de ontdekker van de latei- zoo l eroemd geworden „trilhaaibewe- ging". Wijlen dr. de Man te Middelburg heeft in 't laatst zijEs levens, een niet in den handel voorkomend werkje geschreven, zijnde eene beschouwing over het leven en werken van onzen de Heide en vooral over de door hem uitgevonden trilhaar beweging. Waar de meesten onzer, op medisch gebied, wel leeken zullen zijn, willen wij de wetenschappelijke citaten uit het boekje maar niet aanhalen, maar alleen er iets uit opslaan, aangevuld met eenige aanteekeningen van elders, met betrek king tot het maatschappelijk leven en het treurig einde van onzen doctor. Te Philippine dan werd hij geboren in 1646, en is het onbekend door het ont breken der doopregisters uit dien tyd, aldaar, wie zijne ouders zijn geweest. Alleen weten wij dat de familie de Heide vermoedelyk afkomstig uit Vlaanderen, zeer welgesteld was. Dit blijkt ons uit de vele betrekkingen, die sommige harer is het in de allereerste plaats noodig, dat hij weet in welke richting moet worden gestuurd. Wie leiding wil geven, moet zelf den weg weten. En wie den weg wil weten op politiek en sociaal terrein, moet de kwesties ter dege hebben bestudeerddie moet weten wat anderen omtrent die vraagstukken hebben geschreven. Bovenal echter een levens- en wereldbeschouwing hebben,om van uit eigen beginselen het licht over de problemen te laten schijnen, en om te genovergestelde beginselen te bekampen. De leider moet ten allen tijde aan zijn levens- en wereldbeschouwing getrouw blijven. Altijd moet hij voor haar strijden en lijden. Door al zijn arbeid moet loopen de vaste, onaigebroken lijn van het door hem bele den beginsel. Zijn woord en zijn leven, moeten toonen, wie hij is. De leider is de capitaal mensch in de partij, die hoewel niets menschelyks hem vreemd is en menschelijke zwakheden en gebreken ook hem aankleven, nochtans van de schouderen en opwaarts grooter is dan al zijne volgelingen. Zoo heft de veldheer zijn banier om hoog en in volle vrijheid volgt hem een steeds grooter wordende schare: „één van zin en één van streven". Zulk een eminenten leider bezat onze partij weleer in Mr Guillaume GroeD van Prinsterer. Hij was het, die in de duffe periode, waarin „braafheid en deugd", de woor den van den dag «varen en,gematigdheid, schijn en oppervlakkigheidhet wezen van den tijd aangaven nadat Bilderdijk en Da Costa reeds waren voorgegaan ontrolde de banier des Kruises. Hij was het, die in den strijd der begin selen, die Europa en Nederland verdeelen, een keuze had gedaan en die aan begin selen zijn leven wijdde, om heel het Christelijk volksdeel op te roepen om te getuigen van Zijn Koning. Hij was het die al schold de tegenstander hem „veld heer zonder legeren al lieten zijn vrien den hem in den steek niet versaagde om leden te Sas van Gent en Philippine heb ben bekleed. Ook uit de jeugd van de Heide is weinig tot ons gekomen. Het meest voor de hand ligt aan te nemen, dat hij Latijn en Grieksch heeft geleeid bij den toenma ligen predikant in zijn geboorteplaats, ds. Johs Lefehure, die van 1645 tot 1667 aldaar in dienst was. Na zijne voorbe reidende medische stadiën gevolgd te hebben bij zijn aanverwant Corns de Heide chirurzijn bij het veldleger te Philippine, genoot hy ook nog het onderwijs van een Middelqurgschen chirurgijn. Op 21 -jarigen leeftijd werd hij in 1667, als student ingeschreven aan de Leidsche Hoogeschool, alwaar hij reeds den 1 Nov. van het volgend jaar, zijne promotie deed op 26 stellingen over de kanker. Wijl de Heide, naar de gewoonte dier dagen, bij zijne promotie, geen vader of moeder heeft opgegeven, moeten wij aannemen dat hij toen ouderloos was. Middelburg had, tengevolge van den oorlog met Frankrijk, door aankoop van groote landerijen en wisselvallige geld- uitzettingen, wel tamelijk veel schulden, maar het wemelde daarentegen van rijke kooplui en gulle zeevarenden. Het was dus voor een jong, ambitieus geneesheer wel eene plaats om zich neder te zetten, waaraan de Heide dan ook gevolg gaf. Yan zijn Middelburgsch leven is verder niet veel bekend, dan dat hij kiezer, dus een geacht man, moet zyn geweest en veel practijk heeft gehad. Dit laatste weten wij van een neef van onzen doctor, een zekeren Christïaan d' Heide, tinnegieter te Amsterdam, die aan den,ook reeds bekenden schry ver Pieter de la Hue, verscheidene eigenaardigheden van het karakter zijns neefs heeft meegedeeld. Volgens dezen was hij een werkzaam, al ten allen tijde op te komen voor de ordinantiën Gods op alle terein des levens Hij was het, die onder ons volk vormde een kern van mannen, die hadden leeren verstaan, dat de ware vrijheid alleen wordt gevonden aan den voet van Golgo tha's Kruis. Hij was het, die door de leuze „In ons isolement, of wilt ge liever een Hollandsch woord, in onze zelfstandigheid, in onze beginselvastheid ligt onze kracht", aan te heffen, 'zijne volgelingen waar schuwde tegen verflauwing der grenzen. Groen's arbeid was met tevergeefsch. „Een beroerder van ideeën als hij zoo schreef Prof. v. d. Ylugt in 1897 moest geestverwanten en tegenstanders nopen tot het volgen van zijn voor beeld". Zoo mocht Groen onze partij zien opkomen, al bleef de kern lange jaren zeer kleinen werd de stichter der partij ook nog het voorrecht geschon ken zelf zijn opvolger aan te wijzen, waar hij schreef: „Leider van het volk dat mij liefheeft, was en is Dr. Kuyper, uu en na mij, niet bij aanstelling, maar jure suo." Dr. Kuyper is sedert jaren de leider onzer partij. Bij is de man, op wiens schouder Groen's mantel is neergeval len. Hij mocht onze partij organiseeren en leiden. En de snelle groei der partij ligt naar de uitspraak van prof. Buys „vooral hierin, dat Kuyper het chris telijk-historisch A. B. C. van het Ne- deilandsch Staatsrecht, ten dienste van den godvruchtigen werkman en dag- looner, van vader en moeder gepopula riseerd heeft." Dr. Kuyper heeft onze partij aange voerd in den strijd tegen de Vrijzinnig heid en mocht een en ander maal onze divisiën ter overwinning leiden. Bij heeft de Vrijzinnige burcht ondergraven en bij de omgevallen sterkten mag al moet nimmer worden vergeten, hoe veel mannen als Keuchenius, Mackay, Savornin Lohman, Dr. Schaepman e. a. ook hiertoe hebben bijgedragen Dr. Kuyper's naam genoemd. te ernstig man, godsdienstig, tot dwepens toe, een opmerker en vitter, kortom een alles behalve beminnelijk mensch. Wij weten verder, dat hij er een laboratorium op na hield en leerlingen opleidde. Uit het Hervormd trouwregister te Amsterdam blijkt dat de Heide in Maart 1680 in onder trouw is opgenomen en den 9 April aldaar is gehuwd. Het extract uit dit trouwregis ter luidt: „Den 8 Maeit 1680, compareerde als voren Antonius de Heyden, van Mid- delburgh, ouders doot, geassisteert met Johannes Jansonius a Waesberge de Jonge en Margareta k Waesberge, van Amster dam, out 30 jaeren, op het water geassis teert met haer moeder Elisabet Jansonius. Versoeckende haer drie Sondaeghse uyt- roepinge, enz.". Van het verder verloop van zijn huwelijk is almede niets bekend, maar zoo de vrouw haar echtgenoot heeft overleefd, zullen hare laatste huwelijks jaren verre van rooskleurig zijn geweest, want onze de heide werd in den loop der jaren een melancholicus en fanaticus. In de 17e eeuw, wij weten het, was Nederland ten prooi aan godsdienstige twisten. De kalme rust, die de Hervor mers van de 16e eeuw zich hadden voor gesteld, bleef uit en veranderde, wel niet bij allen, maar toch bij /elen, in onrust. Zelden sloot men zich aan bij hen, die het leven meer van optimistische zijde be schouwden,maar daarentegen des te meer bij de zwaarmoedigen.In dien tijd maakte dan ook veel opgang eene godsdienstige, mystieke, lijdelijke secte, die de dogma's volgde van dengenoeg bekenden De Labadie, van Poiret, en van zekere vrouw Antoinette Bourignon. Het was eveneens de val van den, door zijne microscopische onderzoekingen, wereldberoemden en bekenden Swammer- dam. Deze moest als melancholicus, zijn Moet heel Nederland trotsch zijn een man van wetenschap als Dr. Kuyper te bezitten, wij achten Dr. Kuyper hoog om zijn innige godsvrucht en wij zijn hem dankbaar voor onze partij. Dr Kuy per is de leider der partij. En dat niet zoo, dat we maar alles goed noemen, wat hy doet. Neen, ganschelijk niet. We zijn niet tot marionetten gesneden, maar tot zelfdenkende mannen opge voed.. Nog altijd moet de proef v orden genomen, of ze ons aan een touwtje kunnen laten dansen. Dr. Kuyper is een mensch en bezit menschelijke gebreken Onomwonden schreef Prof. Woltjer dan ook in 1907, dat „te veel goed vertrouwen meer zijn zwak (is) dan te weinig" en dat hij, toeschietelijk als hij is, somtijds de voor zichtigheid uit het oog verliest" Die gebreken meten we echter niet uit, maar bedekken we gaarne met den mantel der liefde. Pat de band, waarmee wij zoo innig aan dr. Kuyper zijn verknocht, zoo hecht is, dat vindt zijn oorzaak in de eenheid van beginsel tusschen hem en ons. Wat in ons eigen gemoed leefde, in ons hart en onze overtuiging omging, daarvoor streed hij en dat kon hij doen, omdat zijn leven ons leven was en éen ademtocht der ziele ons saam gemeen is. Voor dien eminenten leider hebben wij 't opgenomen toen hij door mr. Tideman beschuldigd, door de gansche vrijzinnige pers gehoond, door vrijzin nige verkiezingssprekers gelasterd, door Troelstra dood verklaard werd. En wij doen dit nog. En zouden 't ook nog doen, ook al was er geen Eereraad ge weest, om hem in eere te herstellen. Dr. Kuyper heeft erkend in de rid derorde-quaestie onvoorzichtig te hebben gehandeldhij heeft het boetekleed aan getrokken hij heeft er bij verklaard in niets te hebben gehandeld tegen zijn geweten. De Eereraad heeft alle be schuldiging van corruptie van hem ge weerd. Nu de vrijzinnige en socialistische pers blyft voortgaan hem te vervolgen, be- geliefd Amsterdam verlaten en was in de laatste tien jaren zijns levens totaal onge schikt om wetenschappelijk te werken en te denken. En ditzelfde lot trof den eens zoo werk- zamen de Heide. Ook hij liet zich door de genoemde leerstellingen medesleepen en gepaard naet zijne neiging tot onderzoek en denken, werd hij langzamerhand een melancholisch lijder en verdiepte hij zich in vraagstukken,die voor niemand te door gronden zijn en helaas velen op 'n dwaal spoor brengen. Zooals vaak den medicus gebeurt, die op zulke droevige wegen geleid wordt, zag ook onze doctor zijn medisch leven aan voor eene aaneenschakeling van zondige daden. Zijn twijfel aan de deugd van medicijnen eD aan eene genoegzame ken nis der ziekten had hem den weg gebaand tot die ongelukkige dwaling. Hij begon zijn praktijk te verwaarloo- zen en het sprak van zelf, dat het publiek ook hem ontweek, zoodat zyne clientèle weldra niets meer beteekende.Toen is hij, zooals dit meermalen gaat, al meer en meer vervallen in een toestand van onte vredenheid met zich zelven.Een gestadige achteruitgang volgde op dezen diep treu- rigen toestand, en de eens zoo geachte man stierf verlaten en vergeten. En laat ons nu eindelijk hooren, wat de door ons meer aangehaalde schrij ver de la Rue, een stadgenoot van de Heide, over den gemoedstoestand van onzen grooten denker zegt. „Anthonius de Heide, geboortig van Philippine in Vlaanderen (zooals ik ge hoord hebbe, in 't jaer 1733 van Sr. Cor nells de Heide Tinnegieter 't Amsteldam, zijn neeve) was een schrander natuur kundige, in zijn tijd vermaard en geluk kig geneesheer, en daarby een zeer gods- hooren wij allen te vaster ons rondom den leider te scharen, en wij zullen 't doen ook. De Tsaritsa. De Czaar en de Tsaritsa zyn thans de gasten van den Groothertog van Hessen (hun zwager en broeder) op het oude kasteel Priadberg in 't vreedzameTaunus- gebied, in de Wetterau, het geboorteland der Tsaiitsa, het land met de herinnerin gen aan haar gelukkige kinderjaren, toen zij nog prinses Alix van Hessen, niet de Tsaritsa Alexandra Feodorowna was. Hoe anders moet dat alles haar toeschijnen nu zij na lange jaren weder in de omge ving van vroeger terugkeert, 'n omgeving waaruit zij aarzelend en angstig vertrok om de Russische keizers kroon te dragen, die voor haar een kroon der smarte wor den zou. Toen was de macht van het Tsarendom nog niet gebroken, en zeker heeft prinses Alix toen niet vermoed, niet voorzien, wat haar in het groote Rusland zou ten deel vallen, evenmin als haar zuster Ella, die, naar haar moeder aan koningin Victoria schreef, zoo zeer op haar geleek, naar Rusland was gegaan,om met grootvorst Sergius in het huwelijk te tredenmet Sergius, die door een anar- chistischen aanslag om het leven kwam, die door een dynamietbom in bloedige, onherkenbare stukken werd gereten. Deze zuster is thans non geworden, en leeft ver van de wereld in een klooster. Het Handelsblad herinnert aan de gul den dagen harer jeugd, die zoo scherp con- trasteeren met haar vreugdeloos bestaan van thans. „Waar is de gouden vrijheid van vroeger, toen zij nog geen kroon droeg, toen zij een onbekende, kleine prinses was Zij had toen maar twee mark zak geld in de weekdat wil zeggen, nadat zij kerkelijk aangenomen wasvoor dien tijd maar vijftig pfennige. En zij moest toen hard werken, veel studeeren, teeke nen, schilderen, koken en huishouden, muziek, talen, litteratuur... dienstig man." „Maer op 't laetst van zijn leven neigde hij 'te zeer naar de gronden van Antonette de Bourignon en P. Poirethierdoor ver viel hij tot die dweperij, dat hij zyn beroep liet varen. Naar reden gevraagd, antwoordde hy, dat hij in gemoede de artsenij niet beoefenen kon, vermits hij dan een logenaer, dief en moordenaer moest zijn logenaer den sieken iets voor spellende, dat dikwyls missen kan dief in de groote overwinst der medicamenten en moordenaar, in 't voorschrijven van middelen wier kragt niet genoeg be kend is." „Men antwoordde bem, ter oplossing dier swaerighedenle voorzeg den sie ken niets; 2e schrijf voor een gulden een schelling en 8e bedien u alleen van bekende droge kruiden of daeglijksche geneesmiddelen. Dog 't mogt niet helpen't ging soo- verre met hem, dat hy (oordeelende dat een Christen, sonder onderscheid, ook't geringste werk moest dienen) een vloer dweilde en de vaten waschte". „Zoo ongelukkig redeneerde die man in dat opzigt, die anderssins van een schranderen geest was, waarvan nog ge tuigen konnen deze zijne gedrukte wer ken". En dan somt de la Rue zijn groot aantal medische werken op, voor on - an minder belang. In welk jaar hij is gestorven is onbe kend. In de doodsregisters van 1686— 1727 te Middelburg komt hij niet voor, waarom het waarschijnlijk is dat hij zich metterwoon naar Amsterdam heeft begeven, waar zijne familie, zoowel als die syner vrouw zich reeds bevonden. Waarschijnlijk is hij echter tusschen 1690 en 1696 overleden. O

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1910 | | pagina 1